Historisch Archief 1877-1940
v,
:*»/
200 JUIST VERSCHEHEH
Schilderkunst
Internationale litteratuur
Jo van Ammerfl-Kttller: Prlnv In
cognito (J. M* Monlenhott, A'dam)
ET boek is al in vier talen
vertaald en dit spreekt boekdeelen".
Een van vele boekdeelen. Op deze
wijze zijn wij, Hollanders, inderdaad
opgenomen in de algemeene,
Europeesche strooming, al worden wij, waar
schijnlijk, in de achting dier andere vol
ken, daarvan niet venter en kunnen wij
alleen hopen, dat de schrijfster er ten
minste eenige zij bij spint. Zij verdient
het ongetwijfeld, want wat dien vreemden
geboden wordt is zuiver internationale
i istnijverheid in een belangwekkend
tnheemsch omslagje. Zou mevr. J. van
Ammers zelve haar boek realisme noe
men, een roman de moeurs, Hollandsche
middenstandsschildering? Het is werke
lijk niet onmogelijk, en dat zóó voor
haar die Hollandsche hoogere midden
stand van fabrikanten er uitziet, zoo erg
naar het grof karikaturale toe. Allen zijn
karikaturen in dit boek. De onmogelijke
dichter, de statige, domme femme de
lettres, de vriendinnen. Friedel, het
slovige, aanhankelijke dichtersvrouwtje,
de dokter en het geheele Monte-Virginia
sanatorium. Maar de schrijfster zal
misschien zeggen, dat zij inderdaad zoo
zich voordoen en hier nauwelijks iets
overdreven is. Dat is dan haar waarheid,
die vooral iets aangaande mevrouw Van
Ammers zelve teert.
Er was een tijd, dat Jo van Ammers
wereld en menschen anders zag. In haar
boeken Maskerade", maar vooral in
De Tempel der Vreugde" waren de
menschen anders, vollediger en bovenal
inniger, met meer hart gezien. Het
karikaturale, dat er toen ook al was,
maakte deel uit van de totaalvisie, die
met veel meer aandacht en belangstel
ling den heelen mensch omvatte en voor
ons, lezers, begrijpelijk maakte. Sedert
'heeft Jo van Ammers vele boeken ge
schreven. Zij heeft de menschen nu blijk
baar volkomen door", zoodat aandacht
en belangstelling verdwenen en er
' niet veel anders overbleef dan die hate
lijke kijk op de menschenwereld, die
het alles wel wat te zeer vereenvoudigt
en.... niet heel duur is. Zoo schreef zij
haar latere verhalen, die al meer droog
en hol klonken, ofschoon zij in techniek
eerder toenamen.
Nu is er misschien zelfs heetemaal
geen kijk" meer en schrijft zij uit
vroegere, thans zielloos geworden erva
ringen, en uit routine. Een boek als dit,
doet .althans zoo denken. De egoïste
dichter-leeraar heeft mogelijk zeer in.de'
verte een model gehad, maar zooals
mevrouw Van Ammers hem nu maakt,
. is hij een klassieke pop uit een
wassenbeeldehspel. De pretentieuse, talentlooze
dame-schrijfster is een figuur, die men
onder verschillende namen in vele harer
. . verhalen kan tegenkomen: de.stupide
bourgeoisie, de ijdele, leege precïeuse.
Wat, de dames-vriendinnen betreft,
mevrouw Van Ammers had immer een
fijn onderscheidend oor voor de hatelijke
relaties van vrouwen onder elkander,
en.zij meet 'dit, haar talent, hier, breeduit.
Te breed ongetwijfeld. Haar vrouwen
worden niets dan addertongen en etalage
poppen, niet onamusant voor een
oogenblik, maar tenslotte zonder iets
menschelijks meer. Waarom gaat de schrijfster
toch zoo tegen hen te keer? En tegen de
. mannen eigenlijk al evenzoo, waar tij ?
hen te pakken kan krijgen. Ik vrees, dat
zij deze zienswijze van zichzelf wereld
wijsheiden mensthenkennis zal noemen.
Tenzij zelf s dat haar niet schelen kan
en zij enkel zulke verhalen schrijft ter
wille van de Eüropeesche markt. Een
mensch moet immers leven en men kan'
erkennen, dat zij haar, artikel heel handig
in elkaar zet, met felle kleurcontrasten
en schrijnende' tegenstellingen. Maar
waar het inderdaad om zekere levende
psychologie zou gaan, in de verhou
dingen van die beide dichteraanbidsters,
is zij er niet uitgekomen en laat zij ons in
den steek. Waarschijnlijk ging ook dit
haar niet voldoende aan en interesseerde
haar toch vooral Mizzi, de intrigante, als
voorwerp van haar haat. Maar toen werd
dit ook weer een panopticumpop. Zou
Jo van Ammers inderdaad het ver
mogen verloren hebben iets levends te
scheppen en voorgoed zijn ondergaan
in de meer lucratieve kunstnijverheid?
FRANS COBNBN
Vertalen en vertalers
HET heeft natuurlijk zijn nut syste
matisch na te gaan of de
Nederlandsche teksten, welke ons voorgelegd
worden, behoorlijk van taal zijn en of
zij de bedoelingen en het accent van
den oorspronkelijken schrijver
eenigermate weergeven. Wanneer wij bij dat
onderzoek dikwerf op pijnlijke tekort
komingen stuiten, eischt echter de
rechtvaardigheid, dat wij tegelijkertijd
naar de oorzaken daarvan.zoeken. We
gaan uit van het onloochenbare feit, dat
net meerendeel der vertalingen, welke
in Holland .op de markt komen, niet aan
redelijke philologische, stylistische en
litteraire eischen voldoet. Dat komt
omdat deze vertalingen niet gemaakt
worden door schrijvers, die een talent
daartoe bezitten, maar door toevallige
liefhebbers, die het wel eens aardig
vinden, hun vrijen tijd nuttig beste
dende, een extra centje te verdienen.
Er zijn veel -vage dames bij; ook
gepensionneerden voelen zich sterk tot
het vertalen aangetrokken en evenzeer
ambtenaren wier levenskracht niet ge
heel door de ambtelijkheid in beslag
genomen wordt. Met andere woorden:
op het gsbied der vertaling viert beun
hazerij hoogtij. De ergerlijkste staaltjes
kan ik aanhalen en ik.herinner hier aan
Neumann's Nieuwe Caesar", dat door
den een of anderen onbevoegde grondig
verknoeid Is.
Het is een feit, dat de werkelijk uit
stekende vertalingen uit handen van
ervaren schrijvers komen. Du Perron
heeft een zoo ongeloofelijk moeilijk boek
als La Condition Humaine" van
Jlblraux scherp en precies vertaald en zijn
vertalingen van ? Larbaud ' zijn ware
meesterstukjes'. Marsman heef t «zich aan
Oide gewijd; Slauerhoff aan Quzman,
Vestdijk maakte een buitengewoon
levende vertaling van Brehm's Apls
und Este"; Bloem vertaalde uitnemend
Dickens en Mary Webb, Premsela
leverde werk dat aan een ieder ten
voorbeeld gesteld 'kan worden, Nico
Rost is een ernstig werkman, met kennis,
smaak en zorg. Ik kan dit lijstje nog
zeer ver voortzetten. Het , spreekt
.trouwens van zelf, dat ervaren schrijvers
die weten wat een tekst is en hoe hij
tot stand komt. de nlge werkelijk
goede vertalers kunnen zijn.
Waarom verkiezen dan zoovele uit
gevers stelselmatig de gepsnsionneerdén
en de dames met vrijen tijd? Zouden
juist in dezen tijd vele geestelijke ar
beiders zich niet gelukkig achten met
.eenige bijverdiensten uit vertaalwerk
verkregen? Ongetwijfeld. Het is, zeer
zeker thans, een klein kunstje om voor
ieder boek dat men uitgeeft een letter
kundigen vertaler te vinden, die door
zijn verwantschap met den
oorspronkekelijken auteur de aangewezen man is
om het in het Nederlandsch over te
brengen. Maar dan 'zouden de heeren
uitgevers eindelijk moeten gaan inzien,
dat een met zorg en conscientie gemaakt
stuk arbeid ook zijn geld waard is. De
honoraria, welke zelfs, groote uitgevers
hun vertalers durven bieden, zijn in
n woord ongeloofelijk. Ze zijn zóó
laag, dat men er eenvoudig geen be
hoorlijk werk voor kan 'en mag eischen.
En de meeste vertalingen, welke ik
onder het oog gekregen heb, hoe
slecht ook, zijn nog vél te goed voor
het geld dat er voor betaald wordt.
Naast mij ligt een brief van een uitgever,
die voor net vertalen van een vel
druks (16 pagina's, flink formaat en
compacten druk) zes gulden bood. Dit
kan men eigenlijk geen honorarium meer
noemen, net is niet meer dan een
tegemoetkoming in de kosten van papier
en schrijfbehoeften.
Het ergerlijkste in zulke aangelegen
heden is het volmaakte gebrek aan
eerbied voor letterkundig werk bij
menschen, die er van leven. Een
buitenlandsch auteur valt door bemiddeling
van een bureau in de handen van een
of anderen Hollandschen uitgever waar
hij niets van af weet. En die laat dan,
met de gemoedsrust der onhoozelen,
zijn tekst, zijn werk waar hij misschien
jaren van zijn leven aan gewijd heeft,
verhaspelen door de een of andere on
bevoegde en gewetenlooze knoeier of
knoeister, die men daar niet eens over
hard mag vallen, gezien het loon. En
m de onschuld huns harten vinden die
uitgevers bovendien nog niets oneer
baars in dit bedrijf!
Het wordt dus tijd hun dit aan het
verstand te brengen: Wie de geestes
arbeid van een vreemdeling, die zich
argeloos overlevert, mismaakt, ver
knoeit, verraadt, maakt zich aan een
onfatsoenlijke daad schuldig.
Er is voor dit geval imar n oplos
sing: bultenlandsche teksten moeten
ter vertaling toevertrouwd worden aan
Nederlandsche schrijvers, die getoond
hebben, het spsciale vak dat vertalen
is te verstaan en die zich met den oor
spronkelijken schrijver verwant ge-r
voelen. Om dit te bereiken moeten de
uitgevers eindelijk ophouden met hun
vertalers minder uurloon uit te keeren
dan hun loopjongens, hun werkvrouwen
en hun schoorsteenvegers. .
Zeer waarschijnlijk krijg ik nu weer
een briefje van den een of anderen
uitgever, dat hij wél goed betaalt en
daardoor ook goede vertalers heeft. Ik
weet het heel goed: er zijn er goddank
nog enkelen, die hun heerlijk vak hoog
houden, maar zij veranderen niets aan
den algemeenen toestand.
Verder stel ik er prijs op mede te
deelen, dat mijn veelvuldige bezigheden
mij niet toe laten vertaalwerk voor
uitgevers aan te nemen l .
Men kan niet duidelijk genoeg zijn,
omdat er altijd lieden zijn die gaarne
misverstand-wekken l J. GRESHOFP
Bibliografie
Nederlandsche boeken
G. H. *? Gravensande: Sprekende
schrijver* (J. M. Ateulenhotr, Am
sterdam)
OEN bundel goed geschreven
inter*-* views met Nederlandsche schrijvers
en dichters: Van der Leeuw, Hopman,
Gossaert, Bloem, Greshoff, Van
Genderen Stort, Coster, Van Oudshoorn, Van
Vriesland, Ter Braak, Vestdijk, Delen,
Elsschot, Roelants en Walschap. Bijna
voortdurend zijn de schrijvers zelf aan
het woord gelaten en het is prettig aldus
op persoonlijker, bijna hadden wij ge
zegd huiselijker wijze met hen kennis te
maken dan in hun werken. Ons bezwaar
tegen dezen bundel is dat de meeste
dezer vraaggesprekken tien jaar oud zijn,
waardoor zij een meer historische dan
actueele beteekenis hebben?me n kan er
uit leeren hoe snel wij leven, ook in de
literatuur en dat er zooveel namen
ontbreken. Waarom geen woord van
Du Perron, Marsman, Nijhoff, Slauer
hoff, Bordewijk, de heele oude en Nieuwe
Gemeenschap j'en passéet des
meilleurs? Of komen die in een tweeden bun
del aan de orde?
Het licht der werrld (Blgot k Tan
Roasum, Amsterdam)
DEN bundeltje Kerstliederen,
ver*-*'. zameld door Corrie Jacobs en Tony
de Ridder, geheel op steen geteekend
door Clara van Mesdag en in kleuren
gedrukt voor drie kwartjes. Men
zegge niet dat het Nederlandsche boek
niet goedkoop is l
In het bundeltje rijn oude liederen
zooals het ontroerende:
Die het. alles heeft geschapen,
En gekleed al wat er leeft,
Lelt hier naakt van kou en beeft.
Voor wien dat des hemels geesten
Staan en beven met ootmoed,
Leit her in 't midden van de
beesten.
Ziet wat dat de liefde doet)
afgewisseld met hedendaagsche poëzie,
zooals van Tony de R.dder:
O laat mijn hart de kribbe zijn '
In 's levens donk'ren stal,
Dat daar mijn ziel het blijde lied
Der vreugde zingen zal.
Een combinatie van twijfelachtigen
smaak. Bij een herdruk graag meer
middeleeuwen en minder Tony de'
Ridder.
*
O. N. Bitter-Landré: De 5 «n de
misdaad (Kuld-Hollandache
Ultg.BlIJ., Den Haag)
\17AAROM zou men een boek andere
W maatstaven aanleggen dan die
waarom het zelf vraagt? De uitgever,
die mevrouw Ritter's boek met veel
ophef aankondigt als een meesterwerk,
getuigend van ten .bijzonder fijnen hu
mor en wat dies meer zij, doet de schrijf
ster onrecht en stelt den lezer teleur.
De 5 en de misdaad" is een geslaagd
ontspanningsboek, knap in elkaar gezet,
vlot verteld zonder pretenties en van
een gezonde grappigheid die niet altijd
even fijn is maar alevel echt Hollandsch.
Er worden jaarlijks stapsls boeken van
minder gehalte vertaald, en een- oor
spronkelijk boek als dit voorziet dus
in een behoefte.
Bij oen opoa van Frans E,
Hij was niet een der voórnaamsten,
hij kwam niet op den voorgrond,
maar hij behoorde toch wel zeer
er bij, bij de Bewegihg-van-Tachtig.
Dat hij Katholiek was, speelde aanvan
kelijk geen rol, zoomin als bij Van
Deyssel. Maar hij was, mede onder de
eersten, gegrepen door den nieuwen
hartstochtelijken drang der zinnen, die
het gansche leven voor dit geslacht .in
een lichtenden brand zette. En zijn
Dansen en Rythmen", volkomen im
pressionistisch, was van die geweldig
ondergane levensvisie het teeken. In
verloop van tijd, toen de bezinning
kwam na den zihnenbrand, viel hij van
zelf terug op zijn Katholicisme, dat hij
nu als bron en basis voor kunst en
leven beide begon te onderkennen.
rens
Vandaar zijn vertalingen van de
Imitatio en August in us' Belijdenissen. Toen
was hij al van de zuivere litteratuur
verwijderd, waarin hij nooit groot, maar
wel heel fijn, heel voornaam, heer innig
werk heeft geleverd (De Pastoor van
Schaesheuve), Berbke), Allengs meer
neigde.hij naar het critische, beschou
wende, zelfs beschouwelijke (?Litteraire
Wandelingen")', waarin hij volmaakt
onbevangen en kinderlijk direct tegen
over zijn objecten, litteraire en andere,
kwam te staan. Hij bleef een «enting
terzij van den grooten stroom, ver
vreemd van de wereld als de Tachtigers
allen, maar in zijn individualisme onge
loofelijk zuiver; Een Mensch en een
Kunstenaar.
F. C
v.
Evck
an van rvyck tot B
CONRAD KICKBRT
reu
kel
Tentoonstelling van VUuunMhe
knn*t te F*rIJ«, Miwée de
l'Orangerle
EEN tegengif een
hemelsche fcegengave voor de
Italianen.
Het volk van Frankrijk behoort tot
drie rassen. De kern zijn keltisohe
Galliërs mtf.ztfn weinig beeldende
kunstenaren hieruit bekend. De ge
ringe Roirieinsche en niet geringe
Moorsche veroveringen gaven aan
het Zuiden een cole d'Avignon (maar
waren daar geen Vlamen aan 't werk?),
een classisistischen Ingres, een
Daumier, een Cézanne. De heele noorder
helft is bevolkt door germaansche
stammen, Franken, Noormannen. En
schier al wat groot is uit de kunst
geschiedenis van Frankrijk komt uit
dat noorden: de geheele Gothiek
met Fouquet, de geheele Renaissance
met Clouet, Corneille de Lyon (uifc den
Haagi); Dumesnil, Ie Nain, Poussln,
Claude Lorrain, tot Watteau. En
later Corot, Delacroiz, Courbet. En
nu Mattisse (Mathijsen), Segonzac,
Grotnaire.
Maar zooals de laat-gothiek van
Vlaanderen en Holland reeds beïn
vloed werd door het etruskische
Florence en 't Latijnsche Rome, zoo
heeft steeds de Fransche kunst, tot
heden toe, gekeken en te veel
gekeken naar Italianen en Span
jaarden.
De overweldigende Italiaansche ten
toonstelling dit voorjaar dreigde
opnieuw den waren Frankenaard in de
schildersgeesten te beknellen (op de
huidige Salon d'Automne zijn tal
van quasi-classisistsche doeken); deze
Vlamen-inval bouwt een borstwering
niet van geweldigheid maar van
machtige diep-innigheid.
MQn eerste, onbillijk gezegde, toen
ik van de prachtige, machtige,
heerHjke, grootsche Italianen kwam was:
Oef, wat is Bèmbrandt een groot
genie....
En natuurlijk, bij her-zien, zeg je
zoo iets niet twee keer, na Pollajuolo,
Mecello, Piero della Franscesca, na
Tintoretto, Tiziano, Raphael. Maar
uit deze hemelsche sfeer van toe
wijding, deze zachte strafheid, deze
diepte van aandacht, deze krachten
van binnen uit, deze teederheid in
onverbiddelijker! stijl, uit deze, ver
boven onze arme hoofden, godsdiensti
ge, kunst komend, komt een deemoe
dig, in de kunst vergeten, woord op:
amen.
't hout van 't eigen land gehakt,
zooveel nader voelen wy, uit 't
Noorden, ons bij hen dan bij 't ivoren
marmer of 't zonnige brons van
Verrochio of Donatello?
Of de wijdsche wand-tapeten, waar
de kleuren hunner schilderijen ver
helderd wederkeeren en de plastieken
hunner beelden even straf en strak,
even teeder en rythmisch geteekend
PAG. ? DE GROENE Ne. 3094
TTAN wie zal ik den lof tuiten ? Van
v Van Eyck den volmaakte? Den
eerste, die meteen de laatste was?
Waar niets meer boven is gekomen?
Van Rogier den diepe? Die, ? een
kantige hoeksteen, n scherp drama,
een even wijdsche teederheid had als
een matelooze ondoorgrondelijkheid?
Van Memlinc den zachte, die in zijn
portretten ineens zoo zacht niét meer
was, van Van der Goes, den teederê,
wiens snaren te strak gespannen waren
en knapten tot een waanzin, die in
zijn laatste werk zelfs niet te ver
moeden valt? Van Gerard David of
Dirk Boute, van Quinten Matsys,
die geen gothieker meer was en nog
geen renaissancist kon worden ? Of
den lof bazuinen van een Jeroen
Bosch, die een veel grooter phantast
was dan de phantastisch machtige,
straffe realist Brueghel? Of de houten
beelden beschrijven aanbidden
Zou zelfs een ongeloovige kunnen
zeggen zoo ontzettend kijkt een
Ohristuskop, zoo verheven zweven
twee engelen, .zoo machtig staat een
heilige pelgrim, zoo zwaar zijn de
golven van plooien om de lijven in
De kleur hunner schilderijen en de
plastiek hunner beelden in hun schil
derijen.
Ik heb nooit kunnen uitmaken wat,
in onze kunst, 't allerbelangrijkste is,
de kleur, of de plastiek. De kleur is
het aandoenlijke, de teekening?teeke
nen zegt: vormen scheppen, is: een
beeldhouwer zijn op 't platte vlak
Maar waar kleur en plastiek zoo hoog
en zoo volmaakt samengaan als bij
deze reuzen uit het noorden, daar
wordt een schoonheid geschapen van
het volmaakte Evenwicht.
Ik denk aan de twee levensgroote
portretten va Van Eyck waar de
stille rooden deinen en golven, aan
't kijkend, kijkend portret van zijn
vrouw, de kap wit, maar een ivoor
wit vol wonderen, het lijf rood, het
fond blauw (Vermoed ik, zoo ondoor
grondelijk diep). Haast niets anders:
rood, wit en blauw, de oude kleuren
combinatie, die bij allen (Van der
Goes, Bosch vooral) weerkeert, en die
tot den Vlaming Watteau doorwerkt.
Ik denk aan de nooit
doordringbare" smaragd-groenen van Rogier
van der Weijden, portretten enkel
van zwart wambuis tegen groen fond,
aan 't zwart, wit, rood van Memlinc's
Sibylle, aan de roode keurslijven
tegen groene gronden van anderen,
aan de vrooiyke rooden overal over
hun paneelen verspreid, aan de
onweetbare schakeeringen in hun, schijn
baar, strakke vlakken, hoe hun kleur,
in de diepten verdwijnend, hun plas
tieken kweekt.
Maar in hun plastiek de strafheid,
de vastheid van overtuiging, de stel
ligheid van hun zakelijke mededeeling
zoowel als de teederheid van hun
rythme, de golvende arabesken van
hun, nooit zich opdringende, con
touren ! ?
TN groote bewondering ligt een
verA wondering. De verwonderlijkste
werken waren (voor mij, want dit
is subjectief) naast de Van Eycks'
de piëta van Rogier uit' Brussel en
zijn gebeeldhouwde portretten. Eén
Méliaduse d'Este, de harde kop boven'
n zwart kleed met roode kraag,
staat tegen een ivoorblanken achter
grond (Metropolitan Museum, New
York); de beide slanke handen, op
elkander, vangen de compositie links
onder aan, het zwarte gewelf van de
haren rondt baar af.
De groote, blauw en witte Van der
Goes uit Brugge. Teederheid in klenr
met zwier van beweging.
De triptiek uit Lissabon: Verzoe
king van den heiligen Antonius, van
Jeroen Bosch van Aken. Niets
menschelijks is hem vreemd. De gruwe
lijkste hallucinaties en de teéderste
verbeeldingen. ?'?:..
En de groote, de almachtige Brue
ghel, die zijn menschelijkheid schrijft
en krijt met bijtenden ernst, die zoo
zacht teeder kan zijn in zijn teek
ningen, zoo bewogen en ruim in zijn
landschap.
Want dat zijn de Meesters, wien
niets vreemd is! Want boven schil
dersproblemen en boven kleur en boven
plastiek en boven alle middelen, rijst
hun geesteshouding, hun volledigheid,
hun allesomvattend groot menech-zijn.
Jon van Eyck: De H. Barbara (Museum /Antwerpen)
Leo Franssen
Tentoonstelling bij Esher Surrey,
.Den Haag . '
HET werk van Leo Fronsten
maakt ons. onmiddellijk gewis,
dat wU met een schilder te doen
hebben. Met een schilder J en wel met
een hevig, gul-schilderend
/impreswonist; met n, wien de sensatie van
het levende het eerste doel van zijn
werk ia. De spontanelteit is wat treft,
zoowel in de figuurstukken, als in de
stillevens, in het landschap en in het
stadsgezicht. Het tweede wat wij
erkennen in het werk van dezen
aankomenden schilder ia het gevoel voor
kleur, dat de vormen groot mj hem
modelleert, en dat de eigenaardig
heid vertoont in het rood (zie het
ne stilleven) een persoonlijke scha
keering te doen zien. Het spreekt
ten derde van zelf, dat deze heftige
ruimte rond zich moet voelen en
ruinitc moet geven en dat niet alleen
in het landschap maar ook in het stil
leven, waar. ge In de modelleerende
Ujnen evengóed dédrift erkent als
dat gevoel, ruimte te willen bezitten
in het werk. Ik geloof, dat ik zoo en in
kort heb aangegeven, waarom ik deze
eerste tentoonstelling, die ik van
Franssen zie, belangrijk vind, n het
een genoegen vind hem bij u in't
leiden. Er is hier tegenwoordigheid
en er is hier echtheid, toekomst.
Figuurstukken als dat van den Boer
en de Vrouw in het blauw bewezen
dit; het stadsgezicht .uit Roermond
met de bewogen lucht. bewijst dat;
het landschap met het geel vertoont
dat en dat andere met het opgerolde
vaandel!, de snel en schokkend ge
schilderde boomgroep enz. Er zijn op
deze tentoonstelling mindere en betere
werken natuurlijk l maar er is er geen
een, dat dood la of mat. En daar gaat
het om en steeds l PLASSCHABRT
PAG. 9 M GROENEN*. 30*