Historisch Archief 1877-1940
W
-LL-? l
4.1
TOEN EN NU
temmingen in 't begin onze/ jaartelling
DE Romeinsche keizertijd staat in kwaden
reuk bij hst nageslacht. Toen eenige
jaren geleden miss Macpherson, de be
faamde evangeliste, ongetwijfeld om de diepste
lagen van menschelijke boosheid te leeren
kennen, zich ondergedompeld had in het nacht
leven van Parijs, vatte zij naar ervaringen samen
in een uitbarsting: nog erger dan Rome! Zij
onderstelde dus van algemeene bekendheid
de wetenschap, dat het Italische Babel een poel
van zedeloosheid is geweest, onzedelijkheid
vooral in den verengden zin, die tegenwoordig
aan h.'t woord wordt gehocht, van geslachte
lijke losbandigheid. En daar iedereen weet
dat h t Romeinsche wereldrijk en de daarin
heerschende beschaving is ondergegaan", be
hoeft men zich niet al te zeer te verbazen over
de evenzeer wijdverbreide overtuiging dat Rome
aan zijn onzedelijkheid is bezweken. Toch zal
er nauwelijks een geschiedkundige aan te wijzen
zijn, met eigen kennis van de antieke over
levering,' die deze populaire meening deelt.
Deze weet immers dat hetgeen daarin over uit
spattingen wordt meegedeeld of gejammerd,
voornamelijk door satyrici en moralisten, in
zijn algemeene beteekenis mateloos overdreven
is, en grootendeels alleen betrekking heeft op
de kleine groep van rijke leegloopers in de
Rijkshoofdstad: het leven van een aantal
nictsnutters bepaalt het peil eener beschaving niet.
Wanneer wij het oog richten buiten de
rijkshoofdstad en op andere klassen der bevolking,
doet zich het aanzien van de wereld in het
begin onzer jaartelling anders aan ons voor.
Het gelukkig toeval der overlevering heeft ons
de beschikking gegeven, behalve over de
groote litteratuur, waaruit te allen tijde alleen
de levensopvattingen- der hoogere klassen te
kennen zijn, ook over een aantal documenten
uit hetalledaagsche leven; snippers van papyri,
die het droge zand in het niet regelmatig
bevloeide deel van, Egypte voor ons heeft
bewaard. Daaronder bevinden zich een' aantal
briefjes van eenvoudigen van geest: van een
marinier, die dienst genomen heeft op de vloot
in Italië, aan zijn vader; van een verloren
zoon aan zijn moeder; van een dorpsvrouwtje
aan haar man, die den kost moet verdienen
in 'Alexandrië; van een dochter.die zich eenzaam
voelt in de groote stad,, aan haar vader. Deze
krabbels zijn vaak ontroerend door hun simpele
menschelijkheid, en in staat niet alleen den
historicus te boeien. Maar wat hem en ieder
lezer moet treffen is vooral ook dit: deze
menschen zijn met hun dageUjksche gedachten
steeds bij de godheid. Zij schrijven niet: ,,ik
ben gelukkig gezond en wel aangekomen, maar:
,,ik dank den Heer dat ik goed ben overge
komen"; niet: ik denk dagelijks aan u,"
maar: dagelijks zend ik het gebed voor u op."
Men maakt niet gewag van eenig voornemen
of verwachten zonder de toevoeging: als God
het wil". Hoe talrijk zijn thans nog degenen
die aan ieder aangekondigd plan in een brief
de letters D. V. toevoegen? Zoo deden de een
voudige lieden die wij tut hun ontboezemingen
kennen in Egypte; er is weinig reden om te
onderstellen dat de geestelijke gesteldheid hun
ner standgenooten in de overige deelén van- het
Rijk van de hunne geheel onderscheiden was.
Niet in een wereld van ongeloof en losbandig
heid is het Christendom opgetreden en verbreid
geraakt/ maar te midden van een door en door
godsdienstige menigte. ,
Het bewind van den eersten monarch,
Augustus, heeft aan een groot deel van de
tijdgenooten, zoowel in Rome, den zetel van zijn
* m
M
OLS
Witte Curoqao S«e
Ch«rry Brandy
Aprlcot Brandy
Curacao Brandy
heerschappij, als in de onderhoorige gebieden
een levendig gevoel van ontspanning geschon
ken. De voorafgaande eeuw was er een geweest
van bijna onafgebroken oorlogen, van de
wreedste en verbitterdste die ooit worden
gevoerd, tussen in burgers van nzelfden staat.
Geen mensch, of hij deelnam aan den politieken
strijd of zLh afzijds hit ld, was zeker van zijn
leven, nog minder van zijn bezit. Wat gewonnen
was aan humaniteit dreigde verloren te gaan
met h'2t vertrouwen in orde en gerechtrheid;
men wanhoopte aan staat en menschheid.
In dezen nood doet zich Augustus voor als
een Redder. Hij wist, door de overwinning op
den machthebber in het Oosten, Antonius, in
31 vóór Chr. de eenheid van h"t Rijk te her
stellen, schiep orde in de ontredderde wereld
en, vooral, schonk haar vrede en rust. In tal
van besluiten van volksvergaderingen, ons vooral
uit Grieksche steden van Klein Aziëbewaard,
geeft men zijn vreugde te kennen over het
nieuwe bewind: Augustus wordt gevierd als
SÓtèr, Heiland; zijn geboortedag zal voort
aan de eerste dag zijn van het nieuwe jaar.
Is deze ingenomenheid met de monarchie wer
kelijk algemeen geweest? Heeft het aan
beginselvaste en moedige republikeinen geheel ontbro
ken? Zeker niet, maar?hun aantal is onderde
stadsplebs van de hoofdstad niet groot gewee'st.
Bij den eertijds machtigen adel, onder wiens
energiek bewind Rome de wereld aan zich
onderworpen had, heeft nog langen tijd het
verzet zich geopenbaard en nog langer de wrok
voortgeleefd. Maar de groote massa van het
volk m de hoofdstad, daarbuiten heeft het
burgerrecht weinig politieke beteekenis gehad
h?eft zich de ontneming van het kiesrecht
door de afschaffing der yolksvergadering, zoo
veel wij weten, onverschT.ig laten welgevallen.
Dit recht had voor hen reeds lang voornamelijk
slechts beteekenis gehad als een middel om zich
een aandeel te verzekeren in de voordeelen
der wereldexploitatie. Toen het bleek dat de
nieuwe regeerders in het minst niet geneigd
waren hen in het genot van deze, in den vorm
van verstrekking van levensmiddelen en
kostelooze toelating tot de zoo gretig genoten open
bare vermakelijkheden, te verkorten, moet het
verlies van de medezeggenschap op de
proletariërs der wereldstad weinig indruk gemaakt
hebben: het zelfgevoel van deze parasieten op
de staatsmacht kan niet krachtig zijn geweest.
TNDIEN Augustus' tijdgenooten dan berust
?'?hebben in het verlies van de politieke vrij
heid of zelfs verheugd waren over de terugge
keerde rust, hebben zij ook geen vrees
gekend voor afnemenden welstand, of verzwak
king der geestelijke beschaving?
Zelfs eenige eeuwen later, toen de algemeene
achteruitgang voor ieders oogen waarneem
baar was in de bouwvallen van ontvolkte steden,
heeft men zich met het zoeken naar een ver
klaring voor de inzinking in het economisch
leven niet of nauwelijks bezig gehouden,
voorzoover de bewaarde geschriften uit dien tijd
ons veroorloven daarover te oordeelen. Welk
verschil met den tegenwoordigen tijd, nu het
praten over de crisis" den omvang heeft
gekregen van de klachten over het weer l
Zelfs indien ooit in de Oude Wereld het econo
misch leven ?onderwerp- van studie geweest
ware, hetgeen 'zooals men weet. met het
geval is,?dan zou het toch van .de niks*
ingezetenen in het begin van onze jaartelling
te veel gevergd zijn, dat zij een instorting
moesten voorzien, die eerst ettelijke eeuwen
later zich op bijna alle levensgebied zou open
baren..
Een nkele uitlating van deze strekking, dat
elk geslacht minder is dan het vorige, beeft
niet de beteekenis van een ontluikend inzicht in
den naderenden ondergang. Er is geen-tijd
geweest waarin dit geloof niet is uitgesproken.
Het ontspruit aan de behoefte, den mensch
van alle eeuwen eigen, om zich een wereld voor
te stellen, schoóner en gelukkiger dan die zich
?in werkelijkheid openbaart, en deze dan ver
wezenlijkt te droomen hetzij in het hiernamaals
hetzij in het verleden. PROF. DB. H. BOLKESTBXX
PAG. 4 DE GROENE Ne. 3055
Journalistiek
WELK een gouden tijd moet dat
mysterieuae jaar O ztyn geweest. Ja, men zou
bijna tot de conclusie komen, dat hel
nimmer heeft bestaan. Want kan men zich thans
nog een tijd voorstellen, waarin niet welhaast
ieder des avonds met spanning naar de courant
uitzag? en waarin het nieuws zóó langzaam ziek
verbreidde, dat altijd geruchten eraan vooraf
gingen? En dan vooral: waarin geen journalisten
leefden? Een jaar, dat om het ontbreken van dit
alles en deze allen, die thans ons leven beheerschen,
nut recht den naam nul mag dragen.
Bestonden er geen journalisten in de Oudheid r
Ik heb onder dit beroep wel eens de werkzaamheid
gerekend van een man, dien ieder gymnasiast kent
en dien sommigen van hen ten onrechte veraf
schuwen: ik bedoel den Athener Xenophon.
Toen de Perzische prins Cyrua omstreeks 400
v. Chr. met een leger optrok tegen zijn broer,
den Perzischen kon. D g, om bem van zijn troon f
berooven, noodigde hij Xenophon uit met hem
mede te gaan. Waarom? Deze geestige man
beschikte over een wapen, dat ook toen al even
machtig werd geacht als het zwaard: een vlugge
en vaardige pen. Vanouds waren de koningen
van het Oosten gewend, dat krnoiekschrijverK
aun daden optcekenaen, hun nederlagen in over
winningen deden verkeeren, hun vijanden al*
schurken en nietswaardigen wisten uit te beelden.
Tot dit genre behoort ook al aan het Perzisch'!
hof?de man, die Haman onbewust in moeilijk
heden bracht, door in het dagboek van kouüu
Xences of Ahdsverus te vermelden, dat Mordechai,
Hamans vijand, eens den vorst het leven had
gered. Xenophon had een soortgelijke taak als dez»?
kroniekschrijvers; in Cyrus' gevolg den tocht
meemakend, moest hij 's prinsen glorieusen tocht
beschreven. Dat er geen couranten toen nog
bestonden, en de oorlogscorrespondentie dus tot
een boek werd vereenigd, doet aan zijn bekwaam
heid als journalist niets af. Evenmin, dat Cyrus'
glorie spoedig eindigde met zijn dood. Want
Xenophon moest nu alleen, als leider van een
troep Grieken, den barren terugtocht ondernemen.
En zijn journalistieke gaven komen eerst recht
uit in de beschrijving van de landen en volken.
die hij bezocht, en waarvan hij schetsjes gaf, zoo
aardig soms, dat zij als feuilletons in een dag- <>f
weekblad niet zouden misstaan.
Cyrus was trouwens niet de eenige, die zulk
een correspondent medenam. De Carthager
Hannibal had er minstens twee in zijn gevolg. Alexand r
in het jaar nul
t!»» Groote koos er een philosoof voor uit, die wat
?,waar op de hand was, maar over een uitstekenden
«?ijjl beschikte en over een uitnemende gave om
|;t't wonderbaarlijke in de daden van den koning
i-i het juiste licht te stellen. Toch zal niemand
?/ijn taak benijden, die weet, dat hij ten slotte.
rindat hij te kort schoot in eerbied voor den vorst,
i p ellendige wijze is gedood. Dat risico was in
rien tijd aan het beroep verbonden.
Dfs opvolgers van Alexander den Groote
overt oefden hem nog. Zij hadden, gelijk reed* vorsten
i it vroegeren tijd, hun hofpoëten, die de roemvolle
.uden van hen en hun verwanten te boek stelden
i en juweeltje van journalistiek in dichtvorm is de
l .'schry ving, die Theocritus geeft van een optocht
< uder de regeering van den koning van Egypte,
l tolemaeus II: vrouwen uit het volk laat hy als
l< indelende en sprekende personen optreden en
d tor haar visie maken wij de pracht van het feest
n;ode.
AAR, zult ge vragen, waar bUjft nu het jaar
nul? Ja, dat viel 44 jaar (doch omtrent de
j* istheid van dit getal moet ik reserves maken)
iv i den dood van den grooten Julius Caesar. En
d-ze, genie als hij-was, had zichzelf als journalist
jMliend en z|jn eigen Gedenkschriften uitgegeven
o ze hoogstens toevertrouwd aan een van zijn
>j ?neraals. Maar hij had ook iets anders gedaan,
dit van blijvenden invloed zou zijn: hij had
il- eerste staatscourant laten uitgeven. En deze
h-stond, zoo het jaar zelf bestaan heeft, ook in
1n»t jaar nul.
Hoe verbreidde het nieuws zich in Home? De
K -schiedschrijver Livius geeft er ergens een
prach»? .re beschrijving van: hoe na een verloren slag
«? rst een onbestemd gerucht de stad bereikt, en
d m enkelen, de ramp ontkomen, de droeve ttfding
i rolden. Wonderbaarlijke gebeurtenissen
speel«In daarbij een rol: na de overwinning btf Pydna
in 168 v. Chr. ontstond een gerucht erover in de
?? --ste rijen van den circus, toen het volk er spelen
I> «woonde. En later bleek dat dit gerucht zich had
v-rbreid, door goddelijke ingeving, op het uur
ij. r overwinning zelve. Zeker vindt het verhaal
zi.jii oorsprong in het ontbreken van snelle
bericht«u; want de Oudheid, vaardig in techniek, heeft
t<- h de telegraaf nooit gekend, en zich van seinen
v t ir het overbrengen van tydingen alleen in
w astige omstandigheden kunnen bedienen.
Xoo is het te verklaren, dat couranten in dien
til geen bestaan konden vinden: bet nieuws kwam
Boven: Strijd tussc/ien Romeinen en Barbaren.
Onder: Vermoedelijke buste van Julius Caesar, den
grondlegger van den eersten regeer/nfspersd/enst
te traag binnen. Kr ontstond hierdoor echter een
gevaar: officieele berichten werden niet nauw
keurig en niet snel genoeg bekend. De daden der
consuls, de besluiten van den senaat, zjj werden
wel opgeteekend en bewaard, doch slechte na
verloop van tijd gepubliceerd. Men behielp zich
dus met particuliere correspondentie. Cicero, om
een voorbeeld te noemen, bracht zijn vrienden op
de hoogte van alle officieele en officieuse gebeurte
nissen te Rome, en hield er zelfe een soort bureau
Op na, om dezen plicht der vriendschap te kunnen
Vervullen; Zijn vrienden bewezen hem daarvoor
l&en wederdienst, als hij buiten Rome vertoefde.
*,Wat ik u", schrijft zijn vertrouwde Caelius, btf
uw afscheid beloofd heb, dat ik u alle gebeurte
nissen in de stad nauwgezet zou berichten, heb
ik volvoerd; ik heb iemand gevonden, die alles
heeft nagegaan met een ijver, die u wellicht over
dreven zal voorkomen." Inderdaad verzocht
Cicero in een antwoord spottend, hem de regeling
van gladiatorenapelen en al dergelijks te besparen.
En Caelius zelf geeft hem den raad, om maar
veel over te slaan een raad, die wellicht ook
voor dezen tijd nog van toepassing kan zijn, al
ben ik een beetje huiverig om dat zoo maar neer te
schrijven.
CAESAR wilde echter de publieke opinie niet
^ van dergelijke persoonlijke berichten afhanke
lijk laten; hij liet derhalve naast de off icieuse ver
slagen ook om het modern uit te drukken
de Handelingen uitgeven, en wel eiken dag.
De dag-Handelingen van het volk" of van de
stad" heetten deze. Omtrent den inhoud en wijze
van uitgave weten wij helaas weinig. Men heeft
wel vermoed, dat de officieele berichten werden
gegeven aan een officieus persbureau, dat vroeger
particulier voor berichten zorg had gedragen.
Maar ik vrees, dat men bij deze veronderstelling
wat al te zeer met moderne begrippen
heeftgewerkt. Wel echter weten wij, dat naast de Hande
lingen later ook hofberfbhten en allerlei Gemengd
Nieuws werd opgenomen. Maar wie, in het jaar
nul, of in latere jaren, deze rubrieken heeft geredi
geerd, ontgaat onze kennis volkomen. Laten wij
gelooven, dat ook toen, als in alle tijden, vlugge
en vaardige geesten zich aan dezen tak van jour
nalistiek hebben gewijd, en er de voldoening in
hebben gevonden, die steeds het deel is geweest
van de dageUjksche voorlichters van het lezend en
belangstellend publiek. Prof. Dr. D. COHEN
HET JAAR NUL 1^53 ONTDEKT
Over net begin deJcitristeliïke jaartelling
"TTERSCHILLENDE gebruiken, die ons thans
y zooseer voor de hand liggend voorkomt n,
dat vrij OM ternauwernood kunnen
voorsletten, dat men vroeger op andere wijze te votik
gegaan ie, zijn niettemin eenmaal noviteiten geweest,
welke slechte langzaam en niet zonder strijd ingang
hebben gevonden. Zoo bijvoorbeeld de gewoonte
om de dagen van de maand naar de ranggetallen te
benoemen: hoeveel eenvoudiger lijkt het ons te schrij
ven 30 October dan op den Woensdag na de
apostolen Simon en Judas Thaddaeus. Hetzelfde geltt
van het gebruik om de jaren van een bepaald begin?
punt af door te tellen, om zich naar den
technischen term van een aera te bedienen. Negentien
honderd jaar geleden deed men dit nog niet f toen
telde men de jaren, gelijk men reeds duizenden jaren
had gedaan, naar vorsten en naar dynastieën.
Een van de rste aera's, die en wel in Egypte
tn algemeen gebruik is gekomen, is de aera v<u»
Diocletianus. Waarom nu juist dezen keizer, die
toch onder de Romeinsche heerschers over Egyv'*
niet de merkwaardigste geweest is, deze onderschei
ding is te beurt gevaUen, laat zich moeilijk zeggen:
men kan zich echter voorstellen, dat de graad van
gecompliceerdheid van het burgerlijke leven tot ten
zoodanige hoogte gestegen was, dat men aan vat
meer vastigheid in de tijdrekening behoefte had
gekregen. De aera van Diocletianus wordt geteld van
het jaar 284 en is ook aanvaard door de Christenen
in-Alexandriëf een der Paaschbrievèn van
Athanasius is voor het. 44ste jaar van Diocletianus gedateerd.
De Christenen hebben deze aera later die der
Marielaren genoemd, gedachtig aan de wreede vervolgingen,
die onder du bewind plaats vonden. .
In het begin der zesde eeuw leefde er in Roifl*
een Scytisch godgeleerde, Dionysius, archivari>
der pausen Symmaehus en Hormisdas, die de
b, l aanvaard (of wien deze taak was opgedragen)
t> ? stelsel te ontwerpen ter bepaling van den datum
f a i het Paaschfeest, welk stelsel zoowel voor de kerken
In het Oosten als voor die in het Westen aanvaard'
b« T moest wezen en daardoor een einde zou maken
«<??< strijd en wrijving daarover, die reeds eeuwen
dt eenheid van het Christendom verstoorden. Hij
hi !l zich van zijn taak op déallermerkwaardigste
«?< ze gekweten; de regeling, die hij heeft ontworpen
is lèzelfde, die tot den huidigen dag behoudens
<li wijzigingen, die de kalenderhervorming van paus
Gntjorius XIII in 1582 daarin heeft gebracht
in fa gansche Christenheid geldigheid heeft. En de
wtvkwaardigheid schuilt hierin, dat hij zijn eigen
reyling heeft voorgesteld, als imperatief voorge
el wen door het Concilie van Nicea van het jaar
3'-' f dat dit Concilie echter geen bindende
voor*ct riften gegeven heeft, blijkt misschien wel het
foydijkst uit het feit, dat de voorzitter dezer
vertn<- trde kerkvergadering, de reeds genoemde Athana-.
«i--*, zich van een ander stelsel ter berekening van
Paaschdatum bedient. " ???
Vij. kennen nog den Latijnschen tekst van den
"f aan de pauselijke kanseliers, waarvan Dionysius
i Paaschtabel vergezeld deed gaan. En hierin
levn wij nu o. m.: ....wij wiUen aan onze,
(I'ftasch-)kringen niet de herinnering verbinden aan
^c-cu góddeloozen vervolger (Diocletianus) maar wij
geven er de voorkeur aan onze jaren aan te duiden
tuiert de vleeschwording van onzen Heer Jezus
Christus, opdat ons de. voleindiging onzer hope en de
oorzaak onzer zaligheid, welke bestaat in het lijden
o»:es Verlossers, des te duidelijker wezen zal."
Deze regels zijn geschreven in hét jaar 52*6; dit
jaar is derhalve het eerste geweest, waarin iemand zich
va» de nog heden gebruikte jaartelling bediend heeft.
Hoe het gegaan is met de invoering dezer aera is
*'
onbekend} op het bevallige monumentje, dat ter eere
der hervorming van de Paaschberekening in de
groote kerk van Ravenna was geplaatst (het is thans
in het museum dier stad), worden de jaren slechts
naar die van de Paaschkringen aangegeven en komen
de anni Domini niet voor. Men kent geen datee
ringen volgens de aera van Dionysius van voor de
8ste eeuw; in de Ode eeuw zijn zij reeds algemeen.
Het gebruik om ook jaren voor Chr* te tellen is van
veel jonger datum ; in de tijdtaf el van Sethus Calvisius
(1605) gaat aan het jaar l n. Chr. het jaar l v. Chr.
onmiddellijk vooraf. Het begrip, dat er tusschen die
jaren nog een jaar nul behoort te Worden aangenomen,
heb ik het eerst in een tractaat van Lucas Gauricus
aangetroffen-(1663).
f TOE is nu Dionysius tot zijn a&ta,gekomen? Aan
*?* den tijd van Jezus' geboorte zijn de namen van
koning Herodes en van keizer Augustus gebonden j
' deze zijn bekende historische figuren, wier tijden
hem uiteraard bekend vaaren. Ook had hij geschied*
kundige onderzoekingen van anderen tot zijn
beschikking, met name die van den Egyptenaar
Panodorus, die een eeuw eerder geleefd heeft. Toch
zijn het geen geschiedkundige overwegingen, die het
beginpunt zijner a&T&bepateri, maar kalenderkundige.
Het eerste jaar van zijn Paaschtabel noemt hij
623. Nu is 632= 19 = 26; na 19 jaren komen de
Volle Manen óp dezelfde data terug en na 4 x 7
jaren keèren dezelfde weekdagen tot dezelfde data weer.
Door derhalve het eerste jaar van zijn Paaschtabel
632 te doopcn, bereikte hij het voordeel, dat zoowel
de datum van Volle Maan* als de weekdag van dien
datum, door eenvoudige deeling, uit het jaartal te
vinden zijn. Uit deze twee gegevens laat zich dan de
Paaschdatum vaststellen. Hoe dit nu gebeuren kan,
zal ik hier verder onbesproken, laten.
Maar men leert uit dit. verhaal, dat ? onze jaar'
teUing op historische nauwkeurigheid geen aanspraak
maakt, dat de werkelijke tijd van Jezus'
rondwandeling op aarde er niet uit te'lezen i».
DB. W. E. VAM WIJK
fAG. 5 DC GROENE