De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 14 december pagina 3

14 december 1935 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

W -LL-? l 4.1 TOEN EN NU temmingen in 't begin onze/ jaartelling DE Romeinsche keizertijd staat in kwaden reuk bij hst nageslacht. Toen eenige jaren geleden miss Macpherson, de be faamde evangeliste, ongetwijfeld om de diepste lagen van menschelijke boosheid te leeren kennen, zich ondergedompeld had in het nacht leven van Parijs, vatte zij naar ervaringen samen in een uitbarsting: nog erger dan Rome! Zij onderstelde dus van algemeene bekendheid de wetenschap, dat het Italische Babel een poel van zedeloosheid is geweest, onzedelijkheid vooral in den verengden zin, die tegenwoordig aan h.'t woord wordt gehocht, van geslachte lijke losbandigheid. En daar iedereen weet dat h t Romeinsche wereldrijk en de daarin heerschende beschaving is ondergegaan", be hoeft men zich niet al te zeer te verbazen over de evenzeer wijdverbreide overtuiging dat Rome aan zijn onzedelijkheid is bezweken. Toch zal er nauwelijks een geschiedkundige aan te wijzen zijn, met eigen kennis van de antieke over levering,' die deze populaire meening deelt. Deze weet immers dat hetgeen daarin over uit spattingen wordt meegedeeld of gejammerd, voornamelijk door satyrici en moralisten, in zijn algemeene beteekenis mateloos overdreven is, en grootendeels alleen betrekking heeft op de kleine groep van rijke leegloopers in de Rijkshoofdstad: het leven van een aantal nictsnutters bepaalt het peil eener beschaving niet. Wanneer wij het oog richten buiten de rijkshoofdstad en op andere klassen der bevolking, doet zich het aanzien van de wereld in het begin onzer jaartelling anders aan ons voor. Het gelukkig toeval der overlevering heeft ons de beschikking gegeven, behalve over de groote litteratuur, waaruit te allen tijde alleen de levensopvattingen- der hoogere klassen te kennen zijn, ook over een aantal documenten uit hetalledaagsche leven; snippers van papyri, die het droge zand in het niet regelmatig bevloeide deel van, Egypte voor ons heeft bewaard. Daaronder bevinden zich een' aantal briefjes van eenvoudigen van geest: van een marinier, die dienst genomen heeft op de vloot in Italië, aan zijn vader; van een verloren zoon aan zijn moeder; van een dorpsvrouwtje aan haar man, die den kost moet verdienen in 'Alexandrië; van een dochter.die zich eenzaam voelt in de groote stad,, aan haar vader. Deze krabbels zijn vaak ontroerend door hun simpele menschelijkheid, en in staat niet alleen den historicus te boeien. Maar wat hem en ieder lezer moet treffen is vooral ook dit: deze menschen zijn met hun dageUjksche gedachten steeds bij de godheid. Zij schrijven niet: ,,ik ben gelukkig gezond en wel aangekomen, maar: ,,ik dank den Heer dat ik goed ben overge komen"; niet: ik denk dagelijks aan u," maar: dagelijks zend ik het gebed voor u op." Men maakt niet gewag van eenig voornemen of verwachten zonder de toevoeging: als God het wil". Hoe talrijk zijn thans nog degenen die aan ieder aangekondigd plan in een brief de letters D. V. toevoegen? Zoo deden de een voudige lieden die wij tut hun ontboezemingen kennen in Egypte; er is weinig reden om te onderstellen dat de geestelijke gesteldheid hun ner standgenooten in de overige deelén van- het Rijk van de hunne geheel onderscheiden was. Niet in een wereld van ongeloof en losbandig heid is het Christendom opgetreden en verbreid geraakt/ maar te midden van een door en door godsdienstige menigte. , Het bewind van den eersten monarch, Augustus, heeft aan een groot deel van de tijdgenooten, zoowel in Rome, den zetel van zijn * m M OLS Witte Curoqao S«e Ch«rry Brandy Aprlcot Brandy Curacao Brandy heerschappij, als in de onderhoorige gebieden een levendig gevoel van ontspanning geschon ken. De voorafgaande eeuw was er een geweest van bijna onafgebroken oorlogen, van de wreedste en verbitterdste die ooit worden gevoerd, tussen in burgers van nzelfden staat. Geen mensch, of hij deelnam aan den politieken strijd of zLh afzijds hit ld, was zeker van zijn leven, nog minder van zijn bezit. Wat gewonnen was aan humaniteit dreigde verloren te gaan met h'2t vertrouwen in orde en gerechtrheid; men wanhoopte aan staat en menschheid. In dezen nood doet zich Augustus voor als een Redder. Hij wist, door de overwinning op den machthebber in het Oosten, Antonius, in 31 vóór Chr. de eenheid van h"t Rijk te her stellen, schiep orde in de ontredderde wereld en, vooral, schonk haar vrede en rust. In tal van besluiten van volksvergaderingen, ons vooral uit Grieksche steden van Klein Aziëbewaard, geeft men zijn vreugde te kennen over het nieuwe bewind: Augustus wordt gevierd als SÓtèr, Heiland; zijn geboortedag zal voort aan de eerste dag zijn van het nieuwe jaar. Is deze ingenomenheid met de monarchie wer kelijk algemeen geweest? Heeft het aan beginselvaste en moedige republikeinen geheel ontbro ken? Zeker niet, maar?hun aantal is onderde stadsplebs van de hoofdstad niet groot gewee'st. Bij den eertijds machtigen adel, onder wiens energiek bewind Rome de wereld aan zich onderworpen had, heeft nog langen tijd het verzet zich geopenbaard en nog langer de wrok voortgeleefd. Maar de groote massa van het volk m de hoofdstad, daarbuiten heeft het burgerrecht weinig politieke beteekenis gehad h?eft zich de ontneming van het kiesrecht door de afschaffing der yolksvergadering, zoo veel wij weten, onverschT.ig laten welgevallen. Dit recht had voor hen reeds lang voornamelijk slechts beteekenis gehad als een middel om zich een aandeel te verzekeren in de voordeelen der wereldexploitatie. Toen het bleek dat de nieuwe regeerders in het minst niet geneigd waren hen in het genot van deze, in den vorm van verstrekking van levensmiddelen en kostelooze toelating tot de zoo gretig genoten open bare vermakelijkheden, te verkorten, moet het verlies van de medezeggenschap op de proletariërs der wereldstad weinig indruk gemaakt hebben: het zelfgevoel van deze parasieten op de staatsmacht kan niet krachtig zijn geweest. TNDIEN Augustus' tijdgenooten dan berust ?'?hebben in het verlies van de politieke vrij heid of zelfs verheugd waren over de terugge keerde rust, hebben zij ook geen vrees gekend voor afnemenden welstand, of verzwak king der geestelijke beschaving? Zelfs eenige eeuwen later, toen de algemeene achteruitgang voor ieders oogen waarneem baar was in de bouwvallen van ontvolkte steden, heeft men zich met het zoeken naar een ver klaring voor de inzinking in het economisch leven niet of nauwelijks bezig gehouden, voorzoover de bewaarde geschriften uit dien tijd ons veroorloven daarover te oordeelen. Welk verschil met den tegenwoordigen tijd, nu het praten over de crisis" den omvang heeft gekregen van de klachten over het weer l Zelfs indien ooit in de Oude Wereld het econo misch leven ?onderwerp- van studie geweest ware, hetgeen 'zooals men weet. met het geval is,?dan zou het toch van .de niks* ingezetenen in het begin van onze jaartelling te veel gevergd zijn, dat zij een instorting moesten voorzien, die eerst ettelijke eeuwen later zich op bijna alle levensgebied zou open baren.. Een nkele uitlating van deze strekking, dat elk geslacht minder is dan het vorige, beeft niet de beteekenis van een ontluikend inzicht in den naderenden ondergang. Er is geen-tijd geweest waarin dit geloof niet is uitgesproken. Het ontspruit aan de behoefte, den mensch van alle eeuwen eigen, om zich een wereld voor te stellen, schoóner en gelukkiger dan die zich ?in werkelijkheid openbaart, en deze dan ver wezenlijkt te droomen hetzij in het hiernamaals hetzij in het verleden. PROF. DB. H. BOLKESTBXX PAG. 4 DE GROENE Ne. 3055 Journalistiek WELK een gouden tijd moet dat mysterieuae jaar O ztyn geweest. Ja, men zou bijna tot de conclusie komen, dat hel nimmer heeft bestaan. Want kan men zich thans nog een tijd voorstellen, waarin niet welhaast ieder des avonds met spanning naar de courant uitzag? en waarin het nieuws zóó langzaam ziek verbreidde, dat altijd geruchten eraan vooraf gingen? En dan vooral: waarin geen journalisten leefden? Een jaar, dat om het ontbreken van dit alles en deze allen, die thans ons leven beheerschen, nut recht den naam nul mag dragen. Bestonden er geen journalisten in de Oudheid r Ik heb onder dit beroep wel eens de werkzaamheid gerekend van een man, dien ieder gymnasiast kent en dien sommigen van hen ten onrechte veraf schuwen: ik bedoel den Athener Xenophon. Toen de Perzische prins Cyrua omstreeks 400 v. Chr. met een leger optrok tegen zijn broer, den Perzischen kon. D g, om bem van zijn troon f berooven, noodigde hij Xenophon uit met hem mede te gaan. Waarom? Deze geestige man beschikte over een wapen, dat ook toen al even machtig werd geacht als het zwaard: een vlugge en vaardige pen. Vanouds waren de koningen van het Oosten gewend, dat krnoiekschrijverK aun daden optcekenaen, hun nederlagen in over winningen deden verkeeren, hun vijanden al* schurken en nietswaardigen wisten uit te beelden. Tot dit genre behoort ook al aan het Perzisch'! hof?de man, die Haman onbewust in moeilijk heden bracht, door in het dagboek van kouüu Xences of Ahdsverus te vermelden, dat Mordechai, Hamans vijand, eens den vorst het leven had gered. Xenophon had een soortgelijke taak als dez»? kroniekschrijvers; in Cyrus' gevolg den tocht meemakend, moest hij 's prinsen glorieusen tocht beschreven. Dat er geen couranten toen nog bestonden, en de oorlogscorrespondentie dus tot een boek werd vereenigd, doet aan zijn bekwaam heid als journalist niets af. Evenmin, dat Cyrus' glorie spoedig eindigde met zijn dood. Want Xenophon moest nu alleen, als leider van een troep Grieken, den barren terugtocht ondernemen. En zijn journalistieke gaven komen eerst recht uit in de beschrijving van de landen en volken. die hij bezocht, en waarvan hij schetsjes gaf, zoo aardig soms, dat zij als feuilletons in een dag- <>f weekblad niet zouden misstaan. Cyrus was trouwens niet de eenige, die zulk een correspondent medenam. De Carthager Hannibal had er minstens twee in zijn gevolg. Alexand r in het jaar nul t!»» Groote koos er een philosoof voor uit, die wat ?,waar op de hand was, maar over een uitstekenden «?ijjl beschikte en over een uitnemende gave om |;t't wonderbaarlijke in de daden van den koning i-i het juiste licht te stellen. Toch zal niemand ?/ijn taak benijden, die weet, dat hij ten slotte. rindat hij te kort schoot in eerbied voor den vorst, i p ellendige wijze is gedood. Dat risico was in rien tijd aan het beroep verbonden. Dfs opvolgers van Alexander den Groote overt oefden hem nog. Zij hadden, gelijk reed* vorsten i it vroegeren tijd, hun hofpoëten, die de roemvolle .uden van hen en hun verwanten te boek stelden i en juweeltje van journalistiek in dichtvorm is de l .'schry ving, die Theocritus geeft van een optocht < uder de regeering van den koning van Egypte, l tolemaeus II: vrouwen uit het volk laat hy als l< indelende en sprekende personen optreden en d tor haar visie maken wij de pracht van het feest n;ode. AAR, zult ge vragen, waar bUjft nu het jaar nul? Ja, dat viel 44 jaar (doch omtrent de j* istheid van dit getal moet ik reserves maken) iv i den dood van den grooten Julius Caesar. En d-ze, genie als hij-was, had zichzelf als journalist jMliend en z|jn eigen Gedenkschriften uitgegeven o ze hoogstens toevertrouwd aan een van zijn >j ?neraals. Maar hij had ook iets anders gedaan, dit van blijvenden invloed zou zijn: hij had il- eerste staatscourant laten uitgeven. En deze h-stond, zoo het jaar zelf bestaan heeft, ook in 1n»t jaar nul. Hoe verbreidde het nieuws zich in Home? De K -schiedschrijver Livius geeft er ergens een prach»? .re beschrijving van: hoe na een verloren slag «? rst een onbestemd gerucht de stad bereikt, en d m enkelen, de ramp ontkomen, de droeve ttfding i rolden. Wonderbaarlijke gebeurtenissen speel«In daarbij een rol: na de overwinning btf Pydna in 168 v. Chr. ontstond een gerucht erover in de ?? --ste rijen van den circus, toen het volk er spelen I> «woonde. En later bleek dat dit gerucht zich had v-rbreid, door goddelijke ingeving, op het uur ij. r overwinning zelve. Zeker vindt het verhaal zi.jii oorsprong in het ontbreken van snelle bericht«u; want de Oudheid, vaardig in techniek, heeft t<- h de telegraaf nooit gekend, en zich van seinen v t ir het overbrengen van tydingen alleen in w astige omstandigheden kunnen bedienen. Xoo is het te verklaren, dat couranten in dien til geen bestaan konden vinden: bet nieuws kwam Boven: Strijd tussc/ien Romeinen en Barbaren. Onder: Vermoedelijke buste van Julius Caesar, den grondlegger van den eersten regeer/nfspersd/enst te traag binnen. Kr ontstond hierdoor echter een gevaar: officieele berichten werden niet nauw keurig en niet snel genoeg bekend. De daden der consuls, de besluiten van den senaat, zjj werden wel opgeteekend en bewaard, doch slechte na verloop van tijd gepubliceerd. Men behielp zich dus met particuliere correspondentie. Cicero, om een voorbeeld te noemen, bracht zijn vrienden op de hoogte van alle officieele en officieuse gebeurte nissen te Rome, en hield er zelfe een soort bureau Op na, om dezen plicht der vriendschap te kunnen Vervullen; Zijn vrienden bewezen hem daarvoor l&en wederdienst, als hij buiten Rome vertoefde. *,Wat ik u", schrijft zijn vertrouwde Caelius, btf uw afscheid beloofd heb, dat ik u alle gebeurte nissen in de stad nauwgezet zou berichten, heb ik volvoerd; ik heb iemand gevonden, die alles heeft nagegaan met een ijver, die u wellicht over dreven zal voorkomen." Inderdaad verzocht Cicero in een antwoord spottend, hem de regeling van gladiatorenapelen en al dergelijks te besparen. En Caelius zelf geeft hem den raad, om maar veel over te slaan een raad, die wellicht ook voor dezen tijd nog van toepassing kan zijn, al ben ik een beetje huiverig om dat zoo maar neer te schrijven. CAESAR wilde echter de publieke opinie niet ^ van dergelijke persoonlijke berichten afhanke lijk laten; hij liet derhalve naast de off icieuse ver slagen ook om het modern uit te drukken de Handelingen uitgeven, en wel eiken dag. De dag-Handelingen van het volk" of van de stad" heetten deze. Omtrent den inhoud en wijze van uitgave weten wij helaas weinig. Men heeft wel vermoed, dat de officieele berichten werden gegeven aan een officieus persbureau, dat vroeger particulier voor berichten zorg had gedragen. Maar ik vrees, dat men bij deze veronderstelling wat al te zeer met moderne begrippen heeftgewerkt. Wel echter weten wij, dat naast de Hande lingen later ook hofberfbhten en allerlei Gemengd Nieuws werd opgenomen. Maar wie, in het jaar nul, of in latere jaren, deze rubrieken heeft geredi geerd, ontgaat onze kennis volkomen. Laten wij gelooven, dat ook toen, als in alle tijden, vlugge en vaardige geesten zich aan dezen tak van jour nalistiek hebben gewijd, en er de voldoening in hebben gevonden, die steeds het deel is geweest van de dageUjksche voorlichters van het lezend en belangstellend publiek. Prof. Dr. D. COHEN HET JAAR NUL 1^53 ONTDEKT Over net begin deJcitristeliïke jaartelling "TTERSCHILLENDE gebruiken, die ons thans y zooseer voor de hand liggend voorkomt n, dat vrij OM ternauwernood kunnen voorsletten, dat men vroeger op andere wijze te votik gegaan ie, zijn niettemin eenmaal noviteiten geweest, welke slechte langzaam en niet zonder strijd ingang hebben gevonden. Zoo bijvoorbeeld de gewoonte om de dagen van de maand naar de ranggetallen te benoemen: hoeveel eenvoudiger lijkt het ons te schrij ven 30 October dan op den Woensdag na de apostolen Simon en Judas Thaddaeus. Hetzelfde geltt van het gebruik om de jaren van een bepaald begin? punt af door te tellen, om zich naar den technischen term van een aera te bedienen. Negentien honderd jaar geleden deed men dit nog niet f toen telde men de jaren, gelijk men reeds duizenden jaren had gedaan, naar vorsten en naar dynastieën. Een van de rste aera's, die en wel in Egypte tn algemeen gebruik is gekomen, is de aera v<u» Diocletianus. Waarom nu juist dezen keizer, die toch onder de Romeinsche heerschers over Egyv'* niet de merkwaardigste geweest is, deze onderschei ding is te beurt gevaUen, laat zich moeilijk zeggen: men kan zich echter voorstellen, dat de graad van gecompliceerdheid van het burgerlijke leven tot ten zoodanige hoogte gestegen was, dat men aan vat meer vastigheid in de tijdrekening behoefte had gekregen. De aera van Diocletianus wordt geteld van het jaar 284 en is ook aanvaard door de Christenen in-Alexandriëf een der Paaschbrievèn van Athanasius is voor het. 44ste jaar van Diocletianus gedateerd. De Christenen hebben deze aera later die der Marielaren genoemd, gedachtig aan de wreede vervolgingen, die onder du bewind plaats vonden. . In het begin der zesde eeuw leefde er in Roifl* een Scytisch godgeleerde, Dionysius, archivari> der pausen Symmaehus en Hormisdas, die de b, l aanvaard (of wien deze taak was opgedragen) t> ? stelsel te ontwerpen ter bepaling van den datum f a i het Paaschfeest, welk stelsel zoowel voor de kerken In het Oosten als voor die in het Westen aanvaard' b« T moest wezen en daardoor een einde zou maken «<??< strijd en wrijving daarover, die reeds eeuwen dt eenheid van het Christendom verstoorden. Hij hi !l zich van zijn taak op déallermerkwaardigste «?< ze gekweten; de regeling, die hij heeft ontworpen is lèzelfde, die tot den huidigen dag behoudens <li wijzigingen, die de kalenderhervorming van paus Gntjorius XIII in 1582 daarin heeft gebracht in fa gansche Christenheid geldigheid heeft. En de wtvkwaardigheid schuilt hierin, dat hij zijn eigen reyling heeft voorgesteld, als imperatief voorge el wen door het Concilie van Nicea van het jaar 3'-' f dat dit Concilie echter geen bindende voor*ct riften gegeven heeft, blijkt misschien wel het foydijkst uit het feit, dat de voorzitter dezer vertn<- trde kerkvergadering, de reeds genoemde Athana-. «i--*, zich van een ander stelsel ter berekening van Paaschdatum bedient. " ??? Vij. kennen nog den Latijnschen tekst van den "f aan de pauselijke kanseliers, waarvan Dionysius i Paaschtabel vergezeld deed gaan. En hierin levn wij nu o. m.: ....wij wiUen aan onze, (I'ftasch-)kringen niet de herinnering verbinden aan ^c-cu góddeloozen vervolger (Diocletianus) maar wij geven er de voorkeur aan onze jaren aan te duiden tuiert de vleeschwording van onzen Heer Jezus Christus, opdat ons de. voleindiging onzer hope en de oorzaak onzer zaligheid, welke bestaat in het lijden o»:es Verlossers, des te duidelijker wezen zal." Deze regels zijn geschreven in hét jaar 52*6; dit jaar is derhalve het eerste geweest, waarin iemand zich va» de nog heden gebruikte jaartelling bediend heeft. Hoe het gegaan is met de invoering dezer aera is *' onbekend} op het bevallige monumentje, dat ter eere der hervorming van de Paaschberekening in de groote kerk van Ravenna was geplaatst (het is thans in het museum dier stad), worden de jaren slechts naar die van de Paaschkringen aangegeven en komen de anni Domini niet voor. Men kent geen datee ringen volgens de aera van Dionysius van voor de 8ste eeuw; in de Ode eeuw zijn zij reeds algemeen. Het gebruik om ook jaren voor Chr* te tellen is van veel jonger datum ; in de tijdtaf el van Sethus Calvisius (1605) gaat aan het jaar l n. Chr. het jaar l v. Chr. onmiddellijk vooraf. Het begrip, dat er tusschen die jaren nog een jaar nul behoort te Worden aangenomen, heb ik het eerst in een tractaat van Lucas Gauricus aangetroffen-(1663). f TOE is nu Dionysius tot zijn a&ta,gekomen? Aan *?* den tijd van Jezus' geboorte zijn de namen van koning Herodes en van keizer Augustus gebonden j ' deze zijn bekende historische figuren, wier tijden hem uiteraard bekend vaaren. Ook had hij geschied* kundige onderzoekingen van anderen tot zijn beschikking, met name die van den Egyptenaar Panodorus, die een eeuw eerder geleefd heeft. Toch zijn het geen geschiedkundige overwegingen, die het beginpunt zijner a&T&bepateri, maar kalenderkundige. Het eerste jaar van zijn Paaschtabel noemt hij 623. Nu is 632= 19 = 26; na 19 jaren komen de Volle Manen óp dezelfde data terug en na 4 x 7 jaren keèren dezelfde weekdagen tot dezelfde data weer. Door derhalve het eerste jaar van zijn Paaschtabel 632 te doopcn, bereikte hij het voordeel, dat zoowel de datum van Volle Maan* als de weekdag van dien datum, door eenvoudige deeling, uit het jaartal te vinden zijn. Uit deze twee gegevens laat zich dan de Paaschdatum vaststellen. Hoe dit nu gebeuren kan, zal ik hier verder onbesproken, laten. Maar men leert uit dit. verhaal, dat ? onze jaar' teUing op historische nauwkeurigheid geen aanspraak maakt, dat de werkelijke tijd van Jezus' rondwandeling op aarde er niet uit te'lezen i». DB. W. E. VAM WIJK fAG. 5 DC GROENE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl