Historisch Archief 1877-1940
KUOTE JB1J
UJNZE
Sr':
FT- t
j*.
^-l*
? ? r*3^
ff
r.
». '?:. a
ft* » * ~
Jjroeoerscn
roeoerscnap van
P
DE tijd, die voorafging aan de vestiging van
Augustus' gezag in 31 voor Christus, lijkt
ons gruwelijk omdat zijn politieke leiders
geen grenzen kenden. We zien Sulla onbewogen
den Senaat presideeren, terwijl de vergaderzaal
weergalmt van de doodskreten van duizenden er
naast geslachte Romeinsche burgen. We kunnen
de kille berekening der proscriptielijsten van de
driemannen niet vergeten.
Daarom wenden nu de beteren zich af van de
politiek en zoeken bevrediging in de kunst. Ook
daarin doen de heftig bewogen tijden dikwijls de
grenzen uit het oog verliezen: snel treffen, dadelijk
ontroeren is het doel. De middelen leveren de
Grieken: sedert eeuwen individualisten bij uitstek.
Wanneer men nuchter den beroemden romp in
het Vatikaan (3) bekijkt is de eerste gedachte:
zulke menschen bestaan niet", maar dit verzet
bezwijkt al heel gauw onder den indruk van het
meesterschap, dat het niet bestaande" aan
nemelijk maakt. De gesuggereerde
bovenmenschelijke kracht spreekt in elk onderdeel zoo luid, dat
men volstrekt geen behoefte voelt het beeld aan te
vullen, te vragen wie het voorstelt. *
Zoo treft ook het werk van den dichter Luoretius.
Eerst vragen we niet wat hij betoogt, laten we ons
bekoren door den orgeltoon zijner verzen, zijn
smartelijk smachten naar de eenzame hoogten der
wetenschap waarop hij het benauwende leven
hoopt te-ontvluchten, maar dan wordt ons bewust
hoe gedegen de wetenschap is waarmee mj ons
wijstjfop onze nietigheid in het oneindig heelal:
Bedenk het hoeveelste deel van het heelal
ons planetenstelsel is en onze,aarde daarin kleiner
dan de mensoh op haar." (Lucretras VI 650 vlgg.)
Die kleinheid van den mensen in de natuur
wisten in Lucretius' tijd ook de schilders voor
treffelijk weer te geven.
Lucretius dacht als een Hercules de hydra van
's menschen dommekracht, van misdaad en wille
keur, te kunnen verslaan en een wereld van wijs
heid en weldoen te scheppen, maar telkens weer
klinkt door zijn bezield prediken de wanhoops
kreet van den te zwakke door: de dood, het
nietbestaan alleen kan van de kwellende smarten
verlossen: * ,
De doodslaap zal u ten eeuwige dage van bittere
smarten bevrijden." (Lucretius III, 902.)
Zóó, hopeloos van zijn neerlaag bewust, zakte de
vuistvechter (8) meen na wat wel zijn laatste
strijd geweest zal zijn. Met ons niets sparende
volledigheid toont de boetseerder de gevolgen
van het beestachtig gevecht tusschen twee bruten:
den gebroken neus, de misvormde ooren, het
bloedende voorhoofd. Deze realiteit is op zichzelf
al een felle critiek. Fel als de schimpdichten van
Catullus, die zelfs Caesar niet ontziet terwijl hij
bezig is Galliöte veroveren.
Catullus haatte de politiek en zou graag zijn
jonge leven heelemaal aan de kunst gewijd hebben,
aan de elegante kunst, welke in Alexandriömet
schoonen schijn een ledig leven dekte.
GelnstruBIJ DE AFBEELDINGEN
?. Tempel voor Augustus te Po/o 2. Ath/eet
3. Tors (Vot/cocn) 4. De jonge Augustus
5. Offerend Romein 6. Augustus o/s vetoneer
7. h, muurschildering uit het huls von LMa
8. Vulstf echter na den strijd 9. Inwijdingsscène
(wandschildering uit de Villa dei Mister! te Pompei)
M
ars en
Apollol
eerd door een paar mooie Grieksche boeken
van Sappho tot Callimachus zou hij nog meet
gepolijste gedichtjes hebben geproduceerd op
vogeltjes van zijn geliefde, op Ariadne en andere
romantische heldinnen uit de mythologie, misschii'u
ook net als zijn vriend en collegadichter Calvug
op de lo, die (7) ons zoo goed de herderlijke
stemming van het Alexandrijnsche voorbeeld
vertolkt, en landschapjes met tulngoden hebban
uitgewerkt als de decorateurs van weelde woning.-n
het in stuc op verf deden.
Maar de ernst kwam in zijn leven: na de vi-r>
rukking de wanhoop; beide bracht de liefde, b
dit niet het eerste voorbeeld van een echte onge
lukkige hartstocht in Rome? Kon de dweeperige
Keltische ziel van'den Veronees de realistische
nuchterheid van de Romeinsche Clodia niet ver
dragen? De dansende juich verzen: Vivamus,
mea Lesbia, atque amemus" Geniet, m'n schat,
met mij in liefde 't leven." (Catullus V, I) gaan
stroef hinken: At tu, Catulle, destinatus obdum"
Pantser, Catullus, vastberaden je hart!" (Catul
lus VIII, 19), dan weemoedig klagen:
Vol haat en vol liefde is mijn leven. Vraag niet
hoe dat kan. Weten doe ik het niet maar ik voel
me gepijnigd." (Catullus LXXXV.)
HET Is geen liefdessmart, die de jonge vrouw
uit de Villa dei Mister! te Pompei (9) het
hoofd doet verbergen in de schoot van een vrien
din, geen verrukking om de verzoening, welke
haar tot Bacchante maakt, maar toch jkt het
waarschijnlijk, dat de schilder van deze Inwij
dingsscène" beroemde voorbeelden van amcu
reuzen aard nagevolgd heeft.
WerkeUjk, noch Catullus noch de onbekende
Pompejaansche schilder mogen zich over de doof
mty tusschen hen getrokken parallel beklagen:
beiden bezielden oude subjecten met nieuw levon.
Het is bekend, dat men treiterende gedachten
kwijt raken kan door er over te schrijve n.
Zoo is 'het zeker voor Sallustius een opluchting
geweest, dat zijn rijkdom en het gespaard blijven
voor hooge, dus gevaarlijke positie hem in staat
stelden zijn oordeel te zeggen over de politici
van zijn tijd. Hij deed dit bonkig, raak als de
beeldhouwer het torso (3) en den vuistvechter (8|
vormde. ZUn stijl is Grieks wijsgeeii^, zijn woord
keus ouderwets Romeinsch, zijn inzicht scherp
en de karakterteekening eerlijk. Vergelijk daarmee
eens Caesars geschriften: voorbeeldig eenvoudig
en helder van stijl, elk ongewoon woord en schil*
derachtig beeld vermijdend, niets verbergend
dan.... de waarheid. Bij Sallustius mogen we
denken aan den Laokoön, Caesar herinnert
sterk aan de Nieuw-Attische school (2), die <ten
strengen eenvoud van het vóór-klassieke tijdperk
nabootst maar. de ziel daarvan niet meevoelen
en dus niet weergeven kan: onder haar handen
blijven de Athleten dood, Orestes en Electra poppen.
We bezitten geen enkel authentiek portret
van Caesar, maar hij zal zich zeker een beeld
houwer gewenscht-hebben als den jongen Augus
tus (4) zoo klassiek de trekken gladstreek, 'lat
we in hem nauwelijks den erbarmingloozen
d-ieman herkennen kunnen.
Heel anders voelde Pompeius (wiens kop op den
omslag staat afgebeeld), die zich graag den Groot*
noemde en opsneed over zijn ontelbare legers waar
van hij echter nooit .profiteerde om zich de
macht te verzekeren. Bij zijn beeltenis past dan
ook voortreffelijk de gezwollen Aziatische" stijl.
De oude", de ware" Romeinen zagen er anders
uit. Hun stroeven werkelijkheidszin gaf een Griek
schitterend weer (5).
TpIJDENS de periode van Sturm und Drang
?*? waarin zoovele talenten op allerlei gebied als
kometen verschenen en verdwenen was het geloof
Min een spoedigen ondergang van de wereld telkens
opgevlamd. In 73 werden Vestaalsche maagden
v.m ontucht beschuldigd, over tien jaar zeiden
de pessimisten zal Rome ondergaan.
Toen Augustus de macht onbetwist in handen
hftd kondigde hij een nieuw tijdperk aan: een
g, .uden eeuw van vrede en welvaart. Daarvoor
naren in elk opzicht evenwicht en harmonie
n-odig: ook in de kunst. De dichters van de
nieuwe aera zijn niet begaafder dan hun voor
gangers, integendeel, ze brengen minder nieuws.
Maar volmaakter is hun vorm wel, omdat het nu
brter gelukt over een ernstigen Bomeinschen
achtergrond Orieksche elegantie te spreiden.
Dien achtergrond schiepen de maatregelen van
Augustus. Eerst'zijn zege met de wapenen over
nationale en vreemde vijanden waarvan het prach
tig standbeeld van Primapoita (6) getuigt, toen de
in de verwarde geesten orde scheppende wet
geving. De veldheer spreekt, zeker zijn soldaten
herinnerend aan de overwinningen op
Egyptenoren, Spanjaarden, Galliërs en verhalend hoe
di- Parthen de op Crassus veroverde veldteekenen
vrijwillig teruggaven. De beschouwer leest al deze
gebeurtenissen af van het kuras waaróp de
beeldh»uwer tastbaren vorm gaf aan de woorden van
Vergilius' epos en Horatius' oden.
Toch overhaastte Augustus zich niet en gunde
bij ook zijn beeldenden kunstenaars de tot het
scheppen van goed werk noodzakelijke speling.
Daarom maken al hun voortbrengselen (behalve de
nooit voltooide Aeneis van Vergilius) den indruk
van bezonkenheid. Denk er eens aan, dat Livius
honderd twee en- veertig deelen schreef over de
Bomeinsche geschiedenis. Terwijl Sallustius het
uU't tot het twintigste van dien omvang bracht!
Ka toch bereikte de eerste een gelijkmatige
helder!i' id waarnaar de tweede niet talen kon. Augustus
li't zijn historicus geheel de vrije hand: we voelen
duidelijk, al ontbreken ons de laatste boeken,
d;;fc Livius het hoogtepunt van den Romeinschen,
simt in het verleden zag, in den tijd van Scipio
ui-t in dien van Augustus. Daarvoor heeft hij
sl'chte de harde woorden van de inleiding: Het
ri,!c dreigt te bezwijken onder zijn eigen massa"....
,.' vrij gaan ten gronde aan onze kwalen, omdat we
U' geneesmiddelen daartegen niet verdragen
kunnen." Het is zeker met medeweten en
instemn ug van den keizer geweest, dat een Bomeinsch
bc-ldhouwer een fries hieuw voor de basilica
A milia, dat het verleden allén verheerlijkt.
Toch spreken de twee schoonste scheppingen
v; u den Augusteïschen tijd van het heden, getuigen
?/.- van den trots van den alléenheerscher op zijn
(Militaire en vredestritunphen.
Horatius zegt in 16 n. Chr. , dat de Vrede
torug durft keeren. Het lijkt ons een onlogische
tegenstrijdigheid, dat Augustus ook na de
volti-oiïng van de Ara Pacls (9 v. Chr.) voort liet
b» uwen aan den tempel van den oorlogsgod, maar
«??? mogen niét vergeten, dat Germaniëniet
o) ierworpen, het Parthenrtfk nooit overwonnen
«as en in het binnenland derevolütionnaire geest
in het verborgen voortleefde. De nederlaag van
V,,rus (9 n. Chr.), die het rijk van zoo moeilijk
vervangbare legioenen beroofde, valt samen met
verbanning van Ovidius, wiens dichtkunst
symptoom en bewerker van zedelijk ver
derf was. Hij en Tibullus sporen de jeugd aan tot
een jacht op weelde en genot. De val is diep na
Horatius, die in vrome zangen liefde voor den
huiseUJken haard, eerbied voor de wetten predikte,
na Vergilius wiens verheerlijking van het verleden
kweeken van vaderlandsliefde, rechtvaardigheid
en ontzag voor de goden beoogde:
Disoite institiam moniti et non temnere divos.
Hoort naar nüjn vermanend woord: streeft
naar rechtvaardigheid en veracht de goden niet."
(Vergilius, Aeneit, VI 620.) i
De wijding echter, en de voltooiing van het
Vredesaltaar vallen m den tijd vóór twijfel rees
aan de duurzaamheid van de bekeering: zij
bezegelen een onvergankelijke winst van de
menschheid, een belofte van durend geluk. Zoo wijst bij
Vergilius Anchises zijn zoon Aeneas op de
toekomstieg grootheid van Romulus: Zie, mijn zoon,
hem zal Home als leider volgen op den weg naar
roem totdat haar rijk de aarde, haar moed den
hemel evenaren zal." (Vergilius, Aeneis, VI 781.)
Uit dit bescheiden verleden groeide het rijke
heden op: het over alle schatten der wereld
beschikkende Rome en daarnaast het in weelde
zwelgend Italië, het land van .Saturnus, bloeien
de moeder van koren." Vergilius, Georgica II, 173,
toonen wat door den vrede bereikt is.
Deze zinnebeelden hadden Grieken kunnen
maken, zuiver Romeinsche taal spreekt daarentegen
het fries, dat de menigte weergeeft zooals ze zich
groepeerde bij de wijding (zie fragment op pag. 7).
Ook het Atheensche Parthenon toont een rij van
menschelijke gestalten, .maar daar. zijn deze geïdeali
seerd, de Ara Pacis daarentegen is een historische
gebeurtenis weergegeven, die slechts n keer
geschiedde, hoefde te geschieden. Na deze altaar
wijding zal het voor eeuwig vrede zijn I
TTOOB. het welbehagen van zijn volk bouwde
* Augustus een Home van steen, ter vervanging
van het geërfde Rome van leem en stichtte hij
een nieuwen schouwburg (zie de afbeelding op
pag. 16). Maar hoe streng is zelfs dit amuse
mentslokaal!
Voor het volk bouwde de vredesvorst en het
volk bouwde voor hem omdat hij het welvaart
verschafte. In zijn laatste levensjaar hoorde hij
met vreugde de opvarenden van Aleiandrijnsch
schepen hem' toeroepen: Aan u danken we óns
Bleven, onze scheepvaart, onze vrijheid, ons for
tuin." Geen wonder, dat in alle steden van Itali
tot in het verre Polatoe (l) tempels ver
rezen, . die hem eerden alsof hij reeds op aarde
god was, hem een prachtige woning verschaften
in de hoop, dat hij lang onder hen mocht toeven:
Hoogt ge laat in den hemel terugkeeren, lang
het volk van Romulus uw verblijdend bijzijn
gunnen." (Horatius, Oden I. 2, 45.)
Voor het Vredesaltaar en voor de
Augustustempels schroomde men niet Griekschen styi,
ja. Grieksche technische begaafdheid te hulp te
roepen. Hadden niet Cicero en Horatius luide
verkondigd, dat zonder de Grieken geen weten
schap, geen vormschoonheid te bereiken was,
had niet Augustus den tempel van den Griekschen
Apollo met louter Griekscbe beelden versierd en
dien van Mars Ultor door Grieken doen bouwen,
maakte hij niet zelf Grieksche verzen?
In de vermenging van kracht en schoonheid,
in de broederschap van Mars en Apollo, in een
gehelleniseerd Italiëzag Augustus het ideaal van
een rijksmiddelpunt, ideaal, dat op geestelijk
gebied dicht benaderd is in de architectuur van
den Mars IHtortempel, in de sculpturen, van de
Ara Pacis, in de Oden van Horatius., ,
Dr. H. M. R. LEOPOLD
&$$&%&*le#
? '*tt ^ .L