De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 14 december pagina 6

14 december 1935 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

KUOTE JB1J UJNZE Sr': FT- t j*. ^-l* ? ? r*3^ ff r. ». '?:. a ft* » * ~ Jjroeoerscn roeoerscnap van P DE tijd, die voorafging aan de vestiging van Augustus' gezag in 31 voor Christus, lijkt ons gruwelijk omdat zijn politieke leiders geen grenzen kenden. We zien Sulla onbewogen den Senaat presideeren, terwijl de vergaderzaal weergalmt van de doodskreten van duizenden er naast geslachte Romeinsche burgen. We kunnen de kille berekening der proscriptielijsten van de driemannen niet vergeten. Daarom wenden nu de beteren zich af van de politiek en zoeken bevrediging in de kunst. Ook daarin doen de heftig bewogen tijden dikwijls de grenzen uit het oog verliezen: snel treffen, dadelijk ontroeren is het doel. De middelen leveren de Grieken: sedert eeuwen individualisten bij uitstek. Wanneer men nuchter den beroemden romp in het Vatikaan (3) bekijkt is de eerste gedachte: zulke menschen bestaan niet", maar dit verzet bezwijkt al heel gauw onder den indruk van het meesterschap, dat het niet bestaande" aan nemelijk maakt. De gesuggereerde bovenmenschelijke kracht spreekt in elk onderdeel zoo luid, dat men volstrekt geen behoefte voelt het beeld aan te vullen, te vragen wie het voorstelt. * Zoo treft ook het werk van den dichter Luoretius. Eerst vragen we niet wat hij betoogt, laten we ons bekoren door den orgeltoon zijner verzen, zijn smartelijk smachten naar de eenzame hoogten der wetenschap waarop hij het benauwende leven hoopt te-ontvluchten, maar dan wordt ons bewust hoe gedegen de wetenschap is waarmee mj ons wijstjfop onze nietigheid in het oneindig heelal: Bedenk het hoeveelste deel van het heelal ons planetenstelsel is en onze,aarde daarin kleiner dan de mensoh op haar." (Lucretras VI 650 vlgg.) Die kleinheid van den mensen in de natuur wisten in Lucretius' tijd ook de schilders voor treffelijk weer te geven. Lucretius dacht als een Hercules de hydra van 's menschen dommekracht, van misdaad en wille keur, te kunnen verslaan en een wereld van wijs heid en weldoen te scheppen, maar telkens weer klinkt door zijn bezield prediken de wanhoops kreet van den te zwakke door: de dood, het nietbestaan alleen kan van de kwellende smarten verlossen: * , De doodslaap zal u ten eeuwige dage van bittere smarten bevrijden." (Lucretius III, 902.) Zóó, hopeloos van zijn neerlaag bewust, zakte de vuistvechter (8) meen na wat wel zijn laatste strijd geweest zal zijn. Met ons niets sparende volledigheid toont de boetseerder de gevolgen van het beestachtig gevecht tusschen twee bruten: den gebroken neus, de misvormde ooren, het bloedende voorhoofd. Deze realiteit is op zichzelf al een felle critiek. Fel als de schimpdichten van Catullus, die zelfs Caesar niet ontziet terwijl hij bezig is Galliöte veroveren. Catullus haatte de politiek en zou graag zijn jonge leven heelemaal aan de kunst gewijd hebben, aan de elegante kunst, welke in Alexandriömet schoonen schijn een ledig leven dekte. GelnstruBIJ DE AFBEELDINGEN ?. Tempel voor Augustus te Po/o 2. Ath/eet 3. Tors (Vot/cocn) 4. De jonge Augustus 5. Offerend Romein 6. Augustus o/s vetoneer 7. h, muurschildering uit het huls von LMa 8. Vulstf echter na den strijd 9. Inwijdingsscène (wandschildering uit de Villa dei Mister! te Pompei) M ars en Apollol eerd door een paar mooie Grieksche boeken van Sappho tot Callimachus zou hij nog meet gepolijste gedichtjes hebben geproduceerd op vogeltjes van zijn geliefde, op Ariadne en andere romantische heldinnen uit de mythologie, misschii'u ook net als zijn vriend en collegadichter Calvug op de lo, die (7) ons zoo goed de herderlijke stemming van het Alexandrijnsche voorbeeld vertolkt, en landschapjes met tulngoden hebban uitgewerkt als de decorateurs van weelde woning.-n het in stuc op verf deden. Maar de ernst kwam in zijn leven: na de vi-r> rukking de wanhoop; beide bracht de liefde, b dit niet het eerste voorbeeld van een echte onge lukkige hartstocht in Rome? Kon de dweeperige Keltische ziel van'den Veronees de realistische nuchterheid van de Romeinsche Clodia niet ver dragen? De dansende juich verzen: Vivamus, mea Lesbia, atque amemus" Geniet, m'n schat, met mij in liefde 't leven." (Catullus V, I) gaan stroef hinken: At tu, Catulle, destinatus obdum" Pantser, Catullus, vastberaden je hart!" (Catul lus VIII, 19), dan weemoedig klagen: Vol haat en vol liefde is mijn leven. Vraag niet hoe dat kan. Weten doe ik het niet maar ik voel me gepijnigd." (Catullus LXXXV.) HET Is geen liefdessmart, die de jonge vrouw uit de Villa dei Mister! te Pompei (9) het hoofd doet verbergen in de schoot van een vrien din, geen verrukking om de verzoening, welke haar tot Bacchante maakt, maar toch jkt het waarschijnlijk, dat de schilder van deze Inwij dingsscène" beroemde voorbeelden van amcu reuzen aard nagevolgd heeft. WerkeUjk, noch Catullus noch de onbekende Pompejaansche schilder mogen zich over de doof mty tusschen hen getrokken parallel beklagen: beiden bezielden oude subjecten met nieuw levon. Het is bekend, dat men treiterende gedachten kwijt raken kan door er over te schrijve n. Zoo is 'het zeker voor Sallustius een opluchting geweest, dat zijn rijkdom en het gespaard blijven voor hooge, dus gevaarlijke positie hem in staat stelden zijn oordeel te zeggen over de politici van zijn tijd. Hij deed dit bonkig, raak als de beeldhouwer het torso (3) en den vuistvechter (8| vormde. ZUn stijl is Grieks wijsgeeii^, zijn woord keus ouderwets Romeinsch, zijn inzicht scherp en de karakterteekening eerlijk. Vergelijk daarmee eens Caesars geschriften: voorbeeldig eenvoudig en helder van stijl, elk ongewoon woord en schil* derachtig beeld vermijdend, niets verbergend dan.... de waarheid. Bij Sallustius mogen we denken aan den Laokoön, Caesar herinnert sterk aan de Nieuw-Attische school (2), die <ten strengen eenvoud van het vóór-klassieke tijdperk nabootst maar. de ziel daarvan niet meevoelen en dus niet weergeven kan: onder haar handen blijven de Athleten dood, Orestes en Electra poppen. We bezitten geen enkel authentiek portret van Caesar, maar hij zal zich zeker een beeld houwer gewenscht-hebben als den jongen Augus tus (4) zoo klassiek de trekken gladstreek, 'lat we in hem nauwelijks den erbarmingloozen d-ieman herkennen kunnen. Heel anders voelde Pompeius (wiens kop op den omslag staat afgebeeld), die zich graag den Groot* noemde en opsneed over zijn ontelbare legers waar van hij echter nooit .profiteerde om zich de macht te verzekeren. Bij zijn beeltenis past dan ook voortreffelijk de gezwollen Aziatische" stijl. De oude", de ware" Romeinen zagen er anders uit. Hun stroeven werkelijkheidszin gaf een Griek schitterend weer (5). TpIJDENS de periode van Sturm und Drang ?*? waarin zoovele talenten op allerlei gebied als kometen verschenen en verdwenen was het geloof Min een spoedigen ondergang van de wereld telkens opgevlamd. In 73 werden Vestaalsche maagden v.m ontucht beschuldigd, over tien jaar zeiden de pessimisten zal Rome ondergaan. Toen Augustus de macht onbetwist in handen hftd kondigde hij een nieuw tijdperk aan: een g, .uden eeuw van vrede en welvaart. Daarvoor naren in elk opzicht evenwicht en harmonie n-odig: ook in de kunst. De dichters van de nieuwe aera zijn niet begaafder dan hun voor gangers, integendeel, ze brengen minder nieuws. Maar volmaakter is hun vorm wel, omdat het nu brter gelukt over een ernstigen Bomeinschen achtergrond Orieksche elegantie te spreiden. Dien achtergrond schiepen de maatregelen van Augustus. Eerst'zijn zege met de wapenen over nationale en vreemde vijanden waarvan het prach tig standbeeld van Primapoita (6) getuigt, toen de in de verwarde geesten orde scheppende wet geving. De veldheer spreekt, zeker zijn soldaten herinnerend aan de overwinningen op Egyptenoren, Spanjaarden, Galliërs en verhalend hoe di- Parthen de op Crassus veroverde veldteekenen vrijwillig teruggaven. De beschouwer leest al deze gebeurtenissen af van het kuras waaróp de beeldh»uwer tastbaren vorm gaf aan de woorden van Vergilius' epos en Horatius' oden. Toch overhaastte Augustus zich niet en gunde bij ook zijn beeldenden kunstenaars de tot het scheppen van goed werk noodzakelijke speling. Daarom maken al hun voortbrengselen (behalve de nooit voltooide Aeneis van Vergilius) den indruk van bezonkenheid. Denk er eens aan, dat Livius honderd twee en- veertig deelen schreef over de Bomeinsche geschiedenis. Terwijl Sallustius het uU't tot het twintigste van dien omvang bracht! Ka toch bereikte de eerste een gelijkmatige helder!i' id waarnaar de tweede niet talen kon. Augustus li't zijn historicus geheel de vrije hand: we voelen duidelijk, al ontbreken ons de laatste boeken, d;;fc Livius het hoogtepunt van den Romeinschen, simt in het verleden zag, in den tijd van Scipio ui-t in dien van Augustus. Daarvoor heeft hij sl'chte de harde woorden van de inleiding: Het ri,!c dreigt te bezwijken onder zijn eigen massa".... ,.' vrij gaan ten gronde aan onze kwalen, omdat we U' geneesmiddelen daartegen niet verdragen kunnen." Het is zeker met medeweten en instemn ug van den keizer geweest, dat een Bomeinsch bc-ldhouwer een fries hieuw voor de basilica A milia, dat het verleden allén verheerlijkt. Toch spreken de twee schoonste scheppingen v; u den Augusteïschen tijd van het heden, getuigen ?/.- van den trots van den alléenheerscher op zijn (Militaire en vredestritunphen. Horatius zegt in 16 n. Chr. , dat de Vrede torug durft keeren. Het lijkt ons een onlogische tegenstrijdigheid, dat Augustus ook na de volti-oiïng van de Ara Pacls (9 v. Chr.) voort liet b» uwen aan den tempel van den oorlogsgod, maar «??? mogen niét vergeten, dat Germaniëniet o) ierworpen, het Parthenrtfk nooit overwonnen «as en in het binnenland derevolütionnaire geest in het verborgen voortleefde. De nederlaag van V,,rus (9 n. Chr.), die het rijk van zoo moeilijk vervangbare legioenen beroofde, valt samen met verbanning van Ovidius, wiens dichtkunst symptoom en bewerker van zedelijk ver derf was. Hij en Tibullus sporen de jeugd aan tot een jacht op weelde en genot. De val is diep na Horatius, die in vrome zangen liefde voor den huiseUJken haard, eerbied voor de wetten predikte, na Vergilius wiens verheerlijking van het verleden kweeken van vaderlandsliefde, rechtvaardigheid en ontzag voor de goden beoogde: Disoite institiam moniti et non temnere divos. Hoort naar nüjn vermanend woord: streeft naar rechtvaardigheid en veracht de goden niet." (Vergilius, Aeneit, VI 620.) i De wijding echter, en de voltooiing van het Vredesaltaar vallen m den tijd vóór twijfel rees aan de duurzaamheid van de bekeering: zij bezegelen een onvergankelijke winst van de menschheid, een belofte van durend geluk. Zoo wijst bij Vergilius Anchises zijn zoon Aeneas op de toekomstieg grootheid van Romulus: Zie, mijn zoon, hem zal Home als leider volgen op den weg naar roem totdat haar rijk de aarde, haar moed den hemel evenaren zal." (Vergilius, Aeneis, VI 781.) Uit dit bescheiden verleden groeide het rijke heden op: het over alle schatten der wereld beschikkende Rome en daarnaast het in weelde zwelgend Italië, het land van .Saturnus, bloeien de moeder van koren." Vergilius, Georgica II, 173, toonen wat door den vrede bereikt is. Deze zinnebeelden hadden Grieken kunnen maken, zuiver Romeinsche taal spreekt daarentegen het fries, dat de menigte weergeeft zooals ze zich groepeerde bij de wijding (zie fragment op pag. 7). Ook het Atheensche Parthenon toont een rij van menschelijke gestalten, .maar daar. zijn deze geïdeali seerd, de Ara Pacis daarentegen is een historische gebeurtenis weergegeven, die slechts n keer geschiedde, hoefde te geschieden. Na deze altaar wijding zal het voor eeuwig vrede zijn I TTOOB. het welbehagen van zijn volk bouwde * Augustus een Home van steen, ter vervanging van het geërfde Rome van leem en stichtte hij een nieuwen schouwburg (zie de afbeelding op pag. 16). Maar hoe streng is zelfs dit amuse mentslokaal! Voor het volk bouwde de vredesvorst en het volk bouwde voor hem omdat hij het welvaart verschafte. In zijn laatste levensjaar hoorde hij met vreugde de opvarenden van Aleiandrijnsch schepen hem' toeroepen: Aan u danken we óns Bleven, onze scheepvaart, onze vrijheid, ons for tuin." Geen wonder, dat in alle steden van Itali tot in het verre Polatoe (l) tempels ver rezen, . die hem eerden alsof hij reeds op aarde god was, hem een prachtige woning verschaften in de hoop, dat hij lang onder hen mocht toeven: Hoogt ge laat in den hemel terugkeeren, lang het volk van Romulus uw verblijdend bijzijn gunnen." (Horatius, Oden I. 2, 45.) Voor het Vredesaltaar en voor de Augustustempels schroomde men niet Griekschen styi, ja. Grieksche technische begaafdheid te hulp te roepen. Hadden niet Cicero en Horatius luide verkondigd, dat zonder de Grieken geen weten schap, geen vormschoonheid te bereiken was, had niet Augustus den tempel van den Griekschen Apollo met louter Griekscbe beelden versierd en dien van Mars Ultor door Grieken doen bouwen, maakte hij niet zelf Grieksche verzen? In de vermenging van kracht en schoonheid, in de broederschap van Mars en Apollo, in een gehelleniseerd Italiëzag Augustus het ideaal van een rijksmiddelpunt, ideaal, dat op geestelijk gebied dicht benaderd is in de architectuur van den Mars IHtortempel, in de sculpturen, van de Ara Pacis, in de Oden van Horatius., , Dr. H. M. R. LEOPOLD &$$&%&*le# ? '*tt ^ .L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl