Historisch Archief 1877-1940
Leekentooneel en dilettantentoonecl
Uj,
Bloscopy
Anlta Loulse en James Cagney als Titania en Bottom In Shakespeare's
AHdsummern/g/Jt's Dream", verfilmd onder regie van Reinhardt
ZOMERNACHTME
L. J. Jordaan
Max Reinhardt en W. Dleterle :
A MldvummernlBht'a Dream"
DE geruchten, die deze verfilming
van Shakespeare's blijspel voor
af gingen, waren vqléosnde om
den argeloozen bioscoopbezoeker de
stuipen op het lijf te jagen. Het werk
heette een dusdanige verminking de
behandeling zou dermate smakeloos
en vulgair wezen, dat ons een ware
verschrikking wachtte. Kortom: wij
dienden ons te prepareeren op een
volslagen midzomernachtmerrie.
Wat zal ik u zeggen? Ik heb de film
gezien en ik leef nóg l Misschien is
tenslotte niets zoo heilzaam voor een
mild en nuchter ooi deel als een derge
lijke verontwaardigde tam-tam vooraf.
We worden op zulke ijselijkheden voor
bereid, dat het niet anders kan dan
meevallen. En zoo moet ik dan op mijn
geweten af verklaren, dat ik op een
paar Hollywoodsche smakeloosheden
en wat theatrale gerektheden na de
Midzomernachtsdroom" met belang
stelling aanschouwd heb zonder eenigen
last van Alpdrücken" te ondervinden.
Laat mij er aanstonds bijvoegen in deze
heele historie van een kettersch gebrek
aan vooringenomenheid te zijn.'...
een feit dat wellicht het interessanste
van het geval raakt..
Daar is Shakespeare, de heros der
dramaturgie daar is een keten van
geëerbiedigde tradities. daar is
tenslotte het theater, de erkende
legitieme" kunst, welker voorvechters
in deze crisisdagen gevoeliger zijn dan
ooit. Daartegenover staat de film
dubieus medium, gehaat en om
streden.... de gevreesde mededinger
uit de kennistent.... draagster van
sex-appeal en sensatie.... ergernis van
alle weldenkendën. Het conflict laat
zich zonder veel moeite denken:
laesa majestatis.... heiligschennis l
Min of meer bewust zullen talloozen
zich op dien grond reeds tegen een
combinatie van Shakespeare en de film
verzetten. Dat een man van Reinhardt's
formaat en verleden de productie met
zijn naam dekt, zegt niets.... per slot
van rekening is hij een overlooper
een afvallige, door het Hollywoodsche
goud omgekocht" en deze overweging
is niet bepaald geschikt om de ge
moederen te verzachten.
Intusschen kan men ook wat minder
hard van stal loopen en in alle kalmte
overwegen in hoeverre zulk een stand
punt juist mag heeten. Van het moment
af waarop men de simpele
tooneeluitrusting van het Globe- en
Blackfriars-Theater liet varen, werd de
opvoering van Shakespeare's stukken
een probleem?en zij is dit tot den
huidigen dag gebleven. Zoolang de
mise-en-scène kon volstaan met een
paar standaards op het tooneel te
plaatsen om een slagveld voor te
stellen of met behulp van enkele groene
struiken een woud te evoceeren, was
de zaak betiekkelijk eenvoudig. Alle
moeilijkheden die de veelvuldige scène
wisseling bij Shakespeare meebrengt,
alsmede de hooge eischen welke hij
aan de plaats der' handeling stelt,
kwamen aldus ten laste van de fantasie
des toeschouwers de vermaarde
fantasie, die (gelijk bekend) zoo grondig
door de film wordt vermoord. Maar het
valt moeilijk te ontkennen, dat die
moord 'reeds begon met de eerste
schuchtere poging tot het aanwenden
van decoraties dat wil feitelijk
zeggen in Shakespeare's tijd zelf. Ik
heb er mijn Burgersdij k eens pp nage
slagen en daar gevonden hoe reeds in
het Globe-theater allerlei hulpmid
delen bij de vertooning werden ge
bezigd". Hulpmiddelen, die menigen
purist, dunkt mij, de haren te berge
moeten doen rijzen l Zoo waren er
torens, bóomen, wolken (sic 1), tafels
en andere voorwerpen". Ja zelfs had
men inrichtingen om goden, engelen
of helden uit den hemel te doen
nederdalen, om geesten of duivels in de
diepte te doen verzinken"! Dat is
??met verlof
Hollywood-.h-deluiers en er is iets voor te zeggen de
geperfectionneerde illusie-machine der
filmstudio eenvoudig te zien als de
logische consequentie van een eeuwen
lange ontwikkeling. De afstand tus
schen de gordijn-decors uit Shake
speare's tijd en Royaards' pompeuse
mise-en-scène of het Berlijrische,
draaitooneel lijkt minder groot dan die
tusschen het moderne theater en de
film. En verzet tegen iedere vernieu
wing is er tenslotte altijd geweest.
Mij dunkt dat het hier gaat om
een principieele qua est ie óf men
aanvaardt geen enkel technisch hulp
middel, óf men is slechts tevreden met
de meest geperfectionneerde outillage.
Wie de gecompliceerde mise-en-scène
van het moderne theater accepteert,
die kan geen bezwaar hebben tegen de
nog geraffineerder illusie-techniek van
de film!
Van dat standpunt uit bezien is
Reinhardt's Midzomernachtsdroom"
de logische en consequente doorvoering
van een eenmaal aanvaarde richting.
En niemand 'moest noodwendiger tot
dit inzicht komen, dan de show-nian,
die Reinhardt altijd geweest is. Men
moge tegenover het resultaat critisch
staan?als experiment lijkt het mij
acceptabel en belangwekkend. :
Het wil mij overigens voorkómen
dat Reinhardt, ook reeds als
metteuren-scène, niet zoo'n overmatig geloof
had in de fantasie van het-publiek. De
gangbare opinie, dat Shakespeare's
woord voldoende is om het auditorium
EDUARD
VERKADE
|-XILETTANTENTOONEEL heeft
| j het groote voordeel boven be
roepstooneel, dat hun opvoe-j
ring slechts n enkele uiting behoeft
te zijn van een te midden van hen
levend idee, slechts n enkele feest.
voorstelling voor een geestelijk homo.
geen publiek. In het werk als zoodanig
bshoeven geen exploitatiemogelijk
heden te schuilen, de spelers zijn niet
afhankelijk van het meer of minder
groots succes, het spelen als zoodanig
is voor hen geen dagelijksche
werkkring, doch een gelegenheid zich te
uiten buiten hun gewone sfeer. Van-4
daar dat zij veelal een overgave toonenj
die wij bij het beroepstooneel vaak zoo,
noode missen.
Tegenover al deze voordeelen staat)
het groote bezwaar, dat de techniek;
van den tooneelspeler, die eerst na
jarenlange dagelijksche studie te ver*
werven valt, hem geheel onbekend is.
De leiding van een vakman kan hierin
tegemost komen door een juiste rol.
verdeeling naar de innerlijke persoon*
lijkheid van den amateur-speler, een
nauwkeurig uitwegen van de drama.
tische effecten dank zij de karakter.
tegenstellingen, en een nauwgezet vast.»
houden aan de bedoeling van den'
schrijver, aan stijl en wezen van het
werk. Toch zal een dilettantengezel.1
schap nimmer een behoorlijke voor.
stelling van hetzelfde werk door een
bsroepstooneel kunnen overtreffen.
Een twee duizend en rste voorstel
ling van Op hoop van zegen" door
dilettanten heeft geen zin. Het spelen
van amateurs heeft alleen dan artis
tieke waarde, wanneer de keuze valt
op een tooneelstuk, dat om de een of
andere reden door een beroepsgezel
schap niet bezet of geëxploiteerd kan
worden, terwijl de opvoering tevens de
verdienste moet inhouden den toe
schouwers dit stuk nader te brengen,
de bedoeling van den schrijver
schetsmatig aan te duiden, er nergens
naast" te zijn, zij het dan ook hier
en daar er onder". Om een dergelijke
opvoering met dezelfde maat te wil
len meten als beroepstooneel, is on
redelijk en ondenkbaar. Werden vele
stukken niet geprobeerd door dilet
tanten, dan zou meestal niemand ze
te zitn krijgen. Bovendien: hoeveel
stukken zijn niet via dilettanten naar
het bsroepstooneel gekomen ?
CTUDENTEN verrasten ons de
^laatste jaren veelal met opvoe
ringen, waarbij de regisseur-vakman
er in slaagde te profiteeren van het
helaas ongeroutineerde, doch verder
uitstekende materiaal, met overgave,
beschaving, intelligentie, en varieerende,
persoonlijkheden. .
een woud-bij-nacht, op manestralen
dansende elfen et tutti quanti voor
oogen te stellen, móet voor den regis*
seur nimmer zoo bijster overtuigend zijn
geweest. Er lijkt mij iets voor 'e
zeggen zeker inzoover,re het h<.*
hedendaagsche publiek betreft. De
conversatie met elven en boschgeesten
is in onze dagen wel tot een zeer
schraal minimum gereduceerd zijnde
in hoofdzaak een zuiver aestethische
sympathie voor de aquarellen der
heeren Rackham en Dulac. Voor den
renaissaricemensch echte/ waren dej.e
sprookjesfiguren werkelijkheid zon.
als het sprookje-zelf tenslotte een
naïeve voorstelling der realiteit was.
Dit contact met een populaire folklore.'
(men moge hoog of laag springen) i
nu eenmaal verloren gegaan. Kort en
goed: wanneer Titania uitroept:
Come, now a roundel and a fair
song
Then for the third part of a minute
hence;
Some, to kill cahkers in the
muskrose buds;
Some, war with rear-mice for the i r
leathern wings, ,
To make my smalt elves coats.'... 'a
dan moge dit voor Shakespeare's tijd-.
genooten een direct en levend beeM
hebben opgeroepen - ik ben echter
bevreesd, dat wij er geducht onzen'
Rackham op moeten nakijken om t->
begrijpen wat er eigenlijk aan de hanl
is. En ik zie niet in, wat voor zonde er
begaan wordt wanneer de mise-en-,
scène, resp. het filmbeeld,, onze kreu
pele verbeeldingskracht te hulp komt.,
De verleiding is groot om bij dit,
alles aan de nuchtere machinerie te'
denken, aan de zweetende
propertymen, aan de dollars'én de heele' rim
ram van Hollywood. En zich aldus del
pret te bederven. Het schijnt mij j i
echter toe, dat in dit geval de schuld j j
meer aan ons ligt dan aan de film. j i
En ik ben hopeloos onbevooroordeeld j j
genoeg, om met belangstelling en be-.
wondering verschillende episoden uit f
deze Midsummernight's Dream"
tehebben gadegeslagen. ,
Het doet tenslotte ongetwijfeld won-*^
derlijk aan, personages als de heeren
Cagney en Joe Brown in een
Shakespeare-stuk te zien figureeren zij
hetdan maar als Bottom en Flute. Toch
geloof in dat ook hierin Reinhardt
consequent gehandeld heeft. De sug
gestieve en v beeldende kracht, die in
een simpele declamatie van Shake
speare's tekst dient uit te gaan, wordt
juist door de uitvoerige
mise-enpcène der film voor een groot deel
opgeheven. Maar des te dwingender
is hier (mede door den close-up) de
noodzakelijkheid van typ°n. Welnu
hoe weinig sympathiek mij persoonlijk
een individu als Joe Brown moge zijn
ik kan er in komen, dat Reinhardt
ia dit breëdmondige, stupide masker
een zeer bruikbaren Flute" heeft.
gezien.
Er zou over dit interessante en
principieele chapiter een uitvoerige
beschouwing te leveren zijn en er
zouden 'daarbij heel wat harde noten
te kraken vallen. De vraag of een
aardig jog als Mickey Rooney tegen
Je zware rol van Puck" is opgewassen
of sommige gerekte declamatorische
passages als de noodeloos-langdurige
monoloog van Bottom na zijn ont
waken (de heele tirade van When my
cue cömes" tot I shall sing it after
death" werd onverkort weergegeven)
verantwoord zijn - of een
suikerbakkers-décor als het paleis van
Theseus door den beugel kan of
Mendelssóhn*s partituur* met
salonstukjes als Frühlingslied" en Leise
?ieht durch mein Gemüt" mag-worden
aangevuld.... deze en tal van andere
quaest.es- geven stellig plaats voor
scherpe critiék.
Zoolang evenwel de susjncie gegrond
mag heeten,. dat' het maar 'de film"
is die Shakespeare aanrandde" n
aldus tot het »,Sacrilège P'geroep aan
leiding gaf zoolang dienen wij een
dergelijk vooroordeel te bestrijden. Een
experiment als dit, onder de leiding van
een man als Reinhardt, heeft meen
ik recht op onze belangstelling. Per
saldo wordt Shakespeare er niet minder
groot door en de film, die haars weegs
gaat, alle schaduwen van morgen ten
spijt, kan er slechts leering uit trekken.
En tenslotte er zijn erger
Midzorhernachtmerries" denkbaar het
werk is mij alles-in-alles niet tegen
gevallen.'... ik ben er de slechte
critieken erkentelijk voor l
Den elfden December gaf het Leidsch
Studenten Tooneel het Italiaansche
werk Judas" van Ratti, terwijl den
i4den December de V.C.S.B. Lucifer"
van Vondel opvoerde in Arnhem.
Het werk van Ratti eischt, behalve
algemeen inzicht van de spelleiding,
een aantal krachten met persoonlijk
heid en talent. Zonder een Judas,
Johannes, Maria Magdalena, Simon
en Lazarus ware de opvoering van dit
werk onhoudbaar vervelend gebleken.
Natuurlijk was de zeer ingewikkelde
rol van Judas een te zware opgaaf
voor een amateur, doch de speler bleek
een persoonlijkheid, die het door Ratti
bedoelde wezen wist aan te duiden, de
lange zinnen, hoewel onvolmaakt qua
spreektechniek, in het juiste tempo via
zijn intelligentie met begrip wist te
zeggen, waartoe menig technisch ont
wikkeld acteur van het eerste plan niet
in staat zou zijn, omdat de uit te
beelden figuur boven zijn persoonlijk
begrip zou gaan. Het stuk Judas"
is een zér zware opgave voor dilet
tanten, maar als geheel hebben de
Leidsche studenten het bewonderens
waardig gespeeld; datgene wat er thans
ontbrak zou vrijwel ieder hunner met
n of twee jaar routine perfect hebben
kunnen uitbeelden.
Lucifer vormde met deze voorstel
ling een groot contrast. Leekentoo
neel" noemen de V.C.S.B.ers hun op
voeringen. Dit is: een visie op een werk,
van een bepaalden geestelijken ge
zichtshoek uit, een soort getuigenis.
Dit houdt in een zeer groote overgave
en saamhoorighëid van de spelers.
De keuze van Vondels treurspel, op
zichzelf beschouwd misschien een van.
zijn fraaiste stukken, is gelukkig te
noemen. Alle personen in dit
bovenaardsche werk hebben weliswaar
karakter en vorm, maar zijn niettemin
allegorische figuren. De rollen behoeven
daarom geen psychologische uitbeel
ding, hoewel een groot tooneelspeler
in de zuivere verzen deze er bij kan
laten doorklinken. Dat onder de spelers
van Lucifer in den V.C.S.B. zich geen
enkel tooneeltalent bevond werd hier
door van ondergeschikt belang. Hier
tegenover en misschien mede daardoor
stond, dat er dank zij de zér begaafde
leiding van Van vder Vies een groote
harmonie was verkregen, waardoor
de geest van het treurspel als eenheid
tot zijn recht kwam. De nederigen"
die in dit werk moesten overwinnen,
en zij die overwonnen moesten worden,
overwonnen allen te samen, dank zij
de nederigheid waarmede zij zich onder
schikten aan het werk van Vondel,
en aan den bevoegden spelleider.
. De reyen bewogen als groepen vol
fantasie en afwisseling in de blanke
wijdingsvolle omgeving, en spraken de
schitterende, gecompliceerde verzen
van Vondel, evenwel zonder groote
muzikaliteit, maar met begrip en juiste
indeeling uit; een wijze waarop Vondel
verzen misschien het zuiverst weer te
geven zijn als koor.
Men heeft uit deze opvoering kunnen
zien, wat een kundig regisseur vermag
met leekenspelërs, die als
leekenbroeders toegewijd zijn aan hun leider.
Feitelijk doen in een dergelijk werk
de groote overgave en eensgezindheid
'zoo aangenaam aan, dat men de voor
stelling stelt boven een onevenwich
tige van het beroepstopneel met geniale
flitsen, vele schijnbare krachtontla
dingen naast innerlijke bewogenheid
van enkelen, welke te kort schiet in
eenheid en stijl, ten gevolge van onder
linge rivaliteit en opdringerige per
soonlijke eerzucht, gepaard aan te
kort aan intelligentie.
Uit opvoeringen als Judas en Lucifer
blijkt wederom hoe naast een waar
achtige bewuste techniek van de
spelers, als tweede, factor, nood. zakelijk
is nederigheid en piéteit ten opzichte
van het dramatische kunstwerk en on
zelfzuchtige overgave aan 'de spellei
ding, wil men tot een werkelijke kunst
uiting geraken. * <
NederlandscHe Muziek
in Rotterdam
"Willem PM
em JTijper
DE Nederlandsche muziek begint
den laatsten tijd verheugend
op onkruid te lijken: zij ge
dijt op de schamelste plaatsen en
bloeit tegen het wieden en schoffelen
in. Laat ons, om in het beeld te blijven,
vaststellen dat tropisch onkruid" in
koudere landen als dure kasbloemen
gekweekt moet worden en dat
alledaagsche composieten uit onze ge
matigde streken zich in een subtro
pisch klimaat soms tot ongedroomde
afmetingen ontwikkelen.
Het vaderlandsche klimaat brengt
mede, dat distels, brandnetels en
kruiskruid beter levenskansen hebben op
den kouden grond der nationale
muziekliefde, dan cactus, aristolochia
gigantea of nelumbium. Toch is het
niet absoluut noodzakelijk, onze
horticultuur tot dit allergewoonste te be
perken. Op beschutte plaatsen kan van
allerlei overwinteren, dat niet tot de
vaste flora van onze zilte polders be
hoort. Het aan steenen rijke Rotterdam
van de laatste jaren blijkt voor de
Nederlandsche muziek een beter groei
plaats te zijn dan het steinreiche"
Rotterdam van eertijds voor de ge
wassen van Richard Wagner, Manier
en Strauss. Een weinigje locale trots
lijkt hier nu eens niet misplaatst.
In de afgeloopen drie weken heeft
de Nederlandsche muziek hier welig
neen, niet gebloeid. Maar veel blad
gemaakt en merkbaar stevig wortel
geschoten. Het best geslaagde specimen
hedendaagsche Nederlandsche com
positiekunst was wel de derde
symphonie van Badings, hief ter plaatse (in het
nummer van 2 December.) uitvoerig be
sproken. Het werk werd in Rotterdam
geïntroduceerd door het Residentie
orkest onder leiding van Spaanderman.
Mengelberg, met Zimmermann als
solist, bracht Henriëtte Bosmans'
vioolconcert mede: een werk dat boeit
door formeele beknoptheid, en bekoort
door de melodische expressie, met name
van de langzame deelen. Als derde, ook
in Amsterdam bekende, werk moet
Rudolf Mengelberg's Weinlese ge
noemd worden, uitgevoerd door Ed.
Flipse met zijn Philharmonisch koor.
Dit werk, vooral voor het orkest en den
tenorsolist zeer goed gerealiseerd, ver
toont bij nauwkeurige observatie een
ernstig desequilibre tusschen de
kooren de solo-fragmenten: het koor blijft
teveel achtergrond voor de (orkestraal
en vocaal) -solistische vondsten: er is
met den koorklank niet zeer econo
misch gewerkt en'deze techniek brengt
mede dat alleen de inzetten van het
koor hoogtepunten worden en er van
compositie" eigenlijk weinig sprake
meer, is, verderop. Zoodoende worden
de fugatische passages inzinkingen,
in plaats van gespannen momenten.
Mengelberg is een lyricus, die volstrekt
niet rigoureus contrapuntisch denkt.
En eigenlijk is dat laatste wel een
noodzakelijkheid, bij de compositie van
een werk ven iets grooter allure.
1 Het best'gerealiseerde Nederlandsche
werk van deze maand was natuurlijk
Joh. Wagenaar's Dreivietfeltakt". De
uitvoering daarvan, door Flipse met
zijn orkest, was eveneens buitengewoon
gestaagd: het muzikanteske element,
een der _ belangrijkste, facetten van
Wagenaar's opus, werd voortreffelijk
in het licht gesteld.
Over Noordzee" van Dina
Appel' doorn valt niet veel te berichten: n
minuscuul vondstje, verwerkt met
eindeloóze tautologieën en verpulverd
1 in een ordeloos geweld.
Er zou meer op témerken zijn naar
aanleiding van de beide overgebleven
noviteiten: volksliedbewerkingen van
Hans Schouwman en een concert voor
piano met strijkorkest van Otto Glastra
van Loon. Schouwman is typisch de
eclecticus met een all-round belang
stelling voor de muziek; Glastra van
Loon vertoont zich in deze compositie
de eerste welke ik in het openbaar
van hem hoorde vooral als de
reproducent, die belangstelling heeft
voor problemen van polymetrischen
en coloristischen aard. Beide werken
dragen duidelijk de kenmerken door
geboren niet-componisten geschreven
te zijn. De liederen van Schouwman
bestaan uit de authentieke melodische
lijnen, verstopt onder een compact
stemmenweefsel dat, als werkstuk
op zichzelf beschouwd, veel meer een
volhandige piano-improvisatie is dan
de verwezenlijking van eenige orkes
trale invallen. Om alleen maar goed te
klinken, zou er meer dan de helft van
de noten uit moeten. Prijzenswaard
zijn de zorg en de concentratie waar
mede Schouwman te werk ging; maar
de berekeningen, welke aan- zijn
geluids-doseeringen ten grondslag lagen
deugden niet: het geheel werd, hoewel
dynamisch uiterst bescheiden, te mas
sief. Ook pianissimi kunnen verstopt
klinken.... .
Noemden wij Schouwman's klank
te massief, het geluid van Glastra van
Loon's pianoconcert is te schraal. Uit
den aard der zaak stelt het schrijven
van een orkestwerk met een solo
instrument andere eischen dan het
bewerken van oude liederen: ten deele
hoogere, ten deele lagere eischen. De
auteur van een pianoconcert moet over
een langereri adem kunnen beschikken
dan de bewerker van bestaande melo
dieën. En juist die spankracht bezit
Glastra van Loon ten eenenmale niet.
Melodisch is het werk uitdrukkings
loos: een paar wel ingenieuze complica
ties kunnen de armoede aan muzikale
inventie niet afdoende bemantelen.
Stylistisch is er een aarzelen tusschen
een harmonisch uiterst gepeperde
hotter-than-hot-jazz-stijl (dat is nog
het meest aanvaardbare element) en
een oudmodische adagio-melodiek, af
gewisseld met Poulenc-infantilismen
of Satie-pueriliteiten. Het is jammer
'dat Van Loon's ordenend
klankbewustzijn niet beter gedisciplineerd
bleek. Invallen heeft hij, maar van
werkelijk scheppend organisatietalent
bleek nog niets: dit pianoconcert werd
óók al weer meer improvisatie dan
compositie. Het is bovendien te zeer
up to date om ooit iets meer dan dat ?
te worden. Ik vraag mij af, of men het
uitdenken en opschrijven van een stuk
als dit, eigenlijk al (of nog)
componeeren moet noemen. Men zou het
, willen bejammeren, dat Glastra van
Loon, die durf, animo en voorstellings
vermogen genoeg blijkt te bezitten om'
zich aan een opgave als deze te wagen,
indertijd de beginselen der muzikale
compositiekunst .niet wat grondiger
geleerd heeft. Op later leeftijd laten
zich dergelijke tekorten bezwaarlijk
meer verhelpen. ^ , .
Het concert werd goed, ietwat te
luid, gespeeld door Jan Odé, De liederen
van Schouwman vonden een uitnemend
vertolkster in Maria 'Last.
Tenslotte: de belangrijkste inter
nationale gebeurtenis op de R
tterdamsche concertmarkt was . de uit
voering, door Flipse met zijn koor en
zijn orkest, van Roussel's Evocations
en Psaume 80; Twee werken van zeer
bijzondere beteekenis, twee uitvoerin
gen welke de qualtficatie voortreffelijk
voluit verdienden.
1
L'a
PAG. 10 EN II DE GROENE
No.3056