De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 21 december pagina 6

21 december 1935 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Leekentooneel en dilettantentoonecl Uj, Bloscopy Anlta Loulse en James Cagney als Titania en Bottom In Shakespeare's AHdsummern/g/Jt's Dream", verfilmd onder regie van Reinhardt ZOMERNACHTME L. J. Jordaan Max Reinhardt en W. Dleterle : A MldvummernlBht'a Dream" DE geruchten, die deze verfilming van Shakespeare's blijspel voor af gingen, waren vqléosnde om den argeloozen bioscoopbezoeker de stuipen op het lijf te jagen. Het werk heette een dusdanige verminking de behandeling zou dermate smakeloos en vulgair wezen, dat ons een ware verschrikking wachtte. Kortom: wij dienden ons te prepareeren op een volslagen midzomernachtmerrie. Wat zal ik u zeggen? Ik heb de film gezien en ik leef nóg l Misschien is tenslotte niets zoo heilzaam voor een mild en nuchter ooi deel als een derge lijke verontwaardigde tam-tam vooraf. We worden op zulke ijselijkheden voor bereid, dat het niet anders kan dan meevallen. En zoo moet ik dan op mijn geweten af verklaren, dat ik op een paar Hollywoodsche smakeloosheden en wat theatrale gerektheden na de Midzomernachtsdroom" met belang stelling aanschouwd heb zonder eenigen last van Alpdrücken" te ondervinden. Laat mij er aanstonds bijvoegen in deze heele historie van een kettersch gebrek aan vooringenomenheid te zijn.'... een feit dat wellicht het interessanste van het geval raakt.. Daar is Shakespeare, de heros der dramaturgie daar is een keten van geëerbiedigde tradities. daar is tenslotte het theater, de erkende legitieme" kunst, welker voorvechters in deze crisisdagen gevoeliger zijn dan ooit. Daartegenover staat de film dubieus medium, gehaat en om streden.... de gevreesde mededinger uit de kennistent.... draagster van sex-appeal en sensatie.... ergernis van alle weldenkendën. Het conflict laat zich zonder veel moeite denken: laesa majestatis.... heiligschennis l Min of meer bewust zullen talloozen zich op dien grond reeds tegen een combinatie van Shakespeare en de film verzetten. Dat een man van Reinhardt's formaat en verleden de productie met zijn naam dekt, zegt niets.... per slot van rekening is hij een overlooper een afvallige, door het Hollywoodsche goud omgekocht" en deze overweging is niet bepaald geschikt om de ge moederen te verzachten. Intusschen kan men ook wat minder hard van stal loopen en in alle kalmte overwegen in hoeverre zulk een stand punt juist mag heeten. Van het moment af waarop men de simpele tooneeluitrusting van het Globe- en Blackfriars-Theater liet varen, werd de opvoering van Shakespeare's stukken een probleem?en zij is dit tot den huidigen dag gebleven. Zoolang de mise-en-scène kon volstaan met een paar standaards op het tooneel te plaatsen om een slagveld voor te stellen of met behulp van enkele groene struiken een woud te evoceeren, was de zaak betiekkelijk eenvoudig. Alle moeilijkheden die de veelvuldige scène wisseling bij Shakespeare meebrengt, alsmede de hooge eischen welke hij aan de plaats der' handeling stelt, kwamen aldus ten laste van de fantasie des toeschouwers de vermaarde fantasie, die (gelijk bekend) zoo grondig door de film wordt vermoord. Maar het valt moeilijk te ontkennen, dat die moord 'reeds begon met de eerste schuchtere poging tot het aanwenden van decoraties dat wil feitelijk zeggen in Shakespeare's tijd zelf. Ik heb er mijn Burgersdij k eens pp nage slagen en daar gevonden hoe reeds in het Globe-theater allerlei hulpmid delen bij de vertooning werden ge bezigd". Hulpmiddelen, die menigen purist, dunkt mij, de haren te berge moeten doen rijzen l Zoo waren er torens, bóomen, wolken (sic 1), tafels en andere voorwerpen". Ja zelfs had men inrichtingen om goden, engelen of helden uit den hemel te doen nederdalen, om geesten of duivels in de diepte te doen verzinken"! Dat is ??met verlof Hollywood-.h-deluiers en er is iets voor te zeggen de geperfectionneerde illusie-machine der filmstudio eenvoudig te zien als de logische consequentie van een eeuwen lange ontwikkeling. De afstand tus schen de gordijn-decors uit Shake speare's tijd en Royaards' pompeuse mise-en-scène of het Berlijrische, draaitooneel lijkt minder groot dan die tusschen het moderne theater en de film. En verzet tegen iedere vernieu wing is er tenslotte altijd geweest. Mij dunkt dat het hier gaat om een principieele qua est ie óf men aanvaardt geen enkel technisch hulp middel, óf men is slechts tevreden met de meest geperfectionneerde outillage. Wie de gecompliceerde mise-en-scène van het moderne theater accepteert, die kan geen bezwaar hebben tegen de nog geraffineerder illusie-techniek van de film! Van dat standpunt uit bezien is Reinhardt's Midzomernachtsdroom" de logische en consequente doorvoering van een eenmaal aanvaarde richting. En niemand 'moest noodwendiger tot dit inzicht komen, dan de show-nian, die Reinhardt altijd geweest is. Men moge tegenover het resultaat critisch staan?als experiment lijkt het mij acceptabel en belangwekkend. : Het wil mij overigens voorkómen dat Reinhardt, ook reeds als metteuren-scène, niet zoo'n overmatig geloof had in de fantasie van het-publiek. De gangbare opinie, dat Shakespeare's woord voldoende is om het auditorium EDUARD VERKADE |-XILETTANTENTOONEEL heeft | j het groote voordeel boven be roepstooneel, dat hun opvoe-j ring slechts n enkele uiting behoeft te zijn van een te midden van hen levend idee, slechts n enkele feest. voorstelling voor een geestelijk homo. geen publiek. In het werk als zoodanig bshoeven geen exploitatiemogelijk heden te schuilen, de spelers zijn niet afhankelijk van het meer of minder groots succes, het spelen als zoodanig is voor hen geen dagelijksche werkkring, doch een gelegenheid zich te uiten buiten hun gewone sfeer. Van-4 daar dat zij veelal een overgave toonenj die wij bij het beroepstooneel vaak zoo, noode missen. Tegenover al deze voordeelen staat) het groote bezwaar, dat de techniek; van den tooneelspeler, die eerst na jarenlange dagelijksche studie te ver* werven valt, hem geheel onbekend is. De leiding van een vakman kan hierin tegemost komen door een juiste rol. verdeeling naar de innerlijke persoon* lijkheid van den amateur-speler, een nauwkeurig uitwegen van de drama. tische effecten dank zij de karakter. tegenstellingen, en een nauwgezet vast.» houden aan de bedoeling van den' schrijver, aan stijl en wezen van het werk. Toch zal een dilettantengezel.1 schap nimmer een behoorlijke voor. stelling van hetzelfde werk door een bsroepstooneel kunnen overtreffen. Een twee duizend en rste voorstel ling van Op hoop van zegen" door dilettanten heeft geen zin. Het spelen van amateurs heeft alleen dan artis tieke waarde, wanneer de keuze valt op een tooneelstuk, dat om de een of andere reden door een beroepsgezel schap niet bezet of geëxploiteerd kan worden, terwijl de opvoering tevens de verdienste moet inhouden den toe schouwers dit stuk nader te brengen, de bedoeling van den schrijver schetsmatig aan te duiden, er nergens naast" te zijn, zij het dan ook hier en daar er onder". Om een dergelijke opvoering met dezelfde maat te wil len meten als beroepstooneel, is on redelijk en ondenkbaar. Werden vele stukken niet geprobeerd door dilet tanten, dan zou meestal niemand ze te zitn krijgen. Bovendien: hoeveel stukken zijn niet via dilettanten naar het bsroepstooneel gekomen ? CTUDENTEN verrasten ons de ^laatste jaren veelal met opvoe ringen, waarbij de regisseur-vakman er in slaagde te profiteeren van het helaas ongeroutineerde, doch verder uitstekende materiaal, met overgave, beschaving, intelligentie, en varieerende, persoonlijkheden. . een woud-bij-nacht, op manestralen dansende elfen et tutti quanti voor oogen te stellen, móet voor den regis* seur nimmer zoo bijster overtuigend zijn geweest. Er lijkt mij iets voor 'e zeggen zeker inzoover,re het h<.* hedendaagsche publiek betreft. De conversatie met elven en boschgeesten is in onze dagen wel tot een zeer schraal minimum gereduceerd zijnde in hoofdzaak een zuiver aestethische sympathie voor de aquarellen der heeren Rackham en Dulac. Voor den renaissaricemensch echte/ waren dej.e sprookjesfiguren werkelijkheid zon. als het sprookje-zelf tenslotte een naïeve voorstelling der realiteit was. Dit contact met een populaire folklore.' (men moge hoog of laag springen) i nu eenmaal verloren gegaan. Kort en goed: wanneer Titania uitroept: Come, now a roundel and a fair song Then for the third part of a minute hence; Some, to kill cahkers in the muskrose buds; Some, war with rear-mice for the i r leathern wings, , To make my smalt elves coats.'... 'a dan moge dit voor Shakespeare's tijd-. genooten een direct en levend beeM hebben opgeroepen - ik ben echter bevreesd, dat wij er geducht onzen' Rackham op moeten nakijken om t-> begrijpen wat er eigenlijk aan de hanl is. En ik zie niet in, wat voor zonde er begaan wordt wanneer de mise-en-, scène, resp. het filmbeeld,, onze kreu pele verbeeldingskracht te hulp komt., De verleiding is groot om bij dit, alles aan de nuchtere machinerie te' denken, aan de zweetende propertymen, aan de dollars'én de heele' rim ram van Hollywood. En zich aldus del pret te bederven. Het schijnt mij j i echter toe, dat in dit geval de schuld j j meer aan ons ligt dan aan de film. j i En ik ben hopeloos onbevooroordeeld j j genoeg, om met belangstelling en be-. wondering verschillende episoden uit f deze Midsummernight's Dream" tehebben gadegeslagen. , Het doet tenslotte ongetwijfeld won-*^ derlijk aan, personages als de heeren Cagney en Joe Brown in een Shakespeare-stuk te zien figureeren zij hetdan maar als Bottom en Flute. Toch geloof in dat ook hierin Reinhardt consequent gehandeld heeft. De sug gestieve en v beeldende kracht, die in een simpele declamatie van Shake speare's tekst dient uit te gaan, wordt juist door de uitvoerige mise-enpcène der film voor een groot deel opgeheven. Maar des te dwingender is hier (mede door den close-up) de noodzakelijkheid van typ°n. Welnu hoe weinig sympathiek mij persoonlijk een individu als Joe Brown moge zijn ik kan er in komen, dat Reinhardt ia dit breëdmondige, stupide masker een zeer bruikbaren Flute" heeft. gezien. Er zou over dit interessante en principieele chapiter een uitvoerige beschouwing te leveren zijn en er zouden 'daarbij heel wat harde noten te kraken vallen. De vraag of een aardig jog als Mickey Rooney tegen Je zware rol van Puck" is opgewassen of sommige gerekte declamatorische passages als de noodeloos-langdurige monoloog van Bottom na zijn ont waken (de heele tirade van When my cue cömes" tot I shall sing it after death" werd onverkort weergegeven) verantwoord zijn - of een suikerbakkers-décor als het paleis van Theseus door den beugel kan of Mendelssóhn*s partituur* met salonstukjes als Frühlingslied" en Leise ?ieht durch mein Gemüt" mag-worden aangevuld.... deze en tal van andere quaest.es- geven stellig plaats voor scherpe critiék. Zoolang evenwel de susjncie gegrond mag heeten,. dat' het maar 'de film" is die Shakespeare aanrandde" n aldus tot het »,Sacrilège P'geroep aan leiding gaf zoolang dienen wij een dergelijk vooroordeel te bestrijden. Een experiment als dit, onder de leiding van een man als Reinhardt, heeft meen ik recht op onze belangstelling. Per saldo wordt Shakespeare er niet minder groot door en de film, die haars weegs gaat, alle schaduwen van morgen ten spijt, kan er slechts leering uit trekken. En tenslotte er zijn erger Midzorhernachtmerries" denkbaar het werk is mij alles-in-alles niet tegen gevallen.'... ik ben er de slechte critieken erkentelijk voor l Den elfden December gaf het Leidsch Studenten Tooneel het Italiaansche werk Judas" van Ratti, terwijl den i4den December de V.C.S.B. Lucifer" van Vondel opvoerde in Arnhem. Het werk van Ratti eischt, behalve algemeen inzicht van de spelleiding, een aantal krachten met persoonlijk heid en talent. Zonder een Judas, Johannes, Maria Magdalena, Simon en Lazarus ware de opvoering van dit werk onhoudbaar vervelend gebleken. Natuurlijk was de zeer ingewikkelde rol van Judas een te zware opgaaf voor een amateur, doch de speler bleek een persoonlijkheid, die het door Ratti bedoelde wezen wist aan te duiden, de lange zinnen, hoewel onvolmaakt qua spreektechniek, in het juiste tempo via zijn intelligentie met begrip wist te zeggen, waartoe menig technisch ont wikkeld acteur van het eerste plan niet in staat zou zijn, omdat de uit te beelden figuur boven zijn persoonlijk begrip zou gaan. Het stuk Judas" is een zér zware opgave voor dilet tanten, maar als geheel hebben de Leidsche studenten het bewonderens waardig gespeeld; datgene wat er thans ontbrak zou vrijwel ieder hunner met n of twee jaar routine perfect hebben kunnen uitbeelden. Lucifer vormde met deze voorstel ling een groot contrast. Leekentoo neel" noemen de V.C.S.B.ers hun op voeringen. Dit is: een visie op een werk, van een bepaalden geestelijken ge zichtshoek uit, een soort getuigenis. Dit houdt in een zeer groote overgave en saamhoorighëid van de spelers. De keuze van Vondels treurspel, op zichzelf beschouwd misschien een van. zijn fraaiste stukken, is gelukkig te noemen. Alle personen in dit bovenaardsche werk hebben weliswaar karakter en vorm, maar zijn niettemin allegorische figuren. De rollen behoeven daarom geen psychologische uitbeel ding, hoewel een groot tooneelspeler in de zuivere verzen deze er bij kan laten doorklinken. Dat onder de spelers van Lucifer in den V.C.S.B. zich geen enkel tooneeltalent bevond werd hier door van ondergeschikt belang. Hier tegenover en misschien mede daardoor stond, dat er dank zij de zér begaafde leiding van Van vder Vies een groote harmonie was verkregen, waardoor de geest van het treurspel als eenheid tot zijn recht kwam. De nederigen" die in dit werk moesten overwinnen, en zij die overwonnen moesten worden, overwonnen allen te samen, dank zij de nederigheid waarmede zij zich onder schikten aan het werk van Vondel, en aan den bevoegden spelleider. . De reyen bewogen als groepen vol fantasie en afwisseling in de blanke wijdingsvolle omgeving, en spraken de schitterende, gecompliceerde verzen van Vondel, evenwel zonder groote muzikaliteit, maar met begrip en juiste indeeling uit; een wijze waarop Vondel verzen misschien het zuiverst weer te geven zijn als koor. Men heeft uit deze opvoering kunnen zien, wat een kundig regisseur vermag met leekenspelërs, die als leekenbroeders toegewijd zijn aan hun leider. Feitelijk doen in een dergelijk werk de groote overgave en eensgezindheid 'zoo aangenaam aan, dat men de voor stelling stelt boven een onevenwich tige van het beroepstopneel met geniale flitsen, vele schijnbare krachtontla dingen naast innerlijke bewogenheid van enkelen, welke te kort schiet in eenheid en stijl, ten gevolge van onder linge rivaliteit en opdringerige per soonlijke eerzucht, gepaard aan te kort aan intelligentie. Uit opvoeringen als Judas en Lucifer blijkt wederom hoe naast een waar achtige bewuste techniek van de spelers, als tweede, factor, nood. zakelijk is nederigheid en piéteit ten opzichte van het dramatische kunstwerk en on zelfzuchtige overgave aan 'de spellei ding, wil men tot een werkelijke kunst uiting geraken. * < NederlandscHe Muziek in Rotterdam "Willem PM em JTijper DE Nederlandsche muziek begint den laatsten tijd verheugend op onkruid te lijken: zij ge dijt op de schamelste plaatsen en bloeit tegen het wieden en schoffelen in. Laat ons, om in het beeld te blijven, vaststellen dat tropisch onkruid" in koudere landen als dure kasbloemen gekweekt moet worden en dat alledaagsche composieten uit onze ge matigde streken zich in een subtro pisch klimaat soms tot ongedroomde afmetingen ontwikkelen. Het vaderlandsche klimaat brengt mede, dat distels, brandnetels en kruiskruid beter levenskansen hebben op den kouden grond der nationale muziekliefde, dan cactus, aristolochia gigantea of nelumbium. Toch is het niet absoluut noodzakelijk, onze horticultuur tot dit allergewoonste te be perken. Op beschutte plaatsen kan van allerlei overwinteren, dat niet tot de vaste flora van onze zilte polders be hoort. Het aan steenen rijke Rotterdam van de laatste jaren blijkt voor de Nederlandsche muziek een beter groei plaats te zijn dan het steinreiche" Rotterdam van eertijds voor de ge wassen van Richard Wagner, Manier en Strauss. Een weinigje locale trots lijkt hier nu eens niet misplaatst. In de afgeloopen drie weken heeft de Nederlandsche muziek hier welig neen, niet gebloeid. Maar veel blad gemaakt en merkbaar stevig wortel geschoten. Het best geslaagde specimen hedendaagsche Nederlandsche com positiekunst was wel de derde symphonie van Badings, hief ter plaatse (in het nummer van 2 December.) uitvoerig be sproken. Het werk werd in Rotterdam geïntroduceerd door het Residentie orkest onder leiding van Spaanderman. Mengelberg, met Zimmermann als solist, bracht Henriëtte Bosmans' vioolconcert mede: een werk dat boeit door formeele beknoptheid, en bekoort door de melodische expressie, met name van de langzame deelen. Als derde, ook in Amsterdam bekende, werk moet Rudolf Mengelberg's Weinlese ge noemd worden, uitgevoerd door Ed. Flipse met zijn Philharmonisch koor. Dit werk, vooral voor het orkest en den tenorsolist zeer goed gerealiseerd, ver toont bij nauwkeurige observatie een ernstig desequilibre tusschen de kooren de solo-fragmenten: het koor blijft teveel achtergrond voor de (orkestraal en vocaal) -solistische vondsten: er is met den koorklank niet zeer econo misch gewerkt en'deze techniek brengt mede dat alleen de inzetten van het koor hoogtepunten worden en er van compositie" eigenlijk weinig sprake meer, is, verderop. Zoodoende worden de fugatische passages inzinkingen, in plaats van gespannen momenten. Mengelberg is een lyricus, die volstrekt niet rigoureus contrapuntisch denkt. En eigenlijk is dat laatste wel een noodzakelijkheid, bij de compositie van een werk ven iets grooter allure. 1 Het best'gerealiseerde Nederlandsche werk van deze maand was natuurlijk Joh. Wagenaar's Dreivietfeltakt". De uitvoering daarvan, door Flipse met zijn orkest, was eveneens buitengewoon gestaagd: het muzikanteske element, een der _ belangrijkste, facetten van Wagenaar's opus, werd voortreffelijk in het licht gesteld. Over Noordzee" van Dina Appel' doorn valt niet veel te berichten: n minuscuul vondstje, verwerkt met eindeloóze tautologieën en verpulverd 1 in een ordeloos geweld. Er zou meer op témerken zijn naar aanleiding van de beide overgebleven noviteiten: volksliedbewerkingen van Hans Schouwman en een concert voor piano met strijkorkest van Otto Glastra van Loon. Schouwman is typisch de eclecticus met een all-round belang stelling voor de muziek; Glastra van Loon vertoont zich in deze compositie de eerste welke ik in het openbaar van hem hoorde vooral als de reproducent, die belangstelling heeft voor problemen van polymetrischen en coloristischen aard. Beide werken dragen duidelijk de kenmerken door geboren niet-componisten geschreven te zijn. De liederen van Schouwman bestaan uit de authentieke melodische lijnen, verstopt onder een compact stemmenweefsel dat, als werkstuk op zichzelf beschouwd, veel meer een volhandige piano-improvisatie is dan de verwezenlijking van eenige orkes trale invallen. Om alleen maar goed te klinken, zou er meer dan de helft van de noten uit moeten. Prijzenswaard zijn de zorg en de concentratie waar mede Schouwman te werk ging; maar de berekeningen, welke aan- zijn geluids-doseeringen ten grondslag lagen deugden niet: het geheel werd, hoewel dynamisch uiterst bescheiden, te mas sief. Ook pianissimi kunnen verstopt klinken.... . Noemden wij Schouwman's klank te massief, het geluid van Glastra van Loon's pianoconcert is te schraal. Uit den aard der zaak stelt het schrijven van een orkestwerk met een solo instrument andere eischen dan het bewerken van oude liederen: ten deele hoogere, ten deele lagere eischen. De auteur van een pianoconcert moet over een langereri adem kunnen beschikken dan de bewerker van bestaande melo dieën. En juist die spankracht bezit Glastra van Loon ten eenenmale niet. Melodisch is het werk uitdrukkings loos: een paar wel ingenieuze complica ties kunnen de armoede aan muzikale inventie niet afdoende bemantelen. Stylistisch is er een aarzelen tusschen een harmonisch uiterst gepeperde hotter-than-hot-jazz-stijl (dat is nog het meest aanvaardbare element) en een oudmodische adagio-melodiek, af gewisseld met Poulenc-infantilismen of Satie-pueriliteiten. Het is jammer 'dat Van Loon's ordenend klankbewustzijn niet beter gedisciplineerd bleek. Invallen heeft hij, maar van werkelijk scheppend organisatietalent bleek nog niets: dit pianoconcert werd óók al weer meer improvisatie dan compositie. Het is bovendien te zeer up to date om ooit iets meer dan dat ? te worden. Ik vraag mij af, of men het uitdenken en opschrijven van een stuk als dit, eigenlijk al (of nog) componeeren moet noemen. Men zou het , willen bejammeren, dat Glastra van Loon, die durf, animo en voorstellings vermogen genoeg blijkt te bezitten om' zich aan een opgave als deze te wagen, indertijd de beginselen der muzikale compositiekunst .niet wat grondiger geleerd heeft. Op later leeftijd laten zich dergelijke tekorten bezwaarlijk meer verhelpen. ^ , . Het concert werd goed, ietwat te luid, gespeeld door Jan Odé, De liederen van Schouwman vonden een uitnemend vertolkster in Maria 'Last. Tenslotte: de belangrijkste inter nationale gebeurtenis op de R tterdamsche concertmarkt was . de uit voering, door Flipse met zijn koor en zijn orkest, van Roussel's Evocations en Psaume 80; Twee werken van zeer bijzondere beteekenis, twee uitvoerin gen welke de qualtficatie voortreffelijk voluit verdienden. 1 L'a PAG. 10 EN II DE GROENE No.3056

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl