De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 11 januari pagina 5

11 januari 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

w n h n s' * l l WO JHST VERSCHENEN Macht over Granvell ' l 'ERWIJL meer en meer de l roep naar den contemporainen roman van groote dimensies weer klinkt, vluchten onze romanciers naar het verleden, en misschien terecht. Het is nog altijd een onopgeloste vraag of een kunstenaar zijn eigen tijd berhaupt op bevredigende wijze uitbeelden kan, of bij een poging, en vooral bij een opzettelijke poging daartoe, het verlies van algemeen menschelijken inhoud niet te groot wordt. Shakespeare zag zijn tijd door het medium eener klassicitische appara tuur; Cervantes en Stendhal lezen wij niet om wat ze over hun eigen dagen te vertellen hadden; Joyce verbrijzelde alle voorafgaande tijden om met de glinsterende scherven het hedendaagsche Dublin te kunnen opsmukken. En zelfs in het werk van Franz Kafka, van wien wel gezegd is, dat hij het zuiverste extract leverde van onze moderne beschavingsperiode, behoeft men slechts kleine verschuivingen aan te brengen om den tijd" voor zich te zien van Hoffmann, Kleist, Gogol. Onthutst door de eischen van een eensdeels te gecompliceerd geworden, anderdeels door nivelleering ontzielde en dus in zekeren zin gesimplificeerde, cultuur, gaan jonge prozaïsten dus te gast bij de historie, de overgeleverde of de zelfgeschapene Maar daarbij loopen zij het gevaar het jaar 1936 niet vierkant genoeg den rug toege keerd te hebben: belast te blijven met allerlei resten van stijl en visie die zich niet zonder meer laten overplanten zelfs in een imaginair ver leden. Van der Woude's kroniek i), een duistere en zeer romantische familie-geschiedenis, door de eeuwen heen gevolgd in vele landen, levert de bewijzen hiervoor. Voortdurend neemt men bij hem waar de aarzeling tusschen ouden legendentoon en mo derne stijlbehandeling, tusschen breed verhalend en zakelijk samenvattend of scherp beeldend proza, tusschen archaïsmen als heel den lieven dag" en de kernachtig onverbonden zinne tjes met het onderwerp kordaat voorop, die door te veelvuldig gebruik reeds zoozeer vieux jeu geworden zijn. Maar deze tweeslachtigheid reikt verder; zij bepaalt zich niet tot een dubbelstijl die het leven bemoeilijkt, zij leidt ook de aandacht van den auteur af van het wezenlijker kristalliseeringsproces chter dit alles, van den inhoud dus. Voornamelijk doordat het Grieksche noodlot hier eenigszins aangepast aan een niveau gelegen in de richting van laat ons zeggen Anthony Hope en de overigens ook tamelijk onduidelijke en oppervlakkige psychologie elkaar in de haren zitten, blijven de meeste der uitgebeelde gestalten vaag, omsluierd, al te toe vallig in hun drijfveeren, of te zeer prijsgegeven aan een soort occulte wetmatigheid. Uit het veel slordiger dan de rest gecomponeerde lot blijkt, dat déschrijver zelf dit gevoeld moet hebben en al lang genoeg had van een tot zijn oorsprong gevolgden familievloek, diéalleen op papier zoo onontkoombaar kon zijn en zoo stereotyp in zijn uitingen, even stereotyp als b.y. de nogal paspoort achtige persoonsbeschrijvingen of de situatie van morrend landvolk rondom den somberen' slotheer met n of meer verkrachtingen op zijn kerfstok. Weliswaar bevat deze roman enkele i) Johan van der Woude: Macht over Granvell (Leopold, 's-Gravenhage, 1935), goede fragmenten, die ieder voor zich tot iets beters en minder eentonigs hadden kunnen uitgroeien. Men krijgt den indruk, dat van der Woude zich overgeleverd heeft aan een grandioos thema, dat hem achteraf niet bleek te liggen, hem begon te vervelen bij de uitwerking; of ook: hij heeft te veel opeens willen geven, en nu slaat de eene familietak de andere dood (in stijl met den inhoud!). Het 4e hoofd stuk evenwel, waar binnen de klassieke vader-zoon-verhouding Oliver Granvell zooveel als het geweten" belichaamt (maar men doet beter hem niet te vergelijken met dien anderen Oliver, in een analoge verhouding optredend in Der Teufel" van Alfred Neumann, 2e hoofdstuk.. ..), zoomede de sterk ste passages met betrekking tot An thony Gordon's magische zweep, zijn in hun soort wel geslaagd te noemen, hoewel er van het kronkelend machtsymbool zeker meer te maken was geweest. Het meest compromitteerend voor van der Woude's talent is dan het aan de Gilles de Retz-legende blijkbaar ontleende gruwelstuk, waar mee het boek besluit. Dit moet hem ernstig kwalijk genomen worden. Hier bij gruwt niemand, bij deze versleten melodramatiek, die zich zelfs niet heeft weten te ontdoen van tradioneele figuranten als de Italiaan meester Jeröme, banaler en ? vervelender nog dan Francesco Prelati, die tenminste eenige koddige goochelstukjes op zijn naam heeft staan. Dat de Gilles van van der Woude bovendien Samuel heet en den maarschalk overtreft door zijn eigen zoon onwetend te vermoorden (overigens meer om het voorgespiegelde goud dan om de lust": stel u gerust, Hollandsche lezer), onderstreept slechts het twijfel achtige inventievermogen waaraan dit geslacht van avonturiers en tartende sadisten met de noodige zachte broe ders ertusschen zijn bestaan dankt. S. VESTDIJK Vertaalde boeken Fermina Marquez WANNEER men tientallen ver taalde romans heeft doorge worsteld, goede, behoorlijke en (de meerderheid, helaas) slechte en zér slechte, juicht men van vreugde over het kleine meester werk, dat men eindelijk tegenkomt. Ieder die ook maar een beetje op de hoogte is van de letterkunde in Frank rijk kent Valery Larbaud. Hij heeft een boek geschreven, waarvan de geheime invloed, ongetwijfeld zeer groot, nog niet nauwkeurig te bepalen valt. Barnabooth" vormt een der onaangevochten hoogtepunten der Fransche litteratuur en de exotische mode, welke nauwelijks geluwd is, komt voor een belangrijk deel uit dat boek voort. Het heeft zijn plaats in de geschiedenis van het geestelijk leven, precies als Adolphe" of Henri Brulard", als Les Liaisons Dangereuses, Les Pléiades" of Les FauxMonnayeurs". Gedurende eenige jaren heeft het publiek, slecht voorgelicht door een baatzuchtige kritiek, Larbaud verwaarloosd. Maar hij heeft immer zijn gemeente van hartstochtelijke bewonderaars gehouden en er komt een kentering te zijnen gunste. De bevestiging van zijn positie in de hedendaagsche Fransche litteratuur wordt bovendien tegengehouden, door dat Gallimard, zijn uitgever, onbe grijpelijkerwijze geen behoorlijke editie van zijn hoofdwerken in den handel brengt. Hoe dit alles ook zij, voor mij staat het vast, dat Valery Larbaud n van vier, vijf wezenlijke waarden van dezen tijd vertegenwoordigt en ik ben den koning te rijk, dat nu eindelijk, dank zij Stols, een van zijn werken voor de nietfranschlezende Nederlan ders toegankelijk is gesteld. En wel in een vertaling van E. du Perron, welke de bekoring van den oorspronkelijken tekst zooveel mogelijk behou den heeft. Fermina Marquez" (uitgave van A. A. M. Stols, Maastricht 1935) is een jeugdwerk van Larbaud en het heeft niet de beteekenis van Barna booth", maar het is vél meer geschikt om de eerste kennismaking met dezen auteur te vergemakkelijken. Men kan zich namelijk moeilijk voorstellen, dat er lezers zouden zijn ongevoelig voor de ongerepte teederheid van dit ver haal, voor de lieftalligheid van den verteltrant en de charme der personen. Maar de hoofdzaak voor mij is de atmosfeer van het instituut SaintAugustin, waar de kinderen der rijke Zuid-Amerikanen een Fransche op voeding krijgen, een atmosfeer, welke de waarde van het gansche boekje bepaalt en niettemin ondefinieerbaar is. De hoofdfiguren zijn onvergetelijk: Femina Marquez, haar Fransche vriend Joanny Léniot en Santos Itturi, dien zij liefheeft. Een klein en innig drama, waar ten slotte niets uit over blijft. Als de schrijver namelijk na eenige jaren Saint-Augustin nog eens bezoekt is de kostschool opgeheven. Van den portier, die het leege gebouw bewaakt, hoort hij, hoe Joanny, die altijd num mer n was, in de kazerne stierf; Itturi trouwde met een blonde Duitsche en van Fermina Marquez weet niemand meer iets.... Larbaud's Fermina Marquez" is buiten kijf en verreweg het belangrijk ste vertaalde boek, dat mij dit jaar in handen kwam. Dit is nu werkelijk een boek dat men aan.iederen lezer aan bevelen kan. Wie dit niet mooi vindt, doet beter verder voor goed van alle lectuur af te zien! J. GRESHOFF BIBLIOGRAFIE Nederlandsch Emmy van Lokhorst: Aanloop (H. Menlenhoff, A tas t er dam) t-JET'boekje Aanloop" bevat enkele jeugdherinneringen van een meisje, dat als externe leerling een kostschool bezoekt. Het is opmerkelijk dat Emrny van Lokhorst, zoodra ze deze stof behan delt, en zich herinnert hoe zij in haar meisjestijd is geweest, haar beste, meest overtuigende werk levert. Schrijft zij deze boeken omdat zij terugverlangt naar de jeugdperiode, die nog alle beloften in zich besloten houdt en is dit heimwee een gevolg van de teleurstelling over het menschelijk tekort in de volwassenheid? Hoe dit zij, de soms ironische gevoeligheid, waarmee ze den meisjestijd, zonder die dweepend te idealiseeren, ondergaat en beschrijft, is de sterkste kant van haar schrijverschap. Men denke aan Phil" en aan Overgang". Jan Walch: Kortsluiting of De majoor zonder geheugen (Qnerldo, Amsterdam) f? EN gepensioneerd majoor ver*?** liest op zijn zomerreis in een klein Italiaansch dorp aan de Riviera zijn geheugen, wordt bestolen terwijl hij aan het baden is en is genood zaakt in een zwerverspakje veelPAG. 8 [DE GROENE Ne. 30» vuldige avonturen door te maken. Zoo komt hij o. a. terecht bij een oude Engelsche miss in haar Home for All", waar hij, de idioot" liefderijk verpleegd wordt en waar hij tenslotte, als zijn herinneringsvermogen na een achttal maanden terugkeert en hij uit zijn droom, waarin hij naast zich zelf leeft" ontwaakt, ook maar blijft, omdat hij voor het ietwat dwaze vrouwtje toch wel een warme genegen heid is gaan voelen. De vertelling is vlot en wel geestig geschreven; de figuren zijn vluchtig maar raak getypeerd en om den majoor en zijn verwikkelde avonturen hangt de lichte opwekkende atmosfeer van de Riviera. Goede onderhoudende amusementslectuur. Arthnr Goldsteen: Een teekenaar door Iberlë(Ullenreeks Nr.<t8; Blgot A van Bossem, Amsterdam) r"\E schrijver-teekenaar Goldsteen *-* heeft een reis door Spanje gemaakt, en beschrijft enkele mo menten en episodes daarvan in dit boekje, dat hij met teekeningen ver lucht heeft. Hij schrijft zooals hij teekent: oppervlakkig maar met char me, puntig en levendig. Goldsteen is een scherp observator, een luchtig en gevoelig man, die snel, kwiek en onder houdend noteert. Wie een vleug Spanje wil zien, of weer-zien, zal zijn boekje met genoegen lezen. H. M. Tnrren-Kartons voor een tapijtwerk door F. T. van Tonssaint van Boelaere (De Sikkel. Antwer pen) OEN zeer merkwaardig werkje van *?' den Vlaamschen schrijver Toussaint v. Boelaere, in den middeleeuwschen geest opgezet en gevoeld. Maar zooals ook bij die oud miniatuurteekeningen, bijv. in getijdeboeken, treft hier doorgaand een natuurgetrouwheid van zuivere teekening, die bedriegelijk op ons realisme lijkt, maar inderdaad uit anderen hoofde voortkomt. Gelijk men trouwens terstond gewaar wordt door den vromen geest van het geheel der simpele boerenvertelling, die tenslotte in het mystische verijlt en opgaat. Het is de zuivere sfeer van het geval welke ons het meest treft en waarom wij den schrijver bewonderen moeten, die in de rumoerige cacofonie onzes tijds dezen zuiveren toon wist te vinden tot er een oudeeuwsch tapijtwerk" uit ontstond, voor alle lezers een oogenlust".... van taal en gevoel. F. C. Verkaatutelle In Holland: Gtbr. Bchröder en Dapont'i Boekhandel, A'd»m 0.,K»lMrtgr» 616 Een reportage van DéGroene Het oude Panopticum ,,herleefd" GRUWELKAMER OP HET REMBRANDTPLEIN GROOT Nederlandsch Panopticum l Alle be roemde personen l Hauptman in de doodencel. Alles levensgroot! Volwassenen betalen achttien cent, kinderen twaalf. U kunt kijken, zoolang u wilt, u bent niet aan tijd gebonden l" Dergelijke uitroepen bespringen den argeloozen voorbijganger, die zich 's middags of 's avonds in den noordoosthoek van het Rembrandtplein waagt; en deze dwang-om-in-te-gaan wordt nog onder steund door eenige eclatante plakaten, die alle Freudiaansche registers van het onderbewustzijn bespelen. En als hij zich dan in de Amstelstraat begeeft jen voor de portiek van de Nieuwe Karseboom" blijft staan, blijkt het dat de boniseur ge flankeerd wordt door twee Belgische generaals, benevens een acrobate die op haar omhooggestoken voeten een gedeukten blikken aardbol balanceert en daarbij vervaarlijk hijgt. En al behoorden de gene raals eigenlijk de baar van Koningin Astrid te bewaken, het betreft hier toch geen hofschandaal, want de figuren zijn van was en de generaals hebben een ander nummer in den catalogus dan hun vrouwelijke partner. Terwijl zij behoorden bij het door de politie verwijderde praalbed van koningin Astrid, geeft bij de andere figuur de catalogus het volgende commentaar: De acrobate. Het grootste mechanische kunstvoorwerp van den tegenwoordigen tijd. Bevallig wiegt het weelderige lichaam der schoone Spaansche zich, terwijl een bat op de punt der voeten balanceert, De oogen en de borst bewegen zich Men begrijpt, dat wij dan de verleiding om meer van dit schoons te zien niet meer kunnen weerstaan. treden binnen met de illusies van de meer dan twintig jaar oude jeugdherinnering aan het machtig boeiende permanente panopticum in die zelfde Amstelstraat. En wij vallen uit dien hemel in de realiteit, die onze volwassen, door film en geillustreerde bladen verwende, oogen ons doen zien. Tusschen déstoffige palmen prijken daar achter eenvolgens: De Fratellini's, die zich reeds voor 21/, cent leenen tot halsbrekende toeren. Napo leon te paard. Een kleuter, die belaagd wordt door drie straathondjes. Onze Koninklijke familie van Koning Willem II, of wie daar blijkens een lintje-haar-onvde-kin voor door m^t gaan af, tot onze Koningin toe, met welker conterf ijtsel een vervolging wegens majesteitsschennis geriskeerd ' wordt. En ten slotte een straattooneel in Cairo, waar de sluiers de plastiek tot een aantal wassen neuzen beperken, welke bezuiniging echter vergoed wordt door een kamerschut beschilderd met moskeeën en minarets. TE griezelen is hier meer dan voldoende. Jut, Frans Rosier en anderen uit het oude panop ticum vindt men thans terug, omgedoopt in Haarmann, Landru en Matuska. Een bijgeverf de snor en een stalen bril doen goede diensten! Maar het griezelrecord wordt ruim gehaald door een verzameling oorlogsverwondingen, die in staat zijn de pakkendste Italiaansche klachten over de Abessyniërs te illustreeren. Madame Lenormand dit mechanisch voor werp is een der meest artistieke werken" zegt de catalogus kan moeilijk griezelig gevonden worden, zoo lagere-school-achtig wijst zij haar plaatjes bij. En haar voorspellingen" zullen ook niemand tot wanhoop drijven als zij van hetzelfde karakter zijn als de onze, waaruit wij de volgende zinnen verklappen: Het uitzicht des leeuws kondigt een oploopend en gramstorig, maar (welhaast van zijn misslag terugkomend) edel karakter aan; Gij bemint het goede gezelschap; dat belet u niet eer aan uwe zaken te bewijzen. De rechtvaardige roemzucht om eer aan uw zaken te doen, voert de heerschappij in uwen geest en wendt u dikwijls af van eenige vermaken, tot welke de maatschappij u roept. Bedaar uwe zwartgalligheid, gij zijt gelukkiger dan u denkt. DE eigenaar staat ons met groote bereidwilligheid te woord als wij hem vragen naar het bezoek: Druk gehad, heel druk met de feestdagen. En allerlei soort menscheri: fijne en armoeiige menschen, menschen die het gek vinden en die het mooi vinden. Maar deze week is het slap j es. U begrijpt meneer, alles wat met die drie feestdagen naar de lommerd is gebracht moet nu weer inver diend worden." En met een filosofische opmerking over de slechte tijden onderbreekt hij zijn relaas. Minder goed vindt hij het te verdragen, dat zijn pronkstuk Astrid niet meer vertoond mag worden: Zoo'n mooi stuk, meneer, de generalen van be neden stingen er bij; ze was in zijde gekleed.. .. wij hadden geen kosten gespaard." Nu, die kosten werden dan waarschijnlijk weer goed gemaakt door de cellulöide vijfling van Ontario en het kindje Lindbergh, die respectievelijk afkomstig moeten zijn uit de speelgoedafdeeling van de Fransche bazaar en de etalage van C. & A. SLECHTS een korten afscheidsblik werpen wij op Amor, waarvan het niet duidelijk is of hij staat te kieskauwen over een schijfje bloedworst, dan wel of hij een gebroken hart beschouwt, en-dan staan wij weer buiten en moeten ons even de oogen uitwrijven om ons te realiseeren dat het werkelijk waar is, dat een dergelijke verzameling horreurs" anno 1936 iii het hartje van Amsterdam's amu sementskwartier opgeld doet. En dat niet alleen bij de lachers ?''.?/'. V. Boven links: De Ingang van het Groot Nederlandsen Panopticum. Rechts van boven naar beneden: De vijfling van Ontario; net Lintbergndroma; Amor met een gebroken hart. PAG. 9 DE GROENE No. 3358 'AG. 4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl