Historisch Archief 1877-1940
Film
DICHTERS IN HET CABARET
Een avond in De Blokkendoos
BESTAAT er een Nederlandsch
cabaret ?
De heer Edmond Visser heeft
eens getracht er een geschiedenis van
te schrijven. Daarin werden sterren en
sterretjes genoemd, wier licht al weer
jaren lang van het firmament is ver
dwenen en de klank van hun schoone
namen is verwaaid op den wind. Maar
Jacobs, dien ik nooit gezien en gehoord
heb, moet e^n vent" zijn geweest, in
zijn tijd, daar zijn de uitgaanders van
toen het over eens. Speenhoff is klas
siek, om zijn liedjes, om ettelijke van
zijn liedjes, die van het kostelijkste
Hollandsche sentiment bevatte, waarin
altijd een tik grijze wanhoop mee
spreekt, en niet te vergeten om
de sobere macht van zijn voordracht,
die door zijn zwarte domineesjas op het
prachtigst werd. geaccentueerd. De
doodgraversfrak en de guitaar is er
beter plastisch contrast denkbaar? De
derde waarover men spreken moet was
Pisuisse, met zijn internationale eru
ditie en zijn zwier, een verslaggever
van de superbe soort, eeuwig verrukt
en eeuwig in de dalles. Hij leefde bo
vendien wat hij zong, a pleins gosiers,
a corps perdus", om met Jean Richepin
te spreken, en hij stierf toen de czardas
uit moest wezen, door een parabellum,
zér in stijl.
In Pisuisse, die voordragen kon, die
wist wat een vers zeggen" was, heeft
Jan Engelman
het Nederlandsche cabaret zijn kans
gehad en ook korten tijd waargenomen,
een beetje Europeesch zelfs. Met
dwarskijkende provincialen en luid
ruchtige eerstejaars wist hij raad. Hij
spotte ze niet het zaaltje uit, maar
hij vormde ze om tot gangmakers. Een
steekspel, vol geest.
Toen Pisuisse op het
Rembrandtplein sneefde begon de crisis. Er is geen
geld meer of het zit in de kous, onder
de matras. Het Rembrandtplein is een
kerkhof, de Warmoesstraat een ,,rue
de joie, sans gaieté", volgens
ParisSoir, en over het Leidscheplein spoeden
zich de paren, het afgepaste geld in de
hand, naar de nieuwe botervloot, het
gele stuk hedendaagsche monumen
taliteit, waar men reeksen fotogra
fie t j es achter elkander afdraait.
Een cabaret zonder nachtleven,
zonder uitgaanders die mee-acteeren
en weten te interrumpeeren, is een on
ding. Ook hoort de drank erbij. De
belangstelling en de stemming mogen
natuurlijk niet zijn van de soort, die
van de ,,Beul"-vertooningen zulk een
belachelijk relletje maakten. Het tee
kent den geeuwerigen toestand, dat
daarop, naast de uitstekende, maar in
de hoogere regionen blijvende ballade
van Van Duinkerken, niet een ver
nietigende satire is geschreven. Het is
toch wel erg de-dood-in-de-pot bij ons.
In een gelukkiger land eindigt alles
met een chanson, hier met martiale
artikelen en een request. Laat ons
geeuwen, zoolang het nog mag!
IN het gedeelte van het Leidscheplein
dat tusschen den schouwburg en de
taveerne van Reynders ligt lijkt het,
een heel klein beetje, op de Place du
. Tertre. Als het najaar is, tenminste,
en de blaren vallen. Geen wonder dat
tot dit laatste toevluchtsoord ,,De
Blokkendoos" een gang ging. Wanneer
de heeren Elsensohn en Van Ees hun
glas bier geledigd hebben, stappen zij
naar het lucifersdoosje dat den
weidschen naam van Leidscheplein-theater
voert en steken zich in het pak van
den histrio. Waar de dames zich
schminken mag de hemel weten, want
de toeschouwer zit al met zijn neus
midden in de keuken. Er zijn geen
tafeltjes, zoodat het visite-gevoel maar
moeilijk wijkt, en natuurlijk heeft men
niet kunnen nalaten de muren op het
laatste nippertje met een vleug
Tuschinsky-ornamentiek te verontreini
gen. Maar overigens is het er heel
genoegelijk, iedereen kent iedereen,
de vleugels moeten eens in de was,
maar de blokken doen hun best om
aardige huisjes en torentjes te bouwen.
Wie sprak van "een toren? De
histriones zijn, in doorwaakte nachten,
besmet geraakt van de poëzie en nu
hebben zij den befaamden ivoren
toren op hun planken gedragen. Daar
hangt nog altijd geen gouden fluit uit,
slechts een van jade. Blaast men daar
op dan verschijnt in het beste geval de
poort van Elysium. Of men er ook
rijksdaalders mee in de kas kan
blazen?
In bescheiden mate toegediend,
scheen.de poëzie den op bezoek zijnden
gewilligen Amsterdammer niet on
toegankelijk te vinden. En dat is al
wat, want wie kan leven van een lite
raire elite, die elkander, over. en weer,
haar bundels ten geschenke geeft tot
dat de oplage is uitgeput ? Het spreekt
vanzelf dat men, op deze planken, met
de allerreinste lyriek niet aan kan
komen. Het zou een zonderling ge
noegen zijn, denk ik, Leopold te hooren
Annie Verhulst draagt moderne poëzie
voor in het cabaret De Blokkendoos
(Leidschtplein Theater Amsterdam)
r*n>. e ut
zwijgen" door den mond van Elsen
sohn of Boutens te zien pijpen op de
cadens van Annie Verhulst's
karolingsch toilet. Maar in het epische genre,
daar is wel wat te vinden. Als er een
nieuwe Yvette Guilbert aan den
Amsterdamschen hemel opduikt, kan het zelfs
voortreffelijk worden.
Zoo hebben wij, naast veel dat tot
het gebruikelijke genre van het buiten
Speenhoff en Pisuisse, buiten Aristide
Bruant, Xavier Privas en Theodore
Botrel, buiten Heine, Bierbaum en
Dehmel ietwat verwaterde genre be
hoort, naast het lenige pianospel van
Beuker en Denijs, de imitaties van
The Jungle Serenaders en de dansen
van Maria Petrelli, naast de derbe,
maar zeker echte en onvervalschte
gein van Elsensohn als aapjeskoetsier
en Annie Verhulst als heibei, zoo
hebben wij wil ik zeggen ook
literatuur gehoord en gezien.
ALS Annie Verhulst kon besluiten
de malle begeleidende muziekjes
weg te doen, die de verzen zeer hinder
lijk illustreeren, zou wellicht blijken
dat zij een bruikbaar diseuse is. Zij
heeft in ieder geval haar felheid mee,
die weinig verfijnd is, maar niet
zonder echtheid. Vuur in ijs, zei Heine,
en ik herhaal het, al klinkt het af
gezaagd. De Ballade der Zeeroovers"
van Bert Brecht (vergeten we niet,
dat hij de voortreffelijke liederen bij
de Dreigroschenoper heeft geschreven)
is door D. A. M. Binnendijk in zeer
voldoende Nederlandsch vertaald. Op
deze manier zou men het ook wel met
een zeeroovershistorie van Slauerhoff
kunnen probeeren, dan hebben we het
uit de eerste hand. En ook het navrante
gedicht Een Jongen" van Jan
Greshoff doet het goed. Ik hoop zelfs in
consequent genoeg nu tóch op een
herhaling van het ,, Beul''-schandaal,
wanneer er eens 'n paar frissche,
vroolijke knapen van de N.S.B, in het
lokaal verdwalen. Men moet waarlijk
niet versmaden wat leven in de
brouwerij kan brengen ! Greshoff doet
mij denken aan de gecomprimeerde
hevigheid van Elsschot, in zijn verzen.
Die zou wellicht furore maken, en
ook het Gebed bij den harden dood"
van Du. Perron is te probeeren. Geneigd
om tusschen poëzie en rijm nog
altijd eenig onderscheid te maken,
geloof ik dat het superieure rijm van
echte dichters het beste
cabaretgenre, het beste levenslied" is. Er is
genoeg te vinden, als men zoekt.
Op dit oogenblik maakte de (gecou
peerde) Ballade van Kapitein Joos
de Decker", door Werumeus Buning,
Opgezegd door Elsensohn, den meesten
: ndruk. Elsensohn zat er misschien al
*e schilderachtig bij, maar dit hinderde
niet meer toen zijn stem door het
zaaltje klonk. De zeemanstaai scheen
hem op het lijf geschreven:
JA; ben van heel mijn leven twee
maal geaffronteerd,
Zei de Decker, door Anna Maria,
En doordat ik hier wierd gepasseerd.
Laai God hier dan maar stuurman
zijn/
Zoo verging de Maria Kat rijn.
Buning's ballades zijn ongelijk en
deze Joos de Decker is niet zijn sterkste.
Maar het vers hield het uit in het
voetlicht en bewees zijn bruikbaarheid
in een milieu dat op het directe senti
ment, niet op woordmysteries en
bovenaardsche geheimen afkomt.
De proef van De Blokkendoos",
om de literatuur in haar programma's
te betrekken, mag geslaagd heeten.
Verantwoording vooraf
D. C. VA?m*DER POEL
EN nieuwe naam onder de
filmrubriek van de Groene legt
een verplichting op tot
verantwoording van standpunt. Te meer
waar deze in de plaats komt var .''een
naam, die in de filmcritiek een zekere
traditie vertegenwoordigt.
Voorop gesteld zij hierbij, di it deze
verantwoording nergens critiek 6 edoelt.
Wanneer de verandering it i
rubriek enige jaren eerder had plaut
gevonden, zo had zij de symbolische
afsluiting kunnen zijn van een periode
in de ontwikkeling van de filmkunst.
Een periode, waarin de film zich van
vermaaks-object de film als kapita
listisch industrieproduct blijve hier
voorlopig buiten beschouwing omdat dt r\
als zoodanig in de economische rubrie..
thuis hoort tot een zelfstandige film'
kunst ontwikkelde. Een periode, waarin
een zich van haar verantwoordelijke
taak bewuste filmcritiek ontstond en op
een dubbel front voor de film als kunst
vocht: tegen het wantrouwen en de
wansmaak van het grote publiek en
zo een film-publiek in de got.de zin hielp
vormen en tegen de Schund" en de
,,Kitsch" in de filmproductie. Een strijd
voor de producten van een jonge
avantgarde, voor de Russische film, kortom
voor de film als film", die meer is dan
een stuk celluloide. dat door middel
van een projectieapparaat bewegend
beelden op het-witte doek doet verschij-^\
nen, tot vermaak van het publiek en tot
winst van de producenten.
Het heeft geen zin hier historie te
schrijven. Wel om te constateren dat
deze periode van strijd en van over
winning althans voorlopig schijnt
afgesloten. Zo zeer schijnt afgesloten,
dat de overwinning wel eens al te zeer
op een nederlaag geleek. De verove
ringen van de avant-garde zijn door de
grote industrie voor een groot deel ten
nutte gemaakt. De productie is algemeen
op een hoog peil gestabiliseerd. Maar
met deze stabilisatie zijn onmiskenbaar
ook de hoogtepunten verloren gegaan.
De filmcritiek heeft minder om tegen
te vechten, maar stellig ook minder om
voor te vechten. Wat het laatste betref t:
somtijds al te weinig. Ook in dit opzicht
heeft zij de feiten te aanvaarden en
paraat te blijven. Maar anderzijds
heeft zij zich te hoeden voor een over
schatting van de film als kunstvorm,
welke zij zo gemakkelijk uit de glorieuze
periode" die achter ons ligt kan mede
brengen.
De film, welke ons op het ogenblik
wordt gebracht, is een technisch hoog
staand product. De filmindustrie kent
haar middelen en weet deze te beheersen
en te gebruiken. En wij mogen dan ook
constateren, dat zij er vaak in slaagt ons
een uur aangenaam of onaangenaam
bezig te houden. Maar hiermede
alleen zijn nog niet de voorwaarden
vervuld voor het kunstwerk.
Intussen is het artistieke resultaat
stellig niet het enige, dat voor een al
gemene filmcritiek van belang is.
Wanneer week op week in elke stad
en in elk dorp aan duizenden
enduizenien weer opnieuw een verhaal wordt
uerteld verteld met de taal waarop
deze duizenden zijn getraind en die in
werkelijkheid internationaal is, ondanks
de landstaal van het in de film gesproken
woord: het filmbeeld dan is het, af
gescheiden van ons persoonlijk geboeid
worden door de inhoud van de film als
zodanig, van sociaal en van
sociaalpsychologisch belang wat deze massa
De laatste milliardair
Rcn<: Clair: ..L<e dernier
milllurdalre" (De Uitkijk, Amsterdam)
HET heeft mij altijd een ver
gissing toegeschenen in C
een satyricus te zien
het duidelijkste bleek dit. 'wannee
hij zelf die vergissing beging. ,,A nour
la libei-té'' bewoog zich in die richting,
maar het miste de bitterheid en. den
durf om verder dan halfweg te komen.
Het resultaat was' een zonderling
compromis tusschen burlcskc en so
ciale satyre, waarin noch Clair's
charmante humor, noch zijn distinctie
tot hun recht kwamen en het aller
minst wel de grimmige ernst, die nu
ligt;ReiiéClair is een charmeur.?oen
fijn, on-zwaar en geestig.filosoof, die.
de dingen dezer aarde luchtig en met
bonhommic' bekijkt. Zoodra hij buiten
dit terrein gaat forceert hij zijn
natuurgefaald: zijn dictator werd een
caricatuur, waaraan hij alle kern ontnam
dooi- den man op een gegeven oogen
blik geestelijk van de kook te laten
raken. Een getroubleerde dictator
zegt ons niets het is een onwaardig
gesol met een der ernstigste problemen,
onzen tijd bezig houden.
Het feit, dat Clair soms zich zelf
hervindt in enkele aardige en komieke
vondsten als b.v. het betalen met
een kip, waarbij als pasmunt een
ei wordt teruggeven doet aan de
boven geopperde bedenkingen, dunkt
mij, niets af. De aarzeling en de on
zekerheid, die den opzet van dit
werk beheerschten, wreken zich tot
in de détails. De auteur mist in deze
film de onbevangenheid en de rustige
gratie, die in Le million" de meest
gewaagde burlesken deden slagen.
eenmaal aan alle satyre ten grondslag L Op zich zelf uitstekende creaties als
de dictator van Max Dearly, de lakei
van Kaymond Cordy en andere
figuren, vermogen de film niet te
redden.
Natuurlijk blijft het de vraag in
hoeverre invloeden buiten Renó Clair
lijke gaven: hij wordt weifelend, j om i u het spel zijn. Wellicht dat de
verward en kinderachtig. In Dr ^ politieke cencuur (deFransehe
Anaslaatsio milliardair" krijgen wij eer:
reprise van deze levenshouding. Het
is onmogelijk in de charge van een
zoo klemmende actualiteit als de
dictatuur, iets anders te zien dan
een poging tot satyre en het is
even onmogelijk in zoo'n geval met
wat bleeke grapjes genoegen te nemen.
De dictatuur, zoo wil het mij voor
komen, gaat over onze huidige samen
leving als een natuurverschijnsel....
een zegen of een calamiteit, al naar
men het nemen wil. Maar in ieder
geval als een phenomeen, dat men
met lijf-en-ziel is toegedaan of niet
de felste scorpioenen der satyre
bestrijdt. Heeft Clair het laatste
gewild? Dan heeft hij jammerlijk
laat niet met zich spotten!)
een woordje heeft meegesproken, ter
wijl bovendien de oorspronkelijke
montage is herzien." door derden....
een ingrijpen, dat tegenover een
figuur als Clair nooit ofte nimmer
door den beugel kan. Hoe dan ook
deze matte afschaduwing van
het frissche, spontane Le million",
idoet mij (mutatis mutandis)
onweertaanbaar denken aan het bekende
van. den man, die met een
'riend samen milliardair wilde zijn
voorwaarde dat hij zelf het milliard
rekening nam, den ander
het air" overlatend.
Het milliard, noch zelfs het Mil
lion" is in deze film weer te vinden....
PAG. 10 BN n DE G
ROENE
No.3057
wordt gebracht en hoe deze massa daarop
reageert. De grote filmindustrie moge
dan de massa dot brengen wat zij begeert,
omdat zij de, in geld uitgedrukte, gunst
van deze massa begeert, haar visie op de
begeerte van de massa is er niet minder
belangrijk en haar beïnvloeding van de
massa in gunstige en ongunstige zin
juist in dit voldoen aan haar smaak
en haar wensen is er niet minder
effectief om.
Zo staan wij dan tegenover de film als
beschouwer van het hoe en van het wat,
van artistiek en van sociaal oogpunt uit.
Zo kan ons het verhaal boeien om het
verhaal en om de wijze waarop het
wordt verteld. In het beste geval om het
samengaan van deze beide elementen tot
een eenheid, maar soms ook om n van
beiden, dat in belang het andere geheel
in de schaduw stelt. Het beeldend vér
mogen van de cineast kan zo groot zijn,
dat hij elk gegeven dat hij aangrijpt door
de vorm verheft tot filmkunst, de feiten
die de film ons toont kunnen zo aan
grijpen, dat elke vraag van de kunst
waarde in de uitbeelding hiertegenover
absurd schijnt.
En ten slofte is de productie als geheel
altijd nog interessant als spiegel van de
wensdromen van de grote massa. Al
maakt deze laatste waardering het
allerminst noodzakelijk elke week in deze
spiegel te zien.
Schilderkunst
-De acntste Jolfer
A. PLASSCHAERT
Een nieuwe Garbo
Naar wij vernemen, heeft de Directie
Tuschinski het vertooningsrecht aan
gekocht van Greta Garbo's bekroonde
film Anna Karenina", die binnenkort
haar Nederlandsche première in Am
sterdam zal beleven.
Volgens de buitenlandsche pers zou
Greta Garbo bij de eerste vertooning
zelf verklaard hebben, dat dit de mooiste
rilm is, die zij in den loop der jaren
n Hollywood heeft gespeeld.
Mevrouw Bauer-Stumpf: bij Buffa,
Amsterdam
IK wist wel, dat Mevrouw Bauer ge
schilderd had, maar ik wist niet, d&t
wij, naar nu blijkt, de
Amstsrdamsche Joffers, wat hun getal-sterkte
aangaat, te gering hadden geschat. Er
is n Amsterdamsche Joffer meer
en die moeten we bij het tellen niet
vergeten. Want Mevrouw Bauer is een
tot nu toe meer verborgen gebleven
Joffer.
Daar is geen twijfel omtrent meer
mogelijk. Zoodra ge op deze tentoon
stelling bij Buffa komt, ziet ge en
begrijpt ge: dit is bekend terrein en
wederzijdsche invloed of wilt ge het
neutraler, verwantschap is duidelijk.
Het gemakkelijke is dit te
constateeren; het moeilijke is het verschil met de
andere Joffers te constateeren. En toch
is er, zoo zijn de Joffers, verschil. En dit
verschil is niet zoo zeer van
picturalen aard (daar triompheert tusschen
de Joffers ongetwijfeld Coba Ritsema)
het verschil zit meer aan den
intelligenten kant, aan den kant der psycho
logie in de schildering, waar Lizzy
Ansingh langzamerhand de bedaagde
prima-donna wordt. Want kunnen wij
van Mevrouw Bauer een zeegezicht
waardeeren, een tuin met vogels aardig
vinden, de twee gipskoppen met vrien
delijke gevoelens bezien, zelfs het stil
leven met den raap, de druiven en het
papier hier noemen (verwantschappen
zijn daar duidelijk) de portretjes van
Bauer zelf en van de andere Joffers
zijn zeker een soort kleingoed met e en
verdienste erin; een soort pittige, iet
wat stekelige, vrouwelijke psychologie
geeft daar toch aanleiding tot een lan
ger verwijl.
Greto Garbo in haar nieuwe film Anna Karenina
EEN ENORM GEBEUREN.
DE NEDERLANDSCHE PREMIÈRE
WILLI FORST's
POLA
INGEBORG THEEK
VANAF HEDEN
DE NIEUWSTE
NEDERUNOSCHE AMUSEMENWILM J
LOU BANDY
EN
FIENTJE DE LA MAR
IN
JET LEVEN IS
NUT ZOO KWUD"
(Een Majestic Cinétonefilm van Filma) '
LOU BANDY zegt: Houdt
er de moed maar in, want...
het leven is niet 200 kwaad"
HIJ ZAL U LATEN LACHEN, ZOOALS
U NOG NOOIT GELACHEN HEBT
Dringend geraden zich
t ij d i g van plaatsen te
voorzien
TOEGANG ELKE LEEFTIJD
'AG. 4 og fta