De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 11 januari pagina 6

11 januari 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Film DICHTERS IN HET CABARET Een avond in De Blokkendoos BESTAAT er een Nederlandsch cabaret ? De heer Edmond Visser heeft eens getracht er een geschiedenis van te schrijven. Daarin werden sterren en sterretjes genoemd, wier licht al weer jaren lang van het firmament is ver dwenen en de klank van hun schoone namen is verwaaid op den wind. Maar Jacobs, dien ik nooit gezien en gehoord heb, moet e^n vent" zijn geweest, in zijn tijd, daar zijn de uitgaanders van toen het over eens. Speenhoff is klas siek, om zijn liedjes, om ettelijke van zijn liedjes, die van het kostelijkste Hollandsche sentiment bevatte, waarin altijd een tik grijze wanhoop mee spreekt, en niet te vergeten om de sobere macht van zijn voordracht, die door zijn zwarte domineesjas op het prachtigst werd. geaccentueerd. De doodgraversfrak en de guitaar is er beter plastisch contrast denkbaar? De derde waarover men spreken moet was Pisuisse, met zijn internationale eru ditie en zijn zwier, een verslaggever van de superbe soort, eeuwig verrukt en eeuwig in de dalles. Hij leefde bo vendien wat hij zong, a pleins gosiers, a corps perdus", om met Jean Richepin te spreken, en hij stierf toen de czardas uit moest wezen, door een parabellum, zér in stijl. In Pisuisse, die voordragen kon, die wist wat een vers zeggen" was, heeft Jan Engelman het Nederlandsche cabaret zijn kans gehad en ook korten tijd waargenomen, een beetje Europeesch zelfs. Met dwarskijkende provincialen en luid ruchtige eerstejaars wist hij raad. Hij spotte ze niet het zaaltje uit, maar hij vormde ze om tot gangmakers. Een steekspel, vol geest. Toen Pisuisse op het Rembrandtplein sneefde begon de crisis. Er is geen geld meer of het zit in de kous, onder de matras. Het Rembrandtplein is een kerkhof, de Warmoesstraat een ,,rue de joie, sans gaieté", volgens ParisSoir, en over het Leidscheplein spoeden zich de paren, het afgepaste geld in de hand, naar de nieuwe botervloot, het gele stuk hedendaagsche monumen taliteit, waar men reeksen fotogra fie t j es achter elkander afdraait. Een cabaret zonder nachtleven, zonder uitgaanders die mee-acteeren en weten te interrumpeeren, is een on ding. Ook hoort de drank erbij. De belangstelling en de stemming mogen natuurlijk niet zijn van de soort, die van de ,,Beul"-vertooningen zulk een belachelijk relletje maakten. Het tee kent den geeuwerigen toestand, dat daarop, naast de uitstekende, maar in de hoogere regionen blijvende ballade van Van Duinkerken, niet een ver nietigende satire is geschreven. Het is toch wel erg de-dood-in-de-pot bij ons. In een gelukkiger land eindigt alles met een chanson, hier met martiale artikelen en een request. Laat ons geeuwen, zoolang het nog mag! IN het gedeelte van het Leidscheplein dat tusschen den schouwburg en de taveerne van Reynders ligt lijkt het, een heel klein beetje, op de Place du . Tertre. Als het najaar is, tenminste, en de blaren vallen. Geen wonder dat tot dit laatste toevluchtsoord ,,De Blokkendoos" een gang ging. Wanneer de heeren Elsensohn en Van Ees hun glas bier geledigd hebben, stappen zij naar het lucifersdoosje dat den weidschen naam van Leidscheplein-theater voert en steken zich in het pak van den histrio. Waar de dames zich schminken mag de hemel weten, want de toeschouwer zit al met zijn neus midden in de keuken. Er zijn geen tafeltjes, zoodat het visite-gevoel maar moeilijk wijkt, en natuurlijk heeft men niet kunnen nalaten de muren op het laatste nippertje met een vleug Tuschinsky-ornamentiek te verontreini gen. Maar overigens is het er heel genoegelijk, iedereen kent iedereen, de vleugels moeten eens in de was, maar de blokken doen hun best om aardige huisjes en torentjes te bouwen. Wie sprak van "een toren? De histriones zijn, in doorwaakte nachten, besmet geraakt van de poëzie en nu hebben zij den befaamden ivoren toren op hun planken gedragen. Daar hangt nog altijd geen gouden fluit uit, slechts een van jade. Blaast men daar op dan verschijnt in het beste geval de poort van Elysium. Of men er ook rijksdaalders mee in de kas kan blazen? In bescheiden mate toegediend, scheen.de poëzie den op bezoek zijnden gewilligen Amsterdammer niet on toegankelijk te vinden. En dat is al wat, want wie kan leven van een lite raire elite, die elkander, over. en weer, haar bundels ten geschenke geeft tot dat de oplage is uitgeput ? Het spreekt vanzelf dat men, op deze planken, met de allerreinste lyriek niet aan kan komen. Het zou een zonderling ge noegen zijn, denk ik, Leopold te hooren Annie Verhulst draagt moderne poëzie voor in het cabaret De Blokkendoos (Leidschtplein Theater Amsterdam) r*n>. e ut zwijgen" door den mond van Elsen sohn of Boutens te zien pijpen op de cadens van Annie Verhulst's karolingsch toilet. Maar in het epische genre, daar is wel wat te vinden. Als er een nieuwe Yvette Guilbert aan den Amsterdamschen hemel opduikt, kan het zelfs voortreffelijk worden. Zoo hebben wij, naast veel dat tot het gebruikelijke genre van het buiten Speenhoff en Pisuisse, buiten Aristide Bruant, Xavier Privas en Theodore Botrel, buiten Heine, Bierbaum en Dehmel ietwat verwaterde genre be hoort, naast het lenige pianospel van Beuker en Denijs, de imitaties van The Jungle Serenaders en de dansen van Maria Petrelli, naast de derbe, maar zeker echte en onvervalschte gein van Elsensohn als aapjeskoetsier en Annie Verhulst als heibei, zoo hebben wij wil ik zeggen ook literatuur gehoord en gezien. ALS Annie Verhulst kon besluiten de malle begeleidende muziekjes weg te doen, die de verzen zeer hinder lijk illustreeren, zou wellicht blijken dat zij een bruikbaar diseuse is. Zij heeft in ieder geval haar felheid mee, die weinig verfijnd is, maar niet zonder echtheid. Vuur in ijs, zei Heine, en ik herhaal het, al klinkt het af gezaagd. De Ballade der Zeeroovers" van Bert Brecht (vergeten we niet, dat hij de voortreffelijke liederen bij de Dreigroschenoper heeft geschreven) is door D. A. M. Binnendijk in zeer voldoende Nederlandsch vertaald. Op deze manier zou men het ook wel met een zeeroovershistorie van Slauerhoff kunnen probeeren, dan hebben we het uit de eerste hand. En ook het navrante gedicht Een Jongen" van Jan Greshoff doet het goed. Ik hoop zelfs in consequent genoeg nu tóch op een herhaling van het ,, Beul''-schandaal, wanneer er eens 'n paar frissche, vroolijke knapen van de N.S.B, in het lokaal verdwalen. Men moet waarlijk niet versmaden wat leven in de brouwerij kan brengen ! Greshoff doet mij denken aan de gecomprimeerde hevigheid van Elsschot, in zijn verzen. Die zou wellicht furore maken, en ook het Gebed bij den harden dood" van Du. Perron is te probeeren. Geneigd om tusschen poëzie en rijm nog altijd eenig onderscheid te maken, geloof ik dat het superieure rijm van echte dichters het beste cabaretgenre, het beste levenslied" is. Er is genoeg te vinden, als men zoekt. Op dit oogenblik maakte de (gecou peerde) Ballade van Kapitein Joos de Decker", door Werumeus Buning, Opgezegd door Elsensohn, den meesten : ndruk. Elsensohn zat er misschien al *e schilderachtig bij, maar dit hinderde niet meer toen zijn stem door het zaaltje klonk. De zeemanstaai scheen hem op het lijf geschreven: JA; ben van heel mijn leven twee maal geaffronteerd, Zei de Decker, door Anna Maria, En doordat ik hier wierd gepasseerd. Laai God hier dan maar stuurman zijn/ Zoo verging de Maria Kat rijn. Buning's ballades zijn ongelijk en deze Joos de Decker is niet zijn sterkste. Maar het vers hield het uit in het voetlicht en bewees zijn bruikbaarheid in een milieu dat op het directe senti ment, niet op woordmysteries en bovenaardsche geheimen afkomt. De proef van De Blokkendoos", om de literatuur in haar programma's te betrekken, mag geslaagd heeten. Verantwoording vooraf D. C. VA?m*DER POEL EN nieuwe naam onder de filmrubriek van de Groene legt een verplichting op tot verantwoording van standpunt. Te meer waar deze in de plaats komt var .''een naam, die in de filmcritiek een zekere traditie vertegenwoordigt. Voorop gesteld zij hierbij, di it deze verantwoording nergens critiek 6 edoelt. Wanneer de verandering it i rubriek enige jaren eerder had plaut gevonden, zo had zij de symbolische afsluiting kunnen zijn van een periode in de ontwikkeling van de filmkunst. Een periode, waarin de film zich van vermaaks-object de film als kapita listisch industrieproduct blijve hier voorlopig buiten beschouwing omdat dt r\ als zoodanig in de economische rubrie.. thuis hoort tot een zelfstandige film' kunst ontwikkelde. Een periode, waarin een zich van haar verantwoordelijke taak bewuste filmcritiek ontstond en op een dubbel front voor de film als kunst vocht: tegen het wantrouwen en de wansmaak van het grote publiek en zo een film-publiek in de got.de zin hielp vormen en tegen de Schund" en de ,,Kitsch" in de filmproductie. Een strijd voor de producten van een jonge avantgarde, voor de Russische film, kortom voor de film als film", die meer is dan een stuk celluloide. dat door middel van een projectieapparaat bewegend beelden op het-witte doek doet verschij-^\ nen, tot vermaak van het publiek en tot winst van de producenten. Het heeft geen zin hier historie te schrijven. Wel om te constateren dat deze periode van strijd en van over winning althans voorlopig schijnt afgesloten. Zo zeer schijnt afgesloten, dat de overwinning wel eens al te zeer op een nederlaag geleek. De verove ringen van de avant-garde zijn door de grote industrie voor een groot deel ten nutte gemaakt. De productie is algemeen op een hoog peil gestabiliseerd. Maar met deze stabilisatie zijn onmiskenbaar ook de hoogtepunten verloren gegaan. De filmcritiek heeft minder om tegen te vechten, maar stellig ook minder om voor te vechten. Wat het laatste betref t: somtijds al te weinig. Ook in dit opzicht heeft zij de feiten te aanvaarden en paraat te blijven. Maar anderzijds heeft zij zich te hoeden voor een over schatting van de film als kunstvorm, welke zij zo gemakkelijk uit de glorieuze periode" die achter ons ligt kan mede brengen. De film, welke ons op het ogenblik wordt gebracht, is een technisch hoog staand product. De filmindustrie kent haar middelen en weet deze te beheersen en te gebruiken. En wij mogen dan ook constateren, dat zij er vaak in slaagt ons een uur aangenaam of onaangenaam bezig te houden. Maar hiermede alleen zijn nog niet de voorwaarden vervuld voor het kunstwerk. Intussen is het artistieke resultaat stellig niet het enige, dat voor een al gemene filmcritiek van belang is. Wanneer week op week in elke stad en in elk dorp aan duizenden enduizenien weer opnieuw een verhaal wordt uerteld verteld met de taal waarop deze duizenden zijn getraind en die in werkelijkheid internationaal is, ondanks de landstaal van het in de film gesproken woord: het filmbeeld dan is het, af gescheiden van ons persoonlijk geboeid worden door de inhoud van de film als zodanig, van sociaal en van sociaalpsychologisch belang wat deze massa De laatste milliardair Rcn<: Clair: ..L<e dernier milllurdalre" (De Uitkijk, Amsterdam) HET heeft mij altijd een ver gissing toegeschenen in C een satyricus te zien het duidelijkste bleek dit. 'wannee hij zelf die vergissing beging. ,,A nour la libei-té'' bewoog zich in die richting, maar het miste de bitterheid en. den durf om verder dan halfweg te komen. Het resultaat was' een zonderling compromis tusschen burlcskc en so ciale satyre, waarin noch Clair's charmante humor, noch zijn distinctie tot hun recht kwamen en het aller minst wel de grimmige ernst, die nu ligt;ReiiéClair is een charmeur.?oen fijn, on-zwaar en geestig.filosoof, die. de dingen dezer aarde luchtig en met bonhommic' bekijkt. Zoodra hij buiten dit terrein gaat forceert hij zijn natuurgefaald: zijn dictator werd een caricatuur, waaraan hij alle kern ontnam dooi- den man op een gegeven oogen blik geestelijk van de kook te laten raken. Een getroubleerde dictator zegt ons niets het is een onwaardig gesol met een der ernstigste problemen, onzen tijd bezig houden. Het feit, dat Clair soms zich zelf hervindt in enkele aardige en komieke vondsten als b.v. het betalen met een kip, waarbij als pasmunt een ei wordt teruggeven doet aan de boven geopperde bedenkingen, dunkt mij, niets af. De aarzeling en de on zekerheid, die den opzet van dit werk beheerschten, wreken zich tot in de détails. De auteur mist in deze film de onbevangenheid en de rustige gratie, die in Le million" de meest gewaagde burlesken deden slagen. eenmaal aan alle satyre ten grondslag L Op zich zelf uitstekende creaties als de dictator van Max Dearly, de lakei van Kaymond Cordy en andere figuren, vermogen de film niet te redden. Natuurlijk blijft het de vraag in hoeverre invloeden buiten Renó Clair lijke gaven: hij wordt weifelend, j om i u het spel zijn. Wellicht dat de verward en kinderachtig. In Dr ^ politieke cencuur (deFransehe Anaslaatsio milliardair" krijgen wij eer: reprise van deze levenshouding. Het is onmogelijk in de charge van een zoo klemmende actualiteit als de dictatuur, iets anders te zien dan een poging tot satyre en het is even onmogelijk in zoo'n geval met wat bleeke grapjes genoegen te nemen. De dictatuur, zoo wil het mij voor komen, gaat over onze huidige samen leving als een natuurverschijnsel.... een zegen of een calamiteit, al naar men het nemen wil. Maar in ieder geval als een phenomeen, dat men met lijf-en-ziel is toegedaan of niet de felste scorpioenen der satyre bestrijdt. Heeft Clair het laatste gewild? Dan heeft hij jammerlijk laat niet met zich spotten!) een woordje heeft meegesproken, ter wijl bovendien de oorspronkelijke montage is herzien." door derden.... een ingrijpen, dat tegenover een figuur als Clair nooit ofte nimmer door den beugel kan. Hoe dan ook deze matte afschaduwing van het frissche, spontane Le million", idoet mij (mutatis mutandis) onweertaanbaar denken aan het bekende van. den man, die met een 'riend samen milliardair wilde zijn voorwaarde dat hij zelf het milliard rekening nam, den ander het air" overlatend. Het milliard, noch zelfs het Mil lion" is in deze film weer te vinden.... PAG. 10 BN n DE G ROENE No.3057 wordt gebracht en hoe deze massa daarop reageert. De grote filmindustrie moge dan de massa dot brengen wat zij begeert, omdat zij de, in geld uitgedrukte, gunst van deze massa begeert, haar visie op de begeerte van de massa is er niet minder belangrijk en haar beïnvloeding van de massa in gunstige en ongunstige zin juist in dit voldoen aan haar smaak en haar wensen is er niet minder effectief om. Zo staan wij dan tegenover de film als beschouwer van het hoe en van het wat, van artistiek en van sociaal oogpunt uit. Zo kan ons het verhaal boeien om het verhaal en om de wijze waarop het wordt verteld. In het beste geval om het samengaan van deze beide elementen tot een eenheid, maar soms ook om n van beiden, dat in belang het andere geheel in de schaduw stelt. Het beeldend vér mogen van de cineast kan zo groot zijn, dat hij elk gegeven dat hij aangrijpt door de vorm verheft tot filmkunst, de feiten die de film ons toont kunnen zo aan grijpen, dat elke vraag van de kunst waarde in de uitbeelding hiertegenover absurd schijnt. En ten slofte is de productie als geheel altijd nog interessant als spiegel van de wensdromen van de grote massa. Al maakt deze laatste waardering het allerminst noodzakelijk elke week in deze spiegel te zien. Schilderkunst -De acntste Jolfer A. PLASSCHAERT Een nieuwe Garbo Naar wij vernemen, heeft de Directie Tuschinski het vertooningsrecht aan gekocht van Greta Garbo's bekroonde film Anna Karenina", die binnenkort haar Nederlandsche première in Am sterdam zal beleven. Volgens de buitenlandsche pers zou Greta Garbo bij de eerste vertooning zelf verklaard hebben, dat dit de mooiste rilm is, die zij in den loop der jaren n Hollywood heeft gespeeld. Mevrouw Bauer-Stumpf: bij Buffa, Amsterdam IK wist wel, dat Mevrouw Bauer ge schilderd had, maar ik wist niet, d&t wij, naar nu blijkt, de Amstsrdamsche Joffers, wat hun getal-sterkte aangaat, te gering hadden geschat. Er is n Amsterdamsche Joffer meer en die moeten we bij het tellen niet vergeten. Want Mevrouw Bauer is een tot nu toe meer verborgen gebleven Joffer. Daar is geen twijfel omtrent meer mogelijk. Zoodra ge op deze tentoon stelling bij Buffa komt, ziet ge en begrijpt ge: dit is bekend terrein en wederzijdsche invloed of wilt ge het neutraler, verwantschap is duidelijk. Het gemakkelijke is dit te constateeren; het moeilijke is het verschil met de andere Joffers te constateeren. En toch is er, zoo zijn de Joffers, verschil. En dit verschil is niet zoo zeer van picturalen aard (daar triompheert tusschen de Joffers ongetwijfeld Coba Ritsema) het verschil zit meer aan den intelligenten kant, aan den kant der psycho logie in de schildering, waar Lizzy Ansingh langzamerhand de bedaagde prima-donna wordt. Want kunnen wij van Mevrouw Bauer een zeegezicht waardeeren, een tuin met vogels aardig vinden, de twee gipskoppen met vrien delijke gevoelens bezien, zelfs het stil leven met den raap, de druiven en het papier hier noemen (verwantschappen zijn daar duidelijk) de portretjes van Bauer zelf en van de andere Joffers zijn zeker een soort kleingoed met e en verdienste erin; een soort pittige, iet wat stekelige, vrouwelijke psychologie geeft daar toch aanleiding tot een lan ger verwijl. Greto Garbo in haar nieuwe film Anna Karenina EEN ENORM GEBEUREN. DE NEDERLANDSCHE PREMIÈRE WILLI FORST's POLA INGEBORG THEEK VANAF HEDEN DE NIEUWSTE NEDERUNOSCHE AMUSEMENWILM J LOU BANDY EN FIENTJE DE LA MAR IN JET LEVEN IS NUT ZOO KWUD" (Een Majestic Cinétonefilm van Filma) ' LOU BANDY zegt: Houdt er de moed maar in, want... het leven is niet 200 kwaad" HIJ ZAL U LATEN LACHEN, ZOOALS U NOG NOOIT GELACHEN HEBT Dringend geraden zich t ij d i g van plaatsen te voorzien TOEGANG ELKE LEEFTIJD 'AG. 4 og fta

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl