Historisch Archief 1877-1940
Uit De Groene van 4 November 1877
De reportage van de week
7
v.
zou Prof. I. B. Cohen zijn hoogleeraarsambt uit
geldbejag tegen dat van gedeputeerde hebben
verruild, werd door den Heer van Geuns zoodanig
afgestraft dat de N.S.B, het maar beter vond zich
verder absent te melden.
DE SIGARENWINKEL is met de borreltafel en
de barbierswinkel van oudsher het heiligdom
geweest van politieke kankerzucht zonder veel
ondergrond of feitenkennis. En de sigarenwinkelier
is het type, natuurlijk zijn er gunstige uitzonde
ringen ! van den man die op al deze klachten en
wenschen, ook de meest onvereenigbare, ja knikt,
als men maar bij hem blijft koopen. Daarom is het
niet slecht gezien dat in de Kalverstraat een N.S.B.
sigarenwinkel is gevestigd die tegelijk de
propagandalectuur van Mussert's aanhang verkoopt. Er
zal door niet-N.S.B.-ers natuurlijk niet veel gekocht
worden, maar dat was ook niet het geval met
de colportage"-tochten, die ook meer ten doel
hadden opzien te baren dan lectuur te verkoopen.
Deze winkel moet hiervoor waarschijnlijk als
remplacant dienen en inderdaad is het ook reeds bij de
opening gelukt een kloppartij te verwekken.
Rooscvclt's binnenlandsche politiek
(Slot van pag 3, Ie kolom)
dens beperking (van deze rechten) door de wet".
Maar stel nu eens een Amerikaansch
varkensboertje. Die redeneert als volgt: de crisiswetschrijft
me voor dat ik mijn varken niet zwaarder mag
mesten dan zooveel. Maar de grondwet, en dat is
een hoogere wet, garandeert mij een ongestoorde
heerschappij over mijn eigendom. Ik ga dus de
wettigheid van de wet aanvechten!
Maar niet alleen private rechten, ook publiek
recht kan getoetst" worden. Wanneer een federale
wet iets regelt, dat ook tot het terrein van wetgeving
der staten behoort, kan die wet wellicht met succes
aangevochten worden. Want de waarschijnlijkheid
is groot, dat zij buiten het terrein trad, dat de
Constitutie aan den federalen wetgever ter regeling
overgelaten heeft.
De Wagner Act was dat deel van de N.R.A, dat
arbeiders het recht gaf zich vrijelijk te organiseeren
en de vak-organisaties bevoegd verklaarde om
collectieve contracten te sluiten. (Voor ons spreekt
dat vanzelf). Verder brak die wet met het stelsel
van company-unions". Het is niet moeilijk te
begrijpen, dat het reactionnaire Amerikaansche Big
Business belangen waren, die de
ongrondwettigverklaring van den Wagner Act bij het Hof van
Kansas wisten door te zetten. Nu komt deze zaak
voor het Hooggerechtshof.
Even precair staat de Tennessee Valley Authority
ervoor, een reusachtig waterstaatsbedrijf dat, be
halve dat het voor bedijking en waterreguleering
zorgt, ook den stroomverkoop ter hand neemt en in
staat is electriciteit te leveren voor een prijs die veel
lager is dan die van de Public Utility Companies, die
nu op hun beurt deze Roosevelt-schepping juridisch
bevechten.
De grootste slag voor Roosevelt was wel de
ongrondwettig-verklaring door het Hooggerechtshof
van de Agricultural Adjustment Administr.ation, de
Amerikaansche landbouwcrisiswetgeving. De moti
veering was, dat de Constitutie aan den federalen
wetgever de regeling van de algemeene belangen
opdraagt. Landbouwsteun is echter een al of niet
noodzakelijke financieele bevoordeeling van een
speciale belangengroep ten opzichte van de alge
meene belangen. Derhalve behoort dat aan de wet
geving der afzonderlijke Staten overgelaten te
worden, althans niet federaal geregeld te worden.
HIERMEE is echter Roosevelt de pap in den
mond gegeven voor zijn nieuwe verkiezings
actie voor den komenden herfst: Er is geen twijfel aan,
of de overgroote meerderheid in het heele land heeft
zijn herstelwetten gewild en goedgevonden. Moet
de tot uitdrukking gebrachte wil van het volk zich
nu laten terugdringen door een rechterlijk college?
Is dat de bedoeling, waarvoor de volksvertegen
woordiging is ingesteld? Of mag die niet anders tot
uiting komen dan afzonderlijk in lederen staat,
zoodat er nooit iets groots, iets nieuws kan worden
ondernomen? Vroeger was de ReRublikeinsche
Partij de pionier van de nationale eenheid, nu zijn
de Democraten dat geworden. Geen regeeren kan
ooit mogelijk zijn wanneer een gerechtshof zijn
Veto kan uitspreken over erhstigen en op normale
wijze verrichten arbeid. '.-.
Dit zijn vragen die wij hebben willen toelichten.
Meer niet. Of het laatste woord aan den wetgever
behoort, of aan den rechter, dat is een strijdvraag
die buiten ons thenia valt. *
DE GROENE Ne. 3059
VERKEERSVRAAGSTUKKEN
Misschien een Goudmijn
MINDER dan in de
overige hoofdsteden
van Europa bestaat
te Amsterdam de gelegen
heid op
verschillendeplaatsen der stad een rijtuig
te vinden, dat voor ma
tigen prijs per toer of per
uur een weg aflegt, die
niet door de trams of
omnibussen wordt bereden. Op den Dam
staan veertien rijtuigen, het eigendom
van elf verschillende stalhouders. Ook
aan de stations staan meer of minder
rijtuigen, naar den tijd van het jaar,
het weer en het uur van den dag. Geen
vreemdeling, die Amsterdam bezocht,
kan deze regeling anders dan hoogst
onvoldoende vinden. De reden ligt voor
de hand. Het aantal rijtuigen, dat in
de stad rondloopt, is niet in verhouding
tot het aantal personen, dat vervoerd
wenscht te worden; dewijl de zaak op
kleine schaal gedreven wordt is het
vervoer veel te duur met het oog op
den afstand en door de wijze, waarop
de stalhouders hun buitenknechts
houden, moeten deze hun bestaan
vinden doof aan te dringen op hooger
loon, dan 't tarief hun toekent, of door
steeds dringender fooien te eischen en
minder gemakkelijk tevreden te zijn.
Eenige stalhouders (misschien alle)
betalen eene vaste som per week aan
hunne knechts en laten aan de eerlijk
heid der knechts over, te betalen, wat
ze aan vracht ontvangen hebben. In
de eerste plaats brengt men dus de
knechts in de gelegenheid d.i. in ver
zoeking, oneerlijk te zijn; ten andere
dwingt men hen fooien te eischen.
Niemand twijfelt eraan, of, bij den
omvang, dien onze stad hoe langer
hoe meer krijgt, is eene regeling der
verhuring van rijtuigen volstrekt nood
zakelijk; het aantal koets j es, dat eiken
dag vooral 's morgens, door de stad
rolt, bewijst genoeg, dat het niet aan
personen zal ontbreken, die vervoerd
wenschen te worden.
Ons eerste bezwaar tegen de be
staande wijze van verhuring van
standrijtuigen" is, dat de vracht veel
te hoog is. In Londen betaalt men
60 cents voor een afstand van veertig
minuten gaans of daaronder. In Parijs
kan men met een rijtuig voor vier
Wij vervolgen onze serie overgenomen artikelen uit vroegere
jaargangen ter eere van ons jubileumjaar. Hieronder volgt
uit onze eerste jaargang een artikel over moeilijkheden met
huurkoetsiers, ten bewijze dat de Citax-problemen, waar wij
thans mee worstelen, ook hun voorgeschiedenis hebben. Van
Braakensiek herplaatsen wij een plaat van vroeger datum
die critiek oefent op den Gooischen moordenaar".
personen van eene zijde der stad naar
de andere rijden voor twee francs, de
fooi daaronder begrepen. Neemt men
nu in aanmerking, dat de huren, de
werkloonen en de levenswijs in gemelde
hoofdsteden veel hooger zijn dan hier,
dan ligt voor de hand, dat de huur, die
wij betalen moeten veel te hoog is.
In weerwil van het veel te hooge tarief
is hier toch een eindeloos gekibbel over
fooien en de koetsiers nemen zelfs de
vrijheid zoo ongeveer zelf de grootte
van de fooi te bepalen en zwart te kijken
of op te spelen, als ze minder krijgen.
Sommige menschen verwachten alles
van politie-toezicht, anderen verwach
ten er niets van en vestigen hun hoop
alleen op particuliere hulp.
Te Londen is de politie de eenige,
beschermer tegen af zetten j van de zijde
der huurkoetsiers. De alomtegenwoor
dige politie behoeft slechts geroepen te
worden, om den veeleischenden wagen
menner tot zwijgen te brengen en hem
tevreden te doen zijn met wat zijn
tarief hem voorschrijft. Op de meest
bezochte kruispunten zijn borden ge
plaatst, die den afstand van dit punt
tot de voornaamste andere kruispunten
aangeven, zoodat ook de vreemdeling
onmiddellijk bepalen kan, hoeveel
mijlen hij gereden heeft, mits hij het
punt (d.i. den kruisweg, het gebouw
of de markt) waar hij instapte, heeft
onthouden. Hij weet ook waar rijtuigen
te vinden zijn, want deze keeren dade
lijk naar hun stand" terug, waar
een bordje aanwijst, voor hoeveel
rijtuigen daar plaats is. Elders dan
daar mogen ze niet staan.
Te Parijs belast de politie zich alleen,
met het toezicht voor zooverre dit
aangaat het al of niet overtreden der
verordeningen van gemeentewegen ge
maakt. De politie-dienaar zal als
gij hem aanspreekt u eenvoudig
verwijzen naar een Inspecteur van de
Maatschappij van hui
rijtuigen. Het moet
iedereen treffen, dat
koetsiers te f Par ijs
handelbaarder zijn dan
te Londen en' de veronderj
stelling is niet te gewa?^
dat dit een gevolg zijn ?ou|
van het beter ingench
stelsel van controle.
\f
DE Maatschappij, tegenover wie d«l
koetsiers natuurlijk als bedienoej
of knechts in verhouding staan, katil
bepalingen maken, zoo als zij verkiest!
en zonder vorm van proces veel stren-l
ger te werk gaan dan de politie in
eeland der wereld en hoewel het Parijscht
stelsel ook groote gebreken heeft, J
toch het koetsierspersoneel behoorlijkl
onder de orde en wel, doordat de Mait-l
schappij altijd en overal vertegenwo >r.|
digd, in hare uitspraken, waarop ze niet!
terugkomt, den schuldige steeds cn-l
middellijk kan treffen. Vijf-en-tw n-l
tig francs boete of onmiddellijk!
ontslag liggen al zeer spoedig gereed!
voor den koetsier wiens nummer del
vertoornde reiziger heeft opgegeven l
aangenomen, dat zijn aanklacht
voldoende bewezen is.
Geen koetsier wordt aangenomen,l
die niet genoeg lezen en schrijven kan!
om alle toeren die hij maakt op tel
schrijven. Wee hem, als een inspecteui\
hem op een of ander uur op eene j
plaats ziet, waarvan op zijn boekje!
niets te vinden is. Natuurlijk strekt zich!
de waarneming der inspecteurs of con.
troleurs in de verschillende deelen d«
stad niet tot alle toeren van alle rij
tuigen uit. De vrees om van fraudel
overtuigd te worden is echter bij del
koetsiers zoo groot, dat zézich in den!
regel wel onthouden van overtreding.!
Het zij voldoende er hier met nadri kl
op te wijzen, dat eene Maatschappij!
van huurrijtuigen, die hare taak go<d|
begreep, het voerwezen geheel hè:-l
vormen zou, een eind zou maken aan l
alle afpersingen en aan den onwil, del
onbeschoftheid en de onverschillighe dl
van vele koetsiers van standrijtuigen, l
waardoor de reiziger genoodzaakt is,l
een veel duurder huurrijtuig uit een j
stal te nemen of zich de onaangenaam
ste behandeling te laten welgevallen, l
DE GOOfSCHE STOOMTRAM f De Groene van 12 September 1891)
Magere Hein: Een collega op de lijn! Ga Spoedig Testament Maken/
VALSCHE MUNTERS
K. H. Broekkoff
COMM. V. POLITIE, LEIDER DER VALSCHGELDCENTRALE
rr-iWEE foto's. De eene stelt een villa in een
J_ der buitenwijken van Berlijn voor, waar in
1932 zekere Dr. Salaban valsche
tweemarkstukken vervaardigde. De andere foto is een afbeel
ding van een slop in de Bloemstraat te Amsterdam.
Links, naast de deur, het bekende bordje onbe
woonbaar verklaarde woning". In deze woning was
het, dat in 1931 twee broers valsche rijksdaalders
vervaardigden, waarvan het zilvergehalte dat van
de echte rijksdaalders overtrof.
Als de lezer de twee foto's bekijkt en hij laat zijn
fantasie gaan, dan stelt hij zich de
valschemunterswerkplaats in de statige villa voor als een soort
grootscheeps opgezet laboratorium en die in <le
onbewoonbaar verklaarde woning" als een bijna
onvindbaar hokje. En toch was precies het tegen
overgestelde het geval.
Toen de Berlijnsche politie voldoende aanwijzingen
had, om een huiszoeking in de villa te wagen en
zij naar haar meening alle kamers, zolders en
kelders had doorzocht, had zij niets gevonden, wat
op een valschemunterswerkplaats geleek. Zij was
reeds onder den indruk gekomen van de veront
waardigde protesten van den dokter, toen een der
rechercheurs in een gang een losse kast vond, die
op een eenigszins zonderlinge plaats tegen den
wand stond. Geholpen door een zijner collega's ver
zette hij die kast en er kwam een deur te
voorschijn. Deze deur werd geopend en men vond
een trapje, dat naar beneden ging en naar een
slaapkamer leidde. In die slaapkamer stond een
ledikant. Een gewoon ledikant. Ja, maar niet
gewoon was, dat aan beide zijden een kleed naar
beneden hing. Zij verplaatsten het ledikant en.. ..
het instrument was gevonden, waarmede de valsche
tweemarkstukken waren gemaakt.
Bij het geval in de Bloemstraat was de situatie
weer geheel anders. Het moeilijke was hier, op de
gedachte te komen, dat de plaats van het misdrijf
zich in het krot in het slopje zou bevinden. Toen wij
eenmaal in het slopje waren en de deur van de
onbewoonbaar verklaarde woning" hadden ge
opend, stonden wij direct in een weliswaar zeer
armoedige, maar toch uitstekend geoutilleerde
valschemunterswerkplaats.
EEN der interessantste gevallen uit mijn praktijk
heeft zich in 1921 voorgedaan. Daar bevond zich
de valschemunterswerkplaats bij zeer bona fide
menschen, welke ijverig medehielpen bij het ver
vaardigen van valsche bankbiljetten van twee
honderd gulden en er toch geen idee van hadden,
dat zij bezig waren met het maken van valsch geld.
Het is zulk een typisch geval, dat het de moeite
waard is er wat uitvoeriger op in te gaan.
In October 1921 ontving een der groote bank
instellingen te Amsterdam van een bank te
Innsbruck in Tirol een bankbiljet van ? 200.?. De
betrokken bankbeambte twijfelde. Het papier was
dikker en weeker dan dat der echte biljetten, maar
de druk en de afwerking waren overigens prachtig.
De betrokken bankinstelling won ons advies in
en ons oordeel luidde: Het is een valsch bank
biljet, maar de maker moet de hulp hebben gehad
van een staf van zeer deskundige medewerkers,
want de .verschillende grafische technieken, noodig
om het biljet te vervaardigen, zijn met meesterschap
toegepast."
Kort na het eerste biljet kwam nog een dergelijk
biljet uit Innsbruck en daarna kwamen deze valsche
biljetten met korte tusschenpoozen uit Weenen,
Landeck, Reutte (beide plaatsjes in Tirol), Bregenz,
Zürich, Lausanne, Genève en Praag. Een reis naar
die plaatsen leverde weinig resultaat op. De biljetten
waren steeds in betaling gegeven door een man, die
zich afwisselend Karl Michl en Charles Michel
noemde en zich legitimeerde al naar het hem
nuttig voorkwam met een Nederlandschen of
met een Franschen pas, welke passen blijkbaar
eveneens valsch waren.
Toen ik mij kort daarna te Berlijn bevond voor
een andere valschemuntersaangelegenheid en mij
als naar gewoonte in verbinding had gesteld met
den leider der Duitsche valschgeldcentrale, liet deze
mij een brief lezen, welke van de politie te München
was ingekomen. Deze brief was het begin van de
oplossing van het raadsel. Ik zal u vertellen, wat er
in dien brief stond.
Op den 27sten Augustus van het jaar 1921 was
voor een der grootste clichéfabrieken van München
een chique auto stilgehouden en uit dien auto was
een niet minder chique gekleede heer gestapt, die den
directeur te spreken had gevraagd. De directeur be
handelde den chiquen heer met de noodige onder
scheiding, vooral, toen deze zich als cliënt ontpopte
en voorstellen deed, die groote winst beloofden. De
heer droeg een rol onder den arm en toen hij die ont
vouwde, bleek het een teekening te zijn, prachtig
uitgevoerd en niet minder dan il/a nieter lang en
i meter breed. De teekening stelde voor de
achterzijde van een Nederlandsch biljet van ? 200.
natuurlijk sterk vergroot, waaraan het vignet ont
brak. Met een welsprekendheid en een overtui
gingskracht, welke de voornaamste wapenen van
alle oplichters schijnen te zijn, vertelde de chique
heer, dat hij een teekenaar van reputatie was, die van
BIJ DE FOTO'S
Boven : Villa van Dr. Salaban te Berlijn, waarin
vofsche Ri/ksmarkstukken werden vervaardigd.
Daaronder: De onbewoonbaar verklaarde woning
in een slop aan de B/oemstraat te Amsterdam,
waar valsche rijksdaalders werden gemaakt.
Geheel onder, rechts : Het ledikant in de villa
van Dr. Salaban, terzijde geschoven, zoodot het
instrument tot vervaardiging der Rijksmorkstukken
zichtbaar is.
Links: Interieur der valsche munterswerkplaats
het slop aan de Bloemstraat te Amsterdam.
in
S t* GROENE N* 30»