Historisch Archief 1877-1940
r.
Tooneel
Schilderkunst
Muziek
die zonder een bij haar gekochte appel
geen enkele onderneming beginnen
durft, uit een mengeling van bijgeloof
en andere duistere roerselen van de
menselijke ziel haar lady for a day"
maakt op n van de deftigste flats van
New York.
En nu ontrolt zich een dolle klucht
van transformatie, niet slechts van
apple Annie" in een dame, maar ook
van alle leden van de bende in de bij
behorende echtgenoot en gasten voor
een receptie, welke ten slotte op het
laatste ogenblik door de politie dreigt
te worden verhinderd. Maar Dave"
heeft nog een paar ook al in verband
met deze geschiedenis ontvoerde
journalisten in reserve en via bedrei
ging en de kostelijke grap en mis
schien ook via de ondoorgrondelijke
roerselen der ziel komen op het
laatste nippertje niet de gangsters, maar
de gouverneur en de burgemeester van
New York in eigen persoon met hun
gasten op de receptie en wordt het
jonge paar door de hoogste autori
teiten onder politie-escorte feestelijk
naar de boot gebracht. Niet echter voor
dat tussen alle emoties door de
pseudoechtgenoot van apple Annie" met de
grafelijke schoonvader om een dikke
bruidschat gebiljart en natuurlijk ge
wonnen heeft.
Hier ligt wel de kostelijkste vondst
van deze kostelijke film, als de
biljartkunstenaar de laatste beslissende stoot
doet en zonder omkijken de kamer
uitgaat de verbaasde graaf alleen
latend met de ballen, die langzaam
maar zeker naar de beslissing rollen !
Maar ten slotte is deze film meer dan
Amerikaanse humor ,,met een lach en
een traan"; het is een prachtig staaltje
van die humor, met een stuk sociale
milieu-schildering, waarin de Ameri
kaan zich zelf zo ongegeneerd de spie
gel voorhoudt.
D. C. VAN DER POEL
HET ONBEKENDE MEISJE
Eduard Verkade
ZOU Molnar niet toch de beste
hedendaagsche foonee/schrijver
zijn? Weliswaar hebben zijn
stukken nu en dan ongelukkigerwijze
een soort haut gout; maar dan ineens
blaast Molnar zijn figuren zooveel zui
veren levensadem in, wiegt hij onze
fantasie zoo met hen heen en weer, dat
een simpel gevalletje langzaam een
grooten volmaakten vorm aanneemt,
en een stuk voor ons verschijnt, zóó
gaaf, zóó glanzend-doorzichtig als een
zeepbel, waarin een ieder het leven om
zich duidelijk weerkaatst ziet in een
kleurenspectrum passend bij zijn
specialen aard en zijn gemoedsgamma.
Hij toont ons menschen, die ver
starde mombakkesen dragen van lieder
lijkheid, brutaliteit, leegheid, egoïsme,
pedanterie, bluf, onnoozele domheid,
lafheid en wreedheid; laat deze mas
kers in den loop van het stuk afvallen,
waardoor een onzegbaar ongerept
iets" zichtbaar wordt, dat zij onder
het mom in het gemoed dragen. Lieder
lijkheid en brutaliteit blijken verlangen
naar liefde en warmte, zooals alle
menschelijke ontaarding een wensch naar
licht en geluk inhoudt. Wij leeren deze
figuren begrijpen, zien door het mom
heen, krijgen ze lief, en schrikken van
de bewonderenswaardige, consequente,
wreede vergelding, waar Molnar zijn
figuren, en dus ook ons, voor plaatst,
en voor plaatsen moet, gezien de ver
momming, waarvan alleen wij
machtelooze toeschouwers de onwaarachtig
heid vroeg gen -g leerden erkennen,
om ze een beter lot te gunnen. Wij
staan geslagen tegenover het noodlot,
dat zich voor ons gemoed voltrekt en
verlaten de zaal met de verteederde
melancholie, die door ranselende en
vleiende Hongaarsche muziek in ons
kan worden gewekt
Zulk een teeder, gaaf Molnar-werk
speelt momenteel het Rotterdamsche
Hofstad Tooneel onder regie van Cor
van der Lugt Melsert; Annie van Ees
wordt onder de voorstelling geleidelijk
Het Onbekende Meisje", zooals de
Annie" uit het stuk Annie van Ees
wordt voor onze oogen en ooren, of
liever voor dat speciale, met muzikali
teit te vergelijken zintuig (wat slechts
een deel der menschheid bezit), dat via
deze beide organen in ons in beroering
kan komen. Zooals wij dit alleen bij
een uitzonderlijke tooneelspeelster ver
mogen, leven wij bij Annie van Ees
haar angst en strijd mee, en begrijpen
wij de onschuld, die haar naar misdaad,
leugen en bedrog doet grijpen, wan
neer zij lief krijgt, en eindelijk rust,
stilte en vrede vindt na haar afgrijse
lijk nachtmerrie-leven als
Freudenmadchen".
Aan de eerste scène ontbrak ondanks
de nauwkeurige regie te veel wezen
lijke begripsinhoud: wij hadden willen
zien, dat Annie van Molnar haar kin
derlijk latente liefdesverlangen bevre
digt met een armzalige eenzame be
schonken levensvluchteling, en zoo
haar wanhoop in een kus om den
broode verliest.
Het stuk was te veel bezet met be
ginnelingen en figuranten, met typeurs
in plaats van met veelzijdige karakter
spelers, om Molnar1 s veeK ischende fan
tasie te kunnen volgen, laat staan uit
beelden. Toch moet men deze zwakke
broeders en zusters" in zooverre prij
zen, dat zij, mede dank zij de regie,
hier en daar kwamen tot een zuivere,
zij het dan ook zwakke aanduiding van
de rol, iets, wat altijd nog beter te ge
nieten valt, dan een ensemble van lie
den, die zoogenaamd sterk spel" leve
ren, wat veelal slechts grofhdd en
brutaliteit is, en een schijnoverwinning
van de groote bekken" op melodie
en toon.
Maar ondanks groote tekortkomin
gen waren wij na de eerste scène reeds
geboeid, was de leegte van de schaars
b zette zaal overwonnen, verviel het
critische aanschouwen, en maakte
plaats voor een ontroerd medeleven
met de uitgebeelde innigheid van het
menschelijk hart en de overgave en
moed, waarmede Molnar's Annie wat
haar het dierbaarst, waarachtigst en.
noodzakelijkst is, verdedigt tegen de
bedreiging van haar onwezenlijk ver
leden, ook dan nog wanneer alle hoop
reeds vervlogen is, en alleen de dood
haar een oplossing voor het vervolgde
innerlijk wezen schijnt.
Annie van Ees heeft te vroeg de
grootste triomphen gevierd, dank zij
haar lieve winnende persoonlijkheid
en aangeboren talent; wat er echter
helaas toe geleid heeft, dat zij haar
gaven verspeelde aan oppervlakkige
dankbare succes-rollen, waardoor zij
de belangstelling van een vooraan
staand deel van het publiek verloor.
Dit wreekt zich nu in zooverre, dat zij
momenteel niet die erkenning geniet
waarop zij blijkens deze Molnar-crea'.i
aanspraak mag maken. Nu is zij als
beeldend kunstenaresse, een ware"
soliste geworden, die een geheel en
semble om haar heen kan doen verge
ten, waar dit te kort schiet, en die door
de zuiverste middelen als een waar
achtig kunstenaresse kan ontroeren.
Wat niet wegneemt, dat men een parel,
hoe glanzend ook, graag goed gezet
ziet, een droeve hobo Ihfst hoort klin
ken in een zuiver afgestemd orkest.
..Dove" en Apple Annie" in Lady
for a day" (Rialto, Amsterdam)
Verdedii
der
V^^^BP^
Hollandschekchilderkunst
ALBERT PlisSCHAERT
WANNEER wij zien hoe gering
het welslagen is van de
Hol
buitenland, behalve de wederzijdsche
off ideële vriendelijkheden, en wanneer
wij daarenboven nog in de gelegenht.
zijn het oordeel te hooren van men
schen, op wie we vertrouwen kunnen on
van wier wezentlijke liefde voor de
schilderkunst ge voldoende zekerheid
hebt, dan is het zeker, dat wij er nivt
goed voor staan en dan blijkt het on
weerspreekbaar, dat niettegenstaande
het zelfvertrouwen van een groot getal
leden (dat is niet hetzelfde als kunste
naars 1) der kunstgenootschappen in
ons land, wij eerder skeptisch hooren
te worden tegenover onze eigen
vooitreffelijkheid. Ik vrees, dat dit gevoel
van voortreffelijkheid, dat wij tot het
domme toe bij ons vinden, de nawer
king is van de zeventiend'eeuw of liever
van wat wij leerden van die zeven
tiend'eeuw en dat het gevoel, dat d-;
ledententoonstellingen verwekt ('v; ^
waardeert ze behalve de leden zelf?)
naast andere kleinsteedsche contente
menten, ons een niet aangenamen loei
tegenwoordig aan het draaien is.
De schilderkunst van ons land wordr
niet verdedigd door wat de leden
tentoonstellingen (Pulchri en Artii
ons brengen, maar zij wordt
verdedigd door hen, die grootendeels
buiten die genootschappen hun werk
doen, hun werk tentoonstellen en die
tegelijk weten, dat de schilderkunst
van Holland alleen weer een naam
kan krijgen: ie door werkelijk
voortrcffelijk werk, dat 's lands karakter
onmiskenbaar vertoont en 2e dat op
den juisten tijd op de juiste plaats
inde juiste hoeveelheid wordt vertoon( 's
Tegenover een dezer twee dingen"
moeten tegenwoordig fouten gemaakt
worden;.. .. want Wij willen niet
aannemen, dat het ons ontbreken zou
aan een zij het ook klein getal van
goede schilders.
Een eerste fout, die wij niet aarzelend
hebben vast te stellen, maar botweg
hebben te constateeren, is dat wij de
fout vertoonen van een kir in land, dat
als karakt rtrek nog de Calvinistische
opgeslotenhcid vertoont, die niets is
dan een verborgen hoogmoed,
uitgekozenheid l Wat brengt dat mee? Het
gevaar van een kl in land, dat dicht
bevolkt is, blijkt telkens te wezen een
verwarring tusschen het talent en de
wederzijdsche bekendheid, tusschen
andere eigenschappen en die dat talent
formeeren. Dat is n der grondfouten
in ons artis'i k besM. Het is b.v. niet
zeer belangrijk of wij steeds van een
schilder hooren zeggen: ik ken hem,
het is een fideele kerel het is tot nu
toe essenti eler of wij kunnen zeggen:
hij is een knap schilder en de rest valt
mee. Toch zien wij het verkeerde meer
gebeuren dan dat esscnticele. Deze
gemakkelijke waardeering van den
fideele" werkt dieper in dan ge opper
vlakkig meent; zij verzwakt de eischen
van toelating voor een kunstgenoot
schap; zij scheept alle kunstgenoot
schappen op met een aantal leden,
misschien wel fideele kerels" map
die als schilder of beeldhouwer van g*..
belang zijn, of met hen die, ni. t fidè",
andere eigenschappen in de kunstge
nootschappen kans zien bot te vieren
en daar b.v. hun eerzucht wenschen
verzadigen. Dit is n der groote
schaden, die de gemakkelijkheid van
oordeel, de gemakkelijkheid der toe
lating ons konden doen en die steeds
*tTf en meer onze genootschappen
eeft geteisterd en ze langzamerhand
nbelangrijk zal maken in onze
_ hilderkunstgeschiedenis. Want het
hcwaad houdt niet op met het toelaten
«van zulke onbelangrijke leden. De
f^erkelijke kunstenaars zijn van zelve
ireeds in de minderheid in de
genoot(techsppen; en omdat hun talenten lig
gen buiten het maatschappelijke
worlen zij vanzelve verdrongen, zóó zij
nog lid zijn l van de eerste, de
bestuurs)laatsen van de genootschappen en de
,,ambtenaars of zooals ik ze vroeger
'noemde. ,.de gekleede jassen"
triom>heeren. Verder woekert het kwaad
lOg.Uit de genootschappen worden door
andere ambtenaren (referendarissen
jenz.) indirect de commissies gekozen,
die ons land voor het buitenland moeten
vertegenwoordigen en al zijn deze
commisa.s, van wie de keuze afhangt,
zelfs van goeden wille, dan zijn ze
ir de genootschappen-bacil
jmet en ook te veel geneigd naar de
.fideele kerels" en de goede vrienden.
ij zien door onze tentoonstellin
gen in het buitenland dan ook waartoe
dat !>'idt; wij raken zoetjes-aan onze
reputatie kwijt voor zoover wij die niet
reeds verloren (welke Hollanders
verkoopen nog op de waereld-markt?).
De fout, hier nog te vermelden, is,
dat d ni.t-b.langrijk, leden der
kunstigenootschappen als alle andere zwakke
jbroedtrs kongsies" gaan vormen en
zich r i chten tegen dékr itiek, welke tegen
hen, om de schae die zij al jaren aan
ons land doen, niet fel genoeg kan zijn.
De ni t-be langrijke Ie den zouden gaar
ne elkaar nooit meer in hun zatte rust
.stoord zien; de roem van het land is
u begrip, dat hun steeds vreemd zal
7< ,n, zij willen alleen profijt en het
-espfct van de andere fideele kerels",
dat zijn immers hun verwante zielen?
Het groot getal der leden maakt de
kunstgenootschappen burgerlijk
U A/IJ kunnen zonder overdrijving
V V ze ggen, dat de kunstgenootschap
pen als levend element voor onze kunst
zich hebben uitgeschakeld; het zijn
sociët iten, zalen t.r gez lligheid en
zalen om te verhuren (sterking der
finantiën); tehuizen voor
weduwenpensioenen, minist ri tj s van
finaniën maar geen kunstcentra. Zij
voldoen ni< t meer aan den eisch en
de commissi. s uit hen gekozen voldoen
evenmin aan den eisch (dat bleek!).
Wij moeten ze dus verder aan eert
rustigen dood overlaten, maar dat is
geen reden ni.ts t: gaan doen. Er moet
'aan worden. En dat kan. Het is
een tijd reeds zeker, dat de
be'angrijkste schilders zich nLt t;n eerste
Arti- of Pulchrilc den meer gevoelen en
st-rker dat de belangrijkst
schilders zich ontwikkelen, gro i n en
j: dijen, buit. n di; kunstg nootschap
pen. Dat is in den Haag begonnen met
loorop en van Konijnenburg ind r tijd;
dat heeft zich sterker voortgezet en
t zich nog voort in Amsterdam,
ijl enkelingen in andere plaatsen
i'j der Alleenigen vergrooten. Aan
«"Alleenigen moeten de
vert.genwoordigingen in het buitenland der
HolPAG. 10 »N II DE GROENE No.3060
landsche schilder- en beeldhouwkunst
worden gegeven; zij moeten kiezen",
ook omdat hun alleenigheid reeds ka
rakter verraadt. Zij zullen ons vertegen
woordigen en doen eeren! De commis
sies of de commissie moet vernieuwd
worden en kan worden vernieuwd. Deze
alleenigheden" staan vrijer tegenover
de ,, f ideële kerels", omdat zij zich
daarvan reeds grootendeels hebben
vrijgehouden of afgescheidenenhebben,
wat meer is, ook door hun karakter,
eerbied voor den uitmuntenden genoot.
Daarenboven zijn zij (gelukkig) in
voldoenden getale aanwezig om niet
eentonig te worden. Hun aantal is
groot genoeg ten minste voor de
noodige schakeering; elk jaar zullen
niet dezelfde personen gekozen moe
ten worden. Een langer lidmaat
schap dan twee jaar achter elkaar van
zoo'n uitzendende commissie is uit den
booze; er moet gerouleerd worden....
Wij hebben weer eens levends noodig,
levende menschen en zoo min mo
gelijk gestabiliseerde, duttende lieden.
Wij moeten het weer eens met werke
lijkheid probeeren want de belang
stelling in het kunstwerk is niet dood;
maar zij is verlamd door de ledenten
toonstellingen. Het is gemakkelijk het
publiek de schuld te geven, als ge het
eerst zelf in slaap hebt gemaakt. Wij
willen wakende schilders, die ook
waken voor ons in het buitenland; wij
willen daarom ook een kritiek vol
oprechtheid en scherpte, zonder vrees
voor de dutbacildragers. Wij, die ons
land zeer hoog willen zien, wij willen
dat daarvoor ook het noodige wordt
gedaan en dat de idolen zonder
inspiree rende kracht worden opgeborgen in
de oude, reeds muffe pakhuizen. Want
zoo is het nog: Buiten die pakhuizen
waait n onstuimige, ozonhoudende
wind.
WIJ ONTVINGEN...
... de reclameplaat, door W. van
Andringa de Kempenaer ontworpen
voor de aanstaande R. A. L-tentoon
stelling te Amsterdam. Tegen een
donkeren achtergrond de gevel van
het .R. A. I.-gebouw en het silhouet
van een automobiel. Stoplicht en rich
tingaanwijzer zijn handig gebruikt als
blikvangers" voor den soberen tekst.
Een affiche dat het goed doet.
.... van de Vtreeniging van Neder
landsche Wijnhandelaars den elfden
jaargang van haar Wijnkalender. Het
is dit voorop misschhn nog ni t
zoo'n kwaad idee, kalenders omstreeks
half Januari te verzenden: dan is men
er in elk geval zeker van dat zij nLt
verdrinken in den grooten stroom.
(Men kan ze natuurlijk ook begin
December laten verschijnen, maar
dan lat n de redacties, die ook ni t
van gisteren zijn, ze tóch vier wek n
liggen.. ..) Deze kaLndcr wint er in
ilk geval bij, en hij is een b schouwing
op zichzelf waard. SchKsingcr t . kende
de zes bladen en bracht het blok op
eenvoudige, afdoende en ni t storende
wijzs in verband met zijn teekeningen,
wat een prestatie op zichzelf is. De
teekeningen zijn geestig van lijn,
luchtig zooals dit bij het onderwerp
past en fijn van tint (wat flets soms
voor een lichten achtergrond). In zijn
eenvoud een der beste
propagandakalenders van dit jaar. Rs.
Ruwe huid
ropten
STRAVINSKY'S NOCES
onder leiding van Ernest Ansermet
WILLEN PIJPER
Ja, wer trommerlt denn da?
Das istja der kleine Modernsky."
D 11 ulevellenrijm is van Arnold
Schoenberg en dient als litterair
fundament voor een aantal blad
zijden stokstijve contrapuntische
kunstenmakerijen Josquin des Prez,
vertoond in een lachspiegel. Voor mijn
gevoel is de rijmelarij aanmerkelijk
beter (want: feller, hartstochtelijker en
directer) dan de muziek. Schoenberg
had het recht tot zijn uitval tegen de
menigvuldige ismen", waarvan
Stravinsky de actiefste vertegenwoordiger
was, tot 1930 ongeveer. Thans is dat
ook wel weer afgeloopen. Een
Stravinsky, académicien zelfs een ge
weigerde levert een zoo dwaas
schouwspel op dat het, zelfs voor
een Concertgebouwleiding bijvoorbeeld,
moeilijk zou worden een commentator
te vinden die erin zou slagen deze zo t te
rnij aanvaardbaar te maken. Ik
verbeeld mij zelfs, dat dit loffelijk pogen
naar aanleiding en ten behoeve van
Les Noces reeds smadelijk mislukt is.
Wij lezen in het programma: ,,Het
gansche gevaarte van klank, dat Les
Noces is, beherbergt een eros, zoo
machtig en verrukkelijk als bijna geen
ander modern werk. Les Noces is
antiapollinisch, het verlangt van den hoor
der rechtstreeksche aanvaarding, on
middellijke onderworpenheid. Een
barbaarsche Bacchus is er de ware schep
per van."
O, zoo. Het is gelukkig, dat wij
Hollanders geleerd hebben, naar aan
leiding van dergelijk gezwets, Jacobus
van Looy te citeeren, over het
lachstaartje dat te vinden is aan het eind
van bijna iederenernstigenhond. Het is
bovendien gelukkig dat in het pro
gramma elders te lezen stond, dat Les
Noces inderdaad van Stravinsky zelf is,
zoodat het endossement aan Dionysos
komt te vervallen. Het is, tenslotte,
gelukkig dat een deel (het beste) van
het Nederlandsche publiek, langza
merhand geleerd heeft, muziek te
beoordeelen met behulp van zijn ooren.
Les Noces. is een van de
vervaarlijkste blunders, die Stravinsky op zijn
muzikale geweten heeft. Het stuk is
ook reeds volkomen dood. Het is een
Tilimbom, uitgewerkt voor koor en
batterij, een minuscuul gevalletje, dat
werd opgeblazen tot een nummer van
t.nnaastcnbij een half uur. THistoirc
du Soldaf is ook nk t meer dan ei n g. d
formeerd cabarctnummcr, maar dat is
t.nminste somtijds nog wel amusant.
Les Noces is een reinculture van
z: nu wacht ige verveling.
TOT zoover wat de definities be
treft. Technisch is dit, naar
aan1 iding van deze uitvoering, niet zoo ge
makkelijk te commentceren: Ernest
Ansermet heeft de partituur uitste
kend in het hoofd en de handen; de
slagwerkers van hèt Concertgebouw c n
de vier Amst.rdamsche pianisten
beheerschtcn het metrische de'l van hun
opgave zeer wel (dynamisch was alk s
in den regel ettelijke st rktegr&drn t
l .ii ) v n de b ide vrouwelijke solist, n,
NatJit Wttchor en Helene Sadoven
zongen zuiver en muzikaal. Maar
hetgeen het Russisch koor Vlassof"
en de beide mannelijke solisten ten
beste gaven leek er maar tennaastenbij
op. Waarmede gezegd wil wezen dat
het gevaarte van klank", dat Stra
vinsky (hopen wij) voorzwecfde bij de
conceptie van deze muzKk,een ander
gevaarte, van anderen klank, was,
dan men ditmaal te hooren kreeg. Als
de partituur tenminste1 ook nitt jokt,
4 DE j? B
men kan tenslotte nooit weten....
Het muzikale materiaal, in dit opus
verwerkt, is van geen hooger orde
dan een soort aftel-liedje als Tilimbom.
Alleraardigst materiaal voor een klein
gevalletje, maar voor een muziek van
groot formaat precies even onbruikbaar
als een van Catharina van Rennes'
Kleengedichtjes zou blijken voor de
compositie van een imposante
symphonie of een deftig oratorium. De
realisatie van dit geheel is bovendien
catastrophaal. De behandeling van het
koor garandeert een minimum aan
sonoriteit en de kans dat alles, bij
eiken inzet, bij iedere maatwisseling, in
het honderd kan loopen, zou ik niet
eens een risico durven noemen. Het
geheel is een louter experimenteel
knutselwerk. Wat er aan muziek in
staat zou, geinstrumenteerd voor een
normaal orchest, in ieder geval een
zekere dieptewerking gehad hebben.
Artificieel, o zeker. Maar de ooren
onzer niet volkomen geïnitieerde
melomanen zouden beter geweten hebben
waaraan men toe was. Nu moet zelfs de
musicus dikwijls raden wat bedoeld
werd: het eenige dat overblijft is de
herinnering aan een ongewis gehos en
gestomp op onnauwkeurig aangeduide
toonshoogten, vermeerderd met een
vocaal geroezemoes, waarboven een
luttel aantal herkenbare sopraanlijnen
de suggestie van eenige melodische
horizontalen trachten te wekken. Men
kan dit niet goed praten met een beroep
op infernale" krachten en
onbetoombaarheden," noch zelfs op
sirnilibacchantische barbarismen. Ondoel
matig gerealiseerde muziek van infe
rieure vinding noemen wij slechte mu
ziek ?.?onverschillig voor de vraag of
dit neoklassieke namaakseIs betreft dan
wel patante nieuwerwetsigheden van
twintig jaar geleden.
VOOR de pauze introduceerde An
sermet zijn orchestratie van
Debussy's Six pigraphes antiques. De
stukken zijn uitmuntend voor orkest
gezet, maar het is pianomuziek. Ik heb
groote bewondering voor het vakman
schap en de piëteit, waarvan Ansermet
de blijken heeft gegeven, maar ik meen
dat hij de pigraphes intact had moeten
laten. Tenslotte is dit late werk van
Dfbussy eengeheel
ennuishetwelisw ,.'.r zek r dat fragmenten als Pour la
danseuse aux crotales of Pour
l'Egyptienne het stereoscopiscne" effect van
de instrumentatie verdragen (het aardi
ge beeld is van Ansermet). Maar het is
even zeker dat de piano-effecten van
Pour remercier la pluie au matin of
Pour invoqucr Pan, di< u du vent d'ét
in het orchest volkomen te loor gaan,
en dat de verzwaring, die het prachtige
Pour un tombe au sans nom door de
instrumentatie ondergaat, absoluut
verni tigend is voor de expressie van deze
sublieme muziek. Ansermet beroept
zich op een uitlating van Debussy zelf:
J'avais l'intention, jadis, d'en faire
urie suite d'orchestre, mais les temps
sont durs et la vie m'est plus dure
encore." Ik lees hieruit, dat men het
werk vooral niet instrumenteeren
moest! Ten eerste lees ik dat uit de
spottende tweede helft van den zin.
Ten tweede uit het woordje jadis.
Er leeft n muzikant, die deze in
strumentatie had kunnen
bewerkst lligen, zóó dat onze stylistisch stevig
gefundeerde bezwaren irieengestort
zouden zijn: Maurice Ravel .Let wel:
een meester, in technisch opzicht van
het formaat van Debussy zelf!
Voorzoover mij bekend is, heeft Ravel het tot
dusverre echter nog niet ondernomen.