De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 25 januari pagina 6

25 januari 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

r. Tooneel Schilderkunst Muziek die zonder een bij haar gekochte appel geen enkele onderneming beginnen durft, uit een mengeling van bijgeloof en andere duistere roerselen van de menselijke ziel haar lady for a day" maakt op n van de deftigste flats van New York. En nu ontrolt zich een dolle klucht van transformatie, niet slechts van apple Annie" in een dame, maar ook van alle leden van de bende in de bij behorende echtgenoot en gasten voor een receptie, welke ten slotte op het laatste ogenblik door de politie dreigt te worden verhinderd. Maar Dave" heeft nog een paar ook al in verband met deze geschiedenis ontvoerde journalisten in reserve en via bedrei ging en de kostelijke grap en mis schien ook via de ondoorgrondelijke roerselen der ziel komen op het laatste nippertje niet de gangsters, maar de gouverneur en de burgemeester van New York in eigen persoon met hun gasten op de receptie en wordt het jonge paar door de hoogste autori teiten onder politie-escorte feestelijk naar de boot gebracht. Niet echter voor dat tussen alle emoties door de pseudoechtgenoot van apple Annie" met de grafelijke schoonvader om een dikke bruidschat gebiljart en natuurlijk ge wonnen heeft. Hier ligt wel de kostelijkste vondst van deze kostelijke film, als de biljartkunstenaar de laatste beslissende stoot doet en zonder omkijken de kamer uitgaat de verbaasde graaf alleen latend met de ballen, die langzaam maar zeker naar de beslissing rollen ! Maar ten slotte is deze film meer dan Amerikaanse humor ,,met een lach en een traan"; het is een prachtig staaltje van die humor, met een stuk sociale milieu-schildering, waarin de Ameri kaan zich zelf zo ongegeneerd de spie gel voorhoudt. D. C. VAN DER POEL HET ONBEKENDE MEISJE Eduard Verkade ZOU Molnar niet toch de beste hedendaagsche foonee/schrijver zijn? Weliswaar hebben zijn stukken nu en dan ongelukkigerwijze een soort haut gout; maar dan ineens blaast Molnar zijn figuren zooveel zui veren levensadem in, wiegt hij onze fantasie zoo met hen heen en weer, dat een simpel gevalletje langzaam een grooten volmaakten vorm aanneemt, en een stuk voor ons verschijnt, zóó gaaf, zóó glanzend-doorzichtig als een zeepbel, waarin een ieder het leven om zich duidelijk weerkaatst ziet in een kleurenspectrum passend bij zijn specialen aard en zijn gemoedsgamma. Hij toont ons menschen, die ver starde mombakkesen dragen van lieder lijkheid, brutaliteit, leegheid, egoïsme, pedanterie, bluf, onnoozele domheid, lafheid en wreedheid; laat deze mas kers in den loop van het stuk afvallen, waardoor een onzegbaar ongerept iets" zichtbaar wordt, dat zij onder het mom in het gemoed dragen. Lieder lijkheid en brutaliteit blijken verlangen naar liefde en warmte, zooals alle menschelijke ontaarding een wensch naar licht en geluk inhoudt. Wij leeren deze figuren begrijpen, zien door het mom heen, krijgen ze lief, en schrikken van de bewonderenswaardige, consequente, wreede vergelding, waar Molnar zijn figuren, en dus ook ons, voor plaatst, en voor plaatsen moet, gezien de ver momming, waarvan alleen wij machtelooze toeschouwers de onwaarachtig heid vroeg gen -g leerden erkennen, om ze een beter lot te gunnen. Wij staan geslagen tegenover het noodlot, dat zich voor ons gemoed voltrekt en verlaten de zaal met de verteederde melancholie, die door ranselende en vleiende Hongaarsche muziek in ons kan worden gewekt Zulk een teeder, gaaf Molnar-werk speelt momenteel het Rotterdamsche Hofstad Tooneel onder regie van Cor van der Lugt Melsert; Annie van Ees wordt onder de voorstelling geleidelijk Het Onbekende Meisje", zooals de Annie" uit het stuk Annie van Ees wordt voor onze oogen en ooren, of liever voor dat speciale, met muzikali teit te vergelijken zintuig (wat slechts een deel der menschheid bezit), dat via deze beide organen in ons in beroering kan komen. Zooals wij dit alleen bij een uitzonderlijke tooneelspeelster ver mogen, leven wij bij Annie van Ees haar angst en strijd mee, en begrijpen wij de onschuld, die haar naar misdaad, leugen en bedrog doet grijpen, wan neer zij lief krijgt, en eindelijk rust, stilte en vrede vindt na haar afgrijse lijk nachtmerrie-leven als Freudenmadchen". Aan de eerste scène ontbrak ondanks de nauwkeurige regie te veel wezen lijke begripsinhoud: wij hadden willen zien, dat Annie van Molnar haar kin derlijk latente liefdesverlangen bevre digt met een armzalige eenzame be schonken levensvluchteling, en zoo haar wanhoop in een kus om den broode verliest. Het stuk was te veel bezet met be ginnelingen en figuranten, met typeurs in plaats van met veelzijdige karakter spelers, om Molnar1 s veeK ischende fan tasie te kunnen volgen, laat staan uit beelden. Toch moet men deze zwakke broeders en zusters" in zooverre prij zen, dat zij, mede dank zij de regie, hier en daar kwamen tot een zuivere, zij het dan ook zwakke aanduiding van de rol, iets, wat altijd nog beter te ge nieten valt, dan een ensemble van lie den, die zoogenaamd sterk spel" leve ren, wat veelal slechts grofhdd en brutaliteit is, en een schijnoverwinning van de groote bekken" op melodie en toon. Maar ondanks groote tekortkomin gen waren wij na de eerste scène reeds geboeid, was de leegte van de schaars b zette zaal overwonnen, verviel het critische aanschouwen, en maakte plaats voor een ontroerd medeleven met de uitgebeelde innigheid van het menschelijk hart en de overgave en moed, waarmede Molnar's Annie wat haar het dierbaarst, waarachtigst en. noodzakelijkst is, verdedigt tegen de bedreiging van haar onwezenlijk ver leden, ook dan nog wanneer alle hoop reeds vervlogen is, en alleen de dood haar een oplossing voor het vervolgde innerlijk wezen schijnt. Annie van Ees heeft te vroeg de grootste triomphen gevierd, dank zij haar lieve winnende persoonlijkheid en aangeboren talent; wat er echter helaas toe geleid heeft, dat zij haar gaven verspeelde aan oppervlakkige dankbare succes-rollen, waardoor zij de belangstelling van een vooraan staand deel van het publiek verloor. Dit wreekt zich nu in zooverre, dat zij momenteel niet die erkenning geniet waarop zij blijkens deze Molnar-crea'.i aanspraak mag maken. Nu is zij als beeldend kunstenaresse, een ware" soliste geworden, die een geheel en semble om haar heen kan doen verge ten, waar dit te kort schiet, en die door de zuiverste middelen als een waar achtig kunstenaresse kan ontroeren. Wat niet wegneemt, dat men een parel, hoe glanzend ook, graag goed gezet ziet, een droeve hobo Ihfst hoort klin ken in een zuiver afgestemd orkest. ..Dove" en Apple Annie" in Lady for a day" (Rialto, Amsterdam) Verdedii der V^^^BP^ Hollandschekchilderkunst ALBERT PlisSCHAERT WANNEER wij zien hoe gering het welslagen is van de Hol buitenland, behalve de wederzijdsche off ideële vriendelijkheden, en wanneer wij daarenboven nog in de gelegenht. zijn het oordeel te hooren van men schen, op wie we vertrouwen kunnen on van wier wezentlijke liefde voor de schilderkunst ge voldoende zekerheid hebt, dan is het zeker, dat wij er nivt goed voor staan en dan blijkt het on weerspreekbaar, dat niettegenstaande het zelfvertrouwen van een groot getal leden (dat is niet hetzelfde als kunste naars 1) der kunstgenootschappen in ons land, wij eerder skeptisch hooren te worden tegenover onze eigen vooitreffelijkheid. Ik vrees, dat dit gevoel van voortreffelijkheid, dat wij tot het domme toe bij ons vinden, de nawer king is van de zeventiend'eeuw of liever van wat wij leerden van die zeven tiend'eeuw en dat het gevoel, dat d-; ledententoonstellingen verwekt ('v; ^ waardeert ze behalve de leden zelf?) naast andere kleinsteedsche contente menten, ons een niet aangenamen loei tegenwoordig aan het draaien is. De schilderkunst van ons land wordr niet verdedigd door wat de leden tentoonstellingen (Pulchri en Artii ons brengen, maar zij wordt verdedigd door hen, die grootendeels buiten die genootschappen hun werk doen, hun werk tentoonstellen en die tegelijk weten, dat de schilderkunst van Holland alleen weer een naam kan krijgen: ie door werkelijk voortrcffelijk werk, dat 's lands karakter onmiskenbaar vertoont en 2e dat op den juisten tijd op de juiste plaats inde juiste hoeveelheid wordt vertoon( 's Tegenover een dezer twee dingen" moeten tegenwoordig fouten gemaakt worden;.. .. want Wij willen niet aannemen, dat het ons ontbreken zou aan een zij het ook klein getal van goede schilders. Een eerste fout, die wij niet aarzelend hebben vast te stellen, maar botweg hebben te constateeren, is dat wij de fout vertoonen van een kir in land, dat als karakt rtrek nog de Calvinistische opgeslotenhcid vertoont, die niets is dan een verborgen hoogmoed, uitgekozenheid l Wat brengt dat mee? Het gevaar van een kl in land, dat dicht bevolkt is, blijkt telkens te wezen een verwarring tusschen het talent en de wederzijdsche bekendheid, tusschen andere eigenschappen en die dat talent formeeren. Dat is n der grondfouten in ons artis'i k besM. Het is b.v. niet zeer belangrijk of wij steeds van een schilder hooren zeggen: ik ken hem, het is een fideele kerel het is tot nu toe essenti eler of wij kunnen zeggen: hij is een knap schilder en de rest valt mee. Toch zien wij het verkeerde meer gebeuren dan dat esscnticele. Deze gemakkelijke waardeering van den fideele" werkt dieper in dan ge opper vlakkig meent; zij verzwakt de eischen van toelating voor een kunstgenoot schap; zij scheept alle kunstgenoot schappen op met een aantal leden, misschien wel fideele kerels" map die als schilder of beeldhouwer van g*.. belang zijn, of met hen die, ni. t fidè", andere eigenschappen in de kunstge nootschappen kans zien bot te vieren en daar b.v. hun eerzucht wenschen verzadigen. Dit is n der groote schaden, die de gemakkelijkheid van oordeel, de gemakkelijkheid der toe lating ons konden doen en die steeds *tTf en meer onze genootschappen eeft geteisterd en ze langzamerhand nbelangrijk zal maken in onze _ hilderkunstgeschiedenis. Want het hcwaad houdt niet op met het toelaten «van zulke onbelangrijke leden. De f^erkelijke kunstenaars zijn van zelve ireeds in de minderheid in de genoot(techsppen; en omdat hun talenten lig gen buiten het maatschappelijke worlen zij vanzelve verdrongen, zóó zij nog lid zijn l van de eerste, de bestuurs)laatsen van de genootschappen en de ,,ambtenaars of zooals ik ze vroeger 'noemde. ,.de gekleede jassen" triom>heeren. Verder woekert het kwaad lOg.Uit de genootschappen worden door andere ambtenaren (referendarissen jenz.) indirect de commissies gekozen, die ons land voor het buitenland moeten vertegenwoordigen en al zijn deze commisa.s, van wie de keuze afhangt, zelfs van goeden wille, dan zijn ze ir de genootschappen-bacil jmet en ook te veel geneigd naar de .fideele kerels" en de goede vrienden. ij zien door onze tentoonstellin gen in het buitenland dan ook waartoe dat !>'idt; wij raken zoetjes-aan onze reputatie kwijt voor zoover wij die niet reeds verloren (welke Hollanders verkoopen nog op de waereld-markt?). De fout, hier nog te vermelden, is, dat d ni.t-b.langrijk, leden der kunstigenootschappen als alle andere zwakke jbroedtrs kongsies" gaan vormen en zich r i chten tegen dékr itiek, welke tegen hen, om de schae die zij al jaren aan ons land doen, niet fel genoeg kan zijn. De ni t-be langrijke Ie den zouden gaar ne elkaar nooit meer in hun zatte rust .stoord zien; de roem van het land is u begrip, dat hun steeds vreemd zal 7< ,n, zij willen alleen profijt en het -espfct van de andere fideele kerels", dat zijn immers hun verwante zielen? Het groot getal der leden maakt de kunstgenootschappen burgerlijk U A/IJ kunnen zonder overdrijving V V ze ggen, dat de kunstgenootschap pen als levend element voor onze kunst zich hebben uitgeschakeld; het zijn sociët iten, zalen t.r gez lligheid en zalen om te verhuren (sterking der finantiën); tehuizen voor weduwenpensioenen, minist ri tj s van finaniën maar geen kunstcentra. Zij voldoen ni< t meer aan den eisch en de commissi. s uit hen gekozen voldoen evenmin aan den eisch (dat bleek!). Wij moeten ze dus verder aan eert rustigen dood overlaten, maar dat is geen reden ni.ts t: gaan doen. Er moet 'aan worden. En dat kan. Het is een tijd reeds zeker, dat de be'angrijkste schilders zich nLt t;n eerste Arti- of Pulchrilc den meer gevoelen en st-rker dat de belangrijkst schilders zich ontwikkelen, gro i n en j: dijen, buit. n di; kunstg nootschap pen. Dat is in den Haag begonnen met loorop en van Konijnenburg ind r tijd; dat heeft zich sterker voortgezet en t zich nog voort in Amsterdam, ijl enkelingen in andere plaatsen i'j der Alleenigen vergrooten. Aan «"Alleenigen moeten de vert.genwoordigingen in het buitenland der HolPAG. 10 »N II DE GROENE No.3060 landsche schilder- en beeldhouwkunst worden gegeven; zij moeten kiezen", ook omdat hun alleenigheid reeds ka rakter verraadt. Zij zullen ons vertegen woordigen en doen eeren! De commis sies of de commissie moet vernieuwd worden en kan worden vernieuwd. Deze alleenigheden" staan vrijer tegenover de ,, f ideële kerels", omdat zij zich daarvan reeds grootendeels hebben vrijgehouden of afgescheidenenhebben, wat meer is, ook door hun karakter, eerbied voor den uitmuntenden genoot. Daarenboven zijn zij (gelukkig) in voldoenden getale aanwezig om niet eentonig te worden. Hun aantal is groot genoeg ten minste voor de noodige schakeering; elk jaar zullen niet dezelfde personen gekozen moe ten worden. Een langer lidmaat schap dan twee jaar achter elkaar van zoo'n uitzendende commissie is uit den booze; er moet gerouleerd worden.... Wij hebben weer eens levends noodig, levende menschen en zoo min mo gelijk gestabiliseerde, duttende lieden. Wij moeten het weer eens met werke lijkheid probeeren want de belang stelling in het kunstwerk is niet dood; maar zij is verlamd door de ledenten toonstellingen. Het is gemakkelijk het publiek de schuld te geven, als ge het eerst zelf in slaap hebt gemaakt. Wij willen wakende schilders, die ook waken voor ons in het buitenland; wij willen daarom ook een kritiek vol oprechtheid en scherpte, zonder vrees voor de dutbacildragers. Wij, die ons land zeer hoog willen zien, wij willen dat daarvoor ook het noodige wordt gedaan en dat de idolen zonder inspiree rende kracht worden opgeborgen in de oude, reeds muffe pakhuizen. Want zoo is het nog: Buiten die pakhuizen waait n onstuimige, ozonhoudende wind. WIJ ONTVINGEN... ... de reclameplaat, door W. van Andringa de Kempenaer ontworpen voor de aanstaande R. A. L-tentoon stelling te Amsterdam. Tegen een donkeren achtergrond de gevel van het .R. A. I.-gebouw en het silhouet van een automobiel. Stoplicht en rich tingaanwijzer zijn handig gebruikt als blikvangers" voor den soberen tekst. Een affiche dat het goed doet. .... van de Vtreeniging van Neder landsche Wijnhandelaars den elfden jaargang van haar Wijnkalender. Het is dit voorop misschhn nog ni t zoo'n kwaad idee, kalenders omstreeks half Januari te verzenden: dan is men er in elk geval zeker van dat zij nLt verdrinken in den grooten stroom. (Men kan ze natuurlijk ook begin December laten verschijnen, maar dan lat n de redacties, die ook ni t van gisteren zijn, ze tóch vier wek n liggen.. ..) Deze kaLndcr wint er in ilk geval bij, en hij is een b schouwing op zichzelf waard. SchKsingcr t . kende de zes bladen en bracht het blok op eenvoudige, afdoende en ni t storende wijzs in verband met zijn teekeningen, wat een prestatie op zichzelf is. De teekeningen zijn geestig van lijn, luchtig zooals dit bij het onderwerp past en fijn van tint (wat flets soms voor een lichten achtergrond). In zijn eenvoud een der beste propagandakalenders van dit jaar. Rs. Ruwe huid ropten STRAVINSKY'S NOCES onder leiding van Ernest Ansermet WILLEN PIJPER Ja, wer trommerlt denn da? Das istja der kleine Modernsky." D 11 ulevellenrijm is van Arnold Schoenberg en dient als litterair fundament voor een aantal blad zijden stokstijve contrapuntische kunstenmakerijen Josquin des Prez, vertoond in een lachspiegel. Voor mijn gevoel is de rijmelarij aanmerkelijk beter (want: feller, hartstochtelijker en directer) dan de muziek. Schoenberg had het recht tot zijn uitval tegen de menigvuldige ismen", waarvan Stravinsky de actiefste vertegenwoordiger was, tot 1930 ongeveer. Thans is dat ook wel weer afgeloopen. Een Stravinsky, académicien zelfs een ge weigerde levert een zoo dwaas schouwspel op dat het, zelfs voor een Concertgebouwleiding bijvoorbeeld, moeilijk zou worden een commentator te vinden die erin zou slagen deze zo t te rnij aanvaardbaar te maken. Ik verbeeld mij zelfs, dat dit loffelijk pogen naar aanleiding en ten behoeve van Les Noces reeds smadelijk mislukt is. Wij lezen in het programma: ,,Het gansche gevaarte van klank, dat Les Noces is, beherbergt een eros, zoo machtig en verrukkelijk als bijna geen ander modern werk. Les Noces is antiapollinisch, het verlangt van den hoor der rechtstreeksche aanvaarding, on middellijke onderworpenheid. Een barbaarsche Bacchus is er de ware schep per van." O, zoo. Het is gelukkig, dat wij Hollanders geleerd hebben, naar aan leiding van dergelijk gezwets, Jacobus van Looy te citeeren, over het lachstaartje dat te vinden is aan het eind van bijna iederenernstigenhond. Het is bovendien gelukkig dat in het pro gramma elders te lezen stond, dat Les Noces inderdaad van Stravinsky zelf is, zoodat het endossement aan Dionysos komt te vervallen. Het is, tenslotte, gelukkig dat een deel (het beste) van het Nederlandsche publiek, langza merhand geleerd heeft, muziek te beoordeelen met behulp van zijn ooren. Les Noces. is een van de vervaarlijkste blunders, die Stravinsky op zijn muzikale geweten heeft. Het stuk is ook reeds volkomen dood. Het is een Tilimbom, uitgewerkt voor koor en batterij, een minuscuul gevalletje, dat werd opgeblazen tot een nummer van t.nnaastcnbij een half uur. THistoirc du Soldaf is ook nk t meer dan ei n g. d formeerd cabarctnummcr, maar dat is t.nminste somtijds nog wel amusant. Les Noces is een reinculture van z: nu wacht ige verveling. TOT zoover wat de definities be treft. Technisch is dit, naar aan1 iding van deze uitvoering, niet zoo ge makkelijk te commentceren: Ernest Ansermet heeft de partituur uitste kend in het hoofd en de handen; de slagwerkers van hèt Concertgebouw c n de vier Amst.rdamsche pianisten beheerschtcn het metrische de'l van hun opgave zeer wel (dynamisch was alk s in den regel ettelijke st rktegr&drn t l .ii ) v n de b ide vrouwelijke solist, n, NatJit Wttchor en Helene Sadoven zongen zuiver en muzikaal. Maar hetgeen het Russisch koor Vlassof" en de beide mannelijke solisten ten beste gaven leek er maar tennaastenbij op. Waarmede gezegd wil wezen dat het gevaarte van klank", dat Stra vinsky (hopen wij) voorzwecfde bij de conceptie van deze muzKk,een ander gevaarte, van anderen klank, was, dan men ditmaal te hooren kreeg. Als de partituur tenminste1 ook nitt jokt, 4 DE j? B men kan tenslotte nooit weten.... Het muzikale materiaal, in dit opus verwerkt, is van geen hooger orde dan een soort aftel-liedje als Tilimbom. Alleraardigst materiaal voor een klein gevalletje, maar voor een muziek van groot formaat precies even onbruikbaar als een van Catharina van Rennes' Kleengedichtjes zou blijken voor de compositie van een imposante symphonie of een deftig oratorium. De realisatie van dit geheel is bovendien catastrophaal. De behandeling van het koor garandeert een minimum aan sonoriteit en de kans dat alles, bij eiken inzet, bij iedere maatwisseling, in het honderd kan loopen, zou ik niet eens een risico durven noemen. Het geheel is een louter experimenteel knutselwerk. Wat er aan muziek in staat zou, geinstrumenteerd voor een normaal orchest, in ieder geval een zekere dieptewerking gehad hebben. Artificieel, o zeker. Maar de ooren onzer niet volkomen geïnitieerde melomanen zouden beter geweten hebben waaraan men toe was. Nu moet zelfs de musicus dikwijls raden wat bedoeld werd: het eenige dat overblijft is de herinnering aan een ongewis gehos en gestomp op onnauwkeurig aangeduide toonshoogten, vermeerderd met een vocaal geroezemoes, waarboven een luttel aantal herkenbare sopraanlijnen de suggestie van eenige melodische horizontalen trachten te wekken. Men kan dit niet goed praten met een beroep op infernale" krachten en onbetoombaarheden," noch zelfs op sirnilibacchantische barbarismen. Ondoel matig gerealiseerde muziek van infe rieure vinding noemen wij slechte mu ziek ?.?onverschillig voor de vraag of dit neoklassieke namaakseIs betreft dan wel patante nieuwerwetsigheden van twintig jaar geleden. VOOR de pauze introduceerde An sermet zijn orchestratie van Debussy's Six pigraphes antiques. De stukken zijn uitmuntend voor orkest gezet, maar het is pianomuziek. Ik heb groote bewondering voor het vakman schap en de piëteit, waarvan Ansermet de blijken heeft gegeven, maar ik meen dat hij de pigraphes intact had moeten laten. Tenslotte is dit late werk van Dfbussy eengeheel ennuishetwelisw ,.'.r zek r dat fragmenten als Pour la danseuse aux crotales of Pour l'Egyptienne het stereoscopiscne" effect van de instrumentatie verdragen (het aardi ge beeld is van Ansermet). Maar het is even zeker dat de piano-effecten van Pour remercier la pluie au matin of Pour invoqucr Pan, di< u du vent d'ét in het orchest volkomen te loor gaan, en dat de verzwaring, die het prachtige Pour un tombe au sans nom door de instrumentatie ondergaat, absoluut verni tigend is voor de expressie van deze sublieme muziek. Ansermet beroept zich op een uitlating van Debussy zelf: J'avais l'intention, jadis, d'en faire urie suite d'orchestre, mais les temps sont durs et la vie m'est plus dure encore." Ik lees hieruit, dat men het werk vooral niet instrumenteeren moest! Ten eerste lees ik dat uit de spottende tweede helft van den zin. Ten tweede uit het woordje jadis. Er leeft n muzikant, die deze in strumentatie had kunnen bewerkst lligen, zóó dat onze stylistisch stevig gefundeerde bezwaren irieengestort zouden zijn: Maurice Ravel .Let wel: een meester, in technisch opzicht van het formaat van Debussy zelf! Voorzoover mij bekend is, heeft Ravel het tot dusverre echter nog niet ondernomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl