De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 8 februari pagina 3

8 februari 1936 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

is het nog de vraag of het parle ment met een zoo teruggedrongen po sitie genoegen neemt bij zoo groote voorrechten. Duidelijk is in ieder geval dat de vraag, hoe de onderlinge verhouding tusschen kerk en staat geregeld moet worden, telkens weer bovenkomt. Het is dan ook niet zonder belang, dat deze vraag ook hier te lande opnieuw onder oogen is gezien in de Centrale Commissie voor het Vrijzinnig Protes tantisme, voor welke richting de libe rale scheiding van kerk en staat lang de laatste wijsheid is geweest. HET WETSONTWERP INZAKE REISBELASTING verwekt ten onzent een commotie van algemeener aard al betreft het slechts een kwes tie van incidenteel belang. Zou het heusch ernst worden met deze pro tectie-maatregel-op-menschen-uitwisseling ? Dat is toch al te mal l Toen in de moeilijke dagen van den laatsten zomer de regeering het denk beeld van een reisbelasting opperde, om te kennen te geven dat er nog wel bron nen te vinden zouden zijn, die de schat kist aan meer inkomen zouden helpen, vonden wij deze politiek (die wij van anderen wellicht demagogie zouden noemen) begrijpelijk en zelfs te verge ven. Dat dit denkbeeld in de praktijk uitvoerbaar zou zijn, of dat een eventueele wettelijke maatregel gunstig zou werken, hebben wij nooit geloofd en gelooven wij nog niet. Het buitenland zal ons immers met gelijken munt be talen. Zoo gaat het altijd met protectie. Er zijn trouwens andere kanten aan deze aangelegenheid, waarover nu zoo veel te doen is, nog voordat het betref fende wetsontwerp is gepubliceerd. De scheepvaart, die haar cruises" niet kan missen, is reeds m rep en roer. DE R.K. STAATSPARTIJ heeft j.l. Zondag een partijdag gehouden in de Apollohal te Amsterdam. Daar groote openbare bijeenkomsten bij deze partij niet al te frequent zijn, deze par tij de spil is van ons politieke leven, en de redevoeringen zich bezig hielden met de kernvragen ervan, had deze landdag meer belangstelling verdiend, dan in de liberale pers ervoor aan den dag is gelegd. Het belang van deze ver gadering was drievoudig: in de eerste plaats gaf zij bij monde van jhr. Ruys de Beerenbrouck en mgr. Poels een duidelijke afwijzing van alle fascisme; mr. Goseling gaf twee duidelijke ver schillen met de huidige regeeringspolitiek aan: begrotingsevenwicht door een economisch beleid, dat de inkom sten, op peil houdt en afwijzing van de eenzijdige aanpassingspolitiek; ten slotte hield oud-minister Steenberghe een vurig pleidooi voor devaluatie, nu de deflatie-politiek z.i. mislukt was. De partijvoorzitter bestreed hem echter hierin bij zijn slotwoord, en consta teerde in ieder geval terecht dat deva luatie een technisch, geen politiek vraag stuk is. DE DOOD VAN PROFESSOR KRABBE is een zwaar verlies. De Leidsche oud-hoogleeraar in het staats recht is een baanbreker geweest. Zij, die onder zijn gehoor den weg hebben leereri vinden in het publieke recht, zullen vaak pas op later leeftijd hebben gerealiseerd waarin de beteekenis lag van den man, die meer nadruk legde op de zuiverheid van de staatsleer dan op het positieve staatsrecht. Be grippen als rechtsstaat" en rechtssoevereiniteit", die nu gemeen goed geworden zijn, en in onze dagen het onderwerp uitmaken van zoo menige controversie, die begrippen zijn door Krabbe's rechtsphilosofische formulee ring tot een scherp geslagen teekenmunt geworden, die niet spoedig uit het verkeer zal verdwijnen, n'en déplaise de moeite die déaanhangers van den machtsstaat" wagen om deze te ver wateren. Uit De Groene van 27 December 1903 OORLOG" OORLOG" heeft zijn millioenen weer gekregen en daarenboven de zeven voor snelvuurkanonnen. Elk jaar meer, en m;t Marine mee, zijn we nu de 40 millioen al aardig voorbij over luttele jaren zullen we de 50 zijn genaderd. Waarvoor? Eigenlijk wordt dat nooit gezegd. Men bedient zich steeds van zeer algemeene woorden: verdediging, neu traliteit, verzekering onzer onafhan kelijkheid, het afslaan van aanvallen, enz. alles wat men maar wil, zonder de allergeringste definitie. Intusschen, de heeren begrijpen elkaar. Want er is bij dit alles maar n voorstelling mogelijk, n.l.: de oorlog van Nederland tegen Duitsch land, d.w.z. de strijd van 5 tegen 50. Een oorlog met Belgiëwie denkt eraan? Een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland, die ten deele over ons land wordt geleid, zoodat wij voor onze neutraliteit zullen moeten optreden, hebben wij als zulk een onwaarschijn lijkheid opgevat, dat wij geheel ons verdedigings-stelsel bleven inrichten, als bestond de eisch tot handhaving onzer neutraliteit niet. Een oorlog met Engeland ? Hoe zou Europa er wel moeten uitzien, om daarvoor te moeten duchten ! Dit is zeker, de Nederlandsche natie ziet het grootste gevaar voor Plus que (a ehange .... Dit artikel uit de oude doos waarschuwt tegen defensie-uitgaven van 50 millioen. Het was te veel; en in geval van ernst doelloos. Wij zijn nu een derde eeuto verder. Het zelfde gevaar be staat weer. Noch internationale acties, noch een oorlogsbegrooting van ico millioen, benevens een defensie-fonds van 53 millioen, vermogen ons op de roekomst gerust te stellen. haar onafhankelijkheid dreigen.... in de mogelijke begeerlijkheid van Duitschland. Edoch rechtvaardigt die vrees een jaarlijksche uitgaaf tusschen de 40 en 50 millioen? MAAR dit is immers allerminst het geval. Wie zou durven aannemen, dat de tien maal grootere mogendheden de kleinere tot nu hebben laten bestaan, omdat die kleintjes ook een legertje, en een vlootje, kunnen stellen tegen over hun macht? Die kleinere bestaan nog en zullen wie weet hoe lang nog blijven bestaan alleen omdat de machtsverhouding van de gfooten onderling, en, bij die machtsverhouding, haar tegenstrijdige belangen, geen enkele toelaten in op permachtig willen te doen wat haar lust. De legertjes van de kleine mogend heden op zichzelf zijn niets anders dan de hoegrootheidjes.die niet meetellen, als de groote mogendheden voor zich zelf beslissen, hoe de kaart van Europa er eenmaal zal moeten uitzien. Het is hard dit te moeten erkennen INTOCHT VAN HET GEWAPEND NEDERLAND IN 1904 T*ekenlnc uit D* Groent van 3 jan. 1904 door joh. Braakensiek MINISTER BORGESIUS (tot de Nederl. Maagd): "Mevrouw, zoo gaat U veilig het Nieuwe jaar in. MINISTER KUYPER (tot den vredesenge/): Een vredES-voertuig; begrijpt U, omdat Nederland den vrede wil, bereid ik het voor to: den oorlog. PAO. 4 DE GROENE N». 3061 maar mag men M verzwijgen, als men R geering en Volksver)-. genwoordiging, bij eL e begrooting voor Oorhg en Marine, die gewic i. tige, inderdaad onwaie, houding ziet aannemen, terwijl de lasten stee is vermeerderen ? Wij meenen niet mi ider vaderlandslievend dan iemand anders te zijn, al verzetten wij ons n: .'t alle kracht, die in ons is, tegen.. . die leger- en vlootgrootdoenerij, geli k tegen zeer veel andere grootdoener j, welke ons klein land ten zeerste b.-. nadeel t. Daartoe rekenen wij ook de p >gingen om met Frankrijk en andere Mogendheden arbitrage-verdragen re sluiten. Heel de wereld weet nu wel, dat h 't Hof van Arbitrage een instrument .s, waarmee de groote Mogendheden haar eigen bedoelingen hebben; en dat d> a kleine niet het geringste baat zal geve i. MAAR waarvoor zou het kleine K 'derland nog een tractaat nooc g hebben met Frankrijk, Engeland, Duitschland of anderen? Toch n -t om den oorlog te voorkomen ? Oorlog, die trots alle afspraken, -p het papier alleen dan komt, als e> n groote mogendheid de handen volk >men vrij heeft, en dan ook zeker korrt, wanneer er op een gunstig oogenbl k iets te halen valt; oorlog, als een gevo g van machtsverhoudingen, en van o ?? derstelde of gebleken belangen; als do r een natuurwet. Gevaarlijk is deze zucht om zich V ij de grooten te roeren, niet alleen, zooals de Rhein. Westf. Zeitung opmerkt, ten opzichte van Frankrijk, omdat h>t Fransche volk zoo licht bewegelijk ? n grillig is maar in 't algemeen, w jl een kleine Staat, die de middelen nrst om zich in gelijke mate als de gro< e te doen gelden, maar al te gemakkei k voor consequenties komt te stam, welke hij niet heeft voorzien, hem in een dubbelzinnige positie brengen, 2 >o niet tot daden dwingen, die hij al hebben te betreuren. Komt n gro< te Staat in zulk een geval, dan neemt ij de houding aan van iemand die ze? t: zie maar dat je het van me geda n krijgt; doch de kleine.. .. ? Maar de Regeeringen der kleine Staten, en de Christelijke in de eer? e plaats hebben iets anders te do n dan zoo onnoozel mogelijk mee te lo >? pen in den wedren naar het vertoon van een vredesparade. De kleine Staten werpen meer d n de helft hunner zoogenaamde c -fensie-uitgaven weg, gezwegen nog v. n de daarmee gepaard gaande offers a n persoonlijke arbeidsderving, zonder n tt eenige mogelijkheid hun onafhankel k bestaan er door te verlengen. Wel ui laten wij dan, Belgiëen Ne de r la i d, Zweden, Noorwegen en Denemark, n. in een verbond treden tot een z er belangrijke vermindering hunner o '? logsuitgaven; dat zij deze terugbrcigen tot hetgeen zij werkelijk noofig hebben, ter verzekering van het behoed van orde en rust in het eigen land. Als die kleine Staten eens een voor beeld gaven aan Europa, aan de 'egeeringen, niet van Vredes- en ar>itrage-tractaten, maar van ontwapening, zouden zij dan niet een roeping v rvullen, waardoor het Christendom '°t hooger eere werd gebracht? Waarlijk zij hebben niets te verliezen zij winnen alleen daarbij. Waarom blijven zij dan zoeken hun grootheid in ten bespottelijke navolging der reuzcnmogendheden, die zij achterna hinkt"' gebukt en gebogen onder hun veel te zwaren militairen last? Napoleon te Berlijn. Schilderij jran Berthon in het museum te Versailles (fragment) NAPOLEON EN HET VRIJE WOORD In de schaduw der dictatuur E. DU PERRON w Stendhal TEINIG boe ken zijn zo leerzaam en zo aktueel, in deze tijd van dreigende en be staande diktaturen, vóór hen vooral die be lang hebben bij de vrij heid van het woord en van de geest, als de dokumentatie die John Charpentier heeft ver werkt in zijn boek Na poléon et les Hommes de Lettres de son temps (uitgegeven door de I ercure de France). Men ziet er een despoot met de k einzieligste waakzaamheid alle literatuur degrad ren of militariseren en als figuur toch groter blijven r m de schrijvers die het min of meer wagen hem te v eerstaan. Men gelooft soms bijna aan zijn autorit it in de zaken des geestes, omdat men, gegeven z in parvenuachtigheid, zozeer verwacht een seri -ant te horen praten, dat men al verrukt heengaat t s het blijkt, dat hij nog over de kuituur beschikt vin een artillerie-officier: Goethe is dupe geweest -? m deze ,,autoriteit". Als men zijn roem met alle l eraire roem vergelijkt, blijft hij natuurlijk verre 1 iperieur: Mme de Staël ademde dus altijd moeilijk ia zijn tegenwoordigheid. Hij stelt een bizondere politie in voor de literatuur, wat een originele be? emming heten mag, en daarbij griezelig juist, voor -n bepaald soort literatoren; de pers brengt hij, e durende het konsulaat al, van 63 kranten terug >t 13, wat op zichzelf een weldaad lijkt, maar die 3 zijn dan ook door de zuiverste lakeien geredi-eerd. En als pittige bizonderheid merkt men dat ..e Journal des Hommes Libres betaald wordt door ?'..f, minister van politie Fouché. Alles wat nog aan kunst mag doen bestaat in zijn .haduw door vleierij, en het symbool hiervan is de* ' {onaparte op het paard dat de Sint-Bernard schijnt '>e willen overvliegen (in werkelijkheid ging hij te v oet of op een ezel), op vererend verzoek geschilderd i oor David. Vanuit onze tijd gezien is het een be droevend schilderwerk; maar de vleiers op papier hadden zo weinig talent dat zij hem zelf soms onpasselijk maakten. Hij beklaagt zich op een dag: - Ik heb de kleine literatuur vóór mij, maar de ?»;rote tegen mij. En toch heeft hij ongeveer alle literaire gróten" opeen gegeven ogenblik ingepalmd, v.-ant hij heeft niet alleen zijn befaamde persoonlijke Chateaubriand magie maar hij is ook nog op sinistere wijze akteur; Stendhal nog daargelaten, zijn ergste vijanden zijn, de ene vroeger de andere la ter, bereid geweest zijn handlanger te spelen: de hysterische Mme de Staël, de ontgoochelde Benjamin Constant, zelfs zijn mytomane tegenpool" Chateau briand. Het enige wat men met succes tegen over hem had kunnen stellen: de waarde van de honnête homme", ont breekt bij al deze penvoerders ongeveer totaal. De moedige Népomucène Lemercier was eens zijn jeugd vriend ; en deze had helaas meer karakter dan talent. OM de geest te dwingen aan zijn kant te staan, beschikt hij letterlijk over allemiddelen: niet al leen de gevangenis, maar verbanningsoorden als Satnt-Domingo en het gekkenhuis van Charenton. Maar als alle despoten is hij tegelijk bang dat de geest hem niet rechtvaardigen zal, en hij is niet cynisch genoeg om op dit gebied niet te liegen waar hij het nodig acht in zijn Mémorial de Sainte-Hélène. Overgevoelig voor de minste kritiek, kontroleert hij zelf de kranten en schrijft ridikule kruideniers verantwoordingen aan Fouché, als daarin gestaan heeft dat hij zoveel uitgeeft. En de abjekte Geoffroy (béte noire van Stendhal, kampioen voor het geloof en tegen de filosofen natuurlijk ook) vleit hem zo straf dat hij het monopole krijgt van de kritiek, wat hem veroorlooft iedere kollega-auteur op te vreten die nog een schijn mocht vertonen van meningsvrijheid of talent. Van tijd tot tijd neemt de Keizer zelf de rol over, wordt journalist tegen Engeland en kraakt in de Moniteur eigenhandig Corinne van Mme de Staël. Zijn censuur vindt dat De l'Allemagne besnoeid moet worden; hij leest het boek zelf en laat de hele oplage verbranden. Vrouwen moeten breien", vindt hij; mannen alleen mogen schrijven, maar eerst (zegt Charpen tier) na vooraf behoorlijk te zijn ontmand. In 1806 is het verboden een woord te schrijven over het bestaan van Lodewijk XVI, zoals heden in Sovjet-Rusland de diktator Stalin elk woord verbiedt over het bestaan van Trotski. De kleinzielige angsten van de despoot kunnen altijd nog heel wat groter zijn dat de politieke belangen waarmee hij deze rechtvaardigt". Henri IV, een Bourbon immers ook, is nog te dicht bij de held om hem geen konkurrentie aan te doen; hij verbiedt dus een toneelstuk over hem en schrijft aan Fouché: La scène a besoin d'un peu d'antiquité. Als die oudheid, wel te verstaan, helden op de planken brengt waarin men hém herkennen kan, en vooral niets dat tegen zijn betekenis in zou gaan. (Men kan zich amuseren met het idee dat een heer Mussert, eindelijk despoot geworden van Nederland, een stuk bestelt over Brinio, maar kopschuw wordt bij het woord Colijn.) TOCH heeft dit alles natuurlijk niets te betekenen voor hen die de krijgsroem boven alles stellen; zij vinden wellicht dat een groot generaal aan grootheid wint wanneer hij op het gebied van de geest 100 % kleingeestig weet te zijn. En als generaal ge nomen, zoals iemand mij eens zei, ziet men niet goed wat men hem zou kunnen verwijten, hij heeft Links : Goethe (naar een schilderij van Georg Dowe u/t 1819 in het Goethe-museum te Wei ma r); Rechts: Madame de Stoel als Corinne (naar een schilderij van Mme. Vigée Lebrun). FAO. S M GROENE M* 3062 If'i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl