De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 8 februari pagina 6

8 februari 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

. ,'t Schilderkunst SALOMON VAN RUYSD Dr. A, B. DE VRIES Wet. Ass. Rijksmuseum, Amsterdam HEI zou ons niet verwonderen als de tentoonstelling van 58 landschappen van Salomon van Ruysdael evenzeer de aandacht zou expositie van Jan en Pieter Brueghel de Jonge. Beide hebben zij den grooten naam gemeen en beide bieden zij den argeloos toegesnelden kunstminnaar iets geheel anders dan deze van te voren gemeend had te zullen vinden. Want ongetwijfeld zal het de naam Ruysdael zijn, die trekt". De schilder, van wien voor het eerst een belangrijk oeuvre wordt tentoon gesteld, zal misschien nu profijt trek ken van zijn verwantschap met Jacob, die hem tot dusver eer geschaad heeft. Met Rembrandt en Jan Steen deelt Jacob Ruysdael zeker die steeds wat twijfelachtige eer van populariteit BIJ DE AFBEELDINGEN Links boven; Jacob Ruisdael. De Water val (Pet/t Palais. Parijs). Daaronder links: Salomon van Ruysdael, De veer pont (Collectie Goudstkktr) ; m.dden : Salomon van Ruysdael. Landschep bij Zandvoort (Collectie Goudstikker); rechts: Jan van Coyen, Landschap (Rijks museum) . dichterlijke fantasie en nu kelijkheidszin zou willen Niettemin achten wij het Eerherstel van een groot schilder maar wel vervallen zij spoedig tot .. een specialistendom, waaraan zij niet Parlj!rneer vermogen te ontkomen. Onder tuur en den datum 1629.' Noch de steeds vermelde invloed van Esaias van de Velde, noch zelfs die van Van ------------ __ ........ ., ..?..... dat de rustige beschcuwelijkjlfe^ji JJ5«"andschapsschilders zijn het Rem- Goyen is duidelijk te bespeuren. Beide issen den teeken trekken als eenige jaren geleden de Salomon juist tegenwoordig n»er wee- | brandt, Hercules Seghers, JacobRuis- schilderijtjes missen _?_. ^. ^.ÏA.! _ ,. » i^j_ AJ n «_ _< <_i i^^ *_j«_ *. ? . l« * _ ._^ 11 JÏ^.JI_.,U«A>B».*B AdltiioVtl fitlll VAX1 f^SftlfliSt dlC lid klank vindt dan de met ptrsoonlijkt' d*el en soms Capellen die de natuur _ f sentimenten gespannen viLievtiifacob. en niet het landschap uitbeelden. gebladerte der boomen in zuiver omOngetwijfeld zoeken de Dienen Indien wij ons bewust blijven van schreven dopjes verf opzet en zijn den afstand, die Salomon van Ruys- figuurtjes met kleine scherpe haaltjes tiael van zijn neef Jacob scheidt, dan neerpenseelt. Beide missen zij ook tegenwoordig rust en verlai^n zij niet al te sterk door kunst bewogen te worden. Vermeer wordt ni' niet boven, Rembrandt gestt d oorkeur boven Jacob gegeven word n. Het is een kwestie van geaardheid en ieder zal zich zelf daarvan op deze tentoonstelling rekenschap gei en. Van den zich langzaam wijzigenden smaak die eerder op de al te ruime verspreiding zijn slechts weinigen zicir bt*ust, de van steeds weer dezelfde reproducties prachtige kwaliteiten van den {schilder in de gangen en woonkamers berust, Salomon van Ruysdael zullett echter dan op de aanschouwing van de kunst- de grootste verrassingen zijp. Niet werken zelf. Toch geldt de prijzens- heel velen zullen hebben opgemerkt, waardige poging van den heer Goud* J~^ !~ *?*? **'"?stikker niet het ontdekken van een onbekend genie, maar vindt zij haar uitgangspunt in een wijziging van den smaak. Men zou de tegenstelling tusschen Jacob en Salomon van Ruysdael te scherp stellen, indien men deze met zoo bezitten wij tevens den juisten maat- de helderheid der vroege Van Goyens __ n jn staf voor het beoordeelen van Salo- * .« _«--- _^i- .-.^ het beperkte genre der laütectups- tnon's kunst. Zijn gegevens zijn niet schilderkunst zal aan een -.alotuon' talrijk, riviergezichten met verren Ruysdael en een Van Goj »n door l horizon, ijspret met sleden en schaatmenigeen misschien al de -??J?-<-»-^?«--?- ~»-i en vooral diens bronsgroene coloriet. Salomon is persoonlijker dan men heeft vermoed en vooral het weitje p __ heeft een licht sappig groen en een sënrijdersrpleisterplaatsen van reizi- frischheid, die geheel eigen blijken te gers onder lommerrijk geboomte en zijn. Dat lichte, soms naar het grijsals uitzondering een enkel stilleven, blauw overgaande groen is zeer karakVan zijn jeugd af tot aan zijn dood teristiek en de toeschrijving van het heeft hij zijn leven hiermee gevuld en stilleven met groenten en tuinbouwuit de archivalia blijkt, dat hij met dit gereedschappen in een landschap (no. 8) is ook om deze verwantschap der werk aanzien en welstand heeft be reikt. De Ruysdaels hebben het schilderen in hun bloed. Salomon heeft een broer Isaack, die ook landschappen verdat in het Rijksmuseum als oendan t vaardigt, beiden hebben zij zoons, van den Molen van HobliÉlr s^'aKti*M?ob Salcmonszoon en Jacob Isaacsvan den Molen van Pleisterplaats van Salomor dael hangt en dat het artisti wicht daardoor geenszins wordt. OOK zouden wij willen wen tegen een al te s leeren der appreciaties en den heerschenden smaak willen toeroepen in het al vaardig accepteeren van of weinig bekende schilde: inziens zal Jacob Ruisda-1 grootste blijven, want geer Hi landschapschilder heeft de na! menschelijk doorvoeld als hij. Ruysdael en Jan'van Goyen, schillend h" . temperament worden steeds in n adem ?j*u?ob Salcmonszoon en Jacob Isaacs-n zoon (de beroemdste der familie), die , ^ hetzelfde beroep uitoefenen. Zij stamc ' men uit het Gooi en wel uit Naarden en noemen zich te Haarlem, waar zij zich kort na 1616 gevestigd hebben de Goyer". Later nemen de beide broets weer den naam Ruysdael (Ruisdael) aan naar het Huyse te Ruysdael" bij Blaticum, dat in vroeger r jaren in het bezit der familie zou zijn geweest. De heer Goudstikker stelt 'n in zijn inleiding van den catalogus een d interessante hypothese op door te us vermoeden, dat de vroegste schilde rijen van Salomon, die in 1623 al in htt Lucasgilde te Haailem vermeld kleuren zeer plausibel. Het werk van Salomon Ruysdael zou men in vier periodes kunnen indeelen. Zijn jeugd werk, nog vrijwel onbekend; de subtiel atmospherisch doorvoelde schilderijen van ± 1632?± 1642; de forschere en met Van Goyen verwante schilde rijen van ± 1642?± 1650 en de late werken van nè1650, zwaarder van kleur, soms branderig en onder invloed van Jacob Ruisdael. Maar ondanks deze verdeeling, die natuur lijk een zekere willekeur heeft, bezit het geheele x>euvre een groote eenheid en rust en missen wij misschien on gaarne de bij Van Goyen toch nu en dan voorkomende heftigheden. De schilderijen van ± 1632 ± 1642 (no. 5?no. 17; wij verschillen van opinie omtrent enkele dateeringen) zijn onzes inziens het alleraantrekkelijkst. Het zijn meestal riviergezichten, .tuur nii wordt als Salomon de Gooyer en wiens waarbij zich de walkant bestaande uit a' ' ' eerste geteekende werk uit 1627 de loofrijk geboomte en ^enkele bocren"ai* ^-'-natuur van Salomon van Ruysdael ' ! 1"i * "" ^_ _ woningen wazig in het water spiegelt. omdat hun kunst zoo nauw veTwant; ;'?t", W» ***** *°6r IÓ27 gewerkt" moet Op de rivier drijven een veerpontje en maar beiden staan zij verrt onder dei f^bben en dat wellicht de signaturen enkele roeibootjes, terwijl de horizon ? - Jan van Gooyen, die slechts : 1J~U* "-1 J" fc"1'1 A11-grooten Jacob, omdat zij van het detail uitgaan en niet van het geheel. Een landschap van Jacob i een cou pure uit de wereld, die hen omringt, van jan van acht jaar ouder was, zich als handteekeningen van S. de Gooyer zullen ontpoppen. Met belangstelling zien die hij doorvoelt als een levend orga- wij dan ook een aangekondigde mononisme. Een landschap der beide ande ren is een uit enkele gegevens opge bouwde compositie, waarin liet eigene vooral uit de weergave var. het atmospherische bestaat. In de Hollandsche landschapsschilderkunst ontbreekt iedere theorie men der.ke eens aan Poussin in Frankrijk zoodat alle schilders hun visie vrijmoedig uiten. Zij worden daardoor g<?en schil. gtaphie over onzen schilder tegemoet, omdat daardoor ook de verhouding van Salomon Ruysdael tot Van Goyen, die zijn leermeester heet te zijn, in een ander daglicht zou komen te staan. OP deze tentoonstelling treedt Salornon het eerst naar voren meteen L uinlandschap (no. 7) uit 1628; een tv eede schilderijtje, een weide bij een ders in grooten stijl van twee Jen rang, l dtrp (no. 2), draagt de volledige signain een lichten nevel is gehuld. Alles behalve nuchter zijn deze werken, waarvan het teere groen der boomen en het pastelblauw der luchten de expressie zijn der echt Hollandsche bucolica. UIT den tijd van '± 1642?± 1650 (no. 18?no. 38) beelden wij het groote schilderij van den veerpont af (no. 34) Het poëtische hteft plaats gemaakt voor een sterker naturalisme. Helder teekenen zich de forsche boomen, waarvan het gebladerte een donkerder groene kleur heeft gekregen, tegen de hooge krachtig blauwe lucht af. Er is meer leven door de talrijke figuren op het veer en door het zwarte en bonte vee wordt het coloriet gevarieer der en zwaarder. De horizon is scher per begrensd, de zeilen der visschersbooten contrasteeren tegen het ver schiet. In dezen tijd zijn Van Goyen en Salomon Ruysdael zeer verwant, hoe wel de eerstgenoemde levendiger en speelscher is in de uitbeelding zijner figuren. Vooral het goudgeel van Van Goyen, waarin hij gedurende enkele jaren zijn schilderijen drenkt, bespeurt men ook hier en daar bij Salomon. Het schijnen steeds zomersche dagen te zijn, de boomen hebben den vollen pracht van hun zatte groen, een zekere loomheid heeft zich van de menschen meester gemaakt, de lucht trilt en is transparant. Toch heeft deze nijvere artist ook zijn winterdagen op het atelier nutlig gebruikt en even zeker als naar den zwoelen zomerdag voert hij ons mede naar het winttrvermaak. Schaatsenrijders, kolfspelers, sleden met opgetuigde paarden en rinkelende bellen bewegen zich op het ijs. Met dat onfeilbare gevoel der Hollandsche landschapschilders treft hij die grauwige tinten, die tegen den avond door een laatste zonnestraal nog een rozig schijnsel krijgen. Na 1650 tot aan zijn dood in 1670 nemen zijn ijver en productievermogen niet af, maar niet ongestraft kan men een geheel leven op hetzelfde thema voortborduren. Zijn gegevens blijven dezelfde, maar de frischhtid verdwijnt voor een nogal fantasielooze matheid. Hier en daar komt hij er boven uit (bv. no. 52 en 53). De machtige kunst van zijn zooveel jongeren neef Jacob doet de boomen van Salomon zwaar en somber worden zonder dat deze even wel die romantische gevoelswereld weten te suggereeren. Hij is door en door Haarlemmer geworden en zijn kunst vertoont verwantschap met die van vele tijdgenooten, o. a. Isaack van Ostade. Aan de tentoonstelling is nog een zeer curieus schilderij toegevoegd. In een donker, bijna Rembrandtiek land schap, alhoewel de schilderwijze zeer typisch voor Salomon is, speelt zich de Doop van den Kamerling af. Het is haast wel aan te nemen, dat hij de machtige compositie van Rembrandt uit het jaar 1636 gekend heeft. Ook de enkele stillevens, waarvan dat met de doode vogels in een rieten mand (no.4&) het sterkste is, toonen den schilder in eens van een onverwachten kant. 58 schilderijen van in hoofdzaak n meester l Het lijkt een waagstuk een dergelijke expositie te arrangeeren. Toch is hier geen sprake van het lanceeren" van een kunste naar of van een genoegen, uitsluitend voor kunsthistorici. Slechts door een dergelijke tentoonstelling, waarbij voor al op de kwaliteit der schilderijen gelet moet worden, wordt de voor stelling van een te weinig bekend schilder duidelijk. Dat Salomon van Ruysdael een zoo omvangrijke expo sitie verdraagt" pleit voor zijn groot talent en aan den Heer Goudstikker komt de eer toe dit ingezien te hebben. Het is een hommage posthume" aan een schilder, die ten onrechte geleden heeft onder de faam van zijn beroem den naamgenoot en het zal, naar wij hopen, leiden tot de erkenning, dat Salomon van Ruysdael niet alleen een goed schilder, maar tevens een evenwichtig kunstenaar is geweest, die met Van Goyen minstens op n lijn dient te worden gesteld. ler, ^"^iw JAN MANKES TmtoonctHltng HIJ Hleykttuip, Den H**ff WE zouden het werk van Jan Mankes, wat de figuur aan gaat het zuiverst kunnen ka rakteriseeren als psychologisch> ver want met het werk van vroegere Du.itschers* Het heeft dezelfde onverschrok ken getrouwheid ten opzichte van de vormen; het heeft nooit het behaag zieke gezocht, nooit iets willen ver doezelen noch minder barsch willen maken ten opzichte van de details; integendeel het karakteristieke sterk geaccentueerd en ik meen, dat dit alles juist is wat het vroege Duitsche werk heeft gezocht, zeker gegeven. Het werk is dus in wezen niet en nooit Italiaansch, renaissancistisch; het is daarom, dat wij het eens bij uitstek protestant hebben genoemd; ook deze godsdienst is toch een uiting van veler lei noordelijke trekken. Maar is het hiermee in een der hoofdtrekken bepaald, daarmee is zeker niet alles duidelijk nog gemaakt. Dit psychologische realisme heeft ook een eigenschap die wij bij ons meer aan treffen, het heeft nu en dan een ver beten zin voor het komische (zie bv. de jonge kraai kijkend naar het vlie gend beestje, met zijn bek er ook heen gericht 1). Het is nooit een lach voluit, maar een lach, die, wei-geboren, toch niet tot vollen wasdom kwam. Maar zooals bij de noordelijken meer dan eens het real.sme, misschien uit verzadiging, anderszins uit een innèrl ijken tegen stand overgaat tot hel sprookjet dat naar den vorm realistisch-bepaald, toch van een droom de bevreemdende rangschik king heeft (wat de surrealisten nooit door en door begrepen hebben) en soms nadert het de spheer, eigen aan het ro mantische, zoo vinden wij bij Mankes,, naast het scherpst-def mieerend realisme plotseling een warmer overvloed van het hart en van de (verborgen) phantaisie; wij vinden bij hem het sprookje en zelfs werk, en dat is nog meer bizonder, dat verwant schijnt te zijn aan den romantischen Thijs Maris... ? Wij vinden dit meer verzweemen van den vorm in het landschap (niet in alle landschap), in vogels op een boom tak 's avonds zittend en in enkele bloe men die in het duister lijken te staan en uit wier bloemhart of aan wier bloemhart een licht schijnt te komen, dat ge niet met een uur van den dag kunt benoemen. En dit is de veel zijdigheid van Mankes, dat naast dat schijnbaar-romantische, ge in ander werk weer een realistischen zwier vindt van stellige contouren, waarvan ge denkt, zou hij zonder de Japanners ooit zoo'n Haan geteekehd hebben met den gepluimden staart stout het bovenste van het vlak vullend.... Het werk van Jan Mankes is niet tegenstaande een niet overal groote kracht (dat is zeer algemeen in een schildersleven) en niettegenstaande wij het reeds lang hebben gedefinieerd, voor ons toch in het algemeen hetzelfde gebleven. Wij zullen nu ook niet zeggen dat Mankes behoort tot de grootste Hollandsche schilders, maar wij moeten herhalen na dit, ons onverwacht, her zien, dat het werk te veel Hollandsche eigenschappen bezit op persoonlijke wij*, om niet steeds zijn waardeerdërs te bezitten en veler aandacht te ver kwikken. PLA&SCHABRT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl