De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 22 februari pagina 3

22 februari 1936 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

7 hij zei dat het nationaal-socialisme den aanslag als politiek strijdmiddel niet kende woorden die de wereld met stomme verbazing heeft aangehoord kwam de Bondsraad tot de conclusie dat deze partij en haar organisatie in Zwitserland niet toegelaten behoorde te worden. HET WEERFONDS is aangenomen volgens verwachting: rechterzijde minus de godsdienstige democraten en plus de liberalen en Mr. Duys tegen vrij zinnig-democraten, S.D.A.P. en de communisten: 60 tegen 29 stemmen. De Vrijzinnig-Democraten Joekes en Schilthuis, die vooral bezwaar hadden tegen de fondsvorming, stemden echter wél voor de uitgaven voor het eerste jaar van deze bewapeningsuitbreiding. Opmerkelijker dan de uitslag van de stemming was de toon der debatten: vroeger kenmerkten de defensie-debat ten zich meestal door heftigheid en wederzijdsch wanbegrip; thans waren de twee hoofdstroomingen in de Kamer elkaar veel meer genaderd. De bezwa ren tegen de fondsvorming werden vrijwel algemeen door de voorstemmers gedeeld; terwijl omgekeerd de ont wapeningspartijen" veel meer begrip toonden voor de waarde van de weermacht als preventieve kracht en als middel tot het opvangen van een eersten stoot alvorens er hulp van de Volkcnbondsleden komt. Den eenigen wanklank gaf slechts Duys, die van dit debat gebruik maakte zonder eenigszins rekening te houden met de boter op zijn eigen hoofd, om eens flink uit te pakken tegen zijn vroegere partijgenooten. Hoe weinig deze zwaai in de Kamer geapprecieerd werd bleek wel uit minister Colijn's uitlating, dat hij over het standpunt van den heer Albarda gunstiger oordeelde, dan over dat van den heer Duys. Het is duidelijk dat de Volkenbond, ondanks al zijn zwaktieden, toch onze eenige kans op behoud is. Des te onbegrijpelijker is het dat de heeren Briët en Pollema zich, uit angst voor misbruik, zoozeer hebben verzet tegen de verklaringen van minister De Graeff te Genève over zijn loyaliteit aan de collectieve veiligheid. Van den heer Van Vessem, den N.S.B.-er, was niet anders te verwachten; volgens zijn beginselen kan deze niet in een bovennationale rechtsorde gelooven. HET LOT VAN ONZE GESTU DEERDEN is het onderwerp ge weest van uitgebreid onderzoek, waar toe de Nederlandsche afdeeling van de International Student Service het initiatief nam, een onderzoek dat door o.ize regeering met de installatie eener commissie, onder voorzitterschap van Mr. Limburg, is gesanctioneerd. Uit deze vruchtbare samenwerking van hoogleeraren, afgestudeerden en stu denten is een lijvig rapport ontstaan, dat een fel licht werpt op de moeilijke positie van een groot deel der juist afgestudeerden: gemiddeld blijkt er voor elke twee bevoegden slechts n plaats te zijn. Bij de biologen, chemici, leeraren, tandartsen en apothekers is de toestand nog erger. Dit is niet alleen een gevaar voor deze menschen zelf, maar ook voor de geheele maat schappij: terecht spreekt het rapport van een richten van de ongebruikte energie en gaven op destructieven arbeid". Als conclusie komt het rap port mét een aantal belangrijke voor stellen tot werkverruiming en oplei dingsinkrimping. Moge dit onderzoek overal gehoor vinden. Zeeiwsche Hoek ? Dikker en liijs Van 12-2 uur Speciale Plats du Jour vanaf 5O cent 5 uur Bltrertiid met Rudi Lüufer en zijn Weensch orkest Uit De Groene van 24 November 1912 GEMEENTELIJKE INKOMSTENBELASTING lllllltllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIMIIIIIIIIIIIIMIUIIIIJ ER is misschien geen belas ting, die zooveel ergernis geeft, als de stedelijke be lasting op het inkomen. Hoe zou het ook anders kun nen? De gemeenten immers missen de gegevens, die voor de heffing onontbeerlijk zijn. Van het Rijk kunnen ze geen inlichtingen krij gen, want de wet legt geheim houding op. De heeren der gemeentebelas tingen moeten dus maar hier en daar wat rondsnuffelen, afgaan op praatjes, en vooral ook trachten van de collega's van de Rijks Direkte Belastingen nu en dan eens in een particulier gesprek de een of andere s Ztlfs in d» goed» en kommervrije jaren vóór | den oorlog maakte men zich zorgen over de ge- i meentelijke financiën inzonderheid over die \ van de hoofdstad. Ook toen heeft De Groene'" f baanbrekend werk verricht. In het onderstaand f artikel wordt voorgesteld de afzonderlijk ingestelde | gemeentelijke inkomstenbelasting te vervangen f | door opcenten op de rijksinkomstenbelasting. Dat i s zou in alle opzichten gemakkelijker en overzich| lelijker en, van een administratief oogpunt beke| ken, een goedkooper systeem zijn. MllllllllllillHIINIHIIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIinilHIIIIIIIIIMItlHIHIMIinl vanger zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken. En wat ge beurde er toen? Stuurde de Minister van Binnen landsche Zaken het verzoek van dien meenten heffen op de hoofdsom der grondbelasting en op de hoofdsom der personeele belas. ting, tegelijk met de rijksbelaj. ting door de rijksambtenaren kunnen worden ingevorderd en daarna aan den gemeente* nt. vanger kunnen worden uit ge. keerd. Deze ambtelijke regeling behoeft, naar het schijnt, niet erg ingewikkeld te zijn. Aan de gemeente, die dit vraagt, d?eJt de Minister van Financien nu de, hoeveel de vermogens- en hoevee] de bedrijfsbelasting in die gemeente heeft opgebracht, desnoods het voi ige jaar. Het ambtelijk geheim omtrent de grootheid van iederen aanslag blijft daar. door bewaard. Ten einde dit nog meer te kleine aanwijzing of indiscretie op te ontvanger door naar zijn ambtgenoot waarborgen zou men kunnen bepaien, pikken. Zoo ontstaat een half ambtelijk, half particulier samengefluister, zonder dat eigenlijk iemand verantwoordelijk kan worden gesteld voor de gevolgen, die de belastingplichtigen er soms van ondervinden. De ambtenaren der Rijks belastingen hunnerzijds snuffelen ook al gaarne rond in de gemeentelijke ko hieren. Dat gaat gemakkelijker, want de kohieren zijn niet geheim. De ver keerde gebruiken, welke uit dat snuf felen voortkomen, vermeerderen dan nog bovendien de ergernis, die de heffing der gemeentelijke inkomsten belasting toch al wekt. Zoo kon men onlangs in de cou ranten lezen, dat er een boekje was uitgekomen, waarin het kohier van den hoofdelijken omslag eener ge meente was overgedrukt en waardoor dus tot gemeengoed gemaakt werd de hoegrootheid der inkomens van de ingezetenen, en de klassen waarin zij waren aangeslagen. De schrijver, een Rijksontvanger, had tegen betaling van ? 180.?ter secretarie de over schrijving van het kohier in zijn bezit gekregen. Later kreeg de heer ont vanger den indruk, dat hij aan de gemeentekas ? 120.?meer had be taald, dan het gemeentebestuur voor dien arbeid had uitgegeven. Hij vroeg aan het gemeentebestuur restitutie van ? 120.?, die de heer ontvanger meende te veel te hebben betaald. Het verzoek werd gewezen van ds hand. De heer ontvanger wendde zich daarop tot Gedeputeerde Staten, maar deze verklaarden zich tot beslissen onbevoegd. Hiermee was de zaak echter nog niet uit. Volgens het courantenbericht wendde de heer ontvan Financiën met advies dien ont vanger onder het oog te brengen, dat het voorzeker niet op den weg ligt van ambtenaren der Rijksbelastingen om door minder taktvolle en eenigszins onbescheiden handelingen de heffing der gemeentelijke inkomstenbelastingen nog bedenkelijker te maken dan zij dat genoemde opcenten niet kunnen worden geheven in gemeenten, watrin minder dan 100 aanslagen in beide belastingen te zamén zijn tot stand gekomen. De gemeenten hebben nu slechts te ramen hoeveel opcenten zij moeten heffen om het bedrag te incasseeren, dat zij anders krachtens een toch al is? Neen. Volgens het couran- gemeentelijke inkomstenbelasting zou. A_.MWA.«IWl*4i «l*.dh.1*4& «l «h. KA«*««*tfl.w **AM A __ ?«< _ __ « 4 ^ ^ u <B^^^.1_& «&.1 J_ tenbericht deelde de Minister van Binnenlandsche Zaken den ontvanger mede, dat ofschoon na onderzoek de gegrondheid van zijn bezwaar is ge bleken, de wet aan de Regeering geen middelen verschaft om de gevraagde tusschenkomst te verleenen. Dat is dan ook maar gelukkig, want ware het anders, dan zou het voorbeeld van dezen ontvanger allicht bij zijn collega's navolging vinden en zouden velen trachten door dergelijke door den wet gever niet bedoelde handelingen, een ? 100.000 en der Vermogensbelast ng bijslagje op hun traktement te ver- ? 150.000, dus samen ? 250.000. S el, den willen bekomen. Precies zal de rekening wel niet altijd met de werkelijkheid overeenstemmen; het kan weeen tegenvallen, evenals met iedere andere belasting. De gemeenten zouden bevoegd moeten zijn alleen opcenten te heffen van de Vermogensbelasting of alleen van de Bedrijfsbelasting. of van beide. de STEL, in de gemeente A is opbrengst der Bedrij f sbelast ng dienen. v EEL beter ware het, indien de gemeenten in de gelegenheid werde gemeente zou uit haar inkomsten belasting ? 25.000 willen trekken, < an heeft zij dus aan den Minister ? an Financiën te verzoeken op alle ainden gesteld opcenten te heffen op de slagen in de Bedrijfsbelasting en in de Bedrijfsbelasting en opcenten te heffen op de Vermogensbelasting. Het zou mij niet verwonderen, indien dit kon gebeuren zonder de gesplitste Inkomstenbelasting om te werken, enkel en alleen door een kleine wijziging te brengen in de Gemeentewet, In art. 240 der Ge meentewet ware tusschen b en c in te voegen: Opcenten op de Bedrijfsbelasting. Opcenten op de Vermogensbelasting. Deze opcenten zouden dan, evenals dit krachtens art. 263 der Gemeentewet geschiedt met de opcenten, die de geAMSTERDAMS FINANCIEEL BEHEER Woor Amsterdam op drijft (T««k«nln( van Joh. Bruktnilik In Da Groent van 13 Octobcr i912) PAG 4 DE GROENE No. SOM Vermogensbelasting in die gemet ite 10 pCt. te treffen ten bate der gemeei te. Die 10 opcenten vindt de belasting plichtige dan op zijn aanslagbiljet uit getrokken, net precies zooals hij nu de opcenten uitgetrokken ziet op . ijn aanslagbiljet in de Personeele Be asting, of zien zal op zijn aans agbiljetten der gesplitste Inkomsten belasting, ten bate van het Rijk, tenzij de ijverige" Minister Kolkman, ge steund door zijn overtalrijk person el, en geholpen door een gehoorzame meerderheid, nog tijdig een herziening der gesplitste inkomstenbelasting er door weet te jagen. Men zou boven dien nog kunnen overwegen of net wenschelijk is de gemeenten in de gelegenheid te stellen progressieve op centen te heffen; een dergelijke rege ling als b.v. in art.-247 der Genieer tewet voor de heffing der gemeentelijke opcenten op de personeele belast.ng is gemaakt. Als ik schrijf, dergel i ke regeling; dan bedoel ik natuurlijk, 'lat aan de progressie zekere punten moe'en worden gesteld, ten einde misbrui en n fantazieën te voorkomen en te *? letten dat bijv. in sommige gemeen en enkele rijkaards eens speciaal worlen adergelaten, zij het dan ook pijnkos, terwijl tevens moet worden voorkomen dat kleine inkomens bovenmatig wor Jen belast, zooals nu bij sommige ste le lijke inkomstenbelasting maar al te dikwijls het geval is. Een regeling, zooals door mij hier is voorgesteld, om de gesplitste inkom stenbelasting meer tot haar recht t doen komen, zou het denkbeeld van den maker, mr. Pierson, verwezen lijken, die juist de oplossing wilde om de gemeenten in de gelegenheid te kunnen stellen opcenten te heffen op de Vermogens- en op de Bedrijf!*belasting. Een dergelijke regeling is in het gemeentebelang meer gewenscht. De reportage van de week WAAR DE TIJD VIJFTIG EEUWEN STILSTAAT Rechtspraak bij de Bedoeïenen Onze medewerker te Jeruzalem mocht een rechtzetting van het woesti/nvo/k bijwonen en had gelegenheid daar een serie unieke foto's te maken, waar van wij er hier enkele reproduceeren. DE Bedoeïenen zijn waarschijn lijk wel het conservatiefste volk ter wereld. Van alles wat de tevnnische beschaving der laatste twin tig eeuwen ons heeft geschonken hebben zij slechts drie dingen aan vaard: het repeteergeweer, de grammo fonen (in beperkte mate) de automo biel. Bij zulk een levenswijs, zulk een Ie' nsstijl die onverzettelijk de eeuwen do r gehandhaafd wordt, behoort na tu ir lijk ook een eigen denkwijze en een eigen wijze van reageren op het denken van anderen. En daarom spi-ekt het vanzelf dat de regeringen vpr landen waar veel Bedoeïenen w ien Irak, Syrië, Palestina de re< ntspraak dezer woestijnbewoners we. op zachtzinnige wijze min of meer re-^len, maar niet ingrijpend ver anderen. Het rechtsbesef van nomaden is Anders dan dat van lieden met een va-.te woonplaats om van europese rechtsnormen nu maar helemaal niet te -preken. Daarom is het zo interes sant, een rechtszitting in een Bedoeiei mdistrict bij te wonen. OP uitnodiging van de goeverneur begeef ik me 's morgens vroeg naar het serai, het regeringsgebouw. G n vreemdeling zou moeite hebben g< ,ad dit te vinden, want rondom het h is zitten of liggen Bedoeïenen. Ze re :en, eten of slapen. Het is smoorheet, n.-.ar de slapers hebben zich zonder uitzondering in hun zware kameel haren mantels gehuld en het schijnt h :i niet te deren. Zo wachten ze op de b handeling van hun zaak. De rechtszaal is op de eerste verd 'ping gelegen, naast de kamer van d» Kaimakam. Zo heet hier de gouvertvir; het is een titel die nog uit de tvrkse tijd is overgebleven. Om in de zf. -il te komen moet men een gro.te hr passeren. Dit levert enige moeilijkh' !en, want de hal is geheel gevuld n t Bedoeïenen. Ze zitten mannetje a,--..i mannetje gehurkt en eten of si. jen, net als degenen die buiten li;;<en. Jonge kerels met lange vlechten e; woeste koppen, waaruit toch een z -zere adel spreekt, in alle kleuren v<;n lichtbruin tot diepzwart; blauw g tatoeëerde vrouwen, die een slip vn haar mantel over het gelaat h bben getrokken zodat niet veel meer d-.n de néusring zichtbaar blijft; eerw Aardige, witgebaarde sjeiks met rode 1; rrzen en om hun mantels randen ven gouddraad, op hun hoofd in plaats v; n het gewone snoer van geitenhaar et u met zilver bewerkte 'agal als een k. >on. Bijna allen die hier zitten en o, de terechtzitting wachten, aanklag<: s, beldaagden, getuigen en rechters - alleen de vrouwen natuurlijk niet zij n voorzien van een zwaar, verzilverd z' aard, de meeste n ook van een kromme dolk. Alleen de gerechtsd c naar en de politiesoldaat, die hier d> functies vervullen van deurwaardn en veldwachter in onze rechtsz en, gaan te midden van dit levende s se naai ongewapend. In de rechtszaal dezelfde schijnbare v- rwarring. Er staan een aantal lange t;:els; aan elk daarvan zit een aantal B doelenen ordeloos dooreen. De goev rneur legt mij uit: die drie oude i' annen in het midden, herkenbaar ?-n hun mooie zwaarden, zijn grote s. 'iks van machtige stammen; zij zijn d rechters, de anderen zijn getuigen o: aanklagers. De beklaagde zit achter hen in een soort houten kooi en houdt zich vooral niet minder met <te dingen van zijn omgeving bezig dan de overige aanwezigen. Eén man draagt half europese kledij en in tegenstelling met de Bedoeïenen een fez: dat is de griffier, die door de Regering is aangesteld. Voor een tafel blijf ik staan. Daar ligt voor de rechters het corpus delicti: een rode zakdoek alsmede de volgende voorwerpen: een snoer blauwe kralen (tegen het boze oog), een snoer gele kralen, de steel van een lepel (die op een of andere raadselachtige wijze hier beland is) en twee muntstukjes. De dief die deze kostbaarheden gestolen heeft zit in de kooi en het hele geval kan hem blijkbaar weinig schelen. Hij eet brood en uien. De veertien jarige aanklaagster is zijn nichtje. Alleen de punt van haar neus is zichtbaar. Tussen haar snikken door dicteert ze met vlammende hartstocht een eindeloos lange verklaring, die door de griffier wordt opgeschreven. De waarde van het papier is ongetwij feld veel groter dan die van het gestolene, maar voor het' rechtsgevoel der Bedoeïenen, voor wie roof, gewapende overval en dergelijke dingen vanzelf sprekende bezigheden van iedere gentleman der woestijn zijn, is diefstal in de eigen stam een ernstig misdrijf. Om van diefstal in de familie maar niet te spreken. De goeverneur vertelt me dat er. de laatste anderhalf jaar in het gehele district niemand vermoord is. Begrijpe lijk als men ziet dat jongens van veer tien jaar reeds gewapend zijn en weet dat bloedwraak nog altijd een der grondregels van het Bedoeienenleven is. NA afloop van de zitting geeft de gouverneur een maaltijd ter ere van de rechters en de andere grote stamhoofden. Zwijgend, waardig zitten ze in een kring op tapijten, de groten van de Tarabin, de Asazinen, de Thayaha, de Ta'mre en hoe ze verder nog mogen heten. Hun sabels liggen op hun knieën en ze laten de kleine, half gevulde kommetjes met bittere, sterk gekruide koffie rondgaan tot de be dienden komen met de grote schalen waarop vette rijst, schapevlees en dikke zure melk hoog opgetast zijn. De gastheer nodigt de hoge gasten uit toe te tasten, en eensklaps verandert het beeld. Schouder aan schouder zitten de Bedoeïenen gehurkt, telkens zes om een schaal; de linkerhand grijpt in de kokend hete rijst en draait er handig een bal van, die, nadat de eerste soere van de Koran is uitge sproken: Usmillah ir-rahman ir-rahim, in de naam van God, de barm hartige, die zich over alles erbarmt in de mond verdwijnt. De kunst is daarbij de baard niet vet te maken. Er wordt geen woord gesproken. De gastheer wandelt onvermoeid tussen de etenden op en neer zelf zal hij later eten, als iedereen weg is; daar is hij immers gastheer voor. Wie genoeg heeft staat op, laat zich door een bediende water over de handen gieten, zeept lippen en tanden in en gebruikt zijn wijsvinger als tandenborstel. Na deze hygiënische maatregel gaat hij weer op zijn matje zitten en begint van voren. af aan, met dit verschil dat de grote koperen schalen nu een zoet nagerecht bevatten dat drijft in honing. Weer trekt de linkerhand grote brokken van de lekkernij af. Na een laatste wassing gaan allen opnieuw in een grote kring zitten. Men spreekt over dingen die de stam betref fen, en de gasteti boeren vaak en luid om de gastheer te kennen te geven dat het eten goed is geweest en dat iedereen verzadigd is. Ten slotte komen weer de halfvolle koffiekommetjes. Dit is het teken dat er nu geen beletsel meer is om heen te gaan. Weldra staan de heersers der woestijn op, groepsgewijs naar stam of vriendschap, trekken buiten de kring der tapijten hun schoe nen aan, die daar gedurende de maal tijd hebben gestaan, en schrijden BIJ DE FOTO'S Boven: een drietaf beklaagden voor den rechter. Midden: de rechtbank; in het midden de gouverneur en de voornaam ste sjeiks. Onder: rondom het gerechts gebouw wachten Bedoeïenen slapende of etende de behandeling van hun zaak af. Jvt £ v. if^J PAG. 5 DE GROENE No.3064 waardig boerend naar de uitgang, nadat de wederzijds» begroetingen, nauwkeurig volgens oeroude, vast staande formules, gewisseld zijn. Bui ten staan de kamelen klaar. Slechts een enkel opperhoofd rijdt in een auto. De auto is bezig verandering te brengen in de levensstijl van deze mensen, doch de verandering is nog maar gering. Zij trekken door de woestijn als in oudtestamentische tij den en als ze in de steden komen die aan de rand van hun woongebied liggen, komen ze als ridders uit een lang vervlogen sprookjestijd: trots, bijgelovig, vol verachting tegen het leven van liedeamet vaste woonplaatsen en wantrouwig tegenover alles wat hun vreemd is. M. Y. BEN-GAVRIEL .1* S .'».«""<?«*«* - ? «I», v -: %, V "j*8* I'.l. '^J « i -w>^ ^^.?. i j. \*t. ^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl