Historisch Archief 1877-1940
7
hij zei dat het nationaal-socialisme den
aanslag als politiek strijdmiddel niet
kende woorden die de wereld met
stomme verbazing heeft aangehoord
kwam de Bondsraad tot de conclusie
dat deze partij en haar organisatie in
Zwitserland niet toegelaten behoorde
te worden.
HET WEERFONDS is aangenomen
volgens verwachting: rechterzijde
minus de godsdienstige democraten en
plus de liberalen en Mr. Duys tegen vrij
zinnig-democraten, S.D.A.P. en de
communisten: 60 tegen 29 stemmen.
De Vrijzinnig-Democraten Joekes en
Schilthuis, die vooral bezwaar hadden
tegen de fondsvorming, stemden echter
wél voor de uitgaven voor het eerste
jaar van deze bewapeningsuitbreiding.
Opmerkelijker dan de uitslag van de
stemming was de toon der debatten:
vroeger kenmerkten de defensie-debat
ten zich meestal door heftigheid en
wederzijdsch wanbegrip; thans waren de
twee hoofdstroomingen in de Kamer
elkaar veel meer genaderd. De bezwa
ren tegen de fondsvorming werden
vrijwel algemeen door de voorstemmers
gedeeld; terwijl omgekeerd de ont
wapeningspartijen" veel meer begrip
toonden voor de waarde van de
weermacht als preventieve kracht en als
middel tot het opvangen van een eersten
stoot alvorens er hulp van de
Volkcnbondsleden komt. Den eenigen
wanklank gaf slechts Duys, die van dit
debat gebruik maakte zonder
eenigszins rekening te houden met de
boter op zijn eigen hoofd, om eens
flink uit te pakken tegen zijn vroegere
partijgenooten. Hoe weinig deze zwaai
in de Kamer geapprecieerd werd bleek
wel uit minister Colijn's uitlating, dat
hij over het standpunt van den heer
Albarda gunstiger oordeelde, dan over
dat van den heer Duys.
Het is duidelijk dat de Volkenbond,
ondanks al zijn zwaktieden, toch onze
eenige kans op behoud is. Des te
onbegrijpelijker is het dat de heeren
Briët en Pollema zich, uit angst voor
misbruik, zoozeer hebben verzet tegen
de verklaringen van minister De Graeff
te Genève over zijn loyaliteit aan de
collectieve veiligheid. Van den heer
Van Vessem, den N.S.B.-er, was niet
anders te verwachten; volgens zijn
beginselen kan deze niet in een
bovennationale rechtsorde gelooven.
HET LOT VAN ONZE GESTU
DEERDEN is het onderwerp ge
weest van uitgebreid onderzoek, waar
toe de Nederlandsche afdeeling van
de International Student Service het
initiatief nam, een onderzoek dat door
o.ize regeering met de installatie
eener commissie, onder voorzitterschap
van Mr. Limburg, is gesanctioneerd.
Uit deze vruchtbare samenwerking van
hoogleeraren, afgestudeerden en stu
denten is een lijvig rapport ontstaan,
dat een fel licht werpt op de moeilijke
positie van een groot deel der juist
afgestudeerden: gemiddeld blijkt er
voor elke twee bevoegden slechts n
plaats te zijn. Bij de biologen, chemici,
leeraren, tandartsen en apothekers is
de toestand nog erger. Dit is niet
alleen een gevaar voor deze menschen
zelf, maar ook voor de geheele maat
schappij: terecht spreekt het rapport
van een richten van de ongebruikte
energie en gaven op destructieven
arbeid". Als conclusie komt het rap
port mét een aantal belangrijke voor
stellen tot werkverruiming en oplei
dingsinkrimping. Moge dit onderzoek
overal gehoor vinden.
Zeeiwsche Hoek ? Dikker en liijs
Van 12-2 uur
Speciale Plats du Jour
vanaf 5O cent
5 uur Bltrertiid met
Rudi Lüufer en zijn Weensch orkest
Uit De Groene van 24 November 1912
GEMEENTELIJKE INKOMSTENBELASTING
lllllltllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIMIIIIIIIIIIIIMIUIIIIJ
ER is misschien geen belas
ting, die zooveel ergernis
geeft, als de stedelijke be
lasting op het inkomen.
Hoe zou het ook anders kun
nen?
De gemeenten immers missen
de gegevens, die voor de heffing
onontbeerlijk zijn. Van het Rijk
kunnen ze geen inlichtingen krij
gen, want de wet legt geheim
houding op.
De heeren der gemeentebelas
tingen moeten dus maar hier
en daar wat rondsnuffelen, afgaan
op praatjes, en vooral ook trachten
van de collega's van de Rijks Direkte
Belastingen nu en dan eens in een
particulier gesprek de een of andere
s
Ztlfs in d» goed» en kommervrije jaren vóór |
den oorlog maakte men zich zorgen over de ge- i
meentelijke financiën inzonderheid over die \
van de hoofdstad. Ook toen heeft De Groene'" f
baanbrekend werk verricht. In het onderstaand f
artikel wordt voorgesteld de afzonderlijk ingestelde |
gemeentelijke inkomstenbelasting te vervangen f
| door opcenten op de rijksinkomstenbelasting. Dat i
s zou in alle opzichten gemakkelijker en
overzich| lelijker en, van een administratief oogpunt
beke| ken, een goedkooper systeem zijn.
MllllllllllillHIINIHIIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIinilHIIIIIIIIIMItlHIHIMIinl
vanger zich tot den Minister van
Binnenlandsche Zaken. En wat ge
beurde er toen?
Stuurde de Minister van Binnen
landsche Zaken het verzoek van dien
meenten heffen op de hoofdsom
der grondbelasting en op de
hoofdsom der personeele belas.
ting, tegelijk met de rijksbelaj.
ting door de rijksambtenaren
kunnen worden ingevorderd en
daarna aan den gemeente* nt.
vanger kunnen worden uit ge.
keerd. Deze ambtelijke regeling
behoeft, naar het schijnt, niet
erg ingewikkeld te zijn. Aan de
gemeente, die dit vraagt, d?eJt
de Minister van Financien nu de,
hoeveel de vermogens- en hoevee]
de bedrijfsbelasting in die gemeente
heeft opgebracht, desnoods het voi ige
jaar. Het ambtelijk geheim omtrent de
grootheid van iederen aanslag blijft daar.
door bewaard. Ten einde dit nog meer te
kleine aanwijzing of indiscretie op te ontvanger door naar zijn ambtgenoot waarborgen zou men kunnen bepaien,
pikken.
Zoo ontstaat een half ambtelijk,
half particulier samengefluister, zonder
dat eigenlijk iemand verantwoordelijk
kan worden gesteld voor de gevolgen,
die de belastingplichtigen er soms van
ondervinden. De ambtenaren der Rijks
belastingen hunnerzijds snuffelen ook
al gaarne rond in de gemeentelijke ko
hieren. Dat gaat gemakkelijker, want
de kohieren zijn niet geheim. De ver
keerde gebruiken, welke uit dat snuf
felen voortkomen, vermeerderen dan
nog bovendien de ergernis, die de
heffing der gemeentelijke inkomsten
belasting toch al wekt.
Zoo kon men onlangs in de cou
ranten lezen, dat er een boekje was
uitgekomen, waarin het kohier van
den hoofdelijken omslag eener ge
meente was overgedrukt en waardoor
dus tot gemeengoed gemaakt werd de
hoegrootheid der inkomens van de
ingezetenen, en de klassen waarin zij
waren aangeslagen. De schrijver, een
Rijksontvanger, had tegen betaling
van ? 180.?ter secretarie de over
schrijving van het kohier in zijn bezit
gekregen. Later kreeg de heer ont
vanger den indruk, dat hij aan de
gemeentekas ? 120.?meer had be
taald, dan het gemeentebestuur voor
dien arbeid had uitgegeven. Hij vroeg
aan het gemeentebestuur restitutie van
? 120.?, die de heer ontvanger meende
te veel te hebben betaald.
Het verzoek werd gewezen van ds
hand. De heer ontvanger wendde zich
daarop tot Gedeputeerde Staten, maar
deze verklaarden zich tot beslissen
onbevoegd. Hiermee was de zaak
echter nog niet uit. Volgens het
courantenbericht wendde de heer
ontvan Financiën met advies dien ont
vanger onder het oog te brengen, dat
het voorzeker niet op den weg ligt van
ambtenaren der Rijksbelastingen om
door minder taktvolle en eenigszins
onbescheiden handelingen de heffing
der gemeentelijke inkomstenbelastingen
nog bedenkelijker te maken dan zij
dat genoemde opcenten niet kunnen
worden geheven in gemeenten, watrin
minder dan 100 aanslagen in beide
belastingen te zamén zijn tot stand
gekomen. De gemeenten hebben nu
slechts te ramen hoeveel opcenten zij
moeten heffen om het bedrag te
incasseeren, dat zij anders krachtens een
toch al is? Neen. Volgens het couran- gemeentelijke inkomstenbelasting zou.
A_.MWA.«IWl*4i «l*.dh.1*4& «l «h. KA«*««*tfl.w **AM A __ ?«< _ __ « 4 ^ ^ u <B^^^.1_& «&.1 J_
tenbericht deelde de Minister van
Binnenlandsche Zaken den ontvanger
mede, dat ofschoon na onderzoek de
gegrondheid van zijn bezwaar is ge
bleken, de wet aan de Regeering geen
middelen verschaft om de gevraagde
tusschenkomst te verleenen. Dat is
dan ook maar gelukkig, want ware het
anders, dan zou het voorbeeld van
dezen ontvanger allicht bij zijn collega's
navolging vinden en zouden velen
trachten door dergelijke door den wet
gever niet bedoelde handelingen, een ? 100.000 en der Vermogensbelast ng
bijslagje op hun traktement te ver- ? 150.000, dus samen ? 250.000. S el,
den willen bekomen. Precies zal de
rekening wel niet altijd met de
werkelijkheid overeenstemmen; het kan
weeen tegenvallen, evenals met iedere
andere belasting. De gemeenten zouden
bevoegd moeten zijn alleen opcenten
te heffen van de Vermogensbelasting
of alleen van de Bedrijfsbelasting. of
van beide.
de
STEL, in de gemeente A is
opbrengst der Bedrij f sbelast ng
dienen.
v
EEL beter ware het, indien de
gemeenten in de gelegenheid
werde gemeente zou uit haar inkomsten
belasting ? 25.000 willen trekken, < an
heeft zij dus aan den Minister ? an
Financiën te verzoeken op alle
ainden gesteld opcenten te heffen op de slagen in de Bedrijfsbelasting en in de
Bedrijfsbelasting en opcenten te heffen
op de Vermogensbelasting.
Het zou mij niet verwonderen,
indien dit kon gebeuren zonder de
gesplitste Inkomstenbelasting om te
werken, enkel en alleen door een
kleine wijziging te brengen in de
Gemeentewet, In art. 240 der Ge
meentewet ware tusschen b en c in te
voegen:
Opcenten op de Bedrijfsbelasting.
Opcenten op de Vermogensbelasting.
Deze opcenten zouden dan, evenals
dit krachtens art. 263 der Gemeentewet
geschiedt met de opcenten, die de
geAMSTERDAMS FINANCIEEL BEHEER
Woor Amsterdam op drijft
(T««k«nln( van Joh. Bruktnilik In Da Groent van 13 Octobcr i912)
PAG 4 DE GROENE No. SOM
Vermogensbelasting in die gemet ite
10 pCt. te treffen ten bate der gemeei te.
Die 10 opcenten vindt de belasting
plichtige dan op zijn aanslagbiljet uit
getrokken, net precies zooals hij nu de
opcenten uitgetrokken ziet op . ijn
aanslagbiljet in de Personeele Be
asting, of zien zal op zijn aans
agbiljetten der gesplitste Inkomsten
belasting, ten bate van het Rijk, tenzij
de ijverige" Minister Kolkman, ge
steund door zijn overtalrijk person el,
en geholpen door een gehoorzame
meerderheid, nog tijdig een herziening
der gesplitste inkomstenbelasting er
door weet te jagen. Men zou boven
dien nog kunnen overwegen of net
wenschelijk is de gemeenten in de
gelegenheid te stellen progressieve op
centen te heffen; een dergelijke rege
ling als b.v. in art.-247 der Genieer
tewet voor de heffing der gemeentelijke
opcenten op de personeele belast.ng
is gemaakt. Als ik schrijf, dergel i ke
regeling; dan bedoel ik natuurlijk, 'lat
aan de progressie zekere punten moe'en
worden gesteld, ten einde misbrui en
n fantazieën te voorkomen en te *?
letten dat bijv. in sommige gemeen en
enkele rijkaards eens speciaal worlen
adergelaten, zij het dan ook pijnkos,
terwijl tevens moet worden voorkomen
dat kleine inkomens bovenmatig wor Jen
belast, zooals nu bij sommige ste le
lijke inkomstenbelasting maar al te
dikwijls het geval is.
Een regeling, zooals door mij hier is
voorgesteld, om de gesplitste inkom
stenbelasting meer tot haar recht t
doen komen, zou het denkbeeld van
den maker, mr. Pierson, verwezen
lijken, die juist de oplossing wilde om
de gemeenten in de gelegenheid te
kunnen stellen opcenten te heffen op
de Vermogens- en op de
Bedrijf!*belasting. Een dergelijke regeling is in
het gemeentebelang meer gewenscht.
De reportage van de week
WAAR DE TIJD VIJFTIG EEUWEN STILSTAAT
Rechtspraak bij de Bedoeïenen
Onze medewerker te Jeruzalem mocht
een rechtzetting van het woesti/nvo/k
bijwonen en had gelegenheid daar
een serie unieke foto's te maken, waar
van wij er hier enkele reproduceeren.
DE Bedoeïenen zijn waarschijn
lijk wel het conservatiefste volk
ter wereld. Van alles wat de
tevnnische beschaving der laatste twin
tig eeuwen ons heeft geschonken
hebben zij slechts drie dingen aan
vaard: het repeteergeweer, de grammo
fonen (in beperkte mate) de automo
biel. Bij zulk een levenswijs, zulk een
Ie' nsstijl die onverzettelijk de eeuwen
do r gehandhaafd wordt, behoort na
tu ir lijk ook een eigen denkwijze en
een eigen wijze van reageren op het
denken van anderen. En daarom
spi-ekt het vanzelf dat de regeringen
vpr landen waar veel Bedoeïenen
w ien Irak, Syrië, Palestina de
re< ntspraak dezer woestijnbewoners
we. op zachtzinnige wijze min of meer
re-^len, maar niet ingrijpend ver
anderen. Het rechtsbesef van nomaden
is Anders dan dat van lieden met een
va-.te woonplaats om van europese
rechtsnormen nu maar helemaal niet
te -preken. Daarom is het zo interes
sant, een rechtszitting in een
Bedoeiei mdistrict bij te wonen.
OP uitnodiging van de goeverneur
begeef ik me 's morgens vroeg
naar het serai, het regeringsgebouw.
G n vreemdeling zou moeite hebben
g< ,ad dit te vinden, want rondom het
h is zitten of liggen Bedoeïenen. Ze
re :en, eten of slapen. Het is smoorheet,
n.-.ar de slapers hebben zich zonder
uitzondering in hun zware kameel
haren mantels gehuld en het schijnt
h :i niet te deren. Zo wachten ze op de
b handeling van hun zaak.
De rechtszaal is op de eerste
verd 'ping gelegen, naast de kamer van
d» Kaimakam. Zo heet hier de
gouvertvir; het is een titel die nog uit de
tvrkse tijd is overgebleven. Om in de
zf. -il te komen moet men een gro.te
hr passeren. Dit levert enige
moeilijkh' !en, want de hal is geheel gevuld
n t Bedoeïenen. Ze zitten mannetje
a,--..i mannetje gehurkt en eten of
si. jen, net als degenen die buiten
li;;<en. Jonge kerels met lange vlechten
e; woeste koppen, waaruit toch een
z -zere adel spreekt, in alle kleuren
v<;n lichtbruin tot diepzwart; blauw
g tatoeëerde vrouwen, die een slip
vn haar mantel over het gelaat
h bben getrokken zodat niet veel meer
d-.n de néusring zichtbaar blijft;
eerw Aardige, witgebaarde sjeiks met rode
1; rrzen en om hun mantels randen
ven gouddraad, op hun hoofd in plaats
v; n het gewone snoer van geitenhaar
et u met zilver bewerkte 'agal als een
k. >on. Bijna allen die hier zitten en
o, de terechtzitting wachten,
aanklag<: s, beldaagden, getuigen en rechters
- alleen de vrouwen natuurlijk niet
zij n voorzien van een zwaar, verzilverd
z' aard, de meeste n ook van een
kromme dolk. Alleen de
gerechtsd c naar en de politiesoldaat, die hier
d> functies vervullen van
deurwaardn en veldwachter in onze
rechtsz en, gaan te midden van dit levende
s se naai ongewapend.
In de rechtszaal dezelfde schijnbare
v- rwarring. Er staan een aantal lange
t;:els; aan elk daarvan zit een aantal
B doelenen ordeloos dooreen. De
goev rneur legt mij uit: die drie oude
i' annen in het midden, herkenbaar
?-n hun mooie zwaarden, zijn grote
s. 'iks van machtige stammen; zij zijn
d rechters, de anderen zijn getuigen
o: aanklagers. De beklaagde zit
achter hen in een soort houten kooi
en houdt zich vooral niet minder met
<te dingen van zijn omgeving bezig
dan de overige aanwezigen. Eén man
draagt half europese kledij en in
tegenstelling met de Bedoeïenen een
fez: dat is de griffier, die door de
Regering is aangesteld.
Voor een tafel blijf ik staan. Daar
ligt voor de rechters het corpus delicti:
een rode zakdoek alsmede de volgende
voorwerpen: een snoer blauwe kralen
(tegen het boze oog), een snoer gele
kralen, de steel van een lepel (die op
een of andere raadselachtige wijze hier
beland is) en twee muntstukjes. De
dief die deze kostbaarheden gestolen
heeft zit in de kooi en het hele geval
kan hem blijkbaar weinig schelen.
Hij eet brood en uien. De veertien
jarige aanklaagster is zijn nichtje.
Alleen de punt van haar neus is
zichtbaar. Tussen haar snikken door
dicteert ze met vlammende hartstocht
een eindeloos lange verklaring, die
door de griffier wordt opgeschreven.
De waarde van het papier is ongetwij
feld veel groter dan die van het
gestolene, maar voor het' rechtsgevoel der
Bedoeïenen, voor wie roof, gewapende
overval en dergelijke dingen vanzelf
sprekende bezigheden van iedere
gentleman der woestijn zijn, is diefstal
in de eigen stam een ernstig misdrijf.
Om van diefstal in de familie maar
niet te spreken.
De goeverneur vertelt me dat er. de
laatste anderhalf jaar in het gehele
district niemand vermoord is. Begrijpe
lijk als men ziet dat jongens van veer
tien jaar reeds gewapend zijn en weet
dat bloedwraak nog altijd een der
grondregels van het Bedoeienenleven is.
NA afloop van de zitting geeft de
gouverneur een maaltijd ter ere
van de rechters en de andere grote
stamhoofden. Zwijgend, waardig zitten
ze in een kring op tapijten, de groten
van de Tarabin, de Asazinen, de
Thayaha, de Ta'mre en hoe ze verder nog
mogen heten. Hun sabels liggen op
hun knieën en ze laten de kleine, half
gevulde kommetjes met bittere, sterk
gekruide koffie rondgaan tot de be
dienden komen met de grote schalen
waarop vette rijst, schapevlees en
dikke zure melk hoog opgetast zijn.
De gastheer nodigt de hoge gasten
uit toe te tasten, en eensklaps verandert
het beeld. Schouder aan schouder
zitten de Bedoeïenen gehurkt, telkens
zes om een schaal; de linkerhand
grijpt in de kokend hete rijst en draait
er handig een bal van, die, nadat de
eerste soere van de Koran is uitge
sproken: Usmillah ir-rahman
ir-rahim, in de naam van God, de barm
hartige, die zich over alles erbarmt
in de mond verdwijnt. De kunst is
daarbij de baard niet vet te maken.
Er wordt geen woord gesproken. De
gastheer wandelt onvermoeid tussen de
etenden op en neer zelf zal hij later
eten, als iedereen weg is; daar is hij
immers gastheer voor. Wie genoeg
heeft staat op, laat zich door een
bediende water over de handen gieten,
zeept lippen en tanden in en gebruikt
zijn wijsvinger als tandenborstel. Na
deze hygiënische maatregel gaat hij
weer op zijn matje zitten en begint
van voren. af aan, met dit verschil
dat de grote koperen schalen nu een
zoet nagerecht bevatten dat drijft in
honing. Weer trekt de linkerhand
grote brokken van de lekkernij af.
Na een laatste wassing gaan allen
opnieuw in een grote kring zitten. Men
spreekt over dingen die de stam betref
fen, en de gasteti boeren vaak en luid
om de gastheer te kennen te geven dat
het eten goed is geweest en dat iedereen
verzadigd is. Ten slotte komen weer
de halfvolle koffiekommetjes. Dit is
het teken dat er nu geen beletsel meer
is om heen te gaan. Weldra staan de
heersers der woestijn op, groepsgewijs
naar stam of vriendschap, trekken
buiten de kring der tapijten hun schoe
nen aan, die daar gedurende de maal
tijd hebben gestaan, en schrijden
BIJ DE FOTO'S
Boven: een drietaf beklaagden voor den
rechter. Midden: de rechtbank; in het
midden de gouverneur en de voornaam
ste sjeiks. Onder: rondom het gerechts
gebouw wachten Bedoeïenen slapende
of etende de behandeling van hun zaak af.
Jvt
£ v.
if^J
PAG. 5 DE GROENE No.3064
waardig boerend naar de uitgang,
nadat de wederzijds» begroetingen,
nauwkeurig volgens oeroude, vast
staande formules, gewisseld zijn. Bui
ten staan de kamelen klaar. Slechts
een enkel opperhoofd rijdt in een auto.
De auto is bezig verandering te
brengen in de levensstijl van deze
mensen, doch de verandering is nog
maar gering. Zij trekken door de
woestijn als in oudtestamentische tij
den en als ze in de steden komen
die aan de rand van hun woongebied
liggen, komen ze als ridders uit een
lang vervlogen sprookjestijd: trots,
bijgelovig, vol verachting tegen het
leven van liedeamet vaste woonplaatsen
en wantrouwig tegenover alles wat hun
vreemd is.
M. Y. BEN-GAVRIEL
.1*
S
.'».«""<?«*«*
- ? «I», v -:
%,
V "j*8*
I'.l.
'^J
« i -w>^
^^.?.
i j.
\*t.
^