De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 22 februari pagina 6

22 februari 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l kan er in slagen, door middel van hun gesproken tekst, op het tooneel een sfeer te doen ontstaan van een bepaalde wereld, waarin speciale wetten gelden. Zoo kan men op een en hetzelfde tooneel, op een en denzelfden avond, twee verschillende werelden voor stellen, een van Atheensche hove lingen en werklieden, en n van Oberon en zijn elfen, doordat geen van beide werelden op het tooneel realiteit is> en beide worden belicht van een hoogeren dichterlijken geest uit. In de eene wereld gelden menschelijke toe standen, in de andere bovenmenschelijke verhoudingen, niettemin kan de eenheid gehandhaafd blijven. De film geeft een photographische reproductie van een geconstrueerde tealiteit. Het gesproken woord kan hier de fantastewereld niet voor den toeschouwer oproepen, het beeld zelf moet. dit nu doen. Maar de opname van een mensch kan ons nooit de fantasie van een fee geven, ook al is deze persoon feeëriek gekleed en door de lucht komen aanvliegen. Zoodra we het beeld van zoo'n vrouw zien met de voeten op den grond, is de realiteit van den gewonen mensch voor ons terug, aangezien deze speler niet als op het tooneel de mogelijkheid bezit, door den juist verklankten tekst, zonder zichtbare bewijzen, een fantasie van het bovenmenschelijke wezen bij den toeschouwer op te roepen. Op de film moet de bovennatuurlijke wereld ons zonder onderbreking met zijn abnor male verhoudingen picturaal voor oogen gesteld worden, willen wij er blijvend in gelooven, en zoo wordt een gezamenlijke opname van natuur lijke en bovennatuurlijke wezens, beide door menschen voorgesteld, een onmis kenbare mislukking. In zijn tooneelvoorstelIing'JvanyA Midsummernight's Dream ging Reinhardt ook reeds te ver in realiteit; de hofgroep, de werklieden en de elfen werden allen gelijkelijk reëel uitgebeeld, waardoor zij het onderlinge contrast misten tusschen rang en stand, tusschen menschen en feeën. Er ontstond toen ook geen droomwereld; het bleven menschen in een feeërieke omgeving, doordat zij innerlijk niet in de dimensie der fantasie waren opge nomen. De vier minnenden als liefdesquartet waren evenals op de film grof en cynisch, de werklieden te opzettelijk grappig en niet naïef genoeg, Oberon te demonisch; het geheel te veel midzornernachts-lust in plaats van midzomernachts-droom. Door tekort aan inzicht, wat het verschil tusschen realiteit en gefanta seerde realiteit betreft, heeft misschien Reinhardt (die instinctmatig vroeger de film verafschuwde, waarschijnlijk omdat het direct zichtbare ook op het tooneel nimmer zijn kracht was en zijn genialiteit zich op het tooneel elders manifesteert) zich laten ver leiden tot het verfilmen van dit werk van Shakespeare, een opgaaf, die aan de hand van het tooneel-scenario niet te vervullen is. Voor de tooneelspeelkunst kan men uit deze goed-bedoelde film-poging een ontzaglijke leering trekken, namelijk dat men picturale omlijsting en ensceneering van de dramatische handeling nooit als hoofdmiddel moet zien ter opwekking van fantasie en ontroering bij den toeschouwer, maar dat men deze factoren Steeds moet blijven beschouwen als een ondergeschikt hulpmiddel. Voor alles moet de spelleider zich inspannen muzikaal en rhythmisch des dichters tekst te laten vertolken, en den dramatischen inhoud uit de fantasie aanduidend te doen verwezelijken in eenvoud en schoon heid, zij het ook gecontroleerd door een psychologische ontleding der ver schillende karakters. KRITIEK DER LERU Albert Plasschaert OFSCHOONfnlets beter is dan het zoo goed als onophoudelijk beoefenen van» laten wij zeggen, het vak, waarnaar uw voorkeur gaat, zeker als uw vak" u blijkt te wezen een der noodzakelijke dingen in het geestelijk leven van uw land, van uw natie of van een uitgebreid Europa en het meer blijkt te zijn een eervol ambt dan een eens begonnen, later getrouw voortgezette bezigheid dan zelfs behoort het u van tijd tot tijd te over komen, overvallen was hier een te driftig woord, dat ge zonder uiterlijke bezigheid stil gaat zitten en bedenken, dat zulk vak of dat ambt, dat uw onophoudelijke hartstocht is (die met het winnen der ervaring zij het niet uiterlijk dan toch innerlijk verandert) langzaam een glimlach krijgt, waar verbeten ernst zijn gewoonte was, en dat het meer en meer zich verwijdt tot het wèlverstaan van wat menschen, zelfs schrijvers, schilders, beeldhou wers en edele muzikanten, kunnen vangen, verbergen en voor altijd open baren in een maatgang van klanken, van volumina en van soms het hart verbijsterende tonen. Gebeurt u dit, dan zal de aanhankelijkheid aan dat vak of uwe toegenegenheid voor dat ambt sterker steeds worden, al zult ge gemakkelijker veel omvaemen en dan zal wat ge bepaalt of met namen en grenzen bepaalt, een onweerstaan baarheid krijgen, die de anderen zal treffen en u zelf genoegen zal doen, al blijft uwe ontevredenheid steeds gedeel telijk u aanzetten tot het zoeken van wijder kim en tot het dieper boren naar de bron, waaruit het werkelijkst water welt.... Ik geloof, dat zóó doen en zoo stilzitten, nooit uw wezen verandert, maar wel de kracht van uw wezen doet toenemen in een nieuwe rangschik king, die van een rijken herfst den gloed bezit en die uw boogerd met den geur zal vullen van rijpende vruchten, waarvan, nu en dan, als op een solemneel moment (voltrekking van welke begeerte?) een vrucht valt,j hand van hem, die oprap* n en vindt.... Is in het begin de kritiku;, i de aankondiger en de ve wat hij voelt, dat de t tooien, en is zijn onwil ei n tegen alles wat hij meent, dat/ wil versperren aan dat, *?? gestremd zijn eerbiedig ver U is de kritiek, het geschre, dan de bloesem van een cnv bre jeugd en elke verslagt n zekerheid voor d'overw wat hij voorstaat; is het hem < onverschillig, in zijn lyn< moed, nauwkeurig te bep. te begrenzen, eind en be?in stellen van wat hij als nieu.v de kracht erkent ever als de schijnende, getrouwe] die 's avonds zijn werktafe is het hem dan alleen i oc zijn gewekte ontroering u oogen neer te leggen als »eni rend hart, als een bloedvol or als een daad van het ,rc verborgen leven, hem die: meer natuurlijk dan wat d: dierbaar kan zijn en nat. genoemd worden; is de wr overtuiging hem dan zoo elke tegenspraak dan den t> Vermindert en naar een schur doet verwijzen, waar hij genoot meer is aan het zvw dat leven, zonder welk lev« n; abstractie een niet gangb; re meer is langzamerhan dat lyrische gevoel in den ;? reden en in den lust in eet or baar, onwrikbaar betoog z-.n: zóó niet te doen aanvaarden te uiten. Overreden is hert alle overweldigen >. .. Ge moet echter niet rr een deze tijd minder ironie font, scherpte van ommetrek, mi idw| van het onechte, minder af de onwezentlijken; minder hen, die zich in een kleedij vil den, welke hun niet pasten t gen| hun mislukking, zelf gevoelt beleden, te wanhopiger ven naarmate zij eiken dag du door het hart wordt erken geheim der kunst, God welke meanders, zich nat r wringt en naar den vorm, d.e i mogelijke uitdrukking va. stoorde evenwicht is, en t -n vorm, die een eindelooze me;odii zonder slak of vuil van vati met het overige naar b >ven| gedrongen of zich op de zie i zuiverende golf mee deind Deze nieuwe periode, de van de innerlijke vol wasset h neer het soms lijkt, dat het gelijk is niet zichzelf, rech:stn in gemoeds-rust (rust is ;e maar een evenwicht!) te zie \\ te zien zijn in zijn oordeel, la dan verbindt aan menscl, aan lezer, deze tijd is bij t: en l de werkelijke periode vocmogelijke oordeel. Dit mo:« deel kan alleen verhinderd ontstaan, doordat in zijn tijdig geweld week voor en de groote, oproerige gzich schikten tot die ande e die wonnen aan blijvende k zij verloren (schijnbaar) aai pelende hevigheid. DANSSHj EEN BESCHAAFD mlte In TANZ K L AU? ttnltttr.fe/kLEIDI C. J. Maks: Clowns (Tentoonstelïm De Onafhankelljken, Amsterdam)] wiezing der \ankelijkheid ? a over sommige ? en" te Amsterdam i zou onjuist zijn, het zou onbillijk zijn, te eisenen, & op deze toegemeten oi fhankelijken besprak. j om ' -ze onjuistheid te ver|om c '-e onbillijkheid te ontrkt t t het geven van enkele ngen, of wilt ge liever een , ter.:, tot het neerschrijven not ies, zooals ik dat wel w 'arvoor ik de wenken erdamschen Meester" no. 'lig heb; het was dan i zijn zijde een overtollige etf mij gedane dingen in te lieven, om een zwak|"stuk zóó doende een ruggewil n geven die het -P * * ' [eersr n, eigentlijk de eerste, bes -reken in deze Bloemt fl , ilegium, is de schilder ei ingh Onnes om zijn Kir. P. Gelein Vitringa i Het verk van dezen schilder |der wijfel onderschat. En all i lei, niet zoo moeielijk en. et werk van dezen dt, a uu den eenen kant, hoe eenvoudiger, terwijl het n tuurlijkheid wint aan laan gedegen schilderkunst. (dadei ik zóó zuiver misschien zond' moedwil, maar het jaltij discreet in dien moedet v waarloosde nooit, in [ider periode, van buiten Idere i minderrechtstreeksch, [ortre; den psychologischen )oo; deze bescheidenheid u.> tbundiger periode velen | vooi 'nj; nu, nu het terugis .eworden in zijn maerkf nt het zonder twijfel | zoo ts. Toch is dit portret, iror, nog niet het beste nnes (hij heeft ook :en ossere geschilderd) n end* dingen van deze ten;; h portret typeert, heeft ;en ! t heeft een natuurlijke iie h voor het demodeeren ie verk, dat ik niet ver te - ermelden, is dat van r. Ik moet onmiddellijk P, da de schilder niet goed d is; er zijn te weinig hem en dit zou ge!n bf waar blijven, zoo ik niet 100 d te hebben, dat een tent onstelling van het werk l gestorven schilder in voorjwas, ^raar, ik hoop het tenbel -.ngrijke werken uit zijn Kjd, ^;s de Wagenmaker e.a. jzull* t zijn en te gelijk een zi n teekeningen, zoowel iti.: gedetailleerde als die, b .edgehouden sarkasme te c tkennen is. is ie derde, dien ik hier is et .1 eigenaardig teekenaar lan ;en tijd en ge hebt nooit :n ;. ggen, dat hij, hoewel lir >, toonend van invloeden, linw, ? kten, hij toch niette geis J -et merkwaardige) steeds >nlij iheid was, wat de ver die ?ijn verdienste niet ontid-, hield. Het zou evenbijven te meenen, dat in fc*i werk geen wijzigingen waren. Juist in den l is r tegenover het stroeve, lang uitsluitend heeft v':en grooter lenigheid [(zoo pok hier). Zoo ge deze ~iig:;eid, grooter natuurlijkftischen zin, niet onmidmet objectiviteit. BIJ DE AFBEELDINGEN Boven: portret van Mr. P. Gtkin Vitringa door H. H. Kamerlingh Onnes. Onder: Hendrik Valk: Fantoom. Beide op de tentoonstelling der Onafhankel ijken, Amsterdam. (Eekman blijft een man van formu leeringen.) Er blijven mij nog over te bespreken of liever te noemen een paar der uitgenoodigde Franschen. Niet Biétry, die in zijn Compositie" Permeke's natuurlijke grootheid doet waardeeren, waartegenover zijn werk moedwillig wordt en innerlijk arm. Natuurlijk voor een Hollander en verstaanbaar is Poucholin een stilleven (10) en in een landschapje en Toublanc in zijn Molens in Bretagne. Het schijnt mij toe, dat deze keuze van Franschen niet van voldoende hoedanigheid is om ze naar Holland te laten komen. Al zijn wij wat schilderkunst aangaat, tegen woordig niet altijd van de eerste soort, toch is dat geen reden om niet kritisch te blijven of te zijn, wanneer wij aan het uitnoodigen gaan. Kritiek is ook een weg ter beterschap.... Wanneer ik ten slotte nog een kop vermeld, als beeldhouwwerk, die door zijn vorm van de haren enz. ons doet denken aan Rik Wouters' kopje naar zijn vrouw, zij het met een aantal restricties, dan is dit het laatste bloe metje in deze bloem-lezing. PLASSCHAERT Achteruitgang 'T r ET volk van Amsterdam, in al r?j zijn schakeeringen, heeft zich ?^ ?!? toch maar raar en achterlijk aangesteld tegenover die Fransche film van Feyder, La Kermesse hérotque. Eerst liep, op een enkel gerucht uit België, allerlei verdacht op onnoozel nationalisme te hoop om te weren wat, grootendeels pour Ie besoin de la cause, een beleediging onzer nationale eer, een hoon voor ons heldhaftig verleden ge noemd werd. Daar was zeer klaarblij kelijk niets van aan, want eerstens ging het over Vlaanderen, dat het bij onzen opstand tegen Spanje al heel gauw liet afweten, en vervolgens was hier zoomaar een farce bedoeld in een schilderachtig Breughelsche omgeving. Ten hoogste het Mannendom en wellicht de R. K. Kerk hadden zich kunnen ergeren over hetgeen hier Fransche geest en voortreffelijke filmkunst ook aan niet-Franschen wenschten te brengen. Dat is dan wel volkomen mislukt. Het twijfelachtig nationalisme zorgde voor afschrikkend schandaal, dat den braven burger thuis hield. Maar erger lijkt, dat zelfs in een veilig gestelden schouwburg geen belangstelling bleek te bestaan voor deze schitterende charge", en na een paar dagen de heele zaak alweer in den doofpot was. Het is dit tekort aan begrip en smaak voor een geest, die hier van oudsher inheemsch heette, dat zoo pijnlijk aandoet als botheid en achterlijkheid. En men kan niet laten te denken, dat een dertig jaar geleden er in dit land toch wel meer vatbaarheid en gevoel voor luchtigen Franschen geest te vinden was en het groote publiek inderdaad in beschaving is achteruitgegaan. Het loopt nu cliché-idealen achterna en onder scheidt niet meer, wat beteekent, dat er een bedenkelijk tekort aan humor is gekomen. En het aantal heilige huisjes, waarmee men niet meer spotten mag, vermeerdert met den dag. F. C. De oogen van Amsterdam kij ken door een bril v.ui Schmidt J. M. SCHMIDT, opticion, RoUin 72 PAG. 10 EN II DE GROENE N0.3M4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl