Historisch Archief 1877-1940
l
kan er in slagen, door middel van hun
gesproken tekst, op het tooneel een
sfeer te doen ontstaan van een bepaalde
wereld, waarin speciale wetten gelden.
Zoo kan men op een en hetzelfde
tooneel, op een en denzelfden avond,
twee verschillende werelden voor
stellen, een van Atheensche hove
lingen en werklieden, en n van
Oberon en zijn elfen, doordat geen van
beide werelden op het tooneel realiteit
is> en beide worden belicht van een
hoogeren dichterlijken geest uit. In de
eene wereld gelden menschelijke toe
standen, in de andere
bovenmenschelijke verhoudingen, niettemin kan de
eenheid gehandhaafd blijven.
De film geeft een photographische
reproductie van een geconstrueerde
tealiteit. Het gesproken woord kan
hier de fantastewereld niet voor den
toeschouwer oproepen, het beeld zelf
moet. dit nu doen. Maar de opname
van een mensch kan ons nooit de
fantasie van een fee geven, ook al is
deze persoon feeëriek gekleed en door
de lucht komen aanvliegen. Zoodra
we het beeld van zoo'n vrouw zien met
de voeten op den grond, is de realiteit
van den gewonen mensch voor ons
terug, aangezien deze speler niet als
op het tooneel de mogelijkheid bezit,
door den juist verklankten tekst, zonder
zichtbare bewijzen, een fantasie van
het bovenmenschelijke wezen bij den
toeschouwer op te roepen. Op de film
moet de bovennatuurlijke wereld ons
zonder onderbreking met zijn abnor
male verhoudingen picturaal voor
oogen gesteld worden, willen wij er
blijvend in gelooven, en zoo wordt
een gezamenlijke opname van natuur
lijke en bovennatuurlijke wezens, beide
door menschen voorgesteld, een onmis
kenbare mislukking.
In zijn tooneelvoorstelIing'JvanyA
Midsummernight's Dream ging
Reinhardt ook reeds te ver in realiteit; de
hofgroep, de werklieden en de elfen
werden allen gelijkelijk reëel uitgebeeld,
waardoor zij het onderlinge contrast
misten tusschen rang en stand,
tusschen menschen en feeën. Er ontstond
toen ook geen droomwereld; het
bleven menschen in een feeërieke
omgeving, doordat zij innerlijk niet in
de dimensie der fantasie waren opge
nomen. De vier minnenden als
liefdesquartet waren evenals op de film grof
en cynisch, de werklieden te opzettelijk
grappig en niet naïef genoeg, Oberon
te demonisch; het geheel te veel
midzornernachts-lust in plaats van
midzomernachts-droom.
Door tekort aan inzicht, wat het
verschil tusschen realiteit en gefanta
seerde realiteit betreft, heeft misschien
Reinhardt (die instinctmatig vroeger
de film verafschuwde, waarschijnlijk
omdat het direct zichtbare ook op het
tooneel nimmer zijn kracht was en
zijn genialiteit zich op het tooneel
elders manifesteert) zich laten ver
leiden tot het verfilmen van dit werk
van Shakespeare, een opgaaf, die aan
de hand van het tooneel-scenario niet
te vervullen is.
Voor de tooneelspeelkunst kan men
uit deze goed-bedoelde film-poging een
ontzaglijke leering trekken, namelijk
dat men picturale omlijsting en
ensceneering van de dramatische handeling
nooit als hoofdmiddel moet zien ter
opwekking van fantasie en ontroering
bij den toeschouwer, maar dat men
deze factoren Steeds moet blijven
beschouwen als een ondergeschikt
hulpmiddel. Voor alles moet de
spelleider zich inspannen muzikaal en
rhythmisch des dichters tekst te laten
vertolken, en den dramatischen inhoud
uit de fantasie aanduidend te doen
verwezelijken in eenvoud en schoon
heid, zij het ook gecontroleerd door
een psychologische ontleding der ver
schillende karakters.
KRITIEK DER
LERU
Albert Plasschaert
OFSCHOONfnlets beter is dan
het zoo goed als onophoudelijk
beoefenen van» laten wij zeggen,
het vak, waarnaar uw voorkeur gaat,
zeker als uw vak" u blijkt te wezen
een der noodzakelijke dingen in het
geestelijk leven van uw land, van uw
natie of van een uitgebreid Europa en
het meer blijkt te zijn een eervol ambt
dan een eens begonnen, later getrouw
voortgezette bezigheid dan zelfs
behoort het u van tijd tot tijd te over
komen, overvallen was hier een te
driftig woord, dat ge zonder uiterlijke
bezigheid stil gaat zitten en bedenken,
dat zulk vak of dat ambt, dat uw
onophoudelijke hartstocht is (die met
het winnen der ervaring zij het niet
uiterlijk dan toch innerlijk verandert)
langzaam een glimlach krijgt, waar
verbeten ernst zijn gewoonte was, en
dat het meer en meer zich verwijdt tot
het wèlverstaan van wat menschen,
zelfs schrijvers, schilders, beeldhou
wers en edele muzikanten, kunnen
vangen, verbergen en voor altijd open
baren in een maatgang van klanken,
van volumina en van soms het hart
verbijsterende tonen. Gebeurt u dit,
dan zal de aanhankelijkheid aan dat
vak of uwe toegenegenheid voor dat
ambt sterker steeds worden, al zult
ge gemakkelijker veel omvaemen en
dan zal wat ge bepaalt of met namen en
grenzen bepaalt, een onweerstaan
baarheid krijgen, die de anderen zal
treffen en u zelf genoegen zal doen, al
blijft uwe ontevredenheid steeds gedeel
telijk u aanzetten tot het zoeken van
wijder kim en tot het dieper boren
naar de bron, waaruit het werkelijkst
water welt....
Ik geloof, dat zóó doen en zoo
stilzitten, nooit uw wezen verandert,
maar wel de kracht van uw wezen doet
toenemen in een nieuwe rangschik
king, die van een rijken herfst den gloed
bezit en die uw boogerd met den geur
zal vullen van rijpende vruchten,
waarvan, nu en dan, als op een
solemneel moment (voltrekking van welke
begeerte?) een vrucht valt,j
hand van hem, die oprap* n
en vindt....
Is in het begin de kritiku;, i
de aankondiger en de ve
wat hij voelt, dat de t
tooien, en is zijn onwil ei n
tegen alles wat hij meent, dat/
wil versperren aan dat, *??
gestremd zijn eerbiedig ver U
is de kritiek, het geschre,
dan de bloesem van een cnv
bre jeugd en elke verslagt n
zekerheid voor d'overw
wat hij voorstaat; is het hem <
onverschillig, in zijn lyn<
moed, nauwkeurig te bep.
te begrenzen, eind en be?in
stellen van wat hij als nieu.v
de kracht erkent ever
als de schijnende, getrouwe]
die 's avonds zijn werktafe
is het hem dan alleen i oc
zijn gewekte ontroering u
oogen neer te leggen als »eni
rend hart, als een bloedvol or
als een daad van het ,rc
verborgen leven, hem die:
meer natuurlijk dan wat d:
dierbaar kan zijn en nat.
genoemd worden; is de wr
overtuiging hem dan zoo
elke tegenspraak dan den t>
Vermindert en naar een schur
doet verwijzen, waar hij
genoot meer is aan het zvw
dat leven, zonder welk lev« n;
abstractie een niet gangb; re
meer is langzamerhan
dat lyrische gevoel in den ;?
reden en in den lust in eet or
baar, onwrikbaar betoog z-.n:
zóó niet te doen aanvaarden
te uiten. Overreden is hert
alle overweldigen >. ..
Ge moet echter niet rr een
deze tijd minder ironie font,
scherpte van ommetrek, mi idw|
van het onechte, minder af
de onwezentlijken; minder
hen, die zich in een kleedij vil
den, welke hun niet pasten t gen|
hun mislukking, zelf gevoelt
beleden, te wanhopiger ven
naarmate zij eiken dag du
door het hart wordt erken
geheim der kunst, God
welke meanders, zich nat r
wringt en naar den vorm, d.e i
mogelijke uitdrukking va.
stoorde evenwicht is, en t -n
vorm, die een eindelooze me;odii
zonder slak of vuil van vati
met het overige naar b >ven|
gedrongen of zich op de zie i
zuiverende golf mee deind
Deze nieuwe periode, de
van de innerlijke vol wasset h
neer het soms lijkt, dat het
gelijk is niet zichzelf, rech:stn
in gemoeds-rust (rust is ;e
maar een evenwicht!) te zie \\
te zien zijn in zijn oordeel, la
dan verbindt aan menscl,
aan lezer, deze tijd is bij t: en l
de werkelijke periode
vocmogelijke oordeel. Dit mo:«
deel kan alleen verhinderd
ontstaan, doordat in zijn
tijdig geweld week voor
en de groote, oproerige
gzich schikten tot die ande e
die wonnen aan blijvende k
zij verloren (schijnbaar) aai
pelende hevigheid.
DANSSHj
EEN BESCHAAFD
mlte In
TANZ K L AU?
ttnltttr.fe/kLEIDI
C. J. Maks: Clowns (Tentoonstelïm
De Onafhankelljken, Amsterdam)]
wiezing der
\ankelijkheid
? a over sommige
? en" te Amsterdam
i zou onjuist zijn, het zou
onbillijk zijn, te eisenen,
& op deze toegemeten
oi fhankelijken besprak.
j om ' -ze onjuistheid te
ver|om c '-e onbillijkheid te
ontrkt t t het geven van enkele
ngen, of wilt ge liever een
, ter.:, tot het neerschrijven
not ies, zooals ik dat wel
w 'arvoor ik de wenken
erdamschen Meester"
no. 'lig heb; het was dan
i zijn zijde een overtollige
etf mij gedane dingen in
te lieven, om een
zwak|"stuk zóó doende een
ruggewil n geven die het
-P * * '
[eersr n, eigentlijk de eerste,
bes -reken in deze
Bloemt fl , ilegium, is de schilder
ei ingh Onnes om zijn
Kir. P. Gelein Vitringa
i Het verk van dezen schilder
|der wijfel onderschat. En
all i lei, niet zoo moeielijk
en. et werk van dezen
dt, a uu den eenen kant, hoe
eenvoudiger, terwijl het
n tuurlijkheid wint aan
laan gedegen schilderkunst.
(dadei ik zóó zuiver misschien
zond' moedwil, maar het
jaltij discreet in dien
moedet v waarloosde nooit, in
[ider periode, van buiten
Idere i minderrechtstreeksch,
[ortre; den psychologischen
)oo; deze bescheidenheid
u.> tbundiger periode velen
| vooi 'nj; nu, nu het
terugis .eworden in zijn
maerkf nt het zonder twijfel
| zoo ts. Toch is dit portret,
iror, nog niet het beste
nnes (hij heeft ook
:en ossere geschilderd) n
end* dingen van deze
ten;; h portret typeert, heeft
;en ! t heeft een natuurlijke
iie h voor het demodeeren
ie verk, dat ik niet ver
te - ermelden, is dat van
r. Ik moet onmiddellijk
P, da de schilder niet goed
d is; er zijn te weinig
hem en dit zou
ge!n bf waar blijven, zoo ik niet
100 d te hebben, dat een
tent onstelling van het werk
l gestorven schilder in
voorjwas, ^raar, ik hoop het
tenbel -.ngrijke werken uit zijn
Kjd, ^;s de Wagenmaker e.a.
jzull* t zijn en te gelijk een
zi n teekeningen, zoowel
iti.: gedetailleerde als die,
b .edgehouden sarkasme
te c tkennen is.
is ie derde, dien ik hier
is et .1 eigenaardig teekenaar
lan ;en tijd en ge hebt nooit
:n ;. ggen, dat hij, hoewel
lir >, toonend van invloeden,
linw, ? kten, hij toch niette
geis J -et merkwaardige) steeds
>nlij iheid was, wat de ver
die ?ijn verdienste niet
ontid-, hield. Het zou
evenbijven te meenen, dat in
fc*i werk geen wijzigingen
waren. Juist in den
l is r tegenover het stroeve,
lang uitsluitend heeft
v':en grooter lenigheid
[(zoo pok hier). Zoo ge deze
~iig:;eid, grooter
natuurlijkftischen zin, niet
onmidmet objectiviteit.
BIJ DE AFBEELDINGEN
Boven: portret van Mr. P. Gtkin
Vitringa door H. H. Kamerlingh Onnes.
Onder: Hendrik Valk: Fantoom.
Beide op de tentoonstelling der
Onafhankel ijken, Amsterdam.
(Eekman blijft een man van formu
leeringen.)
Er blijven mij nog over te bespreken
of liever te noemen een paar der
uitgenoodigde Franschen. Niet Biétry,
die in zijn Compositie" Permeke's
natuurlijke grootheid doet waardeeren,
waartegenover zijn werk moedwillig
wordt en innerlijk arm. Natuurlijk
voor een Hollander en verstaanbaar is
Poucholin een stilleven (10) en in een
landschapje en Toublanc in zijn
Molens in Bretagne. Het schijnt mij
toe, dat deze keuze van Franschen niet
van voldoende hoedanigheid is om ze
naar Holland te laten komen. Al zijn
wij wat schilderkunst aangaat, tegen
woordig niet altijd van de eerste soort,
toch is dat geen reden om niet kritisch
te blijven of te zijn, wanneer wij aan
het uitnoodigen gaan. Kritiek is ook
een weg ter beterschap....
Wanneer ik ten slotte nog een kop
vermeld, als beeldhouwwerk, die door
zijn vorm van de haren enz. ons doet
denken aan Rik Wouters' kopje naar
zijn vrouw, zij het met een aantal
restricties, dan is dit het laatste bloe
metje in deze bloem-lezing.
PLASSCHAERT
Achteruitgang
'T r ET volk van Amsterdam, in al
r?j zijn schakeeringen, heeft zich
?^ ?!? toch maar raar en achterlijk
aangesteld tegenover die Fransche film
van Feyder, La Kermesse hérotque.
Eerst liep, op een enkel gerucht uit
België, allerlei verdacht op onnoozel
nationalisme te hoop om te weren wat,
grootendeels pour Ie besoin de la cause,
een beleediging onzer nationale eer, een
hoon voor ons heldhaftig verleden ge
noemd werd. Daar was zeer klaarblij
kelijk niets van aan, want eerstens ging
het over Vlaanderen, dat het bij onzen
opstand tegen Spanje al heel gauw liet
afweten, en vervolgens was hier zoomaar
een farce bedoeld in een schilderachtig
Breughelsche omgeving. Ten hoogste het
Mannendom en wellicht de R. K. Kerk
hadden zich kunnen ergeren over hetgeen
hier Fransche geest en voortreffelijke
filmkunst ook aan niet-Franschen
wenschten te brengen.
Dat is dan wel volkomen mislukt.
Het twijfelachtig nationalisme zorgde
voor afschrikkend schandaal, dat den
braven burger thuis hield. Maar erger
lijkt, dat zelfs in een veilig gestelden
schouwburg geen belangstelling bleek te
bestaan voor deze schitterende charge",
en na een paar dagen de heele zaak
alweer in den doofpot was.
Het is dit tekort aan begrip en smaak
voor een geest, die hier van oudsher
inheemsch heette, dat zoo pijnlijk
aandoet als botheid en achterlijkheid.
En men kan niet laten te denken, dat
een dertig jaar geleden er in dit land toch
wel meer vatbaarheid en gevoel voor
luchtigen Franschen geest te vinden
was en het groote publiek inderdaad in
beschaving is achteruitgegaan. Het loopt
nu cliché-idealen achterna en onder
scheidt niet meer, wat beteekent, dat er
een bedenkelijk tekort aan humor is
gekomen. En het aantal heilige huisjes,
waarmee men niet meer spotten mag,
vermeerdert met den dag.
F. C.
De oogen van Amsterdam kij
ken door een bril v.ui Schmidt
J. M. SCHMIDT, opticion, RoUin 72
PAG. 10 EN II DE GROENE N0.3M4