Historisch Archief 1877-1940
Mr. M. Kann
Rudolf Olden: Hitler (Querido,
Amsterdam) ; Kon ra d Heiden:
Hitler (Europa Verlag, Zürkh)
WIE is deze man, die door heel de wereld
gevreesd wordt, terwijl toch geen ern
stig denkend mensen au serieux kan
nemen, wat hij verkondigt ?
Wie is de man, om wien de politiek van ons heele
werelddeel draait en in wiens handen wij de be
slissing weten van de vraag: Vrede of oorlog ?
Wat staat ons van hem te wachten?
Deze vragen worden aangeroerd en voor zooveel
doenlijk beantwoord door Olden zoowel als door
Heiden. Het is onmogelijk uit te maken welke
van de twee auteurs zich het beste van hun taak
gekweten hebben. Zij hebben het beide op een op
merkelijk goede wijze gedaan.
Hun boeken passen bij elkaar als doos en deksel.
Er zijn wel verschillen, maar niet in taxatie van
feiten, noch in kleur. Beide zijn objectief. Maar
terwijl Heiden de figuur van Hitler van buiten-af
bekijkt, van de feiten uit gezien waarbij hij de .
?psychologische reacties van den grooten agitator op
Me politieke gebeurtenissen natuurlijk niet buiten
l Beschouwing laat schetst Olden ons meer de
persoonlijkheid, die dan telkens getoetst wordt aan
zijn botsingen met de buitenwereld, met milieu en
omstandigheden.
Niet dat Heiden het psychologische
veronachtzaaf.mt. In de tweede helft van zijn boek laat hij den
geh-eelen kring om Hitler, nauwkeurig gekarakteri
seerd, de revue passeeren na zich niet' minder
nauwgezet bezig te hebben gehouden met des
Führers psychologische gesteldheid. Hij daalt af
tot in de intiemste détails (blz. 353), bespreekt
Hitler's relaties tot vrouwen, den zelfmoord van zijn
nichtje, en wat er verder bekend is van de neigingen
van dit emotioneel karakter. Daarbij snijdt hij een
vraag aan, die ieder zich wel zal hebben gesteld.
Het antwoord sluit iederen twijfel uit. Hij houdt
zich daarbij slechts aan de exacte feiten. Olden
daarentegen, die de toevallige selectie van bekende
feiten, en onbevestigde vermoedens voorbijgaat,
geeft in-eens een scherp omlijnde karakterschets.
Be.'iden komen in hun boek tot een vernietigende
conr-ïusie. Kon het anders? Dit doet niets af aan
het feit, dat beide schrijvers volkomen objectief zijn.
?TJit mag den onverhoedschen lezer ietwat sterk
lijken. Objectief-zij n beteekent echter een zich vrij
n laken van voor- oordeelen, een onpartijdig en
n'auwgezet afwegen van alle bekende feiten en
rrWieven maar daarna heeft de beoordeelaar
(ian ook volle vrijheid van conclusie. Objectiviteit
laat zich natuurlijk slechts benaderen; maar dan
'?toch heel dicht benaderen. Over de noodzakelijkheid
1 om tot een rond-uitgesproken conclusie te komen,
? zegt Heiden in" zijn inleiding: Objectivitat ist
' keine Standpunktlosigkeit." Hij weidt dan nog
even uit over de moeilijke vraag of dieser Gegner
een historisch-belangrijke figuur is en hij merkt
daarbij op dat de Geschiedenis het begrip kent der
waardelooze grootheid. Die slaat gaten in het
menschengeslacht, maar dat zijn geen voren waarin
het zaad kiemt.
* *
*
Er is nog een reden om juist deze twee auteurs
het keur toe te kennen van de objectiviteit die zij
nastreven. Geen van beiden immers behooren zij tot
milieu's die hen als't ware voorbestemden tot strijd
bare tegenstanders; hetzij dan dat zij beiden de weten
schap, de kunst en de waarheid met hart en ziel
zijn toegedaan. Heiden maakte zelfs in den aan
vang deel uit van die groep van Münchener jongeren,
BOLS
't l* vreemd, dat m«rt in N»«t«i4ond
Voer Buitonlandsch Likeur is.
Terwijl voor Buitenlanden juist
Nérlandsch weer superieur n.
O* Buitenlanden gaven om
Hier een uitstekend lesje:
D* héle wereld kijkt direct:
Stool er wel BOIS op fleschje*
die zich de eerste jaren om Hitler vormde. Olden
hoorde tot die gezeten en onafhankelijke inter
nationale publicisten, die zelfs in de jaren van het
verval nog een vrijwel onbekommerd bestaan hadden.
Hij is wel van Duitsche kom-af. Hij behoort tot die
talrijke kunstminnende aanzienlijke geslachten,
die geen aanspraak maken op een ariërdom" in
vier kwartieren, maar zich van den loop van zaken
in Duitschland niets hoeven aan te trekken.
Beide schrijvers staan lang stil bij Hitler's ante
cedenten, bij zijn afkomst en zijn schooljaren. Zij
wijzen op onjuistheden en verzwijgingen in Mein
Kampf". In groote lijnen loopt evenwel hun ver
haal evenwijdig met deze autobiografie. De werke
lijkheid is alleen een beetje minder fraai. Weenen,
waar Hitler terecht komt, brengt hem als toevluchts
oord een Tehuis voor dakloozen. Daar begint de
politiek. Of liever: de agitatie. Op merkwaardige
wijze maakt hij zich die politieke en agitatorische
stelregels eigen, die met zijn broedende, schuchtere,
romantische, onontwikkelde maar sluwe geest
correspondeeren. Daar teekent zich reeds de tweestrijd
af tusschen zijn zucht om zich te laten gelden en zijn
minderwaardigheidsgevoel.
Zijn grootduitsche gevoelens brengen hem er toe
bij het uitbreken van den oorlog in het Duitsche
leger dienst te nemen. Zijn oorlogsleven is totaal
onbelangrijk. Het blijkt niet goed verklaarbaar, hoe
hij met het Ijzeren Kruis ie ld. terug komt. Na den
oorlog vindt hij zijn ware bestemming in het Duitsch
land van de inflatie, van het bendewezen, en den
burgeroorlog. Het blijkt dat hij door Beiersche
officieren eigenlijk gebruikt wordt tot het
organiseeren van een schwarze Reichswehr, Maar in zijn
fantasieën ziet hij zich zelf als de groote Leider. Zijn
agitatorische denkbeelden kristalliseeren zich. Daar
van wordt n trek duidelijk, waarop in de geschie
denis van den dag nog niet zoo scherp het licht is
gevallen. Het is zijn taktiek, in zekeren zin een
trouw .principe, om machtige instellingen" te ont
zien ze hoogstens dienstbaar te maken en
slechts zwakkeren aan te vallen.
Beide auteurs wijzen hierop. Dit is een punt dat
voor de wereldgeschiedenis Van overwegend belang
is. De voor de hand liggende conclusie is nl. dat slechts
een overmacht tegen het nationaal-socialisme den vrede
verzekeren kan.
Na een mislukte Putsch wordt Hitler gevangen
gezet. Een ramp voor de pas gevormde partij.
Rohm organiseert dan echter de S.A. En Mein
Kampf" ontstaat.
Daarna volgt, wanneer de inzinking overwonnen
is, een periode van activiteit. De partij groeit. Voor
Hitler's redevoeringen zijn de zalen te klein. Over des
Führers gave van het woord zegt Olden (blz. 88) het
volgende:
Een woordenstroom? Een waterval! Schaffhausen, de
Niagara, mér nog i Even breed, maar van een onafzienbare,
nimmer ophoudende lertgtï.
Hoewel de spreker na een kwartier in 't zweet baadt, zijn
boord uitgewrongen kan worden en zijn haarlok hem als een
natte dweil in 't gezicht hangt, voelt het publiek dat hij
dóór zou kunnen spreken, uren en dagen lang. Dan korrt,
soms al in 't begin, soms pas na eenigen tijd, het moment
dat de spreker den geest krijgt. Terwijl het niet meer op
begrijpelijke zinnen en goed-gearticuleerde woorden aankomt,
breekt snikkend, schreeuwend en heesch het Oroote Onbe
kende los. De luisteraar, die tot nu toe koud gebleven Is,
wordt geboeid. Het wordt hem duidelijk dat voor zijn oogen
en ooren een phenomeen plaats grijpt, een doorbraak van
het onbewuste, waarbij zin en waanzin inén vloeien. Hij ziet
hoe voor zijn oogen een natuurkracht ontketend wordt. Dit
is het oogenblik waarop mannen uitbrtken in een razernij
van bijval en vrouwen in hysterische toejuichingen.
Van dit oogenblik af staat de agitator tegenover een heel
ander publiek. Zij, die niet voor hypnose vatbaar zijn, gaan
vol afkeer weg om nooit meer terug it komen. De overigen
zijn den spreker voor het leven toegedaan. Voor hen is hij
de Verlosser, de Nationale Heiland.
Met de wisselingen van het getij groeit of zinkt
de nationaalsocialistische beweging. De Roer-herrie
en de inflatie zijn afgeloopen. Een rustige tijd en een
verbeterde conjunctuur zijn geen goede voedings
bodem. Maar zoo mocht het niet blijven. Tot de dood
zonden van de na-oorlogsche wereld hoort het
nationalisme. Na Stresemann's dood neemt dat ge
vaarlijke vormen aan. Brüning moet er aan toe
geven. Hochschutzzoll en Anschluss verjagen het
binnengestroomde kapitaal. De agrarische poli
tiek Verergert de levensomstandigheden voor den
arbeider. Werkloosheid neemt toe. .
Het is in deze jaren, dat Hitler's theorieën vat op
de groote massa krijgen. Een warhoofdig socia
lisme, waarin Hitler niet gelooft, antisemitisme,
waarin hij blijkbaar zelf wel gelooft, een id
efixe dat waarschijnlijk pathologisch verankerd is.
De demagogie viert hoogtij. De constructie, die
hij aan het wereldgebeuren geeft, is tegelijk sim
plistisch en absurd. Alle groepen die hij voor
vijMIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
s
s
s
s
MUSSERT heeft een waar woord!
In Volk en Vaderland schrijf
nationaal-socialisme wordt niet
wordt gevoeld."
Volkomen juist. In zeker land
tionaal-socialisme aan de macht is
er hoe langer hoe minder van, maar
ze het geducht.
| Vaderlandsche strategie
f ("NE LUITENANT-GENERAAL W.|
= L/ Dam van Isselt heeft een stokj
i geniale, kenmerkend Nederlandsche
s oorlogvoeren van Prins Maurits. Gfu»
| v. I. heeft ons steeds voorgehouden, dat]
| de vaststelling van de strijdwijze te ve
| van ons vaderland met zijn eigenaardig
| gesteldheid, niet in de eerste plaats
| buitenland moesten kijken, doch on
| krijgsgeschiedenis zorgvuldig moesten.
| ren. Onze grootste militaire strategen,]
| houders Maurits, Willem Lodewijk,
Hendrik en Willem III, moesten in
5 plaats onze leermeesters zijn."
Jan. '36).
E' Ziedaar echt vaderlandsche stratagjJ
i buitenland schrijven ze dikke boeken]
| het vraagstuk van den oorlog van morg
i wij richten ons naar de oorlogvoering i
i driehonderd jaar, toen er nog geen ta
anden des volks uitmaakt, ieder streven
zijn wereldvisie ingaat, vat hij samen
coöperatie van krachten, als n enk de |
Joden, Marxisten, de Kerk, het Paciiis
gehoor slikt alles.
Zijn agressief programma in zaken van|
landsche politiek het zijn dan
Pollacken", de Polen, die het moeten ont|
dient tweeërlei doel: in de eerste plaais
een uitstekend opruiingsmiddel voor
massa, in de tweede plaats belooft het,
geval, dat hij aan 't bewind komt, de Auti
En dat verzekert hem sympathie, en niq
platonische sympathie, bij Rijksweer en n|
Het is in deze jaren dat Hitler met eer. <
aantal rijksdagzetels strijkt. Zijn obstru :tiej
iederen parlementairen arbeid. Getrouw aanzj
cipe om te buigen voor machtige instelling
Hitler er aan om op legale wijze de machlj
overen. De lezer van de hier aangehaalde}
moet echter voor zich zelf maar beoord:
soort legaliteit ook hout snijdt.
* *
Het blijkt dat buitenstaanders, die
ingelicht zijn, soms den ernst van een ..ft
overschatten. Hitler zou het is ver\
om 't te lezen, maar het is zoo nooit
hebben bereikt wanneer Papen en Schieid
op zoo'n dwaze, naïeve en gewetenlooze
elkander hadden geïntrigeerd. De partij)
zich weer in dalende richting. Het geld
het zou op een bankroet zijn uitgeloopeij
op een revolutie!) wanneer Von Papen]
pure wraak tegen zijn. opvolger Von
opnieuw een liaison tot stand had gebrncl
financieel zoo machtige Rijn-en-Ro< r-|
En wanneer niet Hindenburg langzan eij
speelpop was geworden van een corrupt'
Het is vermakelijk om van de or.t
tusschen Hindenburg en Hitler te lezen. Dd
keer vergast Hitler hem op een orkaan v< n|
Hitler had dat noodig om zijn minderwfic
gevoel te overwinnen. De uitwerking
rechtsch. Het moet precies zóó zijn gew^
later Sir John Simon en Anthony Eden de
Hitler opzochten.
In de intriges om en zonder Hindenbt
ten slotte Von Papen, die overwon. Hij
tenminste, maar alras bleek dat hij
waard gerekend had. Hij heeft, in de rf
lichtvaardigheid hem eigen, alles onder
de nationaalsocialistische activiteit, die
het kon in perverse beestachtigheden
trouw van den nieuwen kanselier aan
afspraken, die steeds ophield wanneer Hl
door de omstandigheden van zijn ee
slagen achtte; en de Rücksichtslosigkeit
Hitler zijn doeleinden verwezenlijkt.
Heiden sluit zijn beschouwing af na all!
daden van den 3osten Juni. Hiervan geeft'
Nederlandsche volk dat met deze ge
westen geen directe banden heeft en
al te zeer bezig met eigen zorgen
geneigd is te vergeten, welk een
overgroot deel van het Koninkrijk der
Nederlanden om en bij den evenaar
ligt; en als men geluisterd heeft, heeft
men ook kunnen leeren, dat daar nog
een veel grootere nood heerscht dan
hier te lande.
Die nood is een dubbele: de
dwingendste is de economische, veroorzaakt
doordat vooral op Java met den opbloei
der Europeesche culturesbevolkings
aantal en levenspeil der bevolking
omhoog is geschoten en dit laatste,
te erger door den bevolkingsgroei?,
i-net de crisis der cultures is
ineenrgeploft. Aan steunmaatregelen is bijna
d ^een beginnen, omdat het
overheidsccudget voor een overgroot deel ook
strp den bloei der cultures dreef. Daar
hes thans zoo op bezuinigd en de
daevolkingsbelastingen, m. n. de
rnonoge«'>lies voor zout en hout, zijn thans
tre'>o drukkend, dat zelfs de allerminst
de'ïoruitstrevende Katholieke
specialireilJt namens zijn fractie bezwaar maak
sel, tegen verdere pogingen tot een
'uitend budget. Bij zijn aandrang tot
r'een overnemen van een deel der lasten
e?vooral de militaire door het
mnoederland, vond ir. Feber trouwens
Hij een groot deel der Kamer steun.
r Minister Colijn liet zich door de Katho
lieke dreigementen niet uit zijn tent
c-lokken zoo als dezen zomer: hij
reageerir.ie zijn boosheid af op Sneevliet en gaf
delen Katholieken deels toe, weerlegde
beien deels bij zijn antwoord. Op dit
reerrein stond hij trouwens sterk.
Hoogsc tens kan men met de departements
ambtenaren, die van den geforceerden
bbezuinigingsarbeid met verlof komen
uitblazen zeggen, dat de laatste
^?0 millioen heusch wel gevonden
t worden als men nu Indiëeens drie
l jaar lang een nieuwe bezuinigings
reorganisatie bespaart.
MEER ZOU ER TE ZEGGEN ZIJN
over het regeeringsbeleid inzake
7 de politieke controle op het inlandsche
cultureele leven. De gezagshandhaving
waarvoor de heer Colijn zijn eigen
bewind, uitgevoerd door G. G. de Jonge,
prees, is waarlijk niet zoo'n kunst met
behulp van zulk een arsenaal van juri
dische en politioneele hulpmiddelen en
tegenover een zoo zachtaardige en zoo
volkomen weerlopze bevolking. Meten
met twee maten is fataal. De ware
grond voor
gezag-op-den-langen-termijn, het vertrouwen, wordt op deze
wijze voor jaren, zoo niet voor gene
raties vernield. Want tegenover deze
onderdrukking van hoogstens met den
mond gevaarlijke nationalisten, steekt
de zachtaardige behandeling van de
nationaal-socialisten, wier activiteit
nocli op de rasverhouding noch op
? 4«i Duitschen expansiedrang gunstig
werkt, schril af.
HET TIENJARIG BESTAAN VAN
DE V.P.R.O. is verleden Zondag
in de vrijzinnige kerken gevierd en op
den avond, dat dit nummer verschijnt,
wordt deze kleine maar belangrijke
omroepvereniging door verschillende
kerkgenootschappen en groepen en
last not least door minister Oud
gehuldigd. Niet alleen in eigen kring
als prediker en cultuurverbreider en
als samenbindende factor in het zoo
aan groepsindividualisme lijdende
Vrijzinnig-Protestantisme, heeft deze om
roep nuttig werk gedaan, maar ook naar
buiten als brug voor moderne
cultuurmenschen intellectueelen zoowel als
arbeiders naar den te vaak in oude
vormen verhulden godsdienst. En tege
lijk is haar vorm van arbeid een per
manent baken in de woelige wateren
onzer verdeelde omroepwereld, hoe
een waarlijk nationale omroep, dat
wil zeggen onder een leiding, die alle
hoofdschakeeringen van ons volk ver
tegenwoordigt , aangevuld zou kun
nen worden door bijzondere omroepen
voor *>nkete.:uren per week.
Uit De Groene van 20 September 1896
TEVEEL AAN IIHENTEITEI
\Y/IJ vervolgen deze week onze
W serie artikelen uit vroegere jaar
gangen met een plaat en een artikel
over universitaire vraagstukken.
Reeds in zijn eersten j aar gang bevatte
De Groene een artikel over de
Amsterdamsche universiteit, met de
aanbeveling om zich op een aantal
moderne takken van wetenschap te
specialiseeren. Telkens komt voorts
de voor die jaren omstreeks looo
kenmerkende vraag ter sprake, of
de theologische faculteit nog wel aan
een neutrale" universiteit
thuisbehoort. Regelmatig verschijnen ook
de gebroeders Melchior en Hector
Treub (de econoom en de gynaeco
loog) ten tooneele, elkaar wederkeerig
furor operandi", opereerwoede ver
wijtende.
Voor deze week geven wij als
merkwaardigen tegenhanger van het
teveel aan gestudeerden, een artikel
uit 1896 over het teveel aan univer
siteiten, wat op te weinig studenten
zou wijzen. Als men bedenkt, dat wij
sindsdien nog vier hoogescholen en
een universiteit rijker zijn geworden,
werpt dit een fel licht op de toename
van het aantal studeerenden.
De teekening van Braakensiek is
gewijd aan een voorstel van den
heer Wüste om de Amsterdamsche
universiteit op te heffen of haar aan
het Rijk over te doen.
BIJ het overdragen van het recto
raat der Leidsche Hoogeschool
heeft prof. Martin zich als volgt
uitgelaten:
MA1 schijnt de opheffing van een of
zelfs twee hoogescholen niet aan
staande, het zal er noodzakelijk toe
moeten komen, en het ceterum
censeo" behoort zonder verzwakking
te blijven klinken. Intusschen zal men
de wetenschappelijke studiën reeds zeer
kunnen verbeteren, indien men afziet
van de principieele gelijkheid der acade
mies. Waartoe heeft elke hoogeschool
een sterrewacht noodig? Waartoe
overal onvolledige musea? Versnippe
ring van leerkrachten en leermiddelen
is verderfelijk."
Wij hebben zelf zoo dikwijls de
wenschelijkheid eener hervorming van
ons. Hooger Onderwijs, in deze rich
ting, bepleit, dat het ons niet anders
dan genoegen kan doen een Leidsch
professor aldus te hooren spreken.
Tonnen gouds zouden bespaard en het
onderwijs in hooge mate verbeterd
kunnen worden, wanneer men de Rijks
universiteit en de ne Gemeenteuni
versiteit inrichtte voor n of hoog
stens twee faculteiten. Te Amsterdam
met haar zeldzaam rijk materiaal be
hoorden de faculteiten der wis- en
natuurkunde en der geneeskunde, te
Leiden diéder rechten, te Utrecht die
der theologie, te Groningen die der
letteren, tot haar volle recht te komen,
terwijl de bestaande inrichtingen voor
natuurkundig en medisch onderwijs
voorloopig behouden zouden kunnen
blijven tot opleiding van natuurkun
digen en medici, die -dan aan een vol
slagen Faculteitsschool hun studie
zouden moeten voltooien.
Door hervorming van de zooge
naamde Universiteiten in
faculteitsscholen zouden vele voordeelen worden
behaald.
De heer Martin klaagde over de
bibliotheek, die slechts ? 9550 subsidie
ontving. Zeker een veel te geringe som
voor 5 faculteiten. Maar stel dat de
juridische faculteit eens uitsluitend te
Leiden gevestigd was, de bibliotheek
voor deze faculteit aangevuld werd met
al het bruikbare, dat in de andere uni
versiteitsbibliotheken aanwezig is, en
deze ne faculteit eens de helft ont
ving van hetgeen thans voor juridische
werken aan drie of vier universiteiten
wordt uitgegeven, zou de toestand niet
zeer veel verbeterd zijn?
Over de ruimte en inrichting der
bibliotheekgebouwen wordt vaak ge
klaagd. Van Houten vroeg twee jaar
geleden nog iets meer dan een ton,
alleen voor de uitbreiding der
Groningsche bibliotheek, als sprak het van
zelf , dat er nog vele jaren te Gronin
gen een boekerij voor vijf faculteiten
noodig zou zijn l Welnu, maak de
Universiteiten tot faculteitsscholen en
alle bibliotheeksgebouwen beantwoor
den voor geruimen tijd weder aan de be
hoefte.
Dit geldt natuurlijk evenzoo voor
laboratoria, musea, enz.
Als met opzet, wordt hier te lande voor
het hooger onderwijs veel meer uit
gegeven dan noodig is ? maar zóó, dat
allen reden hebben tot klagen.
Waarom, vroeg de heer Martin, moet
iedere hoogeschool een sterrewacht
hebben, waarom overal musea, die nu
overal onvolledig blijven, enz.? Ook
wij hebben dit reeds jarenlang ge
vraagd. Waarom? ... Om twee rede
nen: Allereerst, omdat de meeste pro
fessoren zelf dezen voor het onderwijs
zoo nadeeligen toestand bestendigd
wenschen te zien. Dachten al de col
lega's over de zaak gelijk prof. Martin,
daar zou reeds sedert lang een krach
tige beweging tot hervorming van het
hooger onderwijs van de hoogleeraren ;
zelf zijn uitgegaan en zulk een bewe-1
ging zou onweerstaanbaar wezen.
Maar het tegendeel is het geval. Prof.
Martin is een uitzondering op den regel.
Hoogleeraren zijn gewoon hun
Universiteitje te beschouwen als het heilige
huisje, waaraan niet geraakt mag wor
den. Bij openbare plechtigheden heb
ben zij steeds den mond vol van den
bloei dier Universiteit, waaraan zij ver
bonden zijn, als waren deze
allegebrekkigste, geldverslindende inrichtingen
niet in menig opzicht vierkant gekeerd
tegen de belangen van het onderwijs.
Welk hoogleeraar te Groningen of te
UtrechtroeptmetProf.Martinuit:
Ceterum censeo academiam esse delendaml"
Of is, zonder dat men het heeft kun
nen bemerken, een andere geest in de
hooggeleerden gevaren?
Zoo dit het geval mocht zijn, dan
dient men toch te bedenken, dat er in
ons land geen oplossing van de
Universiteitsquaestie is te vinden, tenzij'de
herschepping van de Hoogescholen)4a
faculteitsscholen. De opheffing van
n of twee Universiteiten is een ijjlele
wensch; de vervulling daarvan/: zal
steeds afstuiten op den tegenstand i der
belanghebbende steden en gewesten.
Indien de Leidsche hoogle-er
wiens hartelijke belang
voor het onderwijs zoo
nend onderwerp reeds is
eens aan het hoofd steldl
weging in de aangeduid*]
Wie weet hoe spoedig
delenda verdelgd zou ziji
De Heer Wüste en de Amsterdamsche Unlve]
K
!*,
/Tf
&
«h* « Jffmi*'^
lm ttttt, '
**^«
'
i-i
&.
'???' >F
.ffV
J.'
Teekenln| van Joh. Brukentlek In De Groene van 6 Novembj
De Nederlandsche Maagd: Moor Meneer Wüste, wat gaat u nu beginnen T"t
De Heer Wüste: W// u /iet.partijtje overnemen, Mevrouw? Het kost ons te
onderhoud."
GR
IE
?v.
*'