De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 29 februari pagina 3

29 februari 1936 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Mr. M. Kann Rudolf Olden: Hitler (Querido, Amsterdam) ; Kon ra d Heiden: Hitler (Europa Verlag, Zürkh) WIE is deze man, die door heel de wereld gevreesd wordt, terwijl toch geen ern stig denkend mensen au serieux kan nemen, wat hij verkondigt ? Wie is de man, om wien de politiek van ons heele werelddeel draait en in wiens handen wij de be slissing weten van de vraag: Vrede of oorlog ? Wat staat ons van hem te wachten? Deze vragen worden aangeroerd en voor zooveel doenlijk beantwoord door Olden zoowel als door Heiden. Het is onmogelijk uit te maken welke van de twee auteurs zich het beste van hun taak gekweten hebben. Zij hebben het beide op een op merkelijk goede wijze gedaan. Hun boeken passen bij elkaar als doos en deksel. Er zijn wel verschillen, maar niet in taxatie van feiten, noch in kleur. Beide zijn objectief. Maar terwijl Heiden de figuur van Hitler van buiten-af bekijkt, van de feiten uit gezien waarbij hij de . ?psychologische reacties van den grooten agitator op Me politieke gebeurtenissen natuurlijk niet buiten l Beschouwing laat schetst Olden ons meer de persoonlijkheid, die dan telkens getoetst wordt aan zijn botsingen met de buitenwereld, met milieu en omstandigheden. Niet dat Heiden het psychologische veronachtzaaf.mt. In de tweede helft van zijn boek laat hij den geh-eelen kring om Hitler, nauwkeurig gekarakteri seerd, de revue passeeren na zich niet' minder nauwgezet bezig te hebben gehouden met des Führers psychologische gesteldheid. Hij daalt af tot in de intiemste détails (blz. 353), bespreekt Hitler's relaties tot vrouwen, den zelfmoord van zijn nichtje, en wat er verder bekend is van de neigingen van dit emotioneel karakter. Daarbij snijdt hij een vraag aan, die ieder zich wel zal hebben gesteld. Het antwoord sluit iederen twijfel uit. Hij houdt zich daarbij slechts aan de exacte feiten. Olden daarentegen, die de toevallige selectie van bekende feiten, en onbevestigde vermoedens voorbijgaat, geeft in-eens een scherp omlijnde karakterschets. Be.'iden komen in hun boek tot een vernietigende conr-ïusie. Kon het anders? Dit doet niets af aan het feit, dat beide schrijvers volkomen objectief zijn. ?TJit mag den onverhoedschen lezer ietwat sterk lijken. Objectief-zij n beteekent echter een zich vrij n laken van voor- oordeelen, een onpartijdig en n'auwgezet afwegen van alle bekende feiten en rrWieven maar daarna heeft de beoordeelaar (ian ook volle vrijheid van conclusie. Objectiviteit laat zich natuurlijk slechts benaderen; maar dan '?toch heel dicht benaderen. Over de noodzakelijkheid 1 om tot een rond-uitgesproken conclusie te komen, ? zegt Heiden in" zijn inleiding: Objectivitat ist ' keine Standpunktlosigkeit." Hij weidt dan nog even uit over de moeilijke vraag of dieser Gegner een historisch-belangrijke figuur is en hij merkt daarbij op dat de Geschiedenis het begrip kent der waardelooze grootheid. Die slaat gaten in het menschengeslacht, maar dat zijn geen voren waarin het zaad kiemt. * * * Er is nog een reden om juist deze twee auteurs het keur toe te kennen van de objectiviteit die zij nastreven. Geen van beiden immers behooren zij tot milieu's die hen als't ware voorbestemden tot strijd bare tegenstanders; hetzij dan dat zij beiden de weten schap, de kunst en de waarheid met hart en ziel zijn toegedaan. Heiden maakte zelfs in den aan vang deel uit van die groep van Münchener jongeren, BOLS 't l* vreemd, dat m«rt in N»«t«i4ond Voer Buitonlandsch Likeur is. Terwijl voor Buitenlanden juist Nérlandsch weer superieur n. O* Buitenlanden gaven om Hier een uitstekend lesje: D* héle wereld kijkt direct: Stool er wel BOIS op fleschje* die zich de eerste jaren om Hitler vormde. Olden hoorde tot die gezeten en onafhankelijke inter nationale publicisten, die zelfs in de jaren van het verval nog een vrijwel onbekommerd bestaan hadden. Hij is wel van Duitsche kom-af. Hij behoort tot die talrijke kunstminnende aanzienlijke geslachten, die geen aanspraak maken op een ariërdom" in vier kwartieren, maar zich van den loop van zaken in Duitschland niets hoeven aan te trekken. Beide schrijvers staan lang stil bij Hitler's ante cedenten, bij zijn afkomst en zijn schooljaren. Zij wijzen op onjuistheden en verzwijgingen in Mein Kampf". In groote lijnen loopt evenwel hun ver haal evenwijdig met deze autobiografie. De werke lijkheid is alleen een beetje minder fraai. Weenen, waar Hitler terecht komt, brengt hem als toevluchts oord een Tehuis voor dakloozen. Daar begint de politiek. Of liever: de agitatie. Op merkwaardige wijze maakt hij zich die politieke en agitatorische stelregels eigen, die met zijn broedende, schuchtere, romantische, onontwikkelde maar sluwe geest correspondeeren. Daar teekent zich reeds de tweestrijd af tusschen zijn zucht om zich te laten gelden en zijn minderwaardigheidsgevoel. Zijn grootduitsche gevoelens brengen hem er toe bij het uitbreken van den oorlog in het Duitsche leger dienst te nemen. Zijn oorlogsleven is totaal onbelangrijk. Het blijkt niet goed verklaarbaar, hoe hij met het Ijzeren Kruis ie ld. terug komt. Na den oorlog vindt hij zijn ware bestemming in het Duitsch land van de inflatie, van het bendewezen, en den burgeroorlog. Het blijkt dat hij door Beiersche officieren eigenlijk gebruikt wordt tot het organiseeren van een schwarze Reichswehr, Maar in zijn fantasieën ziet hij zich zelf als de groote Leider. Zijn agitatorische denkbeelden kristalliseeren zich. Daar van wordt n trek duidelijk, waarop in de geschie denis van den dag nog niet zoo scherp het licht is gevallen. Het is zijn taktiek, in zekeren zin een trouw .principe, om machtige instellingen" te ont zien ze hoogstens dienstbaar te maken en slechts zwakkeren aan te vallen. Beide auteurs wijzen hierop. Dit is een punt dat voor de wereldgeschiedenis Van overwegend belang is. De voor de hand liggende conclusie is nl. dat slechts een overmacht tegen het nationaal-socialisme den vrede verzekeren kan. Na een mislukte Putsch wordt Hitler gevangen gezet. Een ramp voor de pas gevormde partij. Rohm organiseert dan echter de S.A. En Mein Kampf" ontstaat. Daarna volgt, wanneer de inzinking overwonnen is, een periode van activiteit. De partij groeit. Voor Hitler's redevoeringen zijn de zalen te klein. Over des Führers gave van het woord zegt Olden (blz. 88) het volgende: Een woordenstroom? Een waterval! Schaffhausen, de Niagara, mér nog i Even breed, maar van een onafzienbare, nimmer ophoudende lertgtï. Hoewel de spreker na een kwartier in 't zweet baadt, zijn boord uitgewrongen kan worden en zijn haarlok hem als een natte dweil in 't gezicht hangt, voelt het publiek dat hij dóór zou kunnen spreken, uren en dagen lang. Dan korrt, soms al in 't begin, soms pas na eenigen tijd, het moment dat de spreker den geest krijgt. Terwijl het niet meer op begrijpelijke zinnen en goed-gearticuleerde woorden aankomt, breekt snikkend, schreeuwend en heesch het Oroote Onbe kende los. De luisteraar, die tot nu toe koud gebleven Is, wordt geboeid. Het wordt hem duidelijk dat voor zijn oogen en ooren een phenomeen plaats grijpt, een doorbraak van het onbewuste, waarbij zin en waanzin inén vloeien. Hij ziet hoe voor zijn oogen een natuurkracht ontketend wordt. Dit is het oogenblik waarop mannen uitbrtken in een razernij van bijval en vrouwen in hysterische toejuichingen. Van dit oogenblik af staat de agitator tegenover een heel ander publiek. Zij, die niet voor hypnose vatbaar zijn, gaan vol afkeer weg om nooit meer terug it komen. De overigen zijn den spreker voor het leven toegedaan. Voor hen is hij de Verlosser, de Nationale Heiland. Met de wisselingen van het getij groeit of zinkt de nationaalsocialistische beweging. De Roer-herrie en de inflatie zijn afgeloopen. Een rustige tijd en een verbeterde conjunctuur zijn geen goede voedings bodem. Maar zoo mocht het niet blijven. Tot de dood zonden van de na-oorlogsche wereld hoort het nationalisme. Na Stresemann's dood neemt dat ge vaarlijke vormen aan. Brüning moet er aan toe geven. Hochschutzzoll en Anschluss verjagen het binnengestroomde kapitaal. De agrarische poli tiek Verergert de levensomstandigheden voor den arbeider. Werkloosheid neemt toe. . Het is in deze jaren, dat Hitler's theorieën vat op de groote massa krijgen. Een warhoofdig socia lisme, waarin Hitler niet gelooft, antisemitisme, waarin hij blijkbaar zelf wel gelooft, een id efixe dat waarschijnlijk pathologisch verankerd is. De demagogie viert hoogtij. De constructie, die hij aan het wereldgebeuren geeft, is tegelijk sim plistisch en absurd. Alle groepen die hij voor vijMIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM s s s s MUSSERT heeft een waar woord! In Volk en Vaderland schrijf nationaal-socialisme wordt niet wordt gevoeld." Volkomen juist. In zeker land tionaal-socialisme aan de macht is er hoe langer hoe minder van, maar ze het geducht. | Vaderlandsche strategie f ("NE LUITENANT-GENERAAL W.| = L/ Dam van Isselt heeft een stokj i geniale, kenmerkend Nederlandsche s oorlogvoeren van Prins Maurits. Gfu» | v. I. heeft ons steeds voorgehouden, dat] | de vaststelling van de strijdwijze te ve | van ons vaderland met zijn eigenaardig | gesteldheid, niet in de eerste plaats | buitenland moesten kijken, doch on | krijgsgeschiedenis zorgvuldig moesten. | ren. Onze grootste militaire strategen,] | houders Maurits, Willem Lodewijk, Hendrik en Willem III, moesten in 5 plaats onze leermeesters zijn." Jan. '36). E' Ziedaar echt vaderlandsche stratagjJ i buitenland schrijven ze dikke boeken] | het vraagstuk van den oorlog van morg i wij richten ons naar de oorlogvoering i i driehonderd jaar, toen er nog geen ta anden des volks uitmaakt, ieder streven zijn wereldvisie ingaat, vat hij samen coöperatie van krachten, als n enk de | Joden, Marxisten, de Kerk, het Paciiis gehoor slikt alles. Zijn agressief programma in zaken van| landsche politiek het zijn dan Pollacken", de Polen, die het moeten ont| dient tweeërlei doel: in de eerste plaais een uitstekend opruiingsmiddel voor massa, in de tweede plaats belooft het, geval, dat hij aan 't bewind komt, de Auti En dat verzekert hem sympathie, en niq platonische sympathie, bij Rijksweer en n| Het is in deze jaren dat Hitler met eer. < aantal rijksdagzetels strijkt. Zijn obstru :tiej iederen parlementairen arbeid. Getrouw aanzj cipe om te buigen voor machtige instelling Hitler er aan om op legale wijze de machlj overen. De lezer van de hier aangehaalde} moet echter voor zich zelf maar beoord: soort legaliteit ook hout snijdt. * * Het blijkt dat buitenstaanders, die ingelicht zijn, soms den ernst van een ..ft overschatten. Hitler zou het is ver\ om 't te lezen, maar het is zoo nooit hebben bereikt wanneer Papen en Schieid op zoo'n dwaze, naïeve en gewetenlooze elkander hadden geïntrigeerd. De partij) zich weer in dalende richting. Het geld het zou op een bankroet zijn uitgeloopeij op een revolutie!) wanneer Von Papen] pure wraak tegen zijn. opvolger Von opnieuw een liaison tot stand had gebrncl financieel zoo machtige Rijn-en-Ro< r-| En wanneer niet Hindenburg langzan eij speelpop was geworden van een corrupt' Het is vermakelijk om van de or.t tusschen Hindenburg en Hitler te lezen. Dd keer vergast Hitler hem op een orkaan v< n| Hitler had dat noodig om zijn minderwfic gevoel te overwinnen. De uitwerking rechtsch. Het moet precies zóó zijn gew^ later Sir John Simon en Anthony Eden de Hitler opzochten. In de intriges om en zonder Hindenbt ten slotte Von Papen, die overwon. Hij tenminste, maar alras bleek dat hij waard gerekend had. Hij heeft, in de rf lichtvaardigheid hem eigen, alles onder de nationaalsocialistische activiteit, die het kon in perverse beestachtigheden trouw van den nieuwen kanselier aan afspraken, die steeds ophield wanneer Hl door de omstandigheden van zijn ee slagen achtte; en de Rücksichtslosigkeit Hitler zijn doeleinden verwezenlijkt. Heiden sluit zijn beschouwing af na all! daden van den 3osten Juni. Hiervan geeft' Nederlandsche volk dat met deze ge westen geen directe banden heeft en al te zeer bezig met eigen zorgen geneigd is te vergeten, welk een overgroot deel van het Koninkrijk der Nederlanden om en bij den evenaar ligt; en als men geluisterd heeft, heeft men ook kunnen leeren, dat daar nog een veel grootere nood heerscht dan hier te lande. Die nood is een dubbele: de dwingendste is de economische, veroorzaakt doordat vooral op Java met den opbloei der Europeesche culturesbevolkings aantal en levenspeil der bevolking omhoog is geschoten en dit laatste, te erger door den bevolkingsgroei?, i-net de crisis der cultures is ineenrgeploft. Aan steunmaatregelen is bijna d ^een beginnen, omdat het overheidsccudget voor een overgroot deel ook strp den bloei der cultures dreef. Daar hes thans zoo op bezuinigd en de daevolkingsbelastingen, m. n. de rnonoge«'>lies voor zout en hout, zijn thans tre'>o drukkend, dat zelfs de allerminst de'ïoruitstrevende Katholieke specialireilJt namens zijn fractie bezwaar maak sel, tegen verdere pogingen tot een 'uitend budget. Bij zijn aandrang tot r'een overnemen van een deel der lasten e?vooral de militaire door het mnoederland, vond ir. Feber trouwens Hij een groot deel der Kamer steun. r Minister Colijn liet zich door de Katho lieke dreigementen niet uit zijn tent c-lokken zoo als dezen zomer: hij reageerir.ie zijn boosheid af op Sneevliet en gaf delen Katholieken deels toe, weerlegde beien deels bij zijn antwoord. Op dit reerrein stond hij trouwens sterk. Hoogsc tens kan men met de departements ambtenaren, die van den geforceerden bbezuinigingsarbeid met verlof komen uitblazen zeggen, dat de laatste ^?0 millioen heusch wel gevonden t worden als men nu Indiëeens drie l jaar lang een nieuwe bezuinigings reorganisatie bespaart. MEER ZOU ER TE ZEGGEN ZIJN over het regeeringsbeleid inzake 7 de politieke controle op het inlandsche cultureele leven. De gezagshandhaving waarvoor de heer Colijn zijn eigen bewind, uitgevoerd door G. G. de Jonge, prees, is waarlijk niet zoo'n kunst met behulp van zulk een arsenaal van juri dische en politioneele hulpmiddelen en tegenover een zoo zachtaardige en zoo volkomen weerlopze bevolking. Meten met twee maten is fataal. De ware grond voor gezag-op-den-langen-termijn, het vertrouwen, wordt op deze wijze voor jaren, zoo niet voor gene raties vernield. Want tegenover deze onderdrukking van hoogstens met den mond gevaarlijke nationalisten, steekt de zachtaardige behandeling van de nationaal-socialisten, wier activiteit nocli op de rasverhouding noch op ? 4«i Duitschen expansiedrang gunstig werkt, schril af. HET TIENJARIG BESTAAN VAN DE V.P.R.O. is verleden Zondag in de vrijzinnige kerken gevierd en op den avond, dat dit nummer verschijnt, wordt deze kleine maar belangrijke omroepvereniging door verschillende kerkgenootschappen en groepen en last not least door minister Oud gehuldigd. Niet alleen in eigen kring als prediker en cultuurverbreider en als samenbindende factor in het zoo aan groepsindividualisme lijdende Vrijzinnig-Protestantisme, heeft deze om roep nuttig werk gedaan, maar ook naar buiten als brug voor moderne cultuurmenschen intellectueelen zoowel als arbeiders naar den te vaak in oude vormen verhulden godsdienst. En tege lijk is haar vorm van arbeid een per manent baken in de woelige wateren onzer verdeelde omroepwereld, hoe een waarlijk nationale omroep, dat wil zeggen onder een leiding, die alle hoofdschakeeringen van ons volk ver tegenwoordigt , aangevuld zou kun nen worden door bijzondere omroepen voor *>nkete.:uren per week. Uit De Groene van 20 September 1896 TEVEEL AAN IIHENTEITEI \Y/IJ vervolgen deze week onze W serie artikelen uit vroegere jaar gangen met een plaat en een artikel over universitaire vraagstukken. Reeds in zijn eersten j aar gang bevatte De Groene een artikel over de Amsterdamsche universiteit, met de aanbeveling om zich op een aantal moderne takken van wetenschap te specialiseeren. Telkens komt voorts de voor die jaren omstreeks looo kenmerkende vraag ter sprake, of de theologische faculteit nog wel aan een neutrale" universiteit thuisbehoort. Regelmatig verschijnen ook de gebroeders Melchior en Hector Treub (de econoom en de gynaeco loog) ten tooneele, elkaar wederkeerig furor operandi", opereerwoede ver wijtende. Voor deze week geven wij als merkwaardigen tegenhanger van het teveel aan gestudeerden, een artikel uit 1896 over het teveel aan univer siteiten, wat op te weinig studenten zou wijzen. Als men bedenkt, dat wij sindsdien nog vier hoogescholen en een universiteit rijker zijn geworden, werpt dit een fel licht op de toename van het aantal studeerenden. De teekening van Braakensiek is gewijd aan een voorstel van den heer Wüste om de Amsterdamsche universiteit op te heffen of haar aan het Rijk over te doen. BIJ het overdragen van het recto raat der Leidsche Hoogeschool heeft prof. Martin zich als volgt uitgelaten: MA1 schijnt de opheffing van een of zelfs twee hoogescholen niet aan staande, het zal er noodzakelijk toe moeten komen, en het ceterum censeo" behoort zonder verzwakking te blijven klinken. Intusschen zal men de wetenschappelijke studiën reeds zeer kunnen verbeteren, indien men afziet van de principieele gelijkheid der acade mies. Waartoe heeft elke hoogeschool een sterrewacht noodig? Waartoe overal onvolledige musea? Versnippe ring van leerkrachten en leermiddelen is verderfelijk." Wij hebben zelf zoo dikwijls de wenschelijkheid eener hervorming van ons. Hooger Onderwijs, in deze rich ting, bepleit, dat het ons niet anders dan genoegen kan doen een Leidsch professor aldus te hooren spreken. Tonnen gouds zouden bespaard en het onderwijs in hooge mate verbeterd kunnen worden, wanneer men de Rijks universiteit en de ne Gemeenteuni versiteit inrichtte voor n of hoog stens twee faculteiten. Te Amsterdam met haar zeldzaam rijk materiaal be hoorden de faculteiten der wis- en natuurkunde en der geneeskunde, te Leiden diéder rechten, te Utrecht die der theologie, te Groningen die der letteren, tot haar volle recht te komen, terwijl de bestaande inrichtingen voor natuurkundig en medisch onderwijs voorloopig behouden zouden kunnen blijven tot opleiding van natuurkun digen en medici, die -dan aan een vol slagen Faculteitsschool hun studie zouden moeten voltooien. Door hervorming van de zooge naamde Universiteiten in faculteitsscholen zouden vele voordeelen worden behaald. De heer Martin klaagde over de bibliotheek, die slechts ? 9550 subsidie ontving. Zeker een veel te geringe som voor 5 faculteiten. Maar stel dat de juridische faculteit eens uitsluitend te Leiden gevestigd was, de bibliotheek voor deze faculteit aangevuld werd met al het bruikbare, dat in de andere uni versiteitsbibliotheken aanwezig is, en deze ne faculteit eens de helft ont ving van hetgeen thans voor juridische werken aan drie of vier universiteiten wordt uitgegeven, zou de toestand niet zeer veel verbeterd zijn? Over de ruimte en inrichting der bibliotheekgebouwen wordt vaak ge klaagd. Van Houten vroeg twee jaar geleden nog iets meer dan een ton, alleen voor de uitbreiding der Groningsche bibliotheek, als sprak het van zelf , dat er nog vele jaren te Gronin gen een boekerij voor vijf faculteiten noodig zou zijn l Welnu, maak de Universiteiten tot faculteitsscholen en alle bibliotheeksgebouwen beantwoor den voor geruimen tijd weder aan de be hoefte. Dit geldt natuurlijk evenzoo voor laboratoria, musea, enz. Als met opzet, wordt hier te lande voor het hooger onderwijs veel meer uit gegeven dan noodig is ? maar zóó, dat allen reden hebben tot klagen. Waarom, vroeg de heer Martin, moet iedere hoogeschool een sterrewacht hebben, waarom overal musea, die nu overal onvolledig blijven, enz.? Ook wij hebben dit reeds jarenlang ge vraagd. Waarom? ... Om twee rede nen: Allereerst, omdat de meeste pro fessoren zelf dezen voor het onderwijs zoo nadeeligen toestand bestendigd wenschen te zien. Dachten al de col lega's over de zaak gelijk prof. Martin, daar zou reeds sedert lang een krach tige beweging tot hervorming van het hooger onderwijs van de hoogleeraren ; zelf zijn uitgegaan en zulk een bewe-1 ging zou onweerstaanbaar wezen. Maar het tegendeel is het geval. Prof. Martin is een uitzondering op den regel. Hoogleeraren zijn gewoon hun Universiteitje te beschouwen als het heilige huisje, waaraan niet geraakt mag wor den. Bij openbare plechtigheden heb ben zij steeds den mond vol van den bloei dier Universiteit, waaraan zij ver bonden zijn, als waren deze allegebrekkigste, geldverslindende inrichtingen niet in menig opzicht vierkant gekeerd tegen de belangen van het onderwijs. Welk hoogleeraar te Groningen of te UtrechtroeptmetProf.Martinuit: Ceterum censeo academiam esse delendaml" Of is, zonder dat men het heeft kun nen bemerken, een andere geest in de hooggeleerden gevaren? Zoo dit het geval mocht zijn, dan dient men toch te bedenken, dat er in ons land geen oplossing van de Universiteitsquaestie is te vinden, tenzij'de herschepping van de Hoogescholen)4a faculteitsscholen. De opheffing van n of twee Universiteiten is een ijjlele wensch; de vervulling daarvan/: zal steeds afstuiten op den tegenstand i der belanghebbende steden en gewesten. Indien de Leidsche hoogle-er wiens hartelijke belang voor het onderwijs zoo nend onderwerp reeds is eens aan het hoofd steldl weging in de aangeduid*] Wie weet hoe spoedig delenda verdelgd zou ziji De Heer Wüste en de Amsterdamsche Unlve] K !*, /Tf & «h* « Jffmi*'^ lm ttttt, ' **^« ' i-i &. '???' >F .ffV J.' Teekenln| van Joh. Brukentlek In De Groene van 6 Novembj De Nederlandsche Maagd: Moor Meneer Wüste, wat gaat u nu beginnen T"t De Heer Wüste: W// u /iet.partijtje overnemen, Mevrouw? Het kost ons te onderhoud." GR IE ?v. *'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl