Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leveft
Schilderkunst
BRIEVEN OVER LITTERATUUR
r
niegtuigen, g*
leraische striji
tueele vi
ioderne wape
nip bijten <
e* idspraak va
Wij helpen
zijn wij
;.i daagse!
schrijvei
het Alg. )
leid van c
stelijke de
een
fegel'
?-oen
Maandagavond
Waarde Vestdijk,
HOUD mij ten goede, dat ik je
brief, die overigens veel te den
ken geeft, niet in extenso be
antwoord. De tijd ontbreekt me, en
als je tegen het slot Franz Kafka niet
had vermeld, had ik je misschien weken
en weken op antwoord laten wachten.
Ik ben, zooals ik je bij onze laatste
ontmoeting verteld heb, verdiept in
lectuur over Joden- en Christendom,
en over de, ook historische, overgang
tusschen die twee, en haalde, naar
aanleiding van een beschouwing over
Kafka in Het wezen der joodsche
religie", een uitstekend boek van Dr.
K. H. Miskotte, Der Prozess" weer eens
uit mijn kast. Ik weet niet, hoe jij er
over denkt, maar ik beschouw het als
de beste van de drie romans, waarvan
Amerika" ongetwijfeld de zwakste is,
terwijl ik Das Schloss," dat ten slotte
ook buitengewoon goed is, te (door
zichtig) symbolisch en bij stukken veel
te wijdloopig vind. Van de kleinere
dingen verkies ik Die Ver wandlung" en
In der Strafkolonie". Weetje eigenlijk,
dat er een uitstekende editie van Kaf ka's
verzamelde werken aan het verschijnen
is, bij Schocken-Verlag in Berlijn ?
De uitgave, die zes deelen zal vormen,
wordt weer verzorgd door Max Brod,
in samenwerking met Politzer. Deel I
(?Erzahlungen und kleine Prosa"),
II (?Amerika"), III (?Der Prozess") en
IV (?Das Schloss") zijn verschenen.
Ik weet niet of jij hec met mij eens
bent dat er onder de geëmancipeerde,
westersche joden, voor zoover zij
duitsch schrijven of duitschers zijn,
vrijwel geen n auteur van den eersten
rang is, van het formaat van Gerhart
Hauptmann en Thomas Mann, om de
rang der genieën buiten beschouwing
te laten. Er is in Wassermann, in
Stefan Zweig, in Feuchtwanger zelfs
in hooge mate, altijd iets erg
onbevredigends en ik geloof dat dit hierin
zit dat zij, afgezien van de vraag naar
de waarde van hun talent, geen vol
komen synthese tusschen joodsch en
westersch" denken en voelen hebben
bereikt. Daardoor blijft er een
branderige, troebele onvoldaanheid in hun
wezen, die de lectuur van hun werk
soms vrij ongenietbaar maakt. Ik meen,
dat jij groote bewondering hebt voor
Barbara" van Franz Werlel en voor
enkele boeken van Brod, en ik zelf heb
het in hooge mate voor het proza van
Hofmannsthal, maar dit blijven uit
zonderingen. Ik wil vooral niet be
sluiten tot een theoretische
onverbindbaarheid van joodsch en westersch
geestesleven, maar ik constateer wel
dat in het streven naar de synthese
daarvan velen als slachtoffer vallen, en
mijn sympathie voor Katka ligt zeker
ook voor een deel in het feit dat bij hem
van een streven naar die synthese geen
sprake is. Kafka is een Jood zooals het
Oude Testament ze bevat.
Voor een goed begrip van zijn werk
moet je dus onderduiken in de Pro
feten, in den Talmud, in de geschriften
van Buber, Baeck, Rosenzweig. Dan
zul je zien hoe onverwoestbaar, ook
geestelijk, het joodsche volk is, welke
waarden het inhoudt en voorstaat, en
welke het mist. Het is mogelijk dat jehet,
hoewel ondogmatisch, te juridisch,
en te ethisch zult vinden, maar tegelijk
zul je, als je goed leest, stuiten op een
sterk besef van de menschelijke waar
digheid, en maar dat zal jou zeker
niet liggen ? op een' groote onver
schilligheid tegenover den persoonlijken
dood. Wat deerde die hen, waar zij
zich deel wisten van Gods uitverkoren
volk, dat eenmaal als geheel ver
heerlijkt zou worden ? Ik zou om je van
hun besef van de menschelijke waar
digheid te doordringen, kunnen wijzen
op het feit dat de mensch, volgens den
Talmud, het recht heeft zijn eigen
doodvonnis te onderteekenen, een recht
dat jou wel te formeel zal zijn, omdat
hij ook zonder die goedkeurende
handteekening wel zal sterven, maar dat
zelfs in dat formalisme de erkenning
van zijn waarde inhoudt. De Jood is
geen slaaf van Jahwe, hij sloot een
verbond met hem. Reeds hieruit kun je,
behalve de juridische trek, de joodsche
zelf-bewustheid begrijpen, en zijn hang
naar gerechtigheid, die de ethische
neerslag is van zijn eisch tot voltrekking
van de beloften van dat verbond. En
wat geeft Kafka in ,,Der Prozess"
anders dan een taai en onvermoeibaar
geding, een twisten over de vraag van
schuld en gerechtigheid ?
Ik ben het direkt met je eens, dat je het
boek ook nog anders, minder theologisch
bezien kunt, maar ik breng met opzet
dezen kant van de zaak naar voren, om
dat zij m.i. een integreerend, jaessentieel
bestanddeel vormt van zijn werk. Wie
niet doordringt tot de specifiek-joodsche
kern van Kafka's werk, blijft er eigen
lijk buiten, daar komt het op neer. Ik
zou het wel curieus vinden als jij me
jouw meening eens gaf. Ik ben vooral
benieuwd naar je opvatting over de
verhouding van de joodsche en wes
tersche" elementen erin. Voel je die
als een contrast? Alleen als contrast,
óók als contrast ? Ook in de verhouding
van het droom-element en de zakelijk
heid ligt m.i. iets buitengewoon boeiends
en in zekeren zin zie ik die verhouding
als een parallel van de spanning die
bestaat tusschen het
oud-testamentische dwingen om gerechtigheid te
midden van een volkomen
ontgodde1 ijkte, bureaucratische wereld van kan
toren en kanselarijen. H, MARSMAN
De Geur van Utrecht
P.H. Bitter Jr.: Kaïn en Abel
(Bcheltens en Uiltay, Amsterdam)
DE literaire redactie was van
meening, dat de roman Kaïn
en Abel" van dr. P. H. Ritter het
best besproken kon worden door een
Utrechter en inderdaad, men moet een
inboorling zijn van deze stad met haar
besloten karakter en eigen ingevre
ten" levensstijl, waaraan zij stokstijf
vasthoudt, om de meest kostelijke blad
zijden van dit boek tot op den bodem
te kunnen genieten: die bladzijden
waarop het Sticht geteekend wordt met
ingehouden pret en met die zwierige
ironie, waarvan Ritter in onze litera
tuur het monopolie bezit. Ritter be
schrijft het Utrecht' van omstreeks 1890,
maar zijn fijne spot, die nimmer een
dédaigneerend karakter aanneemt, zal
het best begrepen worden door den
lezer, die evenals Ritter weet, dat er
sindsdien zoo hél weinig in de
Utrechtsche cercle veranderd is. Nog altijd
snuift men 's Zondagsmorgens op de
Nieuwe Gracht de geur op van de
glacé-handschoenen, van verdroogd
reukwater, van het oude papier der
kerkboeken, nog altijd is daar het
gestap der voeten, het gemompel van
ingehouden stemmen, dat dol klinkt
tusschen de hel der-glanzende gevelen
aan de grachtebaan, die het besloten
karakter draagt, dat op ingebouwde
plaatsen heerscht." Ritter is een mees
ter in de lichtelijk-chargeerende
typeeringskunst. Wij kennen hem al zoo
danig o.a. uit zijn helaas bijna onopge
merkt gebleven farce Een week minis
ter", uit zijn zeer geslaagde vertelling
Een Welkom Schandaal" en zelfs wist
hij indertijd als raadsoverzichtschrijver
van het Utrechtsch Dagblad dergelijke
badinages met succes te wagen.
De roman Kaïn en Abel" is echter
niet een luchtig divertissement als het
Welkom Schandaal". De binnenpret
om Utrecht, waardoor dit boek zulk
een voortreffelijk entree kreeg, maakt
reeds spoedig plaats voor het stellen
van het conflict waaraan de roman zijn
interieure spanning ontleent. Misschien
wordt dit conflict wat voorbarig en
al te substantieel gesteld, wanneer de
schrijver de beide zoons van pro
fessor Oosterland, hoewel getrans
formeerd in kinderspel, dezelfde erva
ring laat doormaken als Kaïn en Abel
met hun oud testamentische reukoffer
beleefden. Dit min of meer anecdotische
voorspel was niet noodig geweest, te
meer waar de schrijver de polaire te
genstelling tusschen den
maatschappelijken Willem en den menschelijken
Karel met alle facetten, welke het leven
hieraan gaf, in een boeiende climax
heeft uitgewerkt. Willem is als mensch
en als karakter verre de mindere van
Karel. Hij zoekt zijn zwakheid te
maskeeren door maatschappelijke onbe
rispelijkheid, zijn vrees van niets te
kunnen maakt dat hij alles kan, wat
dienstig is aan zijn levensdoel: het
veroveren van een maatschappelijke
macht, welke hem veilig stelt naar
buiten en naar binnen. Terwijl Willem
met een krampachtige hooghartigheid
voortdurend weer een sport hooger op
de maatschappelijke ladder tracht te
komen, daalt Karel af tot het volk.
Of liever: hij keert terug tot het milieu,
waaruit ook zijn vader, de gevierde
professor Oosterland, is voortgekomen.
De trots van Professor Oosterland is,
dat hij zich uit deze ,,hel" heeft omhoog
gewerkt, doch Karel ontdekt in het
volk de krachten, welke ook zijn leven
stuwen. Zijn ideaal vloeit samen met
dat van Troelstra en Tak. Hij sluit zich
aan bij de S.D.A.P. en trouwt met een
meisje uit het volk. De sympathie van
den schrijver gaat kennelijk uit naar
dezen Karel, (het boek dreigt zelfs,
wanneer de demoralisatie in de aris
tocratische kringen wordt beschreven
een tendentieus tintje te krijgen) doch
het is opmerkelijk, dat juist de psy
chologische schets van den zoon Willem
veel duidelijker is en veel dieper peilt,
dan die van Karel, wiens dichterlijke
aanleg b.v. waaraan de schrijver in
het begin van zijn roman zoo groote
waarde hecht (de diagnose van pro
fessor Friedenthal) in zijn ontwikke
lingsgang den lezer nauwelijks wordt
aannemelijk gemaakt. Een geniale
passage uit het boek is, wanneer
Willem in een huurrijtuigje een nach
telijke tocht maakt van Amsterdam
naar Utrecht, terwijl heel zijn leven
aan hem voorbijtrekt en hij, op het
moment dat de paardenhoeven klotsen
over het houten ophaalbrugje van
Nieuwersluis, het gevoel krijgt ont
stegen te zijn aan eigen wezen, van
zichzelf te zien, als op een prent."
Het leek tot nu toe, alsof Dr. Ritter's
literair talent eenerzijds was voorbe
stemd op den korten roman, de ver
halende arabeske, anderzijds op den
oratischen stijl, waarvan de Apologie
van den misdadiger het meest geslaag
de specimen was. Doch deze roman
wijst duidelijk in de richting van een
synthese. Het oratorisch element is,
daar de kernpunten van den roman
bij voorkeur gelegd zijn in gesprek,
referaat (voortreffelijk is het derde
hoofdstuk!) en tafelspeech, op orga
nische wijze verwerkt. Er staan eenige
zwakke, overbodige plekken in dit
boek (o.a. hetgeen Hortense
d'Auvilliers betreft) doch deze vallen in de
herinnering spoedig af bij de vloeiend
en indringend geschreven bladzijden,
welke betrekking hebben op de hoofd
personen van hét boek: op Professor
Oosterland, die volgens de voorspelling
van zijn collega Friedenthal zou onder
gaan aan de voortreffelijkheid van zijn
eigen levenswil, op zijn subtiel
geteekende echtgenoote en de beide zoons.
Ritter heeft in dezen roman een knappe
karakteristiek gegeven van een stuk
Nederlandsche cultuur-historie (de pe
riode, waarin het in het geestelijk leven,
dat de vrucht was van de matelooze
welvaart van de Europeesche samen
leving, op ieder terrein begon te gisten)
en als zoodanig is deze roman tevens
van cultureel-documentaire beteekenis
geworden. WOUTER PAAP
PAG. 8 DE GROENE Ne. XK5
Dietsche dichtkunst
Wie« Bfoens: Golfslag (De Slkkcj.
Antwerpen)
't T^" AN verkeeren !.. .. stdde
J^ reeds Breero, met gelat
nheid, vast. Men weet dat de
jonge Wies Moens in onze lette;en
debuteerde met een zoo frisschen als
manmoedigen lofzang op het pacifi^ne
en het internationalisme. In n zijner
Celbrieven legde hij zijn Credo vast:
Er is een waarheid waarin ik i iet
onwankelbaar betrouwen heb Ie-en
geloven. Deze namelik: dat het nieuwe
heil komt van de gemeenschap". De
wind die over alle landen gaat, draagt
boven de wereld de symphonie van de
onstuimige harten die kloppen -n
bonzen voor nzelfde ideaal:
v.rzoening en Broederschap! Nieuwe
grenzen worden getrokken tussen de
naties. Maar van mens tot mtus
worden de grenzen uitgevaagd."
Van dit Seid umschlungen, Mill
onen"-gevoel bracht dan ook z.m
Boodschap" een roerend getuigenis.
Men weet hoezeer deze kleine bund.l,
alsook zijn De Tocht" en Landing',
de ontwikkeling der jongere
lett-rkunde beïnvloed hebben. Gedurende de
laatste tien jaar scheen Wies Mocts
echter de litteratuur vaarwel gezegd
te hebben. Bij dezen dichter, die ver
klaarde dat hij zich soms een late
naneef voelde van Franciscus v.,n
Assisi en ook van Savonarola, ble k
de lieve zanger der Fioretti verdrong, a
door den politieken hervormer. M-t
Joris van Severen stichtte Wies Moens
het Verdinaso en meteen werden ook
de bordjes verhangen: fascisme en
rascultus vervingen pacifisme, inter
nationalisme en humanisme. Toen
Joris van Severen echter verlangde dat
ook Walloniëen Luxemburg de<.l
zouden uitmaken van den toekomstig, n
Dietschen Staat, verliet Wies Moens
het Verdinaso.
Zooals te verwachten was, getuigt
Golfslag" van een gansch andere gees
tesgesteldheid dan de Boodschap". H»t
breede humanisme van 1920, dat ge o a
onderscheid maakte tusschen rassen
en volkeren, is deerlijk ingekromp"n
en koestert thans zoo niet uitsluitend,
dan toch met een felle voorliefde de
Dietsche rasbroeders.
De Dietsche Moses, de Wa e
Jacob" (van Artevelde), zoo hij n'g
niet onder ons verwijlt, zal toch stel. g
eens opduiken. Hij zal wellicht een
wever zijn van Gent of Rijsel, e n
Brabantsche boer, of de laatste vi
scher die voer op de Zuiderzee". Op
het bevel van den Roeper" zal h* t
volk den opmarsch beginnen. In de:
evocatie bereikt Wies Moens nog w l
eens terloops de suggestieve krac .t
zijner eerste gedichten:
De nacht staat strak als een trommeli l
voor den roffel gereed van den tred der
kolonnen..
Jammer genoeg blijven dergelijke
plastische verzen vrij schaarsch. Door
den band vervalt deze poëzie tot h t
peil der banaalste meetingtaai. W.e
zou, wanneer hij het loflied leest ov- r
het lage land
dat de vaadren onslieté1 als een kostbaar
par,/,
gedrenkt met hun bloed met hun uur,»
Ztt't' t
bevrucht in den arbeid
niet wanen een stem uit het graf e
hooren, en wel deze van den Vlaan
schen bard" Emmanuel Hiel zalig r
gedachtenis? Ik weet het: niet m t
meesterwerken van zuivere poëzk"
zal men de Dietsche massa meesleepe
Misschien ook bestaat er een onver
zoenlijke antinomie tusschen- alle poli
tieke propaganda en alle waarachtig
poëzie en bewijst het geval Wies Moens
eens te meer hoezeer Stendhal geli<<
had, toen hij beweerde: la politique
est une pierre attachée au cou de s.
littérature, et qui, en moins de s>x
mois, la submerge"....
RAYMONO BRUL: z
KORTE BEPALINGEN
Toorop in den Haag»
n Muaeumtnln
DE leden van den Haagschen
Gemeenteraad kunnen thans in
den Museumtuin zich op d:
ho>gte stellen, voor zoover zij dat
kunnen! hoe zich Raedecker's werk
aa > hun oogen zal voor doen. Het
monument blijkt dan te zijn een korte,
vierkant behouwen kolom, waarop als
een breed zich ontwikkelend kapiteel,
de drie koppen zich vertoonen; die van
Toorop in het midden; aan zijn
rechterha.id een vrouwemasker en aan zijn
linkerkant, de kop van een gebaarden
ni-;i; ge zoudt moeten zeggen: ter
li-^erzij de visscher, de arbeid en het
tragische leven; ter rechterzij de vrouw,
d,< schoonheid....
Als zij, die gemeenteraadsleden,
ecmig besef hebben van den diepsten
aai d van Toorop's werk, dan kunnen
zr aan Raedecker's werk geen
juisthiid van symbolen ontzeggen; het
leven van Toorop werd gesleten in den
a beid dien visscher en die vrouw in
vi ie vormen uit te drukken. De kop
van Toorop, en dat is reeds een
gelijk-nisl vertoont het breede voorhoofd
n -t de diepe rimpels; de diepe oogen
n et de breede, zware wenkbrauwen
daarboven, en in den kop nog de zich
sterk welvende jukbeenderen; er is,
o .-.k door het geheel van den kop, toch
e n verwantschap m t den vüscherskop.
i ?t volgt hieruit reeds van zelf, dat ik
a> de geestigheden ? door een aantal
,: meenteraadsleden gedebiteerd bij de
besprekingen, meer documenten vind
vm hun aesthetische lichtzinnigheid
tlnn van iets anders, te meer nog daar, en
ti/it is Raedecker's kunst, een
verschill-'.nd, innerlijk element in de drie
kop; .11 onmiskenbaar zijn leven ons daar
<j et gevoelen.
l <lgar Fernhout (Tentoonstelling
M «t Charley Toorop In Voor de
? u net". Utrecht)
HET werk van Fernhout zoudt ge
kunnen rangschikken onder de
uitingen der nieuwe zakelijkheid, die
t rm, die sommigen verwart en die,
.-k volgens Duitschers zelf,
een. udiger in het Hollandsen zou worden
grepen (als in het Duitsch zelf) met
('n geijkten term: nieuw realisme",
: .;t een bijsmaak daarbij, en dat is
> genaardig, van iets Biedermayer's,
'vjiarin het biedre" dan weer
ver. vakt is. Het bizondere van Fernhout's
v/erk, en dat vindt ge het meest nog
i de achtergronden, is dat Fernhout
ch van de anderen onderscheidt, door
n zweem poëzie, een bescheiden
neiKing naar het dichterlijke. Zóó is in
! -t algemeen tegenwoordig dit werk.
? :rnhout heeft echter, op zijn
beschei"?n manier weer, tusschen de andere
:? jhüderijen er nu en dan n, dat directer
?> en dat daardoor verrast. Tot die
.oort van verrassingen reken ik n
an zijn laatste werken, dat een hoog
;elegen vertrek voorstelt, zonder
meu_-len of iets, en van waaruit ge de
oppen van boomen even ziet. Dit ijle
ertrek is gevuld met licht en lucht en
^ieze lucht en dat licht, die met hun
weeën dat vertrek overal vullen, zoudt
<;e terecht als de hoofdpersonen van
'.et werk moeten beschouwen; zij
esaam zijn de zuivere bekoring van
lit schilderij. Zij zijn dat te eer, daar
^e in het nieuwe realisme der anderen
ninder duidelijk een eigen persoonlijk
heid onderscheidt dan hier dit
schilderij geeft vertrouwen in een ver
dere ontwikkeling. ...
»e Rouvlile (geb. 1863)
ER zijn schilders, die aan een be
hoefte van een tijdvak in alle
banaliteit voldoen. Soortgelijken vindt
ge telkens weer in iedere periode en
PAG. 9 OE GROENE No.30*s
het is niet meer dan natuurlijk, dat
zij met het bijbehoorende tijdvak tel
kens verdwijnen. Ge zoudt zeggen: dat
is de noodzakelijke schoonmaak, en
zeker zijn er in de laatste periode ook
een aantal te vinden, die bij een vol
gende schoonmaak zullen worden op
geruimd; ze zijn met den vinger nu
reeds aan te wijzen; het zijn steeds
weer de banalen, zonder persoonlijk
heid. Maar er zijn anderen, die daartoe
zeker niet behooren, en die door
eigentlijke ongewone omstandigheden (de
meeste schilders schilderen tot hun
sterven) zóó niet verdwijnen, dan toch
verduisteren en die ge plotseling op
straat of elders weer moet zien, om
hun schildersleven u weer te herinne
ren en te doen wenschen, dat ge weer
een of meer schilderijen eens woudt
zien, zonder daarom toch hun ver
dienste te overschatten. Sommige (haast
verdwenen ?) schilders doen u wenschen
naar eens een goed-gekozen verzame
ling van hun werk; een zoodanige ver
zameling, die aanleiding, gelegenheid
geeft u een voldoend overzicht en
inzicht te vormen van hun talenten
door welk overzicht ge dan, niet zonder
zekerheid, hun plaats kunt bepalen
te midden van hun tijdgenootsn en ook,
welke plaats hun niet te ontzeggen is
in de geschiedenis der latere
Hollandsche schilderkunst. Tot dezulken be
hoort voor mij de Haagsche schilder
de Rouville en ik begrijp niet, dat de
Kunsthandel Kleykamp daartoe nog
niet het initiatief nam. Het ligt op zijn
weg....
»c Prix de Rome"
IK heb reeds lang geleden geschreven
over den Prix de Rome het is
niet om te vermelden, dat den laatsten
keer Broos Bouhuys? overwon? dat ik
het nog eens wil doen. Ik zal op den
duur misschien nog gaan schrijven
over den Tetar-van-Elven-prijs en een
specialen Prix de Rome, maar dat
wordt zeker voorloopig nog geconfijt.
Ik heb mij eens overhaast, en hoewel
ik later volop heb gelijk gekregen, de
schilder bleek na vier jaren ook anderen
troebel-van-kleur, heb ik daar toch
de les der langzaamheid geleerd. Ik
ken die thans l Maar deze les der lang
zaamheid heb ik hier niet noodig te
vermelden; mijn inzicht in den Prix
de Rome is zoet van 't confijten. Ik ben
nog eens, met wat ik vroeger omtrent
dien prijs schreef hij moet van aard
veranderen. Wij zijn aesthetisch ge
wend aan te veel anarchie, dat dat
sommig kwaad niet zou verhinderen. In
een straffer-gerichten tijd zou de Prix
misschien nog meer kwaad doen
maar doet hij nu goed? En daarvoor
werd hij toch geschapen en inge
steld. Hij doet nu zeker geen goed
en hij kon het toch doen; hij kon een
aangenaam oogenblik in een
schildersleven zijn. En hoe? Hij moest een be
looning zijn voor iemand, die ons reeds
bewust had gemaakt van zijn talent;
hij moet dan een geschenk zijn, zonder
voorwaarden. Hij moet b.v. een schilder
van omstreeks dertig jaar een jaar een
finantieel-rustig leven schenken. Hij
kon dan met een dthduizend gulden
voor zich, doen wat hij wou; gaan
waar heen hij wou, schilderen wat hij
wou. Dat heeft veel meer reden dan,
dan bij den Prix de Rome. Wie stelt
zoo'n prijs in, en om de drie jaar b.v. ?
Dat is al genoeg. De keuze van talenten
is dan zekerder. PLASSCHAERT
Film
Het beloofde land
TEMIDDEN van alle crisis-mi
sère is het een verheugend ver
schijnsel, dat het beeld van
arbeid nog en altijd weer boeit. In zo
verre hadden de makers van deze film,
die een kijk moet geven op de opbouw
van het Joodse Palestina, waarbij
de arbeid en het arbeidscollectief een
belangrijke plaats innemen, een ge
makkelijke taak. Een gemakkelijke
taak ook in zooverre land en volk de
mogelijkheid bieden tot beelden van
fel contrast en van grote schoonheid.
De wijze echter, waarop deze mogelijk
heden zijn benut en tot een film zijn
verwerkt gaf deze documentaire met
recht een prijs op de Biennale 1935 te
Venetië.
UW CENTRALE YERWARMIN8
VERLANGT DE BESTE BRANDSTOF!
DAAROM: Brechcokesvan
KLEMAN-BERGHUYS,
SPUI 1.
TELEFOON 42211-42186
Initiatief en opdracht gingen uit van
het internationale kolonisatiefonds
Keren Hajesod". Onder regie van
Juda Leman ontstond op deze basis:
het verlangen om aan de hele wereld
te tonen wat daarginds in Palestina
geschiedt", een documentaire
propaganda-film. Documentaire in zo verre
de film een beeld geeft van het leven
en werken bij de opbouw van het
Joodse beloofde land" en van moei
lijkheden, daarbij ondervonden;
propaganda-film in zo verre deze docu
mentaire bewust in deze zin positief
is gericht.
Dat de documentaire ook hier vele
vragen vooral van sociaal-econo
mische aard onbeantwoord laat,
spreekt van zelf. Als echter deze reeks
boeiende beelden onze belangstelling
zodanig vermag te wekken, dat wij dit
ondervinden als een leemte, die wij
elders door literatuur zouden
willen aanvullen, dan mogen de makers
hun werk in alle opzichten geslaagd
achten. D. C. VAN DER POEL
Het oude en het nieuwe Jeruzalem:
twee beelden u/t de film Het Beloofde
Land" (Zondflgoc/)tendvoorste///ng in
Tusch/nski, Amsterdam)
i-v
* - lf^\ ^VJl
'fc
II!'-'