Historisch Archief 1877-1940
Roode Kruiswerk in spe
Hiegtuigen, ge«»
Ihemische strijdr
>eventueelevij«
oderne wapen*
lomp bijten oj
leoldspraak van
Wij helpen h
rust zijn wij e
;ndaagsch<
schrijver
* het Alg. H;
leid van de
[istelijke den
ren maken d
[t »voc
[,onma
id". E
rdi
vai
! var
'^
hn.«
nel
Een Engelsch verkeersvliegtuig van omstreeks 1920 en een (veei beter gevormde; Fokker F 2 uit denzelfden tijd
GOEDE VORMEI INDE «IIT
HET geldt thans bijna als een
axioma in de vliegerij, dat een
machine die er goed uitziet, ook
goed is. En inderdaad is hier veel van
waar. Die oude kratten, waarmede
onze vaderen in de jaren van voor den
Oorlog vlogen, waren slechte vlieg
tuigen, vol spandraden en andere vtel
weerstand biedende uitsteeksels. Hun
vormen waren hoekig, leelijk, weinig
elegant. En zag je eens een enkele keer
een mooie machine, zooals de D
perdussin race eendekker van Frits Kool
hoven en Béchereau bijv., dan gingen
de prestaties van zoo'n vliegtuig ook
ver boven die der andere uit.
Slechts uiterst langzaam drong het
tot het gros der vliegtuigbouwers door,
dat die hoekige en plompe vormen
niet alleen leelijk waren doch ook
verkeerd. Zooals overal elders, toen
de eisch kwam van betere en steeds
maar weer betere prestaties, volgde
men in hoofdzaak den weg met den
minsten weerstand en men bouwde
eenvoudig steeds weer sterkere moto
ren in. Zoolang de oorlog duurde en
men dus uitsluitend voor militaire
doeleinden bouwde, ging dat goed,
maar zoo spoedig men machines ging
maken voor het luchtverkeer, waar de
economie een woordje meespreekt, was
men wel gedwongen andere wegen te
gaan bewandelen. Men zocht het eerst
in betrekkelijk zwakke motoren omdat
in den begintijd der verkeersvliegerij
prestaties nog niet de rol van heden
speelden. M.a.w. men volgde wederom
den weg met den minsten weerstand»
Op den duur ging dat echter niet op.
De concurrentie, eerst met de spoor
wegen, die tusschen de groote centra
zeer snelle luxe treinen lieten loopen,
later tusschen de diverse luchtvaart
maatschappijen onderling, dwong tot
steeds betere prestaties. Het lucht
verkeer over zeer groote afstanden
kwam en ook dit bracht met zich mede,
dat men behoefte kreeg aan werkelijke
snelle post- en passagiersvliegtuigen.
Het domweg opvoeren van het motor
vermogen allén kon de oplossing niet
brengen en dus ging men zoeken naar
andere middelen. En zoo vond men
langzamerhand het nige goede mid
del, het verfijnen der vormen van het
vliegtuig.
Fokker had dit reeds eerder ingezien
Een Doug/as DC 2 boven een
Amerikaansche stad. Sierlijke vorm gaat hier samen
met goede prestatie.
en zijn F. 2 was voor 1920 een zeer
goede machine. De vrijdragende een
dekker vleugel maakte dat de vele
spandraden, welke wij nog aantreffen
in vrijwel alle verkeersvliegtuigen uit
dien tijd, vervielen, en als wij deze
machine eens vergelijken met den
hierbij afgebeelden Engelschen
verkeers tweedekker, dan valt het op,
dat de Fokker belangrijk eleganter was.
Eén van de redenen, waarom de F. 2
en de latere F. 3 tot de meest econo
mische verkeersvliegtuigen van hun
periode behoorden.
Nu is er een naar ding in de lucht
vaart en wel, dat de weerstand toe
neemt, recht evenredig met het kwa
draat der snelheid, m.a.w. bij tweemaal
zooveel snelheid biedt een vliegtuig
viermaal zooveel weerstand. Het
benoodigde motorische vermogen zou dus
buiten eenige verhouding moeten stij
gen om te kunnen voldoen aan de
steeds zwaardere eischen betreffende
prestaties, en toen dit eenmaal goed
tot de constructeurs was doorgedron
gen, ging men eens onderzoeken of het
niet anders kon.
De rechthoekige en weinig elegante
romp, de bruuske overgang tusschen
romp en vleugel, zooals wij die nog
aantreffen bij de Fokker F. 2, zien
wij verdwijnen om plaats te maken
voor nieuwe en aesthetische vormen
waarlangs de lucht gemakkelijk en
zonder veel wervelingen kan vloeien.
De overgang tusschen vleugel en romp
is geleidelijk geworden, de stervormige
luchtgekoelde motoren zijn omgeven
door speciale kappen welke de weer
stand sterk verminderen en de motor
gondels gaan bijna onmerkbaar in de
vleugels over. Het onderstel is intrek
baar gemaakt en verdwij'nt vrijwel
geheel in den onderkant der vleugels
of in den romp.
En het merkwaardige is, dat deze
moderne vormen niet
alleenuiteenaerodynamisch standpunt bekeken zooveel
beter zijn, doch ons ook in aesthetisch
opzicht beter bevredigen. Niemand
toch zal ontkennen, dat de moderne
Douglas DC. 2 een heel wat mooiere
machine is dan de Fokker F. 2 van
vijftien jaar geleden. En ook al zijn
er nog tal van andere redenen, waarom
de moderne machines zooveel betere
prestaties hebben dan de vliegtuigen
van weleer, de goede vormen in de
luchtvaart spelen toch zoo'n belang
rijke rol, dat geen constructeur het
meer in zijn hoofd zal halen hieraan
niet zijn volle aandacht te besteden.
C. VAN STEENDEREN J R.
De eerste seconden
U hebt er natuurlijk niets van
gemerkt, maar drie weken ge
leden hebt u bijna gén Groene
gekregen. Het scheelde een haar en
over dat haar wou ik u het een en ander
vertellen.
Als De Groene van de pers komt
bestaat hij uit losse vellen van zestien
pagina's. Die vellen gaan naar de
binderij, waar ze worden overgenomen
door een van die vernuftige moderne
machines waaraan we het probleem
der technologische werkloosheid te
danken hebben doordat ze het werk van
een hele ploeg mannen doen in de helft
van de tijd: aan de ene kant gaan de
stapels papier er in en aan de andere
kant komen de Groenes er uit, netjes
gevouwen en in de rug van twee
roestvrije nietjes voorzien. Dit ter inleiding.
Bij die machine nu stonden op de
bewuste dag, dat het maar een haar
scheelde, een paar mensen te praten:
iemand van De Groene en iemand van
de binderij en nog een belangstellende.
Het was koud en er haperde iets aan
de verwarming en daarom stond terzijde
van de machine een petroleumkachel.
De machine draaide, stapels papier
suisden er door en links en rechts lagen
de pakken groene weekbladen gereed
om geadresseerd te worden. Daar komt
een knecht met een zwaar pak kranten;
een der toeschouwers doet een stap op
zij en stoot de petroleumkachel om,
een vlam slaat hoog op, de olie stroomt
over de vloer. De rest gebeurde in
ongelooflijk korte tijd: iemand gooit
een deur open om een weg naar buiten
vrij te maken (en incidenteel de brand
met frisse lucht aan te wakkeren!) een
ander grist de petroleumkachel weg en
snelt er mee naar buiten, loopt in de
deuropening tegen een handkar aan,
struikelt en laat de kachel vallen. Re
sultaat: midden in de binderij een grote
plas brandende petroleum, rondom
papier en nog eens papier, daarachter
verscheiden mensen aan het werk en
de deuropening versperd door een
laaiende fakkel.
Begrijpt u nu waardoor u bijna geen
Groene had gekregen? Maar u kreeg
hem wél, want iemand rukte een
brandblusser van de muur, die daar
twintig jaar werkeloos had gehangen,
sloeg er mee op de grond en spoot op
veilige afstand met een krachtige straal
het hele geval uit. Wat rook, wat vui
ligheid, wat schrik en een paar blauwe
plekken waren alles wat er van het
avontuur overbleef. Het bedrijf draaide
door en De Groene ging op tijd de deur
uit.
Maar als die brandblusser er.nu eens
niet was geweest? Die vraag laat me
sindsdien niet los. Natuurlijk was de
zaak verzekerd maar geen enkele
verzekering zou u die week een Groene
hebben kunnen bezorgen. En de men
sen waren wellicht óók verzekerd
maar ik wil liever niet denken aan de
mogelijkheid dat die verzekering uit
betaald had moeten worden.
BRANDEN ontstaan bij voorkeur op
de meest onverwachte ogenblikken
Wat doe je dan ? Als je je positieven bij
elkaar houdt ga je een emmer halen
(die natuurlijk net niet op de plaats
staat waar hij behoorde te staan), je
laat hem vollopen, richt enige wat-r.
schade aan en haalt een tweede. In -.ie
tussentijd kan er heel wat gebeuren.
Als we op die Vrijdagmiddag in de
binderij van een emmer water afhan
kelijk waren geweest.... dank u, ik
denk er liever niet aan. Trouwens: e»n
petroleumbrand mag niet met wa'er
geblust worden, omdat dan de bran
dende olie op het water nog verder zou
uitvloeien. Het blusmiddel is in >üt
geval zand of chemicaliën. Hoevt el
petroleumtoestellen branden er elk n
dag in ons land? En hoeveel zijn er
daarbij met een bak zand of een kool.
zuurblusser op bereikbare afstan ?
Waarlijk, we spelen met vuur l
Ik heb er de statistiekboeken op n u
geslagen. In 1930 is er in Nederland
voor !S3/4 millioen gulden in vlammen
opgegaan. In 1931 voor I4V2 millioe i.
In 1932 voor i48/4 millioen. Deze cijfe. s
hebben alleen betrekking op brand; n
waarbij voor meer dan 300 gulden
schade is aangericht. Branden van be
hoorlijk formaat. Zoals er bij ons in e
binderij een zou zijn geweest als...
Vijftien millioen per jaar onttrokk. n
aan onze volkswelvaart. Eenvoudig
weggesmeten. Vergaan tot as. En <e
ontwrichting van bedrijven, het ve->
lies van goodwill, van dierbare h
inneringen, de schade die niet in ge d
kan worden uitgedrukt en door ge» n
verzekering wordt gedekt. En de men
senlevens, nu en dan....
Is denk aan een filmvoorstelling .n
Hilversum, verleden jaar, en aan ie
kinderen die niet weer thuis kwame i.
Eén van de 2000 branden-met-mce
dan-300-gulden-schade die we jaarlijks
in ons land hebben. Branden waarut n
de meeste in de kiem konden worden
gesmoord als er bijtijds maatregel'n
waren genomen! Als er modern, dot
matig blusmateriaal bij de hand w; .s
geweest en een mens, een kind desnoo s
die het wist te gebruiken. Sinds ik vo, r
mijn ogen het begin heb gezien van
iets dat een ramp had kunnen wordt .1
en door een simpele handbewegit -g
werd teruggebracht tot een kleine 01
aangenaamheid houdt deze gedach e
me bezig.
We verzekeren ons tegen de g<
volgen van brand, en dat is zeer nutti ,
het zou onverantwoordelijk zijn als v e
het niet deden. Maar het is niet vo
doende. Het is even noodzakelijk ors
tegen brand te beveiligen. En daarae i
denken we, in bijna ongelooflijke lich
zinnigheid, gewoonlijk pas als het ;
laat is.
Een paar jaar geleden hebben er M
?een van onze tijdschriften vier art
kelen gestaan over brandbestrijdin .
Die artikelen trachtten de gedachte t r
in te hameren: Brand is een gevaar d; t
steeds op de loer ligt en jaarlijks gro';
verliezen veroorzaakt, en bij bram
bestrijding komt het aan op de eers^
seconden. Ik heb die artikelen met be
langstelling gelezen en er verder niet
meer over nagedacht. Zo is de men-.
Maar nu heb ik gezien wat die eerst;
seconden betekenen. En nu waarschuv
ik u pp mijn beurt: denk aan de eerst.'
seconden. En zorg dat u dan kun:
handelen. DR. B. HILMA-:
PAG. 14 DE GROENE No. 30*5
Ik schrijf u ol'een als ik iets anders
kon vertel/en," beloofde Cofap>
Befmonte ons bij zijn vertrek naar
Abessinië. H/eronder drukken wij
zijn eersten brief of.
INNENKORT
,zal er verteld
'kunnen wor
de van gewonden
etl zieken onder
on -e e»g«n hoede,
ge ? Tgen in prach
tig.;. Hollandsche
po- de -kruistenten na moeizaam
tra ;, sport. . . . Nu nog zijn we op weg
na:;: het Noorden na tallooze werk
zaamheden van voorbereiden,
verde^'en, samenvoegen, in- en uit- en
OVcrpakken. In drie groote af deelingen
_ twee karavanen van samen meer
da." driehonderd muildieren en een
co' vooi van twee vrachtauto's werd
kous gezet naar Dessie. Oponthoud
do"- allerlei onvoorziene
omstandigh< ,,vn en door zware regens, die niet
a i :rme waren, dwongen eerst tot
werkt-'uos toezien. Bombardementen
ver01°rustten intusschen hoofdbestuur en
vrienden, naar ons bleek uit
telegramm i en brieven. Maar in Addis Abeba
Wc d rustig verder voorbereid en
werdfi, plannen uitgewerkt om zooveel
mogelijk nut te stichten met negen
nu n en een uiterst fraaie uitrusting.
-TRANSPORTMOGELIJKHEDEN
l worden hier vaak onmogelijkheden
en de drie groote af deelingen hadden bij
hi- .vertrek van hier wel naar
Lilienkn-n kunnen zeggen: Wann treffen
wi: drei wieder zusammen?
N'u hobbelt de laatste lading van
t v,-) e volgeladen trucks over het hooge
pi teau naar Dessie. De helft van
ru- aantal Europeanen bestaat uit den
kl inen, tengeren, Griekschen chauf
feur voor wiens onbetrouwbaarheid
ie< ereen ons gewaarschuwd heeft. We
h t ben hem echter met al zijn
eigens< appen in eigen beheer genomen en
tot nu toe is het goed gegaan. Hij heeft
z ? juist Winckel en de Vries behouden
tu-'.r Dessie gebracht, waar ze als Pa
er. Ma de werkverschaffing van het
gt 'in zullen bespreken met den keizer
& keizers. Het is als in een sprookje
e; hun zeven kinderen zoeken een
b; ;mtje, waarbij meer op goede
behandf ;ng gelet zal worden dan op hoog
,">e weg naar Dessie is slecht.
Eigenh: is er geen weg en zijn er zelfs geen
p ien. De auto's zoeken oude sporen
it de piste". Het is nog niet geheel
d ;idelijk waarvoor elk van de duizend
a o's van Abessiniëmaandelijks vijftig
c. .\t opbrengt aan wegenbelasting.
IV- '.ar een paar dagen geleden zijn de
v, gens behouden doorgekomen en
c - lukt wel vaker. Waarom zouden
w.j nu pech hebben ? De terreinen
zul1' i wel droog zijn bij het gruwelijke
s ik smallen weg, die helt naar een
c! rtienhonderd meter diep ravijn. Een
j irnalist heeft van dit traject gezegd,
d t de bergen van Montenegro hierbij
v rgeleken een parketvloer zijn.
Mort n die dans.
Nu wordt kamp gemaakt. We
heb'j n honger. Het marmitonnetje werkt
ordig, zoodat roofvogels reeds met
: -nge vleugelslagen cirkelen om een
eg blikje. .
D-i wind is al kouder geworden. De
'tste sterren zijn te zien. De scheme
rig is kort en de nacht waait aan van
ver de bergen.
We zijn nu gewasschen en geschoren
ii de tenten staan. De charme van
?ezen tocht is overdag het felle licht
n de zon die te heet is. Dat alles wijkt
? oor den nacht. Het is donker
gevorden. De autovlaggen met het roode
..ruis en met de Hollandsche kleuren
ijn niet meer te herkennen. De
stormamp aan de tentpaal werpt een
duide-ijke lichtkegel. Ik kan zien wat ik eet.
Een kever vliegt met harden bons
tegen het lampeglas. Krekels ^ tjirpen
snerpend. De eenzaamheid lijkt on
eindig. Ik heb in geen uren hutten ge
zien. Maar onbegrij
pelijkerwijze zijn
twee inlanders ko
men opdagen. Ze
hurken in de koude
nachtlucht bij de
boys met dekens
dicht om zich heen
getrokken over de armoedige witte
slamma's. Het rookelooze kampvuur
knappert en licht van de vlammen
schuift schuchter over de groepen.
Ineens wordt soms een auto-wiel
onwezenlijk zichtbaar.
De boys praten zacht en bewaren
daarbij de woorden eerst vóór in den
mond, vlak achter de tanden. In hun
taal van kinderklanken vertelt Salak
van de wonderen die hij de laatste we
ken gezien heeft. Het laatste nieuws
wekt bewondering: De Japanners
komen te hulp met hun geheele leger.
Overmorgen zullen ze er zijn. Ze staan
al in Zwitserland.
Het wordt laat voor ik eraan denk
en vroeg 's morgens wordt altijd opge
broken. In de vrachtauto is het over
dag heet. Ik ben moe geworden van
tien uren braadpan. Vóór ik de dekens
over mij heen trek kijk ik nog naar
buiten. De heldere sterrenhemel be
looft goeds. Ik staat in het gezicht van
den waker, die knikt. Van denheelen
woesten krijgskerel zie ik alleen nog
blikkerende tanden en wat oogenwit.
Mijn lamp is uit. De tent is donker. De
eenzaamheid is weldadig. Beelden
schuiven over elkaar heen in grillige
montage. Dan vaag, vager. Buiten
blaft een eerste hyena. But who is
afraid of the big bad whoof.
COLACO BELMONTE
IK ZEG
Overijssel, hoe het bouwt
EERST thans werd mijn
aandacht gevestigd op een'artikel
in Uw blad van 7 December
1935, waarbij de heer J. J. P. Oud
onder den titel Het nieuwe bouwen"
eenige ideeën ontwikkelt over de
eischen, waaraan de komende bouw
kunst behoort te voldoen. Ik zou dat
artikel zeker in zijn sfeer hebben
gelaten, indien de schrijver niet als
inleiding daartoe had gebezigd het
boekje, dat onder bovenstaanden titel
door Het Oversticht is uitgegeven.
De heer Oud heeft gemeend, ons
boekje als aanloop te moeten gebrui
ken voor zijn betoog over het nieuwe
bouwen. Logisch leek mij dit niet.
Maar wat ik erg vind is, dat de
heer Oud zoo duidelijk blijk geeft
van gemis aan waardeering voor of
moet ik zeggen: gemis aan besef van
de groote moeilijkheden, welke de
provinciale schoonheidscommissies on
dervinden bij haar voortdurend streven
om van het bouwen ten platten lande
iets terecht te brengen en ondanks dat
gemis een boekje, dat bij vele nuchtere
critici waardeering heeft ondervonden,
misbruikt als stijgbeugel voor zijn
stokpaard.
Wat is het bezwaar van den heer
Oud tegen boekjes als dit ? Zijn ant
woord luidt: ,,dat ze het beperkte ter
rein, waarop ze zich bewegen, als
algemeen gebied beschouwd willen
zien. En, dat ze de conclusies, die ze
in engeren zin trekken, nu ook uit
breiden tot dit algemeene gebied,
waardoor ze volmaakt verkeerd rich
ting aangeven, zoodra ze de grenzen
van het eigen domein overschrijden."
Ik zou den heer Oud willen verzoeken
aan te toonen, waarin die overschrij
ding bestaat. De titel van het boekje
is zoo zuiver als ware het van een
glazen omslag voorzien.
MR. D. SANDERS
Secr. Het Oversticht
(Van redactiewege bekort.)
UIT felle licht tasten onze voeten
voorzichtig de treden'af, die
naar de Bodega leiden.'
Onwennig stonden wij in 't myste
rieuze half-duister; in 't midden van
de groote ruimte wierpen een paar
lampjes lichtplekken op den tegelvloer
en beschenen rijen vaten, waarvan de
ronde bodems het licht opvingen, zwak
ker naarmate zij verder verwijderd wa
ren, totdat de laatste samensmolten met
den pikdonkeren achtergrond.
Langzamerhand zagen wij beter.
Van alle zijden waren wij omringd
door lange rijen vaten, drie hoog, dik
wijls groen aangeslagen. Jaren hadden
zij daar gelegen. Wij waren in het rijk
van de Solera's.
Hier gebeurde dat wonderbaarlijke,
hier leefde de Sherry. Want Sherry
heeft een eigen wil, die stoort zich niet
aan wetenschap of menschelijk beheer,
die wordt uit zichzelf fino of oloroso
of raya, en wij hebben het te acceptee
ren en waardeeren, zooals hij ontstaat.
Hier verandert die onbegrijpelijke
schimmel flor" het karakter van den
wijn.
Een beetje droomend en pratend over
dit alles hadden wij geen aandacht ge
schonken aan wat er verder om ons
heen gebeurde.
Onder den zachten lichtbundel van
een der lampen zat een oude man, zijn
scherpe kop ving het licht op, scherper
nog geteekend door de diepe
schaduwgroeven van zijn verweerd gelaat,
schuin over zijn guitaar gebogen, luiste
rend naar het stemmend tokkelen.
Soms streelden zijn vingers zacht de
snaren, dan dansten zij er woest over
in een niet te volgen tempo, om plotse
ling met een slag te eindigen.
Heerlijk diepe cello-tonen klonken
rondom al die oude en jonge wijnen
door den schemer van de Bodega. Zijn
linkerhand pinkte dan inéns een hooge
noot, alsof een lichtflits door zwoele
zomerlucht vaart.
Naast hem zat een jonge kerel, de
zanger. Bruine kop, pikzwart haar,
zigeunerbloed. Bij het voorspelen van
den ouden maestro volgde hij met zacht
handgeklap, stil voor zich uit neuriënd.
Wij waren nu niet meer alleen. Als
schaduwen tegen het felle buitenlicht
waren vrienden van onzen gastheer
binnengekomen, blij opgeruimd. Er
stond hun muziek en wijn te wachten.
Wij waren immers in Andalusië, in
Jerez, en daar is het leven anders, heel
anders....
Una copita? klonk het uitnoodigend.
Een vraag, die met een blij oog en
een lach werd begroet. Una copita,
werd door iedereen herhaald, het
tooverwoord, dat de bondel van een der oude
vaten deed lichten om de glazen (cana's)
met den beerlijken lichten, drogen
Sherry te vullen.
Ook voor den maestro en zijn met
gezel, die al niet meer, zóó maar speler
en zanger waren, maar twee van ons
gezelschap. Nog una copita!" klonk
het lachend. Toen werd het ernst. Toca,
toca, un flamengo l .
Zacht begon de oude zijn instrument
te streelen. Allen waren stil, stiller nog
door de groote ruimte om ons. Zacht
begon ook de ander in de handen te
klappen, terwijl hij een paar klagende
uitroepen de ruimte inzong.
Inéns veranderde dit alles. De oude
greep de snaren, en ineens zat daar ook
een andere zanger, fel zong hij met een
vreemd keelgeluid, gespannen kaken,
gespannen armen, die schokkend den
cadans van het lied volgden. Zijn kop
0
tt:
f
v
trilde. Wij begrepen de woorden niet,
maar 't moest over liefde zijn en on
schuld, over weelde en oprechtheid.
Maar wat wij gevoelden, dat was de
muziek, die wondere wereldtaal, die
ons vertelde, dat hier twee
menschenkinderen, menschen midden uit het
volk, hun vreugde en hun leed in hun
lied uitzongen, op hunne wijze, eerlijk,
en daarom zoo onvergelijkelijk mooi.
't Was voor hen beiden een weelde
om te spelen en te zingen. Het eene
lied volgde het andere. Olé", klonk *
het telkens aanmoedigend, prijzend,
maar ook olé" als zij elkaar prezen
bij een moeilijke passage. Lang nadat
zij betaald waren, en wij afscheid had
den genomen, bleven zij spelen en zin
gen. Olé, oléI Zij vonden het zelf zoo
erg plezierig.
Maar ook olé" als er copita" klonk.
Alle gasten wisten den weg naar dat
eene fust, waar zij beurtelings als schen
ker fungeerden.
Ik heb u toch gezegd, dat in Anda
lusiëalles anders is....
Buiten hoorden wij nog het Olé"
met guitaar en zang.
Oléi K. O.
l