De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 29 februari pagina 9

29 februari 1936 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Roode Kruiswerk in spe Hiegtuigen, ge«» Ihemische strijdr >eventueelevij« oderne wapen* lomp bijten oj leoldspraak van Wij helpen h rust zijn wij e ;ndaagsch< schrijver * het Alg. H; leid van de [istelijke den ren maken d [t »voc [,onma id". E rdi vai ! var '^ hn.« nel Een Engelsch verkeersvliegtuig van omstreeks 1920 en een (veei beter gevormde; Fokker F 2 uit denzelfden tijd GOEDE VORMEI INDE «IIT HET geldt thans bijna als een axioma in de vliegerij, dat een machine die er goed uitziet, ook goed is. En inderdaad is hier veel van waar. Die oude kratten, waarmede onze vaderen in de jaren van voor den Oorlog vlogen, waren slechte vlieg tuigen, vol spandraden en andere vtel weerstand biedende uitsteeksels. Hun vormen waren hoekig, leelijk, weinig elegant. En zag je eens een enkele keer een mooie machine, zooals de D perdussin race eendekker van Frits Kool hoven en Béchereau bijv., dan gingen de prestaties van zoo'n vliegtuig ook ver boven die der andere uit. Slechts uiterst langzaam drong het tot het gros der vliegtuigbouwers door, dat die hoekige en plompe vormen niet alleen leelijk waren doch ook verkeerd. Zooals overal elders, toen de eisch kwam van betere en steeds maar weer betere prestaties, volgde men in hoofdzaak den weg met den minsten weerstand en men bouwde eenvoudig steeds weer sterkere moto ren in. Zoolang de oorlog duurde en men dus uitsluitend voor militaire doeleinden bouwde, ging dat goed, maar zoo spoedig men machines ging maken voor het luchtverkeer, waar de economie een woordje meespreekt, was men wel gedwongen andere wegen te gaan bewandelen. Men zocht het eerst in betrekkelijk zwakke motoren omdat in den begintijd der verkeersvliegerij prestaties nog niet de rol van heden speelden. M.a.w. men volgde wederom den weg met den minsten weerstand» Op den duur ging dat echter niet op. De concurrentie, eerst met de spoor wegen, die tusschen de groote centra zeer snelle luxe treinen lieten loopen, later tusschen de diverse luchtvaart maatschappijen onderling, dwong tot steeds betere prestaties. Het lucht verkeer over zeer groote afstanden kwam en ook dit bracht met zich mede, dat men behoefte kreeg aan werkelijke snelle post- en passagiersvliegtuigen. Het domweg opvoeren van het motor vermogen allén kon de oplossing niet brengen en dus ging men zoeken naar andere middelen. En zoo vond men langzamerhand het nige goede mid del, het verfijnen der vormen van het vliegtuig. Fokker had dit reeds eerder ingezien Een Doug/as DC 2 boven een Amerikaansche stad. Sierlijke vorm gaat hier samen met goede prestatie. en zijn F. 2 was voor 1920 een zeer goede machine. De vrijdragende een dekker vleugel maakte dat de vele spandraden, welke wij nog aantreffen in vrijwel alle verkeersvliegtuigen uit dien tijd, vervielen, en als wij deze machine eens vergelijken met den hierbij afgebeelden Engelschen verkeers tweedekker, dan valt het op, dat de Fokker belangrijk eleganter was. Eén van de redenen, waarom de F. 2 en de latere F. 3 tot de meest econo mische verkeersvliegtuigen van hun periode behoorden. Nu is er een naar ding in de lucht vaart en wel, dat de weerstand toe neemt, recht evenredig met het kwa draat der snelheid, m.a.w. bij tweemaal zooveel snelheid biedt een vliegtuig viermaal zooveel weerstand. Het benoodigde motorische vermogen zou dus buiten eenige verhouding moeten stij gen om te kunnen voldoen aan de steeds zwaardere eischen betreffende prestaties, en toen dit eenmaal goed tot de constructeurs was doorgedron gen, ging men eens onderzoeken of het niet anders kon. De rechthoekige en weinig elegante romp, de bruuske overgang tusschen romp en vleugel, zooals wij die nog aantreffen bij de Fokker F. 2, zien wij verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe en aesthetische vormen waarlangs de lucht gemakkelijk en zonder veel wervelingen kan vloeien. De overgang tusschen vleugel en romp is geleidelijk geworden, de stervormige luchtgekoelde motoren zijn omgeven door speciale kappen welke de weer stand sterk verminderen en de motor gondels gaan bijna onmerkbaar in de vleugels over. Het onderstel is intrek baar gemaakt en verdwij'nt vrijwel geheel in den onderkant der vleugels of in den romp. En het merkwaardige is, dat deze moderne vormen niet alleenuiteenaerodynamisch standpunt bekeken zooveel beter zijn, doch ons ook in aesthetisch opzicht beter bevredigen. Niemand toch zal ontkennen, dat de moderne Douglas DC. 2 een heel wat mooiere machine is dan de Fokker F. 2 van vijftien jaar geleden. En ook al zijn er nog tal van andere redenen, waarom de moderne machines zooveel betere prestaties hebben dan de vliegtuigen van weleer, de goede vormen in de luchtvaart spelen toch zoo'n belang rijke rol, dat geen constructeur het meer in zijn hoofd zal halen hieraan niet zijn volle aandacht te besteden. C. VAN STEENDEREN J R. De eerste seconden U hebt er natuurlijk niets van gemerkt, maar drie weken ge leden hebt u bijna gén Groene gekregen. Het scheelde een haar en over dat haar wou ik u het een en ander vertellen. Als De Groene van de pers komt bestaat hij uit losse vellen van zestien pagina's. Die vellen gaan naar de binderij, waar ze worden overgenomen door een van die vernuftige moderne machines waaraan we het probleem der technologische werkloosheid te danken hebben doordat ze het werk van een hele ploeg mannen doen in de helft van de tijd: aan de ene kant gaan de stapels papier er in en aan de andere kant komen de Groenes er uit, netjes gevouwen en in de rug van twee roestvrije nietjes voorzien. Dit ter inleiding. Bij die machine nu stonden op de bewuste dag, dat het maar een haar scheelde, een paar mensen te praten: iemand van De Groene en iemand van de binderij en nog een belangstellende. Het was koud en er haperde iets aan de verwarming en daarom stond terzijde van de machine een petroleumkachel. De machine draaide, stapels papier suisden er door en links en rechts lagen de pakken groene weekbladen gereed om geadresseerd te worden. Daar komt een knecht met een zwaar pak kranten; een der toeschouwers doet een stap op zij en stoot de petroleumkachel om, een vlam slaat hoog op, de olie stroomt over de vloer. De rest gebeurde in ongelooflijk korte tijd: iemand gooit een deur open om een weg naar buiten vrij te maken (en incidenteel de brand met frisse lucht aan te wakkeren!) een ander grist de petroleumkachel weg en snelt er mee naar buiten, loopt in de deuropening tegen een handkar aan, struikelt en laat de kachel vallen. Re sultaat: midden in de binderij een grote plas brandende petroleum, rondom papier en nog eens papier, daarachter verscheiden mensen aan het werk en de deuropening versperd door een laaiende fakkel. Begrijpt u nu waardoor u bijna geen Groene had gekregen? Maar u kreeg hem wél, want iemand rukte een brandblusser van de muur, die daar twintig jaar werkeloos had gehangen, sloeg er mee op de grond en spoot op veilige afstand met een krachtige straal het hele geval uit. Wat rook, wat vui ligheid, wat schrik en een paar blauwe plekken waren alles wat er van het avontuur overbleef. Het bedrijf draaide door en De Groene ging op tijd de deur uit. Maar als die brandblusser er.nu eens niet was geweest? Die vraag laat me sindsdien niet los. Natuurlijk was de zaak verzekerd maar geen enkele verzekering zou u die week een Groene hebben kunnen bezorgen. En de men sen waren wellicht óók verzekerd maar ik wil liever niet denken aan de mogelijkheid dat die verzekering uit betaald had moeten worden. BRANDEN ontstaan bij voorkeur op de meest onverwachte ogenblikken Wat doe je dan ? Als je je positieven bij elkaar houdt ga je een emmer halen (die natuurlijk net niet op de plaats staat waar hij behoorde te staan), je laat hem vollopen, richt enige wat-r. schade aan en haalt een tweede. In -.ie tussentijd kan er heel wat gebeuren. Als we op die Vrijdagmiddag in de binderij van een emmer water afhan kelijk waren geweest.... dank u, ik denk er liever niet aan. Trouwens: e»n petroleumbrand mag niet met wa'er geblust worden, omdat dan de bran dende olie op het water nog verder zou uitvloeien. Het blusmiddel is in >üt geval zand of chemicaliën. Hoevt el petroleumtoestellen branden er elk n dag in ons land? En hoeveel zijn er daarbij met een bak zand of een kool. zuurblusser op bereikbare afstan ? Waarlijk, we spelen met vuur l Ik heb er de statistiekboeken op n u geslagen. In 1930 is er in Nederland voor !S3/4 millioen gulden in vlammen opgegaan. In 1931 voor I4V2 millioe i. In 1932 voor i48/4 millioen. Deze cijfe. s hebben alleen betrekking op brand; n waarbij voor meer dan 300 gulden schade is aangericht. Branden van be hoorlijk formaat. Zoals er bij ons in e binderij een zou zijn geweest als... Vijftien millioen per jaar onttrokk. n aan onze volkswelvaart. Eenvoudig weggesmeten. Vergaan tot as. En <e ontwrichting van bedrijven, het ve-> lies van goodwill, van dierbare h inneringen, de schade die niet in ge d kan worden uitgedrukt en door ge» n verzekering wordt gedekt. En de men senlevens, nu en dan.... Is denk aan een filmvoorstelling .n Hilversum, verleden jaar, en aan ie kinderen die niet weer thuis kwame i. Eén van de 2000 branden-met-mce dan-300-gulden-schade die we jaarlijks in ons land hebben. Branden waarut n de meeste in de kiem konden worden gesmoord als er bijtijds maatregel'n waren genomen! Als er modern, dot matig blusmateriaal bij de hand w; .s geweest en een mens, een kind desnoo s die het wist te gebruiken. Sinds ik vo, r mijn ogen het begin heb gezien van iets dat een ramp had kunnen wordt .1 en door een simpele handbewegit -g werd teruggebracht tot een kleine 01 aangenaamheid houdt deze gedach e me bezig. We verzekeren ons tegen de g< volgen van brand, en dat is zeer nutti , het zou onverantwoordelijk zijn als v e het niet deden. Maar het is niet vo doende. Het is even noodzakelijk ors tegen brand te beveiligen. En daarae i denken we, in bijna ongelooflijke lich zinnigheid, gewoonlijk pas als het ; laat is. Een paar jaar geleden hebben er M ?een van onze tijdschriften vier art kelen gestaan over brandbestrijdin . Die artikelen trachtten de gedachte t r in te hameren: Brand is een gevaar d; t steeds op de loer ligt en jaarlijks gro'; verliezen veroorzaakt, en bij bram bestrijding komt het aan op de eers^ seconden. Ik heb die artikelen met be langstelling gelezen en er verder niet meer over nagedacht. Zo is de men-. Maar nu heb ik gezien wat die eerst; seconden betekenen. En nu waarschuv ik u pp mijn beurt: denk aan de eerst.' seconden. En zorg dat u dan kun: handelen. DR. B. HILMA-: PAG. 14 DE GROENE No. 30*5 Ik schrijf u ol'een als ik iets anders kon vertel/en," beloofde Cofap> Befmonte ons bij zijn vertrek naar Abessinië. H/eronder drukken wij zijn eersten brief of. INNENKORT ,zal er verteld 'kunnen wor de van gewonden etl zieken onder on -e e»g«n hoede, ge ? Tgen in prach tig.;. Hollandsche po- de -kruistenten na moeizaam tra ;, sport. . . . Nu nog zijn we op weg na:;: het Noorden na tallooze werk zaamheden van voorbereiden, verde^'en, samenvoegen, in- en uit- en OVcrpakken. In drie groote af deelingen _ twee karavanen van samen meer da." driehonderd muildieren en een co' vooi van twee vrachtauto's werd kous gezet naar Dessie. Oponthoud do"- allerlei onvoorziene omstandigh< ,,vn en door zware regens, die niet a i :rme waren, dwongen eerst tot werkt-'uos toezien. Bombardementen ver01°rustten intusschen hoofdbestuur en vrienden, naar ons bleek uit telegramm i en brieven. Maar in Addis Abeba Wc d rustig verder voorbereid en werdfi, plannen uitgewerkt om zooveel mogelijk nut te stichten met negen nu n en een uiterst fraaie uitrusting. -TRANSPORTMOGELIJKHEDEN l worden hier vaak onmogelijkheden en de drie groote af deelingen hadden bij hi- .vertrek van hier wel naar Lilienkn-n kunnen zeggen: Wann treffen wi: drei wieder zusammen? N'u hobbelt de laatste lading van t v,-) e volgeladen trucks over het hooge pi teau naar Dessie. De helft van ru- aantal Europeanen bestaat uit den kl inen, tengeren, Griekschen chauf feur voor wiens onbetrouwbaarheid ie< ereen ons gewaarschuwd heeft. We h t ben hem echter met al zijn eigens< appen in eigen beheer genomen en tot nu toe is het goed gegaan. Hij heeft z ? juist Winckel en de Vries behouden tu-'.r Dessie gebracht, waar ze als Pa er. Ma de werkverschaffing van het gt 'in zullen bespreken met den keizer & keizers. Het is als in een sprookje e; hun zeven kinderen zoeken een b; ;mtje, waarbij meer op goede behandf ;ng gelet zal worden dan op hoog ,">e weg naar Dessie is slecht. Eigenh: is er geen weg en zijn er zelfs geen p ien. De auto's zoeken oude sporen it de piste". Het is nog niet geheel d ;idelijk waarvoor elk van de duizend a o's van Abessiniëmaandelijks vijftig c. .\t opbrengt aan wegenbelasting. IV- '.ar een paar dagen geleden zijn de v, gens behouden doorgekomen en c - lukt wel vaker. Waarom zouden w.j nu pech hebben ? De terreinen zul1' i wel droog zijn bij het gruwelijke s ik smallen weg, die helt naar een c! rtienhonderd meter diep ravijn. Een j irnalist heeft van dit traject gezegd, d t de bergen van Montenegro hierbij v rgeleken een parketvloer zijn. Mort n die dans. Nu wordt kamp gemaakt. We heb'j n honger. Het marmitonnetje werkt ordig, zoodat roofvogels reeds met : -nge vleugelslagen cirkelen om een eg blikje. . D-i wind is al kouder geworden. De 'tste sterren zijn te zien. De scheme rig is kort en de nacht waait aan van ver de bergen. We zijn nu gewasschen en geschoren ii de tenten staan. De charme van ?ezen tocht is overdag het felle licht n de zon die te heet is. Dat alles wijkt ? oor den nacht. Het is donker gevorden. De autovlaggen met het roode ..ruis en met de Hollandsche kleuren ijn niet meer te herkennen. De stormamp aan de tentpaal werpt een duide-ijke lichtkegel. Ik kan zien wat ik eet. Een kever vliegt met harden bons tegen het lampeglas. Krekels ^ tjirpen snerpend. De eenzaamheid lijkt on eindig. Ik heb in geen uren hutten ge zien. Maar onbegrij pelijkerwijze zijn twee inlanders ko men opdagen. Ze hurken in de koude nachtlucht bij de boys met dekens dicht om zich heen getrokken over de armoedige witte slamma's. Het rookelooze kampvuur knappert en licht van de vlammen schuift schuchter over de groepen. Ineens wordt soms een auto-wiel onwezenlijk zichtbaar. De boys praten zacht en bewaren daarbij de woorden eerst vóór in den mond, vlak achter de tanden. In hun taal van kinderklanken vertelt Salak van de wonderen die hij de laatste we ken gezien heeft. Het laatste nieuws wekt bewondering: De Japanners komen te hulp met hun geheele leger. Overmorgen zullen ze er zijn. Ze staan al in Zwitserland. Het wordt laat voor ik eraan denk en vroeg 's morgens wordt altijd opge broken. In de vrachtauto is het over dag heet. Ik ben moe geworden van tien uren braadpan. Vóór ik de dekens over mij heen trek kijk ik nog naar buiten. De heldere sterrenhemel be looft goeds. Ik staat in het gezicht van den waker, die knikt. Van denheelen woesten krijgskerel zie ik alleen nog blikkerende tanden en wat oogenwit. Mijn lamp is uit. De tent is donker. De eenzaamheid is weldadig. Beelden schuiven over elkaar heen in grillige montage. Dan vaag, vager. Buiten blaft een eerste hyena. But who is afraid of the big bad whoof. COLACO BELMONTE IK ZEG Overijssel, hoe het bouwt EERST thans werd mijn aandacht gevestigd op een'artikel in Uw blad van 7 December 1935, waarbij de heer J. J. P. Oud onder den titel Het nieuwe bouwen" eenige ideeën ontwikkelt over de eischen, waaraan de komende bouw kunst behoort te voldoen. Ik zou dat artikel zeker in zijn sfeer hebben gelaten, indien de schrijver niet als inleiding daartoe had gebezigd het boekje, dat onder bovenstaanden titel door Het Oversticht is uitgegeven. De heer Oud heeft gemeend, ons boekje als aanloop te moeten gebrui ken voor zijn betoog over het nieuwe bouwen. Logisch leek mij dit niet. Maar wat ik erg vind is, dat de heer Oud zoo duidelijk blijk geeft van gemis aan waardeering voor of moet ik zeggen: gemis aan besef van de groote moeilijkheden, welke de provinciale schoonheidscommissies on dervinden bij haar voortdurend streven om van het bouwen ten platten lande iets terecht te brengen en ondanks dat gemis een boekje, dat bij vele nuchtere critici waardeering heeft ondervonden, misbruikt als stijgbeugel voor zijn stokpaard. Wat is het bezwaar van den heer Oud tegen boekjes als dit ? Zijn ant woord luidt: ,,dat ze het beperkte ter rein, waarop ze zich bewegen, als algemeen gebied beschouwd willen zien. En, dat ze de conclusies, die ze in engeren zin trekken, nu ook uit breiden tot dit algemeene gebied, waardoor ze volmaakt verkeerd rich ting aangeven, zoodra ze de grenzen van het eigen domein overschrijden." Ik zou den heer Oud willen verzoeken aan te toonen, waarin die overschrij ding bestaat. De titel van het boekje is zoo zuiver als ware het van een glazen omslag voorzien. MR. D. SANDERS Secr. Het Oversticht (Van redactiewege bekort.) UIT felle licht tasten onze voeten voorzichtig de treden'af, die naar de Bodega leiden.' Onwennig stonden wij in 't myste rieuze half-duister; in 't midden van de groote ruimte wierpen een paar lampjes lichtplekken op den tegelvloer en beschenen rijen vaten, waarvan de ronde bodems het licht opvingen, zwak ker naarmate zij verder verwijderd wa ren, totdat de laatste samensmolten met den pikdonkeren achtergrond. Langzamerhand zagen wij beter. Van alle zijden waren wij omringd door lange rijen vaten, drie hoog, dik wijls groen aangeslagen. Jaren hadden zij daar gelegen. Wij waren in het rijk van de Solera's. Hier gebeurde dat wonderbaarlijke, hier leefde de Sherry. Want Sherry heeft een eigen wil, die stoort zich niet aan wetenschap of menschelijk beheer, die wordt uit zichzelf fino of oloroso of raya, en wij hebben het te acceptee ren en waardeeren, zooals hij ontstaat. Hier verandert die onbegrijpelijke schimmel flor" het karakter van den wijn. Een beetje droomend en pratend over dit alles hadden wij geen aandacht ge schonken aan wat er verder om ons heen gebeurde. Onder den zachten lichtbundel van een der lampen zat een oude man, zijn scherpe kop ving het licht op, scherper nog geteekend door de diepe schaduwgroeven van zijn verweerd gelaat, schuin over zijn guitaar gebogen, luiste rend naar het stemmend tokkelen. Soms streelden zijn vingers zacht de snaren, dan dansten zij er woest over in een niet te volgen tempo, om plotse ling met een slag te eindigen. Heerlijk diepe cello-tonen klonken rondom al die oude en jonge wijnen door den schemer van de Bodega. Zijn linkerhand pinkte dan inéns een hooge noot, alsof een lichtflits door zwoele zomerlucht vaart. Naast hem zat een jonge kerel, de zanger. Bruine kop, pikzwart haar, zigeunerbloed. Bij het voorspelen van den ouden maestro volgde hij met zacht handgeklap, stil voor zich uit neuriënd. Wij waren nu niet meer alleen. Als schaduwen tegen het felle buitenlicht waren vrienden van onzen gastheer binnengekomen, blij opgeruimd. Er stond hun muziek en wijn te wachten. Wij waren immers in Andalusië, in Jerez, en daar is het leven anders, heel anders.... Una copita? klonk het uitnoodigend. Een vraag, die met een blij oog en een lach werd begroet. Una copita, werd door iedereen herhaald, het tooverwoord, dat de bondel van een der oude vaten deed lichten om de glazen (cana's) met den beerlijken lichten, drogen Sherry te vullen. Ook voor den maestro en zijn met gezel, die al niet meer, zóó maar speler en zanger waren, maar twee van ons gezelschap. Nog una copita!" klonk het lachend. Toen werd het ernst. Toca, toca, un flamengo l . Zacht begon de oude zijn instrument te streelen. Allen waren stil, stiller nog door de groote ruimte om ons. Zacht begon ook de ander in de handen te klappen, terwijl hij een paar klagende uitroepen de ruimte inzong. Inéns veranderde dit alles. De oude greep de snaren, en ineens zat daar ook een andere zanger, fel zong hij met een vreemd keelgeluid, gespannen kaken, gespannen armen, die schokkend den cadans van het lied volgden. Zijn kop 0 tt: f v trilde. Wij begrepen de woorden niet, maar 't moest over liefde zijn en on schuld, over weelde en oprechtheid. Maar wat wij gevoelden, dat was de muziek, die wondere wereldtaal, die ons vertelde, dat hier twee menschenkinderen, menschen midden uit het volk, hun vreugde en hun leed in hun lied uitzongen, op hunne wijze, eerlijk, en daarom zoo onvergelijkelijk mooi. 't Was voor hen beiden een weelde om te spelen en te zingen. Het eene lied volgde het andere. Olé", klonk * het telkens aanmoedigend, prijzend, maar ook olé" als zij elkaar prezen bij een moeilijke passage. Lang nadat zij betaald waren, en wij afscheid had den genomen, bleven zij spelen en zin gen. Olé, oléI Zij vonden het zelf zoo erg plezierig. Maar ook olé" als er copita" klonk. Alle gasten wisten den weg naar dat eene fust, waar zij beurtelings als schen ker fungeerden. Ik heb u toch gezegd, dat in Anda lusiëalles anders is.... Buiten hoorden wij nog het Olé" met guitaar en zang. Oléi K. O. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl