De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 6 maart pagina 5

6 maart 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Duitsche boeken \l lieftuigen, geen lemische strijdrr >eventueetevijaj Koderne wapene lomp bijten op Beeldspraak van [Wij helpen h zijn wij er »ndaagsche schrijver het Alg. Ha «id van de itelijke dem Heix jakken d» voo ,onnuu M". E ardi{ [van (van R»f hei. todh BRIEVEN OVER LITTERATUUR VI. Waarde Marsman, Maandagavond. OOK ik ben diep in de Kafka on dergedoken den laatsten tijd! Na zijn romans zijn nu de vertel lingen aan de beurt (die uit de ie Band), en ik moet zeggen, dat zij mij voor een juist en volledig begrip der romans vooroopig van meer belang lijken dan de boeken van nog zoo schrandere com mentatoren als die jij noemde. Kafka is onvergelijkelijk, een volmaakt ont hutsende gestalte, een natuurkracht; hoe zou het zijn indien we deze natuur kracht eens afzijdig door ons heen lieten stroomen alvorens verklarin gen" te zoeken in philosofie en theo logie ? ledere minuut daaraan besteed doen wij te kort aan onze eigenlijke taak: in contact te komen met wezen en sfeer van en rondom zijn werk. Bovendien (en dit is een typisch ver schil met een boek als Der Golem van Meyrink, dat zonder occultistische of psychanalytische toelichting tot zekere hoogte ontoegankelijk blijft) maak ik mij sterk, dat dergelijke interpretaties via O. T., Talmud of Kabbala, waaraan ook Max Brod zich overgeeft in zijn nawoord bij Das Schloss, vastgeknoopt kunnen worden aan ieder willekeurig ander oeuvre, dat zich, bij alle fan tasie, zoo eng en beklemmend op de realiteit betrekt als dit; want ook die theologische systemen zijn tenslotte voortgekomen uit een (psychische, sociale, cultureele) realiteit; al commenteerend doet men dus niet anders dan een omweg maken waarbij de twee te vergelijken grootheden, werk en realiteit, gemakkelijk uit het oog verloren worden. Ik ontken ten stel ligste dat de Joodsche mentaliteit voor het begrip van Kafka's romans nood zakelijk is. Laten wij toch eens een tijd lang uitgaan van de nuchtere feiten, den Jood beschouwen als mensch, den Jood Kafka als naïef genie, en zijn werk meer onder het gezichtspunt van het heden en de toekomst dan onder dat van een gesystematiseerd en voor ge leerdheid toegankelijk verleden! Hoe meer ik hem lees, des te sterker wordt mijn overtuiging, dat hij, hij moge dan al de Jood zijn in Oud-Testamentischen zin, daarnaast zich evenzeer openbaart als de niet-Jood, als de tegenJood zelfs, wien het om niets zoozeer te doen was als om zich te bevrijden van den aiouden ghettodruk. En deze druk kan, dunkt mij, toch beter be schouwd worden als de (algemeen menschelijke) vereenzaming van het tot paria verworden individu, dan als een schuldbesef tegenover een toornenden god, met wien men het op een accoordje meent te kunnen gooien. Dat ook Kafka dit zoo moet hebben ge voeld, wordt aannemelijk gemaakt, doordat in Der Prozess, waar het indi vidu toch aan de guwelijkst denkbare, want voor hem geheel onbegrijpelijke en onoverzichtelijke vervolging bloot staat, nergens sprake is van werkelijke schuld, zonde of gewetenswroeging, ter wijl ook het langzaam aan den dag tredend schuldbesef" bij den vervolgde geheel teruggebracht kan worden op angst voor de vervolging, niet omge keerd. Zelfs wordt, in het gesprek met den gevangeniskapelaan, twijfel uit gesproken aan de principieele moge lijkheid van schuld. Wie kann denn ein Mensch berhaupt schuldig sein. Wir sind hier doch alle Menschen, einer wie der andere." Dit nu is totaal onjoodsch gedacht, het beteekent de uiter ste ontkenning van den wrekenden KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 ? AMSTERDAM Doorloopend Tentoonstellingen god-vader, van iedere heteronome, op vreemde autoriteit berustende ethiek. Werkelijk, zoo bekeken doet Kafka zich eerder voor als geestverwant van Nietzsche dan als epigoon van rabbijnsche wijsheid; maar hij is als het ware Nietzscheaan in het negatieve: hij verdedigt de menschelijke vrijheid door de onvrijheid tot de laatste con sequentie door te denken, hij zoekt het licht door het duister te versterken tot in het ondragelijke en het aldus, bij den lezer, in zijn tegendeel te doen om slaan, en zijn dutvelsche humor, zijn niet te betrappen ironie maakt dit paradoxale, doch met kathartische be doeling opgezette spel mogelijk. In deze opvatting over Franz Kafka werd ik nu nog gestijfd door de lec tuur b.v. van de korte novelle Das Urteil (niet een van de sterkste intusschen), waarin een kindsch geworden vader zijn zoon in den dood jaagt, daar. bij ongetwijfeld speculeerend op dat zelfde schuldbesef", dat in Der Pro zess zoo meedoogenloos geobjectiveerd en daardoor ad absurdum gevoerd is. Nu, zoolang voor den god der gerechtig heid zulke groteske personificaties toe laatbaar worden geacht, moet de Tal mud bij de exegese maar bescheiden op den achtergrond blijven, vind ik. Daaraan veranderen ook de listigste Deutungen" van Max Brod niets (die inderdaad twee uitstekende boeken schreef, Leben met einer Göttin en Tycho Brahe's Weg zu Gott: ruim schoots voldoende om je bewering te ontkrachten, dat alleen Kafka onder de Joodsche schrijvers aanvaardbaar zou zijn; pas op, Marsman, voor je het weet ben je ant semiet tegenwoordig!) En dan door die andere, wel zeer maca bere novelle In der Strafkolonie, die jij ook noemt: een parodie op gerechtig heid", zooals ik er nooit bijtender las, en waarin je, in den dood van dien officier, sadistisch monomaan van groote allure, den ouden god symbo lisch overwonnen kunt zien door iets dat, al weer, van den Nietzscheaanschen geest niet ver is afgelegen: Gott ist tot", de mensch is bevrijd van zijn atavismen, ontdaan van hun doelmatig heid, hebben deze zichzelve opgeheven. Ik heb nog veel op mijn hart over Kafka, want de beschouwingsmogelijkheden zijn legio. Ik wacht nu eerst op je antwoord. S. VESTDIJK Vrouwen-requisitoir A. H. M. Romein-Verschoor: "Vrou wenspiegel, een llteralr-aocioloelsche studie over de Kederland»che romanschrijfster (De Haan,Utrecht) DEZE studie is niet veel minder dan een requisitoir. De blik van de schrijfster, die over een schrandere, soms slimme, soms door een terloopschen spot gekruide nuchtsrheid beschikt, richt zich onbewogen, met een tergende gelijkmatigheid op haar onderwerp. En op een enkele uit zondering na (Augusta de Wit, Nine van der Schaaf, en Carry van Bruggen) vindt geen onzer Nederlandsche roman cières van Bosboom-Toussaint af tot Eva Raedt-de Canter toe genade in haar oogen. De maatstaven die de schrijfster in haar studie aanlegt zijn, zooals de ondertitel aangeeft, niet allereerst van aesthet schen aard, hoewél zij telkens blijk geeft van een zuiver gevoel voor de literaire kwaliteiten van de boeken waarover zij spreekt. De methode die zij hier toepast, het instrument dat zij hanteert om tot begrip en oordeel te komen is de historisch-materialistische, en het curieuz* feit doet zich voor, dat zij langs dien weg tot vrijwel dezelfde schattingen komt als vele jonge bur gerlijke critici, die de Hollandsche da mes-romans zoo eensgezind en hart grondig verwensenen. Deze overeen komst doet de vraag rijzen of de schrijfster tot haar waardebepalingen komt dank zij, of ondanks haar me thode. Deze methode is, zegt zij onomwon den, h.i. de beste, maar die overtuiging is niet haar eenig axioma. Haar ge zichtspunt brengt mee, dat de waarde van het kunstwerk voor haar in wezen bepaald wordt door de ruimte van he,t maatschappelijk uitzicht der kunste naars, en deze wijdheid van blik is h.i. slechts dien kunstenaar gegeven, die midden in zijn tijd staat. De eigenlijke taak van den kunstenaar" zegt zij, is een stem van zijn tijd te zijn", en inderdaad ligt hier voor haar de be slissende norm. De schrijfster verzuimt vast te stel len wat zij in de verschillende gevallen onder den tijd" verstaat, en het is ook vrijwel ondoenlijk, maar men be nadert haar onomschreven standpunt in dezen het best door onder den tijd" de nieuwste maatschappelijke stroo mingen van een tijdperk te begrijpen eu de conflicten die daardoor ontstaan met de bestaande orde". Is deze inter pretatie juist, dan zal zij De Wilde Kim" van A. Roland Holst een minder kunstwerk moeten noemen dan Last's Zuiderzee", en daarmee lijkt mij het ontoereikende van haar standpunt met n concreet voorbeeld, dat zonder moeite te vertienvoudigen is, reeds aangetoond. Hoezeer zij gekant is tegen een smalle basis" blijkt overal in haar werk en met nadruk in de uit spraak, dat wie aandacht heeft voor sociale problemen gunstig afsteekt bij den op dit punt afzijdige en uit de be wering dat de sociale romans van Dos Passos, Plivier, Sjolochow en Ehrenburg tot de allereerste' gerekend moe ten worden. Deze opvatting, die misschien theo retisch niet hoeft te volgen uit een historisch materialistisch apriorisme, maar die er in de practijk onvermijde lijk mee samen gaat, miskent de be slissende waarde van het formaat, het gehalte, den rang. Ook als de blik be perkt is, en afgewend van het sociale gebeuren, kunnen werken ontstaan die tot de toppen reiken van de littera tuur. Men denke aan boeken als Malte Laurids Brigge, Barnabooth, Le grand Meaulnes, Wuthering Heights, Der Prozess. Zij staan, in rang, niet achter bij Der Zauberberg, Ulysses, Anna Karenina of Les Thibaults en zij over treffen alles wat door Dos Passos, Sjolochow, Ehrenburg en Döblin ge schreven is. Een litteratuur-beschou wing, die voor dezen beslissenden factor geen. zin of geen ruimte heeft, is in laatste instantie ontoereikend. Dit neemt niet weg dat de studie van mevrouw Romein bizonder waardevol is, door de doordringende scherpte van haar blik, en voor een deel is die scherpte ook ongetwijfeld te danken aan haar sociologische methode die tot verrassende vondsten en oordeelen leidt. Hinderlijk is alleen af en toe de stille onverzettelijkheid van haar toon, die ontstaat uit een besef van ver meende meerderheid ten aanzien van de periode, die zij bespreekt. Deze is immers de vermoedelijk laatste phase eener burgerlijke cultuur waaruit ook zij voortkwam en waaraan zij een deel van haar vorming dankt. Maar zij heeft zich, als tallooze anderen, tegen alle schade die wij bij het ineenstorten dezer cultuur reeds leden en nog rullen lijden, zoo hoog mogelijk ? verzekerd door een polis bij de maatschappij de Toekomst", die misschien nog niet onmiddellijk, maar op den duur vrij zeker communistisch zal zijn. Deze dogmatisch geloovige overtuiging, onverwrikbaar zeker van zich zelf en haar zaak, geeft haar geschrift dat accent van inquisitoriale intolerantie. H. MARSMAN PAG. 8 DE GROENE Ne. 3064 Bibliografie Heinz Waterboer: Das Tagebncli de» Dr. Sarraut (8. Finker, BerlIJm WANNEER een epicus den dag boekvorm kiest, dan zal hij d> personen waarmee hij in aanraking komt wellicht beter teekenen dan het eigen karakter. Dat wordt als het wan? ,(Uitgespaard" tusschen de beschrij vingen der andere personen en krijgv meestal geen scherpe contouren. Hein? Waterboer kan dan ook met deze me thode Dr. Sarraut niet voldoende weer geven, vandaar dat hij intermerzo'. inlaschte, waarin de hoofdpersoon ob jectief wordt beschreven. Zelfs komt de uitgever eenmaal aan het woord om de gedeelten van het dagboek aai elkaar te knoopen. Door deze werkwijz* heeft het boek iets brokkeligs gekregei en is het niet steeds overtuigend ge worden. Maar veel meer dan de personen en hun wederwaardigheden is het de at mosferische gesteldheid van het land schap dat domineert en een suggestie achterlaat. De mensch leeft onder den doem van het klimaat, dat is bijna de strekking van dit boek. De personen vervagen in de herinnering, maar de geheimzinnige sfeer van het Afrikaansche land en het giftige vocht van de warme moerassen op Borneo met het on ophoudelijke gezoem der duizenden muskieten blijft den lezer nog langen tijd bij. Joaehtm Maas: Die nnwlederbrinitllcbe Zeit (8. Fiacuer, Berlijn) IN dit boek worden de lotgevallen van een Hamburgsche familie uit den koopmansstand met een omslachtige nauwkeurigheid verteld, die aan Tho mas Mann zou kunnen doen denken, wanneer de beschrijving, de compositie, en de psychologie niet voortdurend verre beneden de middelmaat bleven. Vooral het langzame tempo en de minutieuze beschrijving van onbelangrijke uiter lijkheden overheerschen zoodanig, dat de weinige kwaliteiten overwoekerd worden. Het eenige aardige van het boek is, dat de gebeurtenissen der vol wassenen ons dikwijls medegedeeld worden, gezien door de oogen der kin deren. Daardoor missen ze weliswaar scherpe omtrekken en de innerlijke overwegingen blijven vaag, maar deze gedeelten hebben soms de helderheid van de droomsfeer die zoowel aan het kind als aan den volwassene eigen is. Alexander Lernet-Holenla: Die neue Atlantla (8. Flscher, Berlijn) DIT boekje bevat een negental verhalen, waarvan de meeste geïnspireerd zijn door de geschiede nis der Ouden. Het laatste evenwel speelt in den tegenwoordigert tijd en bevat de lotgevallen van een jongeman, wiens levensomstandigheden grooten deels worden bepaald door een paard, het lievelingsdier van zijn ver loofde. Die neue Atlantis" vooronderstelt blijkbaar weinig ontwikkelde lezers, want voetnoten verduidelijken den tekst. ,,Der Marathonlauf" is misschien het scherpst geteekend, terwijl.,,Die Flucht nach Paris" en het verhaal van het paard Maresi" het langst in het geheugen blijft. ? Erwin Berghans: ParadljBTlncht (A. Bilt*, Amsterdam) HANS Martin vertaalde Berghaus' aardige reisverhaal van een K.L.M.-vlucht Amsterdam?Batavia en over Nederlandsen Indië. De meeste vlieg-reisverhalen zijn eentonig; dit is frisch. Vreemd, dat een Duitscher het eerst met. zulk een vlot relaas van passagiersindrukken op de voornaam ste Nederlandsche luchtlijn komt! Het boek bevat veel meer, maar minder aantrekkelijk afgedrukte foto's dan de Duitsche uitgave. ? * WILLEM PIJPER DE verwachting dat met de'staatsvormen ook de menschen, en met de menschen ook de muziek en de .ndere kunsten gewijzigd zouden wo'>1en, is natuurlijk een pueriliteit. Mt v waardig is slechts, dat zelfs intellig- -.te lieden, die met klem van redenei konden aantoonen dat noch het fa? stisch Italië, noch het nationaalS0i Uistisch Duitschland tot het bren ger vsin nieuwe kunst in staat geacht mo ;iten worden, ten aanzien van t-Rusland andere verwachtingen teren. Verklaarbaar wordt deze ing, wanneer wij begrepen hebben ka re> h Sov kot dw dat 'erwachtingen even subjectief zijn als sympathieën of antipathieën. Wt meer Sovjet-Rusland inderdaad hei domein der persoonlijke vrijheid w? wanneer het leven van den geest da aan geen andere banden was gei onken dan aan zelfgekozen rede lijk- en zedelijke gedragslijnen wannet de Unie der Sovjet- republieken, ko- gezegd, het Beloofde Land der mr schelijke intelligentie was, dan zot de zaak er inderdaad anders voor str n. ??'Aar men kan dit Utopia hier op aa ie nog niet verwachten, meen ik. Ri: ,en zijn ook menschen. Een Staat nooit een hooger niveau .van lijkheid, van vrijheid bereiken dan gemiddelde van de inferieure en -rieure bestanddeelen, waaruit hij pgebouwd. Zóó gezien hebben de nste volksgemeenschappen, welke relatief hoog geestelijk niveau be.t hebben, de beste kansen. Naast de ien met de oudste, levend gebleven uur. Zie, voor het laatste, Frankrijk ngeland. En voor het eerste : Nederi. Skandinavië, Tchecho-Slowakije. .^chien, verder op: Finland, Polen. ?et is natuurlijk een dwaling, den oruitgang" slechts te verwachten een niveau-verbetering van de ste klassen. Gaat dit namelijk ged met een inzinking in de hoogergel gen gebieden, anders gezegd: neemt de '.enkkracht en het verantwoordelijkhc isbesef van de bovenlagen af er dit verschijnsel doet zich helaas o\ ral en altijd met een angstaan jage de promptheid voor dan mag men va:, geluk spreken wanneer het gem :delde niveau nog vrijwel gehandh; f d blijft. 'ie thans Rusland. Alles is daar in be /eging. Er zijn sterke opwaartsst vende krachten. Er wordt van hc /gerhand gewerkt aan de verbetering va het cultureele en artistieke peil. V; i Staatswege maakt men propagan da /oor zijn kunst en zijn kunstenaars. F. is bovendien talent aanwezig, veel ta nt. Een Dmitri Schostakowitsch Ie t er het vak componeeren zóó best, d; hij op twintigjarigen leeftijd een fl >ke, ietwat rommelige en gedisproP' t ioneer de (maar dat kan niet anders, z< :s in Rusland niet !) eerste symphoni» s> rijft. Die symphonie wordt over de g' nzen gestuurd, internationaal befe mde dirigenten als Bruno Walter er Issay Dobrowen dirigeeren haar, 2> is in verre van russophile milieux ai Concertgebouw en Residentieer ;test. De buitenlandsche pers neemt N.V. ARKHEMSCNE HYPOTHEEKBANK VOOR NEDERLAND Qepl. Kapitaal . . . Fl. 2.7OO.OOO, Reserves. ..... 1.371954, Pand brieven . . . -.±?24.Z60.OOO, Hypotheken . . . ,± 2B.OOO.OOO,D. Dlr.i Mr. ». J. VAN ZIJtT- Mr. J. F. VERSTEEVEN SM k i rt ?? la ei et la M v v? ia; pa nota van den jongen meester; het woord geniaal is niet^van de lucht. Schostakowitsch blijft werken, zijn composities worden sterker, persoon lijker, langer van adem. Hij schijnt op weg de representatieve Sovjet-componist te worden. Maar plotseling is het tij gekeerd. Berichten uit Rusland, o.a. in het Hbl. vermeld, geven uittreksels uit de officieele Pravda, waarin de componist wordt uitgekreten voor een afvallige, die de halsmisdaad begaat boven het bevattingsvermogen van de arbeidersklasse te schrijven". Exit Schostakowitsch. Kort geleden heeft men in Duitsch land zijn Hindemith-conflict gehad. Arnold Schoenberg is alvast bij voor baat naar Amerika overgestoken. Italiëheeft de affaire met Malipiero's opera beleefd welke dwaasheden staan ons nog verder te wachten ? IK weet niet of de Sovjet-censoren van 1936 de eerste symphonie van Schostakowitsch, geschreven in 1926, al of nog boven het bevattingsvermo gen van den arbeider localiseeren. Voor ons, min of meer ter zake kundige West-Europeesche bourgeois, lijkt het stuk wat hybridisch. Wij zouden willen vaststellen dat tientallen conservatoristen hier omstreeks hun twintigste jaar soortgelijke oververhitte muzi kale gevoelsuitingen aan het noten papier hebben toevertrouwd, met even veel durf, evenveel hartstocht, even veel talent. Zonder dat, bijvoorbeeld, de Nederlandsche Staat daarvan de geringste notitie nam. In het beste geval was er soms wel een dirigent te vinden, die het werk een keer op zijn programma wilde plaatsen. De plaatse lijke pers lanceerde een oordeeltje, een vriendelijk of een onhartelijk woord, en men ging over tot de orde van den dag. Geen chauvinisme, geen propa ganda, ternauwernood waardeering. Maar hoeveel waardiger, hoeveel ge zonder voor het geestelijk leven van een volk is de officieele afzijdigheid. De publieke belangstelling voor het werk van tijdgenooten en landgenooten is hier veel te gering, toegegeven. Maar tot welk een ergerlijke misstanden de andere methode leidt, is nu wel vaak en duidelijk genoeg gebleken. OOR ons, West-Europeanen, is het oeuvre van den Rus altijd on-evenwichtig. De verhouding tus schen de lyrische en de dramatische elementen, déheldere en de donkere gegevens, blijft ons overal bevreemden. Voor ons is veel Russisch optimisme ronduit triviaal en hun erg pessimis tische buien achten Wij vrijwel patho logische gevallen. Wij moeten met deze wezenskenmerken rekening hou den bij de beoordeeling van werken als deze symphonie. En dan valt er veel te waardeeren. Een absolute muzi kanten-dispositie in de eerste plaats. Maar ook geestelijke spankracht, ook gevoel voor humor. Hopen wij, dat de onbedoelde recla me, die de Russische kunstrechters voor hun boven het bevattingsver mogen van de arbeidersklasse schrij venden componist hebben gemaakt, de aandacht van de beschaafde wereld thans definitief op zijn oeuvre ge vestigd heeft. Waargenomen in de reeks Stravinsky-PrókofieffMjaskowsky is Schosta kowitsch zonder twijfel de gezondste figuur. En dus lijkt het geporloofd, onze verwachtingen hoog gespannen te houden. PAG. 9 DE GROENE No. 3066 Alben PlasscHaert IK had van het voornemen gehoord van Sluyters in de zalen van het Leesmuseum een groote verzame ling zijner schilderijen te laten zien. Ik moet bekennen, dat ik eenigszins ver wonderd daarover was, want ik zon: Waarom doet deze onverdachte Artiman dat niet in de zalen van het kunst genootschap; waarom waagt hij zijn werk aan een onbekende verlichting; elke zaal heeft zijn eigen lichtstemming en deze van het Leesmuseum moet hem toch onbekend zijn?" Maar ik bedacht, dat zóó iets meer voorkomt zoowel in den Haag als in Amsterdam ken ik er meer dan n voorbeeld van; het is waarschijnlijk een onbewuste uiting van het vrijheidsgevoel der schilders, dat zij ook wel eens de leden van het kunstgenootschap willen mijden (langgekend kan toch vervelen 1) Er was nog een andere reden mogelijk en deze, schijnbaar onzekerder, kon toch zeker der wezen (ik heb het gevoel, dat het bij Sluyters ook zóó is). Het kan na melijk een prettig gevoel zijn, 's avonds, als een los werkman, met een som gelds, baar geld dus en in betrekkelijk kleine muntstukken geïnd, kwartjes en dubbeltjes en dergelijke, met de zak vol van die kleine, koele, schijven telkens naar huis te gaan. Ik moet bekennen: ik zou dat zelf ook een aangename thuisgang vinden, wij blij ven kinderen, en het is misschien ook niet onjuist zoo'n geval bij Sluyters te veronderstellen; het zou toch ook esn deel van zijn beweeglijkheid in de schilderkunst helpen bevestigen. Sluyters kan tot thans gelden als de schilder van Amsterdam in zekere periode, zooals eens Breitner in een andere periode gold als de schilder van Amsterdam. Ik heb niet langgeleden geschreven, hoe ik deze twee schilders vond in hun verhouding en in hun grootte; ik zal dat dan hier niet her halen. Natuurlijk zijn de perioden an ders. Breitner was eer een normaler overgang tot een periode, die grooter, nog niet vervreemd was van de vorige Sluyters is tegenover Breitner, de moderner schilder; hij heeft in zijn werk een ander inzicht, een ander wezen te vertolken gehad; onmiddellijk zoudt ge kunnen zeggen, een ris kanter wezen, een schriller wezen, een tijd op weg wie weet reeds zuiver waarheen, maar die onversaagd, met alle moeiten, met alle geweld, met alle excessen alle waarden wou en zou vernieuwen, en die misschien niet in alle opzichten juist heeft gekozen (blijkt dat nu niet reeds?). Toch zijn er dingen, die in verschillende jaren verschillende namen kunnen dragen en die toch onder hetzelfde begrip te bevatten zijn. Wij kunnen zeggen, dat Sluyters het meest algemeen te kenschetsen is als een impressionist, en al zou de schilder zelf dit niet willig aanvaarden, dan vertoont hij van dat begrip impressionist" zoovele eigen schappen (al springt hij wel eens er uit of ernaast) dat ik hem niet anders dan als impressionist wil geklasseerd zien. Want wat is dat impressio nisme eigen als type in de schilderkunst? Het impressionisme is dadelijk uit op het levende; het is verzot op dat levende en vindt een werk mislukt, zoo het dat leven in al zijn bekoring niet doet ge voelen. Wie kan ontkennen, dat dit in Sluyters is hij lijkt mij een vreemd zicht op de schilderkunst te hebben, en op Sluyters. Van dit impressionisme, van dit realisme, dus van deze neiging, zucht, hartstocht tot de kleur, van de kleur, die niet stil werd van een lange bezinning, is Sluyters nu en dan een gelukkig voorbeeld, soms een voorbeeld vol persoonlijkheid. Het spreekt vanzelf, dat deze Sluy ters, die ook van een virtuoos de eigen schappen kan hebben, niet alles wat hij vond, voor het eerst en zelf ont dekte. Dat komt nooit voor, en komt dus ook hier niet voor. Hij heeft zeker voorgangers gehad (Matisse b.v.) en hij heeft zeker ook naar voorgangers gezien en door hen beïnvloed, dingen ge schilderd, die niet in zijn temperament en niet in zijn begaafdheid lagen. De zeldzaamheid van bepaalde stijlen" bij hem is daarvan langzamerhand tot een onwraakbaar bewijs geworden. Maar wij hebben hier niet de zeldzaamheden te bewijzen (lyrische ab stractie; futurisme) wij hebben hier aan te duiden wat Sluyters bij voorkeur heeft geschilderd, op welke wijze, daar door van de anderen onderscheiden. Dat hij in het begin b.v. op van Gogh geïnspireerd kon zijn, bewijst zijn lust naar het toen nieuwe, maar bewijst in andere deelen zijn persoonlijkheid nog niet. Sluyters is vooral nieuw als de schilder, de teekenaar van het realistisch-geziene zeer jonge kind; hij is persoonlijk als de schilder van de Stap horster boeren en boerinnen (van wie hij voor Holland een ongewoon type heeft geschapen); hij is de schilder van twee vrouwen-typen, waarvan, na tuurlijk tegenbeeld, het eene zeer ero tisch is van begrip, en het .andere, het tegendeel, hoewel niet verfijnd genoeg en zeldzamer bij hem, eer is wat ge de vertolking zoudt kunnen noemen van het zelfgenoegzame steriele vrouwe (Slot op pag. 19) '41

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl