De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 20 maart pagina 3

20 maart 1936 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Uit De Groene van 24 Februari 1895 Overigens valt er aan 's heeren Mussefts oordeel over Duitschland, den Volkenbond, de partijdigheid" van het buitenlandsch beleid der Nederlandsche regeering weinig te waar deeren, en prijzen we ons gelukkig, dat ons buitenlandsch beleid vooralsnog in bevoegder handen is. Het spreekt vanzelf, dat wij daarbij dezer dagen allereerst denken aan JHR. LOUDON, die ons land in den wereldoorlog met zooveel beleid tusschen de Scylla en Charibdis der strijdende partijen heenstuurde en sindsdien zijn land zoo voortreffelijk als gezant in Parijs dient. Moge deze jeugdige zeventigjarige op zijn post en daarna misschien als schrijver van mémoires over zijn be langwekkende loopbaan nog lang voor ons land gespaard blijven. MINISTER OUD heeft voor de Industrieele club de crisispolitiek der regeering verdedigd tegen het verwijt van tegenstrijdigheid. De omstandig heden maken dit dualisme onvermij delijk: de overheidsinkomsten loopen sne lar terug dan men kan bezuinigen het overzicht van de rijksmiddelen in Februari kwam ons dit nog eens denzelfden dag bevestigen ; ratio nalisatie en werkverschaffing door kruisen elkaar noodzakelijkerwijs, or dening is noodig maar kan verstarrend werken. Hoe moeilijk het is onder deze omstandigheden ingrijpende maatrege len te nemen blijkt wel uit de M. v. A. Op het VASTE-LASTEN-ONTWERP. Hoewel dezen zomer bleek, dat het ontwerp socialisten en Katholieken nog niet ver genoeg ging, is het niet verscherpt maar verzwakt van de regeering terug gekomen. Daarmee wil echter niet ge zegd zijn, dat alle verzwakkingen ver slechteringen waren. Inmiddels doet ook het bedrijfs leven zijn best om tot vereenvoudi gingen te komen: zoo is opgericht de SCHEEPSBOUWENBELANGEN N.V., die ten doel heeft de oveïtollige en ver ouderde scheepswerven en -werfjes te liquideeren, om daarmee de werk gelegenheid op de goed-geoutilleerde werven te vermeerderen. Een anderen vorm van samenwerking, die vrucht baar lijkt te worden is het NINTOPLAN, waarbij door samenwerking van spoor wegen en hotels het reizen naar Neder land voor vreemdelingen aantrekkelijk en goedkoop wordt gemaakt. Voor 4: ? 70 kan iedere West-Europeaan een week in ons land verblijven en naar eigen keuze heel wat van ons land zien. De hoop is vooral gevestigd op Zwitserland, omdat er in andere landen psychologische en monetaire moeilijk heden te overwinnen zijn. Maar mis schien zullen andere' vreemdelingen bij succes toch ook wel aangetrokken worden. GAAT DE SPELLING MARCHANT WEER VERDWIJNEN? In de Eerste Kamer is er sterk op aangedrongen. Maar minister Slotemaker heeft duide lijk laten uitkomen, dat wij de dubbele oo's, ee's en onhoorbare ch's bij het onderwijs wel niet terug zullen zien. De geslachten te laten vervallen is den Minister van Onderwijs waar schijnlijk te kras, maar de uitgevers krijgen ook nog een woordje mee te spreken. Daarna krijgen we dan misschien een spelling-Slotemaker de Bruine. Met scherpte heeft deze minister zich gekeerd tegen het N.S.B.-ideaal der ALGEMEENE STAATSSCHOOL. Als wapen heeft hij daarbij echter gezwaaid met een spookbeeld van het liberalisme, zooals dat onder de rechterzijde lang opgeld heeft gedaan. Dit versterkt echter de argumentatie niet. Thorbecke's ideaal althans was bijzondere school regel, openbare school uitzon dering". En voorts in de openbare school differentiatie door aanpassing aan de streekmentaliteit en vrijheid van den onderwijzer, in tegenstelling tot de uniformeeringsidealen der N.S.B. JULIUS FHTTELUI fllOMMEIJER A LS men Amsterdammers **? van een oudere generatie spreekt, dan herinneren zich uit De Groene" van hun jonge jaren altijd de artikelen van Julius Pruttelman Brommeijer. Brommeijer, de koning van de Bocht van de Heerengracht, die achter de schermen van het Amsterdamsche politieke en cultureele leven de man is, die aan de touwtjes trekt, het voorbeeld van den Amsterdamschen koop man van den ouden stempel. Als een typeerend voorbeeld van deze rubriek, geven wij hieronder Brommeijers beschouwingen over het feit, dat voor het eerst eenige huizen in zijn" Bocht door de Roomsche kerkelijke autoriteiten aangekocht zijn. IK begin mij weer wat thuis te ge voelen in de Bocht en was na mijn terugkomst uit den Haag langzamer hand een beetje verzoend met de herrie en den onbehoorlijken rommel, die Amsterdam iemand te hooren en te zien geeft, zoodra hij uit een der fijne wijken in de winkelstraten komt, ik was er om zoo te zeggen overheen dat de radicale Hugo Muller hier in mijn buurt een huis had gehuurd, en daar hoor ik dat er van geheel andere zijde een aanslag op de Bocht is gedaan. Nu, zoo hebben ze mij verteld, heeft de Room sche geestelijkheid twee huizen aan gekocht en krijgen wij hier een klooster. Wat beteekent dat, wat heeft de Voor zienigheid voor met de Bocht? Zoo'n radicaal geef ik ze present maar een klooster? Het is waar, de goederen in de doode hand zijn soms zeer respec tabel, ze vertegenwoordigen belangrijke bedragen, maar met het oog daarop is de Bocht toch niet aangelegd; zij heeft tot nu toe geheel en al een wereldsch karakter gedragen en moest, zoo heb ik het tenminste altijd begrepen, aan het vaderland toonen wat er te voor schijn kan gebracht worden als dege lijkheid, deftigheid, vermogen, be kwaamheid, geestkracht, volharding en oppassendheid tesameh treffen om iets maatschappelijk groots te stichten. Zoo is de Bocht het zinnebeeld geworden van stoffelijken voorspoed, en ik durf zeggen, dat ik daartoe het mijne ruimt schoots heb bijgedragen maar wat doet bij zoo'n glansrijke weerspiegeling van aardsche deugden een kloostsr? Een Bank dat zou te begrijpen zijn, een Bank is een instituut, dat menigeen voor de Bocht met succes heeft opge voed ; maar wat zullen we voor conver satie en onze buurschap hebben aan een rector of een prior; wat weten die altaarlui van een brandkast? Niet dat ik onverdraagzaam ben. Ik kan god dank de zon in het water zien schijnen ook wat het geloof betreft. Ik doe zaken met Joden, met Christenen, met Mahomedanen, met Heidenen zelfs, ik ben voor al die soorten van menschen dezelfde, even toegankelijk, even cou lant. Ik heb een Roomschen boekhou der gehad en een eersten bediende van den Israelitischen godsdienst, en ik was voor hen niet minder goed, dan voor het overig personeel, mits ze zich naar mijn kantoorvoorschriften gedroegen, en geen andere feestdagen of rustdagen in eere hielden, dan ik zelf. Ieder heeft bij mij zijn volle vrijheid voor het eeuwige, het eenige wat ik niet zal dulden is dat iemand kwaad zou spreken van het Luthersch geloof. Dit is mijn heiligste bezitting en daar blijven zij af. Eens heb ik een van mijn kantoorpersoneel, die dat beliefde te vergeten ten voorbeeld gesteld, 't Was een jongen uit Luthersche ouders ge boren, die deze weldaad door de Voorzisnigheid hem bewezen gering schalt*, en ondanks de vermaning van zijn voogd, naar de Vrije gemeente op de catechisatie was gegaan. Dat ventje heb ik in zijn kraag gepakt en ik heb tegen hem gezegd: jongetje, het beste geloof dat er op de wereld tot nu toe bestaat en ooit bestaan heeft is het Luthersche, maar voor jou, pedante rekel, schijnt het beste nog niet goed genoeg te zijn, jij prefereert boven dien reus van een Luther, dat Hugenholtzje van de We teringschans. All er uit! Uit dit alles blijkt, dunkt me,dat ik ruim genoeg van opvatting ben en toch hart heb voor mijn geloof. Trouwens zou dat anders kunnen als je een man van zaken bent en je geweten eve zuiver houdt als je grootboek. En daarom, vraagt men mij of ik als Luthersche het aangenaam vind dat de Bocht zoo hóe zal ik 't noemen? zoo verbasterd wordt dan antwoord ik ronduit: neen, neen, om de weerga niet! Want dat is een begin waarvan je het eind kunt voorspellen. Dat is eerst een gesticht, of een klooster, dan een kerk wie zal zeggen, of je niet binnenkort daar ook wordt opgescheept met een synagoge? Maar wat mij het meest ongerust maakt voor zoover ik vatbaar ben voor ongerustheid, het is dat gelijktijdig optreden van twee el kander vijandige machten.... Wat zul je weldra zien als je je raam uit kijkt? Naar links, naar den radicaal Muller, zie je Heineken en Calisch, Kouveld en Gerritsen, Nolting en Fortuyn, want die socialisten en radicalen spelen onder een hoedje, al dat tuig van de werkliedenvereenigingen, de oproermakers met plakkaten en banieren wandelen; en naar rechts passeeren je raam allemaal bisschoppen, kapelaans, monniken of nonnen. Naar links alles rood en naar rechts alles zwart.... de kleuren van het Amsterdamsche wapen in strijd in plaats van met elkander in harmonie.... dat moet botsingen geven en wat blijft onder zulke om standigheden onze vreedzame Bocht? FRANKRIJK-ENGELAND leekeninf van Joh. Bn»ken«l«k In De Grein* van 26 April I9U Marlanne: /won, hij bijt niet/ Het blijft maar sabbelen, sabbelen! Nadat wij de vorige, week Braahensiek's plaat van Novem- begin 1914, waarin wederom een historische parallel ligtber 1896 herplaatsten, weergevende de Engelsche toenadering Immers bij alle samenwerking, is ook thans Engeland voorttot Frankrijk en Rusland, geven wij thans een plaat van durend huiverig zich al te zeer te binden. EEN JEREMIA ONZER DAGEN George Sorel sprekende Over oorlog en vrede (December 1911) Over de moderne kunst (December 1911) * ' Alliantie tusschen Engeland en Frankrijk, een krachtig bondgenoot- TJEBT gij er wel eens aan gedacht, dat de grootste schilders van vroeger de schap, waarin wat Frankrijk aan bataitlons en Engeland aan groote slag' ** fotografen «*»« hun tüA »,/?.»«a schepen heeft wordt saamgevoegd, zoo'n bondgenootschap zou de weretd-vrede be,.?» . r» i. .«»»...« « ? ? .. , _ w w 0 , o~--~ -?v?..««f ww* «?«» ww »?«?VI l»w« VC teekenen. Dan zouden de Duitschers zich wel rustig houden, daar sta ik je voor in. Zij hebben zich ook in '70 rustig gehouden, zoolang de Pruisische Koning (ge durende 36 uur) niet zeker was van de Engelsche neutraliteit. Maar een entente cordiale", wat beteekent dat? Uitnoodigingen voor gardenpart ies? Of five o'clock teas? Men neemt tegen de Duitschers het air aan van u"'j hebben samen iets. Gij hoort daar niet bij. En deze entente cordiale kan nog iets anders worden.. .." Kan worden. Maar is het niet. De Duitschers halen hun schouders op, en vinden dat alles een tamelijk lauw gedoe, waarin zij dus nog niet eens ongelijk hebben ook. Hun ambities groeien en zij blijven hun wapens poetsen. Een bondgenootschap, dat zou een macht zijn, en beteekenen : Kort en goed. Waag het niet je te verweren /" De entente cordiale is een half zachtheid, maar tegelijk een provocatie. Men kent toch het historisch karakter van Duitschland, men weet toch, dat het hrijgszuchtig is Duitschland zoekt expansie en de oorlog is het eenige middel om tot expansie te geraken, waarom drijft men het dan tot den oorlog met halve maatregelen? En het ergste voor de uitvinders van deze halve maatregelen is, dat ht t nog schoon ongelijk zou hebben ook als het er zich iets van aantrok. Niets bewijst het, dat Engelandbesloten is tot krachtdadig handelen, het eenige wat het tot naden ken zou stemmen. Een bondgenootschap met Frankrijk zou daar het bewijs voor zijn. Ik ben er van overtuigd, dat, als ik nog een paar jaar te leven heb, ik Europa in vuur en vlam zal zien. Engeland draagt een ontzaggelijke verantwoordelijk heid Tegenwoordig ondermijnt de pacifistische demagogie uan Labour en zijn radicale vrienden de public spirit, die men vroeger bij de Engelschen zoo bewonderde.... Men zegt, dat de Koning wel een bondgenootschap ?net Frankrijk zou willen, maar dat zijn raadgevers, hoewel zij persoonlijk zijn zienswijze deelen, bang zijn 'oor de oppositie van de nieuwe pacifistische stroo ming, die in Engeland zulke verontrustende vormen ranneemt. Om kort te gaan, de Engelsche Labournartij werkt voor den oorlog. TOT over over de helft van den weg zijns levens betrad Georges Sorel, een kwarteeuw en lan ger ingenieur bij den Franschen Waterstaat, nimmer andere dan de ordentelijke paden der amb telijkheid, om dan plotseling zich te ontpoppen als de stoutmoedigste avonturier van den geest, die onze vorige eeuw gekend en miskend heeft. Meer moralist in den waren zin, dan dialectisch was hij. Te groot en onvoorwaardelijk was zijn eerlijkheid en luciditeit, te gering eenerzijds zijn eerzucht, zijn daadkracht anderzijds om de bewust zijnsvernauwing te gedoogen of te verwekken, die de iaatste voorwaarde is voor de sluiting van een gedachtensysteem, hoe magistraal ook. Hij bewon derde achtereenvolgens en gelijkelijk een Jaurès, een Péguy, een Maurras, een Lenin en een Mussolini, maar zijn kritiek op hen was even meedoogenloos als zijn genegenheid zonder voorbehoud, en ver raad aan wat hij als de kracht van hun denken en wezen zag, werd nooit vergeven. Zelf school te :naken vermeed deze ambitielooze bewust en angst vallig, omdat hij de gevaren besefte die de adepten opleveren voor de geestelijke integriteit van den neester. Hij schreef over de groote stroomingen, He hij in het maatschappelijke leven dezer eeuw net feillooze intuïtie onderkende, een serie studies; iet initiatief tot de uitgave daarvan moest een merk waardig man als Rivière nemen. Werkelijk in zijn 'lement was hij in zijn samenspraken en monologen 'e midden van een kleinen kring van vrienden in ?ulke merkwaardige Parijsche boekwinkeltjes als i; van Péguy en Delesalle, thans bijkans vergeten >astions van een vergeten cultuur. Wereldberoemd werd hij als de auteur van zijn ,.Réflexions sur la Violence". Tragischer misverstand, dan uit dit wonderlijke, veel genoemde, weinig gelezen en nog minder be grepen boek voortvloeide is wel haast niet denk baar: Het gaf het aanschijn aan de legende, dat hij de geestelijke vader zou zijn van het hedendaagsche fascisme: hij, die, zoo een milde dood hem niet juist bespaard had de consequenties van den marsch naar Rome te beleven, ongetwijfeld de onverbiddemtt]cincmin6iMtn'cUcn wn gta Inteliektueller féfa! REPRODUCTIE VAN EEN DUITSCH KALENDERBLAADJE ANNO 1038 lijkste bestrijder zou zijn gebleken van den opstand der horden" en het snood verraad aan den geest, dat sindsdien gepleegd werd door derzelver leiders en oogendienaren, hij, wiens violence de ultima ratio was van het compromislooze zedelijk verzet tegen de macht (force), waarmede steeds zich toerusten die bovenal den geest en zijn werkzaamheid vreezen, omdat zij daaraan niet dan verliezen kunnen. Te rechter tijd komt nu van over het graf onver wacht en levend Sorel's stem tot ons in een kleinen bundel ,,Propos" i). Trouwhartig genoteerd door een destijds jeugdig, nog steeds onbeduidend bewon deraar, die. ditmaal klaarblijkelijk als volkomen neutraal medium de, naar eenige annotaties en onnoozele replieken te oordeelen, niet steeds begrepen woorden van den meester onversneden overbracht. Beter dan het uitvoerigst commentaar geven een tweetal citaten daaruit als hierboven weergegeven een indruk van de, ook voor hen die hem uit zijn schrifturen meenen te kennen, verrassende facetten, die een brillant intellect als dat van Sorel telkens weer biedt. i) Propos de Georges Sorel. Recueillis par Jean Variol. Paris 1035. Gallimard. J>~1 fotografen van hun tijd waren? En zie: op het moment waarop men mechanisch en in enkele seconden een gezicht en een landschap kon reproduceer en, heeft de schilderkunst opgehouden een de natuur weergevende kunst te zijn, en heeft zij zich een ander doel gesteld. Waarom zou de schilder doen wat een lens en een in een bad gedompelde plaat ook kunnen? i Zie Corot. Zijn eerste manier. Dat is prachtig. Van een buitengewone nauw gezetheid. Zonder eenigen hang naar originaliteit. En dan gaat zijn manier ver anderen. Al naar gelang de mechanische fotografie zich perfectioneert, wordt zij waziger.... Hij lijkt een dichter van den vorm te worden. Zijn boomen zijn geen, boomen uit de natuur meer. Zij verrijzen uit een betooverde, jeeërieke wereld.... Met de wazige manier van Corot wordt de schilderkunst een interpretatie der natuur en is zij niet meer een poging om haar te copiëeren. Hoe grooter de vooruitgang in fotografische procédé's, hoe lichtsterker de lenzen en hoe gevoeliger de platen, hoe sneller de sluiters, hoe meer de schilders (ik spreek hier van de grooten, de zoekers als Renoir, Monnet, Pissarro) zijn gaan zoeken naar iets anders dan de gelijkenis" van menschen en dingen. Zekere moderne scholen in de schilderkunst zijn de logische consequenties van deze ontwikkeling, die gaan zal tot waar zij gaan moet.Er is iets als een paroxysme, en een zekere verwildering in de doeken, die op niets meer slaan. Met kunst heeft dat niets meer uit te staan. Er zal een tijd komen, vroeger of later, waarin de fotograf ie op haar beurt niet langer strikt automatisch zal willen zijn. Vandaag of _ morgen zal een talentvolle fotograaf ook kunst willen ^V4^^"V tf maken, dat wil zeggen iets anders dan hij nu zoo gemak kelijk en vlug maakt. Hij zal naar compositie en licht effecten zoeken, en met volumen experimenteeren. Hij zal op zijn beurt gaan interpreteeren. En wij krijgen dan de foto, die niet langer fotografie" is. Dan zult ge zien, dat op dat moment op soortgelijke manier als in den tijd van dien braven Corot, de schilderkunst tot haar oorspronkelijke doelstellingen terug gaat keeren. Wij zullen dan de doorwerkte en gedetailleerde schilderijen terug zien en een weer keer en tot de pure weergave van vóór Corot of van Corotlerste-manier". Drie jaren vóór den grooten oorlog gaf deze ambtelooze burger zonder den minsten ophef be schouwingen ten beste over de kansen van oorlog en vrede, óver de verantwoordelijkheid voor het verspelen en benutten daarvan en over de daarvoor beslissende krachtsverhoudingen, die twintig jaren nadat haar juistheid op de verschrikkelijkst denk bare wijze is bevestigd, de groote meerderheid van hen die zich staatslieden heeten of zich geroepen achten in het besef van hun eigen gewicht de wereld dagelijks over haar lot te beleeren, zich nog steeds niet eigen hebben weten te maken. Op een tijdstip, waarop de ontwikkeling van de moderne schilderkunst zich bevond in een fase» waarin zelfs voor hen, die daarbij direct betrokken waren, alles omtrent haar verder verloop en uit komst onzeker scheen, waarop de grens van de fotografische creatie-mogelijkheid scheen te liggen bij het achterdoek met obligate romantischen tuin of wilde baren, doorzag deze simpele amateur voor beiden reacties en relaties, die eerst twintig jaar later aan den dag zouden treden en zelfs a posteriori door geen ander tot nog toe Zuiverder werden ge formuleerd en gedetermineerd. Het is overigens niet om zijn verworvenheden en veeleer om zijn dynamiek, zijn zuiverheid en on vervaardheid, dat het intellect van een Sorel voor onze dagen van het grootste belang is. Het is door zich te bezinnen óp het militante voorbeeld van zoo grooten, dat de Europeesche intelligentsia bij alle bedreiging en innerlijke verzwakking, waaraan zij in den tegenwoordigen tijd blootstaat, kracht zal vinden tot koppig volharden bij de vervulling van wat onder alle omstandigheden haar dure plicht zal blijven: zich bereid te houden, onvoorwaarde lijk, tot den dienst van het denken, dat zich.in al zijn premissen aantastbaar, uiteindelijk nooit be slissend, en niettemin, zoolang het roekeloos eerlijk blijft en om zijn uitkomst niet bekommerd, nood zakelijk en geboden weet als ferment in de retorten, waarin zich de andere elementen van leven en samenleving legeeren. A" I.M.S ,t F»»^ * »?» i" r* r»^r M H «i ? ?>*$Üi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl