De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 27 maart pagina 5

27 maart 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Schilderkunst ernstige groep de moeilijkste tijden, daar zij blootgesteld zijn aan de des tructieve concurrentie van het tweede rangs artikel. Er staat voor hen maar n weg open: zich langzamerhand van andere mededingers geheel los te maken en te onderscheiden, door een nieuwen exploi tatievorm, die minder bindende kosten met zich brengt: Het afzien van een gebouw-exploitatie, van het vaste arbeids- en seizoen-verband en een zich vóór alles concentreeren van leiders en uitvoerders op het product zelf. Een deel der huidige tooneelspelers zal hierdoor geheel of gedeeltelijk uit andere bronnen van inkomsten moeten leven, enkele schouwburgen zuJlen des noods een deel van het jaar, of geheel, voor andere doeleinden moeten worden gebruikt, doch aan iedere opvoering af zonderlijk zal een zorgvuldige selectie van mee-werkende kunstenaars en krachten, een langere voorbereiding dienen vooraf te gaan, en het publiek zal zich dan spoedig splitsen in hen, die wel eens uit willen", en hen, die een kunstuiting vragen, en langzamer hand zullen meer en meer menschen de speciale kunstavonden gaan bezoe ken, met negatie van andere tooneeluitingen. Hoe scherper en sneller de vervaagde grenslijn tusschen kunst"- en exploi tatie-uiting" van het tooneel zich zal gaan afteekenen, des te gauwer zal het publiek zijn weg naar dergelijke tooneel voorstellingen terug vinden. En des te zekerder zal de overheid in staat zijn, kaf van koren te scheiden. Momenteel is de Amsterdamsche eri Haagsche overheid exploitant van een gebouw en wil geen verantwoordelijk heid voor wat daarin geboden wordt. Zij beziet daardoor ook het probleem tooneelspeelkunst" vrijwel uitsluitend van de financieele of sociale zijde, het geen zij van zelfsprekend bij een Mu seum b.v. niet doet. De tooneelcriticus heeft als kunst criticus slechts n ding te beoordeelen:de kunstwaarde, de kwaliteit van het gebodene, onverschillig waar, hoe en wanneer dit tot stand is gekomen. Vóór alles moet hij zelf zijn norm stel len, wat kunst is, en wat niet, en aan dezen gestelden norm streng de hand houden in zijn critieken. In een tijd als deze, waarin de kunst door de ex ploitatie zoo veelvuldig wordt verdron gen en beider belangen worden ver ward, mag de kunstcriticus, ondanks slechte omstandigheden", de grenzen van het begrip kunst" niet helpen ver vagen. Hiermee verraadt men niet al leen de kunst, maar bewijst ook den tooneelleider-kunstenaars een slechten dienst; immers men verzwakt niet al leen bij het publiek het onderschei dingsvermogen tusschen voorstellingen van kunstwaarde en geen waarde, maar daardoor verliezen ook de leiders onder den zwaren arbeid zelf de scher pe grenzen uit het oog, en zullen zij onbewust afzakken tot op het hellende vlak van exploitatie vóór alles". Juist voor den criticus is in dezen tijd een groote taak weggelegd; hoe deskundi ger hij is, hetzij als Htterator, hetzij als tooneelkunstenaar, hoe beter hij de waarde van het stuk, de controleerbare uitbeelding daarvan zal kunnen bepa len, hoe meer hij er het zijne toe zal bijdragen, om de kunst en de waarach tige kunstenaars te steunen, op gevaar af den onvermij delijken ondergang van de hedendaagsche onkunstzinnige schouwburg- en gezelschaps-exploitatie nog te bespoedigen. Etienne Bouchaud E Fransche schilder Etienne Bouchaud, die door een beurs van zijn regeering in staat is gesteld als pensionnaire van het Maison Descartes ongeveer twee jaren in ons land te werken, houdt nu onder au spiciën van den Franschen gezant Baron d'Arnauld de Vitrolles een tentoonstelling van zijn werken in de kunstzalen A. Vecht te Amsterdam. De nog jonge doch zeer begaafde Franschman, gewend aan het zuide lijke open licht van zijn land, had aanvankelijk groote moeilijkheden met de atmosfeer van onze lage lan den en ons grijze licht. Uit zijn werk blijkt hoe dit probleem hem geboeid en hoe hij er mee geworsteld heeft. Belangwekkend zijn op de tentoon stelling vooral een aantal gezichten op Amsterdam, zijn havens en om streken. ZWAKT OMVIT Albert Plassch; Tentoonstelling van de OraphUche kunst"; Stedelijk museum, Am sterdam DEZE Tentoonstelling vertoont werk van overleden leden, le vende oud-leden en tegenwoorwoordige leden; met andere woorden zij doet ons, hoewel niet-volledig, een groote en belangrijke periode overzien van wat wij in de i9de en aoste eeuw aan zwart-en-wit gemaakt hebben. Aan zwart-en-wit l Ge weet: het is een afzonderlijk volk, dat verzot is op zwart-en-wit; een afzonderlijke kaste te midden van de liefhebbers der plas tische kunsten en ik heb fanatici, nzijdigen gekend die beweerden, dat het zwart-en-wit de zuiverste uit druk onzer gevoelens was in het picturale". Natuurlijk hadden deze nzijdigen, fanatici, niet gelijk, maar tegenwoordig zijn niet gansch-zuivere transacties zoo gewoon, dat wij dikwijls meer vertrouwen hebben in de beperk tere nzijdigen wat de zuiverheid aangaat, dan in de vlotte veelzijdigen. En dat kon te meer in den tijd, toen het zwart-en-wit bij onze schilders altijd zeldzame, spontane uiting was, behalve dan in de enkele geroepenen, die zooals Theo van Hoytema in kleurige, fleurige litho's (ook daar in het zwart-en-wit soms) zijn nood zakelijke uiting vond, geestig zoowel als teeder. Later hebben wij groepen graphicïzien ontstaan voor wie het zwart-en-wit het dagelijksch brood was, soms met talent, dan de kleine huisjes Peizel zoo dierbaar, soms alleen met ijver, dan de kleine huisjes zonder eenige bekoring van architec tuur, waarvan Peizel vergat, dat zij in groote massa bestaan, en de meer derheid vormen, zooals in de kunst genootschappen de onbelangrijke leden. Maar wij zullen ons verder hier niet bezig houden met onzuiver voorge. i . dragen meeningen, dat is kot een andere boterham; wij zul.en zoo veel mogelijk vermeien in zwart-en-wit hier, waarvoor c bekennen we het, een oud en ? lijv zwak hebben. We beginnen dan met een g >et i de dooden (de overleden led n) wij willen gaarne zeggen, ..at daaronder mee van de belai graphici der genoemde perioden Iemand als Th. van Hoytema het il een gemis, dat niet hersteld is. zijn dood missen wij steeds de de geestigheid van dezen ruw-scl orsig teedren gentleman in onze ;rap sche kunst. Wij missen de ve fi van Allebé's portretten, Hahi' s tieke ironieën, Derkinderen't; tuiging, Veth en Haverman's logisch realisme, Toorop's pers onlij) karakter-opschrijvingen, Ma spaarzame sprookjes, Aarts' die altijd aan De Nain's doen Jen (waar is Dupont?), Nibbrig's r jchti heid, Van der Valk's doceeren en (Isaac Israels zei eens: hij k .n stekend pannen teekenen) en de .'\ etsen, die van de Haagsche Sc-.ooi i herinneringen verlevendigen een steeds wat miskend schilder der doen met vriendschap. Dat is vat het reeds historische deel de/, -r toonstelling moeten heeten, -n* mogen daarbij niet vergeten zooals i zei, dat deze af deeling volledige zei had kunnen zijn, al vinden wij er < van den vloeienden Tholen nog karakteriseerend voorbeeld in No. het Bootje." De levende oud-leden (waarotitn ken zij zich terug uit deze we vereeniging?) vertoonen reed: moedwillig-geaccentueerde persoon heden. Wij vinden daar de ors droge naalden van den renai sandj Willem van Konijnenburg, ie renaissancistische nu en dan ven voor een wat sexe-loos aegypt ch invloede uiting; we vinden er gaarne archa.seerenden Esse s, voor verstarring bevreesd, ir lau jaren meer zich wendde naar de tuur; we vinden er Cornelis V th, i tegenwoordig te veel van kleir ghedi houdt; we vinden er Wenckebac i, die] de Rapiarys-houtsneden ong twijf het meest vertellend en bekoort: k is^ zien daar ook (starre eenlin e, verzettelijke theoretica) Mej. V'ic Wierdsma, wier straffe ex-lóris dat terrein een afzonderlijke schijning zijn. Dit is het tweede deel dus van i tentoonstelling en we komen -latu het werk der tegenwoordige Ie-'en, (hoe kon het anders?) ve>: schakeeringen, invloeden, g<ofhe< of buitensporigheden vertoo t. moeten hier dadelijk meer t -iar talent zoeken, dan bij de voorr 'ga groepen; gelukkig bleef er lier dat talent te vinden. Talent .«ft,! wees daar reeds meer dan ? ens Mej. Bieruma Oosting, een lijk talent, dat, zeldzaam in Ho en zeker bij vrouwen, het < ro niet mijdt en daardoor de i rap verrijkt. Zij heeft in haar a«?rd gezelschap. De zeldzame gra -ure ? wie beoefent haar met gec jld Mej. Duyvis? De handen zijner mo van Dobbenburgh bleven n ij doenlijk neergeleid, al zijn eigen, biddende handen har M te lijker in hun smeekend bidden. verdedigt als steeds in een wat i or oproerige noteering den Duitser: en 1M zooals Eekman, die meer )bjet| wordt, zich steeds handhaaft. Dei Etienne Bouchaud: Regendag aan /iet IJ Je >urun de Mesquita (niet misalr. graphicus wellicht, maar er dat vat zijn oogst aan gekleurd" aa< ,aat) bleef mij belangrijker zijn ; ;.;ressieve ironie en in zijn aisi; n dan in de meer gewaar», g; ot gehouden beesten ook ^ Ed ard Koning is de verteller 'het .-raecieuse sprookje als grai; r ,>es illustreert, verwant aan ,; Ni. And heeft den Hollandschen ^erlijk n zin voor den humor, van liter d< gordijntjes naar de straat efld; Jepts is wel eens teeder, bönber, verraste mij met zijn irureai itige schepen; Veldheer is ziji geestelijke macht en boven gevo I wel wat stoutmoedig in i kruis/'/name.... zal 'iet zoo boud zijn te zeggen, ik n ts vergat zeker zijn er de niet-genoemden een aantal ; klei:,e huisjes" uit dezen tijd, de jsjes-zcn der-architectuur, zonder de ring <.as ook van vroegere perioden [die, g-- weet het, mij nooit lyrisch n> -ten ter wille van een lichtaig-ver :edigde zaak l en r-. Korte bepalingen KftK i Esc 'Iderijen enteekeningenvan Jan; Kaal, een Zaankanter?, hetV.?n iets als hoofdtrek, dat hand vrij zeldzaam aan het Het is niet zóó eenvoudig ?aan <.en naam te geven, maar zeker itwerk van romantischen aard (in zin:); het heeft neiging alles te in '-én, maar innerlijk levende H.'- heeft daarbij een bepaalde aanheid", die mij altijd een ge in is vrgens te vinden; het is werk i zich zelf teruggetrokken m. D- irdoor zal meer dan n het iden -*- maar dat is een verd vi en, want al is het romantitstraling uit n kern dat niet tegelijk, dat zulke kern zou zelfs durven zeggen, dat kelijk-romantische die kern 'tracht is. Ook dat is het gewerk van Kaal; er is'een die uitstraalt en die een duur t aa, de bekoring ervan, die, ik ?n bekoring is, zeker thans, gen. Zulk werk zou op een >te tentoonstelling van velen verlai^en; het moet altijd, als hier, en tesamen hangen. Dan pas de r. ndgaande, gewone schilder"lefl bber de gevoeligheid vinden, ?rin, de stemming ervan, die omerige kan gaan (hoewel merige iets fels kan opblinn oog in een portret), dan figuur, landschap en stadsmuzikale van dit innerlijk in zi<.- openbaren aan den ' toe'er '. Film Elisabeth Bergner Escape me never" "TLISABETH Bergner, dat is voor de film, Ariane" en Der traumende Mund". Dat is de fijngevoelige en zeer geconcentreerde regie van Paul Czinner. Catherina van Rusland" viel daaruit en staat dan ook niet meer voor ons als Bergnerfilm. Ook in deze nieuwe Engelse film is de intieme sfeer om Bergner verbroken. Daartegenover heeft zij in dit scenario een veel geschakeerdere rol, die de mogelijkheid biedt een geheel register van haar grote mogelijk heden te tonen. Van de kleine wilde kat, die dit zwerfstertje met haar wonderlijk mengsel van kinderlijkheid en levens wijsheid bij haar eerste optreden is, tot de vrouw, die na de smartelijkste er varing haar noodlot in de man die zij ondanks alles liefheeft aanvaardt. Van de blijmoedige bohémien-armoede in het zonnige Italië, tot het zwaardere leven in Londen, waar land en klimaat een ander stempel op alles drukken. Hiertegenover missen wij toch de concentratie der eerste Bergner-films. Het uiterst gevoelige, bewogen-sensuële spel van Bergner vond in Ariane" in de ene tegenspeler, Forster, in Der traumende Mund" in de beide tegen spelers Forster en Edthofer een bijna volmaakt klankbord en een bijna vol maakte spiegel. In de ruimere omge ving van Escape me never" ontbreekt dit. De andere figuren blijven figuren zonder innig contact met Bergner. Zij speelt tussen hen door. De regie van Czinner beheerst slechts Bergner en wederom is zij onder deze leiding onge meen boeiend. Wij zien Bergner en haar alleen. En haar alleen zagen wij toch ondanks alle rijke mogelijk heden die deze film haar biedt en die zij niet ongebruikt liet eigenlijk gaver in de beide eerste films. D. C. VAN DER POEL een ! eer. teken' [is; i het w jjdeei [bij c htiii ' weiitt het dr .c at drzie At h, f-Sc! uten, bij Kleykamp, Den fAN Sc |schzij t »n, ond» -ER ge het werk van ?uten onder een rubriek '.'. n brengen, was de lyrische" arvoor geschikt, als ge in dit ' 'ijk daaronder het impressiobegreept. Dit geldt zoowel zeegezicht als voor het land1. boerenhoeven enz. Dat zijn werpen, die Permeke ook zijn. Beesten en figuur vindt nïet bij Schouten en er is ven, dat spreekt vanzelf, een schil in macht tusschen beide 01 GROENE No. 3M9 Modern Times T"}E nieuwe film van Chaplin komt in ons land juist bij het ter perse gaan van dit nummer, zoodat wij nog niet in de gelegenheid zijn deze week een oog- en oorgetuigeverslag uit te brengen. Met des te meer gerustheid kunnen wij dit een week uitstellen omdat de correspondent van De Groene te New York, die in de gelegenheid was vóór de première in Amerika eenige fragmenten van de film te zien en met Chaplin te spreken, hierover reeds in het nummer van 12 October 1935 heeft geschreven bij de eerste serie foto's uit Modern Times" die in ons land is ge publiceerd. al is de lyrische onbesuisdheid bij Schouten groot. Deze lyrische onbe suisdheid geeft natuurlijk verschil lende kenmerken, die uit haar voort vloeien, aan de schildering; zij is met groote smeren gedaan en is in dien toets altijd levend. Er is geen afstand tusschen de ontroering en het geschil derde; drift is in beide en gevoel voor ruimten. De kleur van deze schilde rijen, zoowel die der zeestukken als die der landschappen heeft, .ook tegen over Permeke, toch meer een eigen type dan ge zoudt meenen te vinden bij dezen jongen schilder. Zij is nu en dan niet zonder sonoriteit (die is groo terbij Permeke) maar zij kent ook ver fijning en niettegenstaande de drift een haast ijle luchtigheid. Deze vindt ge b.v. in het schilderij Sneeuwstorm", waar over een zee, bewogen, met sche pen, klotsend en schokkend, een blauwe lucht wit wordt van de neersuizende sneeuw. PL. Elisabeth Bergner in Escape me never" C/iorl/e Chaplin in Modern Times" .1 T '*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl