Historisch Archief 1877-1940
l
l ;
; l
< t
H
f
DE KLEIIVE KRANT
BERICHT. Wegens de feestdagen ver
schijnt De Kleine Krant eerst weer
Zaterdag 18 April a.s. Red.
Binnenland
NIEUWE BELASTINGEN
YVU zijn in de laatste weken ver
blijd met een aantal nieuwe be
lastingen op reizen, koffie en erfenissen.
Naar wij uit doorgaans betrouwbare
bron vernemen ligt het in het voor
nemen der Regeering, deze heffingen
uit te breiden met de lang verbeide
vrijgezellenbelasting met daarbij, om
eventueel verzet reeds bij voorbaat te
breken, tevens een huwelijksbelasting,
welke zal worden aangevuld met een
belasting op het aantal kinderen. Aan
gezien kinderlooze echtparen daardoor
echter op niet geheel rechtvaardige
wijze in een voordeeliger positie zouden
komen, wordt tevens een zoogenaamde
kinderloosheidsbelasting" ingevoerd.
Om geen scheeve verhoudingen te
scheppen zullen ook ongehuwden deze
laatste belasting te betalen krijgen.
Aangezien de Regeering overweegt
dat het bezit van een radiotoestel duidt
op een zekere mate van luxe, zal dat
bezit worden onderworpen aan een
kleine heffing, die ook door de vader
landers, die gén radiotoestel bezitten,
zal moeten worden betaald.
Geruchten doen nog de ronde om
trent een heffing-ineens op ieder doosje
lucifers en een jaarlijksche vergoeding
door voetgangers voor het gebruik der
trottoirs. Er zal echter voor gezorgd
worden, dat deze belastingplichtigen
niet eenzijdig getroffen worden !
Door bovengenoemde maatregelen
hoopt de Regeering den toestand van
's Rijks schatkist zoodanig te ver
beteren, dat binnenkort zal kunnen
worden overgegaan tot verlaging en in
dien mogelijk, tot afschaffing dezer
belastingen.
ONRUST BIJ FILMVERTOON1NG
Te Brummelrijp (N.B.) hebben zich
ernstige ongeregeldheden voorgedaan
bij het vertoonen van de film: Ik ben
geen Bengel." Al dadelijk bij de aanvang
der voorstelling was het onrustig in de
zaal en toen de vrouwelijke hoofd
persoon zich op het witte doek
vertoonde riep een der bezoekers
uit de parterre: ,,Zoo was mijn tante
niet!" Deze roep werd door anderen
overgenomen en weldra begonnen zich
ongeregeldheden voor te doen. Men
ging op de stoelen staan en bedreigde
den politieman, dien de directie van
het theater inmiddels was gaan waar
schuwen, met hooivorken en
polsstokken die onder de jassen verborgen
waren gehouden. De politie was de
situatie echter spoedig meester en
aresteerde de belhamels, alsmede een
persoon die in het bezit van een varken
werd aangetroffen, onder verdenking
van er mede te willen gooien.
Na dit oponthoud kon de voorstelling
gewoon doorgaan.
RECTIFICATIE
Abusievelijk werd gemeld, dat bij
de Duitsche verkiezingen 98.8 0 der
stemmen voor den Führer waren.
Het blijkt thans, dat de officieele
cijfers door den werkelijken uitslag
nog verre overtroffen zijn. De defini
tieve uitslag luidt: Vóór Hit Ier
103
/oP. T. T. en Politiek
de verkiezingscampagne
gebruikten de Duitsche Posterijen
in sommige steden poststempels, waarop
de opwekking Deine Stimme dem
Führer" voorkwam, naast het gebrui
kelijke datumstempel.
Naar wij vernemen overwegen de
Nederlandsche Posterijen, tot een der
gelijke reclame eveneens de gelegen
heid open te stellen voor de verkie
zingen in 1937.
De volgende modellen zijn ontwor
pen:
Adresseer steeds geheel volledig
En stemt Kersten, die houdt ons zedig.
Heden gestempeld, den eersten April:
Kiest Mussert; hij is een man met
een wil.
Stemt voor het plan van de S.D.A.P.:
Met de luchtpost gaan steeds meer brie
ven mee.
OPROEP
Wil koe, die vier maanden geleden
zich losgerukt heeft van het abattoir
te Renkum en sindsdien zich in vrij
heid en schuil houdt, adres opgeven
aan Directeur N. V. Gerzon's Mode
magazijnen ?
Zij wordt vergeven, en niet gegeten!
Kunst
Niemand meer!?
|)E heer S. J. MAK (Met Alle /Tracht)
van Waay, die de fameuze
Collection Antoon van Welie heeft ge
veild, publiceerde onder bovenstaanden
titel een Schets van het veilingwe
zen in Nederland".
In zijn kapittel ,,Truc-veilingen"
schreef de te dezer zake zeer kundige
schrijver: Ah met veel brouhaha een
veiling wordt geannonceerd met namen
van schilders, die klinken als klokken,
en de dagbladen, die helaas nog geen
specialen verslaggever voor veilingen aan
zich hebben verbonden, klakkeloos de
prijzen aldaar gemaakt publiceeren dan
benadeelt dit, zij het ook in geringe mate,
de waarde van oude schilderijen.'9
De Kleine Krant begreep 's heeren
Mak's wenk en aarzelde niet een spe
cialen deskundigen verslaggever voor
de Van-Welie-veiling aan zich te ver
binden. De heer J. V.,
veiling-meesterop-alle-wapens, dien wij inmiddels,
wegens zijn verregaande vakkennis,
eervol ontslag hebben moeten
verleenen, schreef ons:
,,De miraculeuze Collectie Van Welie
heeft fabelachtige prijzen opgebracht.
De animo was zoo groot dat de heer
Mak drie afslaghamers kapot sloeg. De
vechtpartijen bij de Sumatra-tabak
inschrijving in Frascati waren kinder
spel vergeleken bij de
wild-west-tafereelen, die zich in het,,Hotel-de
venteLeesmuseum" hebben afgespeeld. Zoo
vochten de Museum-directeuren
Hannema en Knuttel als leeuwen om het
bezit van No. 14, La vieille d la pot au
feu de Caltot, welk meesterwerk ten
slotte voor den spotprijs van Fl.
90000.door den heer Herman Teirlinckx werd
verworven voor het Mijolle-Museum te
Linkebeek. No. 40, Gossaert dit Mabuse:
Vierge a V enfant, werd aangekocht door
Vóór het gebruik had hij met vele
moeilijkheden te kampen. Zou zoo
iemand veel kunnen bereiken? Doch
hij begreep tijdig wat hem te doen.
stond: Hij gebruikte liet onovertrof
fen haargroeimiddel Vilriskin.
Vilriskin doet
N'a het gebruik zoudt l'|hem niet
meer herkennen.: Ja, hij is een ander
mensch ! Zoo zou men hem in
Abcsyniëmet gejuich binnen halen.
Kr is slechts n middel om te be
reiken, wat men wil: Vilriskin !
Haren groeien
(Rccl.)
Prof. Aug. Vermeylen voor het Holland'
Huis te Brussel, waar het onder den
titel Hollands Welvaren (kind sluime
rende op een Edammer kaas) in de
afdeeling Zuivelproducten een blijven
de plaats zal vinden. No. 85, het Zelf
portret van Titiaan kwam helaas even
eens in buitenlandsch bezit. De heer
Dr. F. Schmidt Degener barste in snik
ken uit toen de makelaar Nehemia
Jacobson hem dit puntgave prachtstuk
voor een krats (Fl. 72366.50.?), in
opdracht van de Directie van het Mu
seum Antwerpsche Poesjenellenkelder,
afsnoepte.
De veiling bracht in totaal iets minder
dan dertien millioen op, maar (welk
een schande voor Nederland) ! het
b;langrijkste deel ging naar den vreemde
en kwam in handen van de Bekende
Kooplieden onder leiding van den Heer
Duveen, die binnenkort in de Tele
graaf" zal verhalen: Hoe ik Antoon
van Welie in de veiling nam."
(Ongecorrigeerd)
Een verhaal van De Groene
Ons dameshoekje voor de vrouw
PASCHEN
Nu me-t de Paaschdagen man en
kinderen van hun werk en van de
school vrij hebben» kunt u hen, als
tegenwicht hiervoor heel goed dwingen
3 dagen eieren te eten.
Een Amsterdamsche, die klein be
huisd is, vraagt ons hoe zij de
Paaschtafel aardig kan arrangeeren.
U laat Uw slager een half ons
rookvleesch onder de deur schuiven, en U
neemt verder twee kievitseieren.
De schoenen van gespikkeld linoleum
nog maar -eens flink met zoutzuur
bewerken is de raad, dien wij hebben
voor een Dokkumsche.
Hieronder volgt een aardig en sma
kelijk Paaschgerecht.
PAASCHHAAS
Ontdoe de Paaschhaas van zijn
mandje eieren, zijn kartonnen bin
nenwerk en het prijsje. Hierna zacht
braden, totdat de tweede Paaschdag
om is. Opdienen met Paaschbrood.
Beursoverzicht
1"|K omzetten liepen in de afyeloopen
^^ periode sterk terug. Ken plotselinge
baisse in de kortgeleden no^ zoo waarde
volle l 'erdr-ii;-papieren trad in, waarbij
vooral van Duitsche en
Oostenrijkscluz'.jde belangrijke posten op de markt
geworpen werden. Het effect is thans
welhaast tot nul gereduceerd, vooral
daar ook het gerucht loopt dat Hongarije
wens'.ht te liquideeren.
Het fonds Deinthtaiir begint in de ons
omringende landen weer iets aan te
trekken, hoewel daarvan hier te lande nog
niets te bespeuren is. In Frankrijk en
Duitschland echter doet het agio en is het
een veelbesproken object. In laatstge
noemd land is nog onlangs verklaard dat
de Regecring er niet aan denkt, zich ervoor
te interesseeren, zoodat ingewijden ver
wachten dat het nu wel spoedig zoover
zal zijn.
?Sancties raken geheel buiten de be
langstelling. Het gerucht van eenige
weken terug, dat het bedrijf zou uit
breiden, schijnt onjuist geweest te?/ijn en
niemand hecht er thans meer veel waarde
aan.
Voor minderjarige oogen
Lieve jongens en meisjes,
1VU komt Oom Hendrik weer eens
een praatje met jullie maken.
Want jullie zult er wel nieuwsgierig naar
zijn, hoelang je nu nog moet wachten,
voordat de jongens als echte groote
soldaten voor hun vaderland mogen
sterven en dat jullie Vaders en Moeders
en Ooms en Tantes en de Tram
conducteur en Juffie en Meneer op
School en alle andere lieve en goede
menschen onder het puin van hun huis
verstikken of door schadelijke gassen
ellendig omkomen? Nu kinderen, jullie
hoeft niet veel geduld meer te hebben !
De grooterds onder jullie, die zich
zelf al heelemaal aankleeden, zullen
ook wel al zoo flink zijn, dat zij hun
eigen gasmaskertje kunnen vastma
ken ; anders nog maar eens goed
probeeren! Als het niet gaat, vraag je
maar of Moeder of Vader je even wil
helpen. Zoolang .ze het nog kunnen,
zullen ze het graag voor je doen, hoor !
De zwarte negerkindertjes zijn hun
blanke vriendjes nu al een heel eind
voor. Maar gelooven jullie niet, dat
jullie het gauw kunt inhalen ?
En weten jullie wel, dat erg ver in
het Oosten, heelemaal bij China, er nu
ook al flink gevochten wordt! Ja
heusch hoor, kijken jullie maar niet
zoo ongeloovig. En echt, met gifgas en
granaten van reuze groot kaliber.'Die
kindertjes zijn geel, maar voor hun
generalen te sterven vinden ze even
eenig als mijn vriendjes hier in
Holland.
Ons Babelhoekje
Lieve briefjes Ontving ik deze week
van ANTON M. UTRECHT (dank je wel
voor je brochuretje; ik vond het heusch
heel leuk. Doe maar goed je best!).
WILLY W. (zit je altijd zoo alleen
in de kamer ?) en DAVIDJE W.
(trek je er maar niets van aan wat
ze zeggen, hoor!).
ADOLFJE H. BERLIJN. Mag je niet
naar het Oosten ? Maar dat is ook heel
verkeefd ! Geloof maar, dat de Ooms
en Tantes het heel wat beter weten
dan zoo'n kleine jongen. Het is heel
stout, om een belofte te breken ! Nee
hoor, Oom is niet boos, alleen maar
bedroefd: Waarom kun je ze ook niet
met rust laten, ze hebben je toch
niets gedaan?
BENITO. Een eerlijke vechtpartij
vind ik al heel verkeerd. Maar het i"
laf als een grootere jongen een klei
neren mishandelt. En hem dan nog te
trappen als hij onder ligt: Schaam jij
je niet?
MEVROUW V., GENEVE. Dank voor
Uw lief briefje, Mevrouw. Uit de. verte
is het moeilijk oordeelen over Uw
troepje woelwaters. Als het werkelijk
zoo erg is, is er weinig aan te doen.
Een verbetering kan alleen van binnen
uit komen. Houdt U mij nog eens op
de hoogte?
En dan maar weer tot de volgende
week hoor kinders.
Een vriendelijke groet van jullie
PAO. IC DE GROENE No.3071
GEDOOFD VUUR
Antoon Gooien
DE smidse was gesloten. Voor de werkplaats
en voor de woning groeide het gras tusschen
de steentjes, het schoot hoog op, de wind
ivoei daarin. Er lag een gescheurd ploegijzer te
roesten, er stond een wagenrad tegen den muur,
i iet hout was uitgedroogd en gebarsten, de ver
roeste ijzeren band was van het rad gegleden.
In deze smidse was het druk en bedrijvig geweest,
toen klonk den heelen dag de hamer op het aambeeld,
dat is lang geleden. De jongens van den smid zijn
er op uitgetrokken, ze zijn getrouwd in den vreemde,
toen is de smid oud geworden, de jaren hebben zijn
bedrijf stil gezet. Ja, de smid, een korte, gedrongen,
krachtige figuur, werd schrikkelijk oud, dat was
iedereen opgevallen. Er was nog eens een boer bij
hem geweest voor het een of het ander, die was in
de werkplaats gekomen, waar het vuur al jaren
gedoofd lag en waar dikke, bestofte spinnewebben
voor de groezelige ruiten zaten. Toen had de smid
daar bij zijn dood aambeeld gestaan, neen, hij was
'iu maar een smid j e meer, hij had zilverwit haar,
daar was zijn gezicht zoo donker bij, en hij stond
krom en gebogen rnet scherpe knieën in de wijde
broekspijpen, hij had een dunne neus. Goeje God,
bende gij dat ? vroeg de boer. Ja, ja, zei de smid met
zijn oude stem, hij was het. Hij was veranderd. Waar
blijft de tijd, waar blijft alles ! De boer had het er
hier of daar nog wel eens ever gehad, zoo schrikke
lijk oud als de smid toch geworden was.
Er zijn avonden, dan mankeert de smid zeker
iets, hij staat dan in de schemering van de, smidse,
veegt met zijn rimpelige hand het stof en het
ijzervijzel van het aambeeld waar de roestplekken geel
in zitten, dan neemt hij den voorhamer, tilt hem en
laat hem neerkomen. Ja, een klok luidt, wat een
helderej gehamerde slagen nog, de hamer dendert
af en toe na, alsof hij kortademig een aanloop neemt
tot het vroegere, langzame en lenige rhythme. Maar
het wil niet meer zoo, het is ook zoo doelloos om
hier in die leege, uitgestorven smidse van verdriet
op dat aambeeld te gaan staan beuken. Kijk, het
gebeurt ook dat een oude pezige hand naar de kruk
van den blaasbalg grijpt en trekt en trekt. De blaas
balg gaat op en neer, met een doffen klop in zijn
zijkanten, het is een vroolijke galop, de koude lucht
wordt met stooten uitgeblazen, maar het is niets
dan wat oud en koud kolengruis, verpulverde sin
tels, wat zoo belachelijk wegstuift. Neen, dat alles
heeft geen zin.
Mui 7 P n n w P n l50?6" tot ?st'
UW lm C II U W C II kalmeeren en wor
den daarbij tevens gesterkt door het gebruik van
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten
Daar kwam weer eens een boer bij den smid, om
te zien hoe hij het stelde in zijnen ouderdom, toen
zei de smid:
Ze willen, dat ik hier weg doe.
Dit wilden ze, zijn kinderen wilden dat, die ge
trouwd en weggetrokken waren. Zij maakten zich
ongerust, dat vader daar alleen op dat dorp in het
verlaten huis zat. Hij had er nooit weggewild, maar
hij werd nu oud en hulpbehoevend, en hij moest
zijnen oppas hebben. Eerst hadden ze het met
vragen en met zachten, vriendelijken aandrang ge
probeerd. Toen dat niet hielp traden ze krachtiger
op, en nu het winter ging worden en de koude dagen
kwamen, die altijd gevaarlijk zijn voor oude
menschen, toen wilden ze er kort en goed een einde
aan hebben.
DE smid ging in zijn smidse. Hij stond tegen een
werkbank, waar nog wat gerei en gerief lag
en keek door de vuil geworden, groene ruiten. Kijk,
hier binnen was vroeger de zomer geweest, dan had
de deur wijd open gestaan, de smid herinnerde zich
de goede, vroegere dagen als de vlier en de kruid
nagel gingen bloeien, de seizoenen die voorbij
trokken en terugkwamen, die tijd toen alles nog
zoo veel anders was op het dorp en het leven beter
was, dat was wel een eeuwigheid geleden. Maar
hij kon er, terwijl hij nu de spinnewebben zag wie
belen en den trek van den wind hoorde in de holle
schouw, zoozeer geboeid aan denken, dat het dichter
bij kwam. Hij stond palstil en droomverloren, en
het was, of hij weer midden in dien tijd leefde dat
hij krachtig en recht midden in de drukte stond,
de ploegijzers smeedde, en de banden voor de
wagenwielen.
Uit dit alles werd hij met geweld weggerukt toen
den volgenden morgen zijn zoon hem kwam halen.
Oud en gebogen stond hij buiten op de stoep, waar
het gras tusschen de steenen woekerde, toen draaide
hij den sleutel om, hij sloot de deur, hij sloot dat
verleden. Hij ging achter zijn zoon aan. Hij hield
het hoofd gebogen. Hij had geen beteekenis meer.
Hij liep voorover en hij kon moeilijk ademhalen,
omdat het zoo waaide, een krachtige, luidruchtige
najaarswind.
Neen, hij had geen beteekenis meer. Bij zijn zoon
en zijn schoondochter, in den vreemde, daar zat
hij onwennig in den vloer, in zijn zorg bij de
kachel. Hij kon glimlachen tegen de kinderen, maar
onmiddellijk nadien waren zij te druk. Zij gingen
op een stoel zitten, om er af te glijden, als ze er
afgegleden waren klommen ze er weer op, vervol
gens gingen ze er op wiebelen en schommelen, ze
tierden en lawaaiden, daar kon hij niet meer tegen.
Voor zijn rust ging hij naar buiten, waar de wereld
hem vreemd was. Er was niets vertrouwds.
's Avonds, als de kinderen naar bed waren, dan zat
hij zoozeer terzijde, zijn zoon en zijn dochter drongen
er op aan, dat hij vroeg zou gaan slapen, om zijn
bestwil, natuurlijk, maar ze wilden zeker liever van
zijn gezelschap verlost zijn. Hij had geen zelfstandig
heid meer, geen vrijheid: Met de werklooze handen
stil op de oude knieën moest hij maar gaan zitten
wachten op den dood. Dat beklemde hem, hij had
geenen aard meer: In zijn bed werd hij overvallen
door angst, het gevoel, dat hij van zijn eigen bestaan
was weggerukt en nu hier zat opgesloten door de
muren, door den nacht, die zijn wanden om hem heen
schoof, om te beletten dat hij nog weg zou kunnen
naar die verre, goede plaats, waar zijn smidse stond,
dat vrije oord in het leven, waar hij zijn werk moest
doen in plaats van hier als een balling onnut te
leven.
Hij had geenen aard. Hij zatte tobben en te klagen
en luisterde niet naar rede. Hij werd een lastige, oude
man. Een boer van zijn dorp kwam eens bij hem
kijken, om hem op te zoeken en een pleizier te doen
en te zien, hoe hij het maakte. Ja, ja, zei hij, het
valt niet mee. En hoe is het ginds bij ons ? vroeg hij.
Ginds was het stil. Zoo. Nou, hier zat hij als een
duts in den kakstoel, dat was geen leven. Hij zat
op zijnen dood te wachten, maar het was geen doen,
om onderwijl hier in zijnen stoel sukkelachtig te
worden. Geef me een voorhamer, zei hij, breng er
eens een mee, als ge nog eens terugkomt. Ze ver
beeldden zich hier, dat ze hem moesten helpen met
eten, omdat zijn handen zoo beverig werden. Maar
dat kwam omdat die handen hun hamers misten.
Hij keek naar zijn handen en de boer keek ook naar
die handen. Er was verwantschap tusschen de han
den van den. smid en die boerehanden. Ook die
smidshanden kenden de ploeg, zij kenden de
wagewielen, die hun dokkerende tocht hebben door de
voren als het land gemest wordt. Toen de boer den
ouden smid een broederlijke hand gaf, voelde hij
iets hards in die smidshand, iets van ijzer, dat was
een huissleutel, daar zat die oude smid mee te
spelen
HET kwam er van, dat die oude smid stilletjes
wegliep, hij hield het niet uit. En in den avond,
daar zag iemand hem in zijn dorp terug, bij zijn
leege huis, hij stak den sleutel in het slot en opende
de deur. Toen hij den roep van een groet hoorde,
keerde hij zich om. Ja, hij was nog eens terug
gekomen. Hij had hier nog wat te doen, een kleinig
heid, toen ging hij naar binnen.
Hij voelde zich vol geluk, toen hij de deur sloot
en in zijn eigen huis stond. Nu was alles ineens nog
veel langer geleden, en toen hij in de smidse stond
leek ze kleiner en ouder, zij was gekrompen,
samengeschrompeld en de ruiten, waartegen de schemering
lichtte, hingen scheef en verzakt. Wat was dat voor
een geluid ? Dat was de wind, dat was het suizen
van den wind. De oude smid ging naar den blaasbalg
en hief de hand naar de kruk. De blaasbalg wilde
niet meer, die was kapot, versleten, daar wilde de
lucht niet meer in. O, maar ge moest niet denken,
dat de smid geen kracht meer had. Met twee handen
rukte hij, rukte nog eens, er brak en er scheurde
iets, er plofte een wolk van stof neer, van ritselend
gruis en roet, boven de koude sintels en asch hing
de blaasbalg aan flarden. De smid stond van het
verschieten met den daver in het lijf, er trok iets
uit hem weg, o, hij moest oppassen voor zijn oude,
verzwakte hart waar zijn hand naar greep. Hij
wachtte tot hij kalmer werd. Wat was dat voor een
licht? Dat was de maan voor de ruit, er waren
schaduwen van wingerdtakjes. Licht en schaduwen
in deze schemering, het was hier ineens vol van een
ingetogen, goed leven. En daarin, massief en zwaar,
stond het aambeeld. De smid ging naar het aam
beeld toe, streek er met de hand over, er zat weer
een dikke stoflaag op het koud ijzer, hij veegde die
er af. Toen bukte hij en tastte naar de hamers, naar
een voorhamer. Zijn hand knelde zich om het
gladde hout van den steel als om een geluk, dat
hij opnieuw verwierf. Nu hadden zijn hart en zijn
ooren dat ontzaggelijke heimwee naar het geluid
der smidse, het klinken van den hamer. Hij hief
den voorhamer op, hij hief zichzelf recht aan dit
gebaar, maar zoo oud was hij, dat over zijn schou
ders heen de hamer hem bijna mee achterover trok.
Goeje God, hij verzette zich, plantte zich stevig op
zijn oude beenen, tilde met nog naar achter ge
strekte armen den hamer en zwaaide. Het was een
klinkende slag, daarmee was het geëindigd. Het
was een slag, die geen echo had, de smid stortte
met den hamer mee, hij lag voorover met zijn borst
over het aambeeld heen, over het onmiddellijk ge
dempte geluid van den hamer heen, zijn handen
grepen een houvast in het ijzer zelf. Wat was dat
voor een licht, dat was heviger dan zonnen en
manen. Maar de smid was dood, en in het maan
licht hing de oude schedel, die door de haren heen
scheen en waar wat vocht van doodszweet op
parelde. De hamer gleed onder hem weg, gleed uit
de doode handen weg en sloeg langzaam neer in
het gruis en in het stof op den vloer.
k r uq brut
een ?uorsteljJR.e cn.ampacjn.e/
PAG. 17 DE GROENE No. 3071
[l