De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 10 april pagina 7

10 april 1936 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

l l ; ; l < t H f DE KLEIIVE KRANT BERICHT. Wegens de feestdagen ver schijnt De Kleine Krant eerst weer Zaterdag 18 April a.s. Red. Binnenland NIEUWE BELASTINGEN YVU zijn in de laatste weken ver blijd met een aantal nieuwe be lastingen op reizen, koffie en erfenissen. Naar wij uit doorgaans betrouwbare bron vernemen ligt het in het voor nemen der Regeering, deze heffingen uit te breiden met de lang verbeide vrijgezellenbelasting met daarbij, om eventueel verzet reeds bij voorbaat te breken, tevens een huwelijksbelasting, welke zal worden aangevuld met een belasting op het aantal kinderen. Aan gezien kinderlooze echtparen daardoor echter op niet geheel rechtvaardige wijze in een voordeeliger positie zouden komen, wordt tevens een zoogenaamde kinderloosheidsbelasting" ingevoerd. Om geen scheeve verhoudingen te scheppen zullen ook ongehuwden deze laatste belasting te betalen krijgen. Aangezien de Regeering overweegt dat het bezit van een radiotoestel duidt op een zekere mate van luxe, zal dat bezit worden onderworpen aan een kleine heffing, die ook door de vader landers, die gén radiotoestel bezitten, zal moeten worden betaald. Geruchten doen nog de ronde om trent een heffing-ineens op ieder doosje lucifers en een jaarlijksche vergoeding door voetgangers voor het gebruik der trottoirs. Er zal echter voor gezorgd worden, dat deze belastingplichtigen niet eenzijdig getroffen worden ! Door bovengenoemde maatregelen hoopt de Regeering den toestand van 's Rijks schatkist zoodanig te ver beteren, dat binnenkort zal kunnen worden overgegaan tot verlaging en in dien mogelijk, tot afschaffing dezer belastingen. ONRUST BIJ FILMVERTOON1NG Te Brummelrijp (N.B.) hebben zich ernstige ongeregeldheden voorgedaan bij het vertoonen van de film: Ik ben geen Bengel." Al dadelijk bij de aanvang der voorstelling was het onrustig in de zaal en toen de vrouwelijke hoofd persoon zich op het witte doek vertoonde riep een der bezoekers uit de parterre: ,,Zoo was mijn tante niet!" Deze roep werd door anderen overgenomen en weldra begonnen zich ongeregeldheden voor te doen. Men ging op de stoelen staan en bedreigde den politieman, dien de directie van het theater inmiddels was gaan waar schuwen, met hooivorken en polsstokken die onder de jassen verborgen waren gehouden. De politie was de situatie echter spoedig meester en aresteerde de belhamels, alsmede een persoon die in het bezit van een varken werd aangetroffen, onder verdenking van er mede te willen gooien. Na dit oponthoud kon de voorstelling gewoon doorgaan. RECTIFICATIE Abusievelijk werd gemeld, dat bij de Duitsche verkiezingen 98.8 0 der stemmen voor den Führer waren. Het blijkt thans, dat de officieele cijfers door den werkelijken uitslag nog verre overtroffen zijn. De defini tieve uitslag luidt: Vóór Hit Ier 103 /oP. T. T. en Politiek de verkiezingscampagne gebruikten de Duitsche Posterijen in sommige steden poststempels, waarop de opwekking Deine Stimme dem Führer" voorkwam, naast het gebrui kelijke datumstempel. Naar wij vernemen overwegen de Nederlandsche Posterijen, tot een der gelijke reclame eveneens de gelegen heid open te stellen voor de verkie zingen in 1937. De volgende modellen zijn ontwor pen: Adresseer steeds geheel volledig En stemt Kersten, die houdt ons zedig. Heden gestempeld, den eersten April: Kiest Mussert; hij is een man met een wil. Stemt voor het plan van de S.D.A.P.: Met de luchtpost gaan steeds meer brie ven mee. OPROEP Wil koe, die vier maanden geleden zich losgerukt heeft van het abattoir te Renkum en sindsdien zich in vrij heid en schuil houdt, adres opgeven aan Directeur N. V. Gerzon's Mode magazijnen ? Zij wordt vergeven, en niet gegeten! Kunst Niemand meer!? |)E heer S. J. MAK (Met Alle /Tracht) van Waay, die de fameuze Collection Antoon van Welie heeft ge veild, publiceerde onder bovenstaanden titel een Schets van het veilingwe zen in Nederland". In zijn kapittel ,,Truc-veilingen" schreef de te dezer zake zeer kundige schrijver: Ah met veel brouhaha een veiling wordt geannonceerd met namen van schilders, die klinken als klokken, en de dagbladen, die helaas nog geen specialen verslaggever voor veilingen aan zich hebben verbonden, klakkeloos de prijzen aldaar gemaakt publiceeren dan benadeelt dit, zij het ook in geringe mate, de waarde van oude schilderijen.'9 De Kleine Krant begreep 's heeren Mak's wenk en aarzelde niet een spe cialen deskundigen verslaggever voor de Van-Welie-veiling aan zich te ver binden. De heer J. V., veiling-meesterop-alle-wapens, dien wij inmiddels, wegens zijn verregaande vakkennis, eervol ontslag hebben moeten verleenen, schreef ons: ,,De miraculeuze Collectie Van Welie heeft fabelachtige prijzen opgebracht. De animo was zoo groot dat de heer Mak drie afslaghamers kapot sloeg. De vechtpartijen bij de Sumatra-tabak inschrijving in Frascati waren kinder spel vergeleken bij de wild-west-tafereelen, die zich in het,,Hotel-de venteLeesmuseum" hebben afgespeeld. Zoo vochten de Museum-directeuren Hannema en Knuttel als leeuwen om het bezit van No. 14, La vieille d la pot au feu de Caltot, welk meesterwerk ten slotte voor den spotprijs van Fl. 90000.door den heer Herman Teirlinckx werd verworven voor het Mijolle-Museum te Linkebeek. No. 40, Gossaert dit Mabuse: Vierge a V enfant, werd aangekocht door Vóór het gebruik had hij met vele moeilijkheden te kampen. Zou zoo iemand veel kunnen bereiken? Doch hij begreep tijdig wat hem te doen. stond: Hij gebruikte liet onovertrof fen haargroeimiddel Vilriskin. Vilriskin doet N'a het gebruik zoudt l'|hem niet meer herkennen.: Ja, hij is een ander mensch ! Zoo zou men hem in Abcsyniëmet gejuich binnen halen. Kr is slechts n middel om te be reiken, wat men wil: Vilriskin ! Haren groeien (Rccl.) Prof. Aug. Vermeylen voor het Holland' Huis te Brussel, waar het onder den titel Hollands Welvaren (kind sluime rende op een Edammer kaas) in de afdeeling Zuivelproducten een blijven de plaats zal vinden. No. 85, het Zelf portret van Titiaan kwam helaas even eens in buitenlandsch bezit. De heer Dr. F. Schmidt Degener barste in snik ken uit toen de makelaar Nehemia Jacobson hem dit puntgave prachtstuk voor een krats (Fl. 72366.50.?), in opdracht van de Directie van het Mu seum Antwerpsche Poesjenellenkelder, afsnoepte. De veiling bracht in totaal iets minder dan dertien millioen op, maar (welk een schande voor Nederland) ! het b;langrijkste deel ging naar den vreemde en kwam in handen van de Bekende Kooplieden onder leiding van den Heer Duveen, die binnenkort in de Tele graaf" zal verhalen: Hoe ik Antoon van Welie in de veiling nam." (Ongecorrigeerd) Een verhaal van De Groene Ons dameshoekje voor de vrouw PASCHEN Nu me-t de Paaschdagen man en kinderen van hun werk en van de school vrij hebben» kunt u hen, als tegenwicht hiervoor heel goed dwingen 3 dagen eieren te eten. Een Amsterdamsche, die klein be huisd is, vraagt ons hoe zij de Paaschtafel aardig kan arrangeeren. U laat Uw slager een half ons rookvleesch onder de deur schuiven, en U neemt verder twee kievitseieren. De schoenen van gespikkeld linoleum nog maar -eens flink met zoutzuur bewerken is de raad, dien wij hebben voor een Dokkumsche. Hieronder volgt een aardig en sma kelijk Paaschgerecht. PAASCHHAAS Ontdoe de Paaschhaas van zijn mandje eieren, zijn kartonnen bin nenwerk en het prijsje. Hierna zacht braden, totdat de tweede Paaschdag om is. Opdienen met Paaschbrood. Beursoverzicht 1"|K omzetten liepen in de afyeloopen ^^ periode sterk terug. Ken plotselinge baisse in de kortgeleden no^ zoo waarde volle l 'erdr-ii;-papieren trad in, waarbij vooral van Duitsche en Oostenrijkscluz'.jde belangrijke posten op de markt geworpen werden. Het effect is thans welhaast tot nul gereduceerd, vooral daar ook het gerucht loopt dat Hongarije wens'.ht te liquideeren. Het fonds Deinthtaiir begint in de ons omringende landen weer iets aan te trekken, hoewel daarvan hier te lande nog niets te bespeuren is. In Frankrijk en Duitschland echter doet het agio en is het een veelbesproken object. In laatstge noemd land is nog onlangs verklaard dat de Regecring er niet aan denkt, zich ervoor te interesseeren, zoodat ingewijden ver wachten dat het nu wel spoedig zoover zal zijn. ?Sancties raken geheel buiten de be langstelling. Het gerucht van eenige weken terug, dat het bedrijf zou uit breiden, schijnt onjuist geweest te?/ijn en niemand hecht er thans meer veel waarde aan. Voor minderjarige oogen Lieve jongens en meisjes, 1VU komt Oom Hendrik weer eens een praatje met jullie maken. Want jullie zult er wel nieuwsgierig naar zijn, hoelang je nu nog moet wachten, voordat de jongens als echte groote soldaten voor hun vaderland mogen sterven en dat jullie Vaders en Moeders en Ooms en Tantes en de Tram conducteur en Juffie en Meneer op School en alle andere lieve en goede menschen onder het puin van hun huis verstikken of door schadelijke gassen ellendig omkomen? Nu kinderen, jullie hoeft niet veel geduld meer te hebben ! De grooterds onder jullie, die zich zelf al heelemaal aankleeden, zullen ook wel al zoo flink zijn, dat zij hun eigen gasmaskertje kunnen vastma ken ; anders nog maar eens goed probeeren! Als het niet gaat, vraag je maar of Moeder of Vader je even wil helpen. Zoolang .ze het nog kunnen, zullen ze het graag voor je doen, hoor ! De zwarte negerkindertjes zijn hun blanke vriendjes nu al een heel eind voor. Maar gelooven jullie niet, dat jullie het gauw kunt inhalen ? En weten jullie wel, dat erg ver in het Oosten, heelemaal bij China, er nu ook al flink gevochten wordt! Ja heusch hoor, kijken jullie maar niet zoo ongeloovig. En echt, met gifgas en granaten van reuze groot kaliber.'Die kindertjes zijn geel, maar voor hun generalen te sterven vinden ze even eenig als mijn vriendjes hier in Holland. Ons Babelhoekje Lieve briefjes Ontving ik deze week van ANTON M. UTRECHT (dank je wel voor je brochuretje; ik vond het heusch heel leuk. Doe maar goed je best!). WILLY W. (zit je altijd zoo alleen in de kamer ?) en DAVIDJE W. (trek je er maar niets van aan wat ze zeggen, hoor!). ADOLFJE H. BERLIJN. Mag je niet naar het Oosten ? Maar dat is ook heel verkeefd ! Geloof maar, dat de Ooms en Tantes het heel wat beter weten dan zoo'n kleine jongen. Het is heel stout, om een belofte te breken ! Nee hoor, Oom is niet boos, alleen maar bedroefd: Waarom kun je ze ook niet met rust laten, ze hebben je toch niets gedaan? BENITO. Een eerlijke vechtpartij vind ik al heel verkeerd. Maar het i" laf als een grootere jongen een klei neren mishandelt. En hem dan nog te trappen als hij onder ligt: Schaam jij je niet? MEVROUW V., GENEVE. Dank voor Uw lief briefje, Mevrouw. Uit de. verte is het moeilijk oordeelen over Uw troepje woelwaters. Als het werkelijk zoo erg is, is er weinig aan te doen. Een verbetering kan alleen van binnen uit komen. Houdt U mij nog eens op de hoogte? En dan maar weer tot de volgende week hoor kinders. Een vriendelijke groet van jullie PAO. IC DE GROENE No.3071 GEDOOFD VUUR Antoon Gooien DE smidse was gesloten. Voor de werkplaats en voor de woning groeide het gras tusschen de steentjes, het schoot hoog op, de wind ivoei daarin. Er lag een gescheurd ploegijzer te roesten, er stond een wagenrad tegen den muur, i iet hout was uitgedroogd en gebarsten, de ver roeste ijzeren band was van het rad gegleden. In deze smidse was het druk en bedrijvig geweest, toen klonk den heelen dag de hamer op het aambeeld, dat is lang geleden. De jongens van den smid zijn er op uitgetrokken, ze zijn getrouwd in den vreemde, toen is de smid oud geworden, de jaren hebben zijn bedrijf stil gezet. Ja, de smid, een korte, gedrongen, krachtige figuur, werd schrikkelijk oud, dat was iedereen opgevallen. Er was nog eens een boer bij hem geweest voor het een of het ander, die was in de werkplaats gekomen, waar het vuur al jaren gedoofd lag en waar dikke, bestofte spinnewebben voor de groezelige ruiten zaten. Toen had de smid daar bij zijn dood aambeeld gestaan, neen, hij was 'iu maar een smid j e meer, hij had zilverwit haar, daar was zijn gezicht zoo donker bij, en hij stond krom en gebogen rnet scherpe knieën in de wijde broekspijpen, hij had een dunne neus. Goeje God, bende gij dat ? vroeg de boer. Ja, ja, zei de smid met zijn oude stem, hij was het. Hij was veranderd. Waar blijft de tijd, waar blijft alles ! De boer had het er hier of daar nog wel eens ever gehad, zoo schrikke lijk oud als de smid toch geworden was. Er zijn avonden, dan mankeert de smid zeker iets, hij staat dan in de schemering van de, smidse, veegt met zijn rimpelige hand het stof en het ijzervijzel van het aambeeld waar de roestplekken geel in zitten, dan neemt hij den voorhamer, tilt hem en laat hem neerkomen. Ja, een klok luidt, wat een helderej gehamerde slagen nog, de hamer dendert af en toe na, alsof hij kortademig een aanloop neemt tot het vroegere, langzame en lenige rhythme. Maar het wil niet meer zoo, het is ook zoo doelloos om hier in die leege, uitgestorven smidse van verdriet op dat aambeeld te gaan staan beuken. Kijk, het gebeurt ook dat een oude pezige hand naar de kruk van den blaasbalg grijpt en trekt en trekt. De blaas balg gaat op en neer, met een doffen klop in zijn zijkanten, het is een vroolijke galop, de koude lucht wordt met stooten uitgeblazen, maar het is niets dan wat oud en koud kolengruis, verpulverde sin tels, wat zoo belachelijk wegstuift. Neen, dat alles heeft geen zin. Mui 7 P n n w P n l50?6" tot ?st' UW lm C II U W C II kalmeeren en wor den daarbij tevens gesterkt door het gebruik van Mijnhardt's Zenuwtabletten Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten Daar kwam weer eens een boer bij den smid, om te zien hoe hij het stelde in zijnen ouderdom, toen zei de smid: Ze willen, dat ik hier weg doe. Dit wilden ze, zijn kinderen wilden dat, die ge trouwd en weggetrokken waren. Zij maakten zich ongerust, dat vader daar alleen op dat dorp in het verlaten huis zat. Hij had er nooit weggewild, maar hij werd nu oud en hulpbehoevend, en hij moest zijnen oppas hebben. Eerst hadden ze het met vragen en met zachten, vriendelijken aandrang ge probeerd. Toen dat niet hielp traden ze krachtiger op, en nu het winter ging worden en de koude dagen kwamen, die altijd gevaarlijk zijn voor oude menschen, toen wilden ze er kort en goed een einde aan hebben. DE smid ging in zijn smidse. Hij stond tegen een werkbank, waar nog wat gerei en gerief lag en keek door de vuil geworden, groene ruiten. Kijk, hier binnen was vroeger de zomer geweest, dan had de deur wijd open gestaan, de smid herinnerde zich de goede, vroegere dagen als de vlier en de kruid nagel gingen bloeien, de seizoenen die voorbij trokken en terugkwamen, die tijd toen alles nog zoo veel anders was op het dorp en het leven beter was, dat was wel een eeuwigheid geleden. Maar hij kon er, terwijl hij nu de spinnewebben zag wie belen en den trek van den wind hoorde in de holle schouw, zoozeer geboeid aan denken, dat het dichter bij kwam. Hij stond palstil en droomverloren, en het was, of hij weer midden in dien tijd leefde dat hij krachtig en recht midden in de drukte stond, de ploegijzers smeedde, en de banden voor de wagenwielen. Uit dit alles werd hij met geweld weggerukt toen den volgenden morgen zijn zoon hem kwam halen. Oud en gebogen stond hij buiten op de stoep, waar het gras tusschen de steenen woekerde, toen draaide hij den sleutel om, hij sloot de deur, hij sloot dat verleden. Hij ging achter zijn zoon aan. Hij hield het hoofd gebogen. Hij had geen beteekenis meer. Hij liep voorover en hij kon moeilijk ademhalen, omdat het zoo waaide, een krachtige, luidruchtige najaarswind. Neen, hij had geen beteekenis meer. Bij zijn zoon en zijn schoondochter, in den vreemde, daar zat hij onwennig in den vloer, in zijn zorg bij de kachel. Hij kon glimlachen tegen de kinderen, maar onmiddellijk nadien waren zij te druk. Zij gingen op een stoel zitten, om er af te glijden, als ze er afgegleden waren klommen ze er weer op, vervol gens gingen ze er op wiebelen en schommelen, ze tierden en lawaaiden, daar kon hij niet meer tegen. Voor zijn rust ging hij naar buiten, waar de wereld hem vreemd was. Er was niets vertrouwds. 's Avonds, als de kinderen naar bed waren, dan zat hij zoozeer terzijde, zijn zoon en zijn dochter drongen er op aan, dat hij vroeg zou gaan slapen, om zijn bestwil, natuurlijk, maar ze wilden zeker liever van zijn gezelschap verlost zijn. Hij had geen zelfstandig heid meer, geen vrijheid: Met de werklooze handen stil op de oude knieën moest hij maar gaan zitten wachten op den dood. Dat beklemde hem, hij had geenen aard meer: In zijn bed werd hij overvallen door angst, het gevoel, dat hij van zijn eigen bestaan was weggerukt en nu hier zat opgesloten door de muren, door den nacht, die zijn wanden om hem heen schoof, om te beletten dat hij nog weg zou kunnen naar die verre, goede plaats, waar zijn smidse stond, dat vrije oord in het leven, waar hij zijn werk moest doen in plaats van hier als een balling onnut te leven. Hij had geenen aard. Hij zatte tobben en te klagen en luisterde niet naar rede. Hij werd een lastige, oude man. Een boer van zijn dorp kwam eens bij hem kijken, om hem op te zoeken en een pleizier te doen en te zien, hoe hij het maakte. Ja, ja, zei hij, het valt niet mee. En hoe is het ginds bij ons ? vroeg hij. Ginds was het stil. Zoo. Nou, hier zat hij als een duts in den kakstoel, dat was geen leven. Hij zat op zijnen dood te wachten, maar het was geen doen, om onderwijl hier in zijnen stoel sukkelachtig te worden. Geef me een voorhamer, zei hij, breng er eens een mee, als ge nog eens terugkomt. Ze ver beeldden zich hier, dat ze hem moesten helpen met eten, omdat zijn handen zoo beverig werden. Maar dat kwam omdat die handen hun hamers misten. Hij keek naar zijn handen en de boer keek ook naar die handen. Er was verwantschap tusschen de han den van den. smid en die boerehanden. Ook die smidshanden kenden de ploeg, zij kenden de wagewielen, die hun dokkerende tocht hebben door de voren als het land gemest wordt. Toen de boer den ouden smid een broederlijke hand gaf, voelde hij iets hards in die smidshand, iets van ijzer, dat was een huissleutel, daar zat die oude smid mee te spelen HET kwam er van, dat die oude smid stilletjes wegliep, hij hield het niet uit. En in den avond, daar zag iemand hem in zijn dorp terug, bij zijn leege huis, hij stak den sleutel in het slot en opende de deur. Toen hij den roep van een groet hoorde, keerde hij zich om. Ja, hij was nog eens terug gekomen. Hij had hier nog wat te doen, een kleinig heid, toen ging hij naar binnen. Hij voelde zich vol geluk, toen hij de deur sloot en in zijn eigen huis stond. Nu was alles ineens nog veel langer geleden, en toen hij in de smidse stond leek ze kleiner en ouder, zij was gekrompen, samengeschrompeld en de ruiten, waartegen de schemering lichtte, hingen scheef en verzakt. Wat was dat voor een geluid ? Dat was de wind, dat was het suizen van den wind. De oude smid ging naar den blaasbalg en hief de hand naar de kruk. De blaasbalg wilde niet meer, die was kapot, versleten, daar wilde de lucht niet meer in. O, maar ge moest niet denken, dat de smid geen kracht meer had. Met twee handen rukte hij, rukte nog eens, er brak en er scheurde iets, er plofte een wolk van stof neer, van ritselend gruis en roet, boven de koude sintels en asch hing de blaasbalg aan flarden. De smid stond van het verschieten met den daver in het lijf, er trok iets uit hem weg, o, hij moest oppassen voor zijn oude, verzwakte hart waar zijn hand naar greep. Hij wachtte tot hij kalmer werd. Wat was dat voor een licht? Dat was de maan voor de ruit, er waren schaduwen van wingerdtakjes. Licht en schaduwen in deze schemering, het was hier ineens vol van een ingetogen, goed leven. En daarin, massief en zwaar, stond het aambeeld. De smid ging naar het aam beeld toe, streek er met de hand over, er zat weer een dikke stoflaag op het koud ijzer, hij veegde die er af. Toen bukte hij en tastte naar de hamers, naar een voorhamer. Zijn hand knelde zich om het gladde hout van den steel als om een geluk, dat hij opnieuw verwierf. Nu hadden zijn hart en zijn ooren dat ontzaggelijke heimwee naar het geluid der smidse, het klinken van den hamer. Hij hief den voorhamer op, hij hief zichzelf recht aan dit gebaar, maar zoo oud was hij, dat over zijn schou ders heen de hamer hem bijna mee achterover trok. Goeje God, hij verzette zich, plantte zich stevig op zijn oude beenen, tilde met nog naar achter ge strekte armen den hamer en zwaaide. Het was een klinkende slag, daarmee was het geëindigd. Het was een slag, die geen echo had, de smid stortte met den hamer mee, hij lag voorover met zijn borst over het aambeeld heen, over het onmiddellijk ge dempte geluid van den hamer heen, zijn handen grepen een houvast in het ijzer zelf. Wat was dat voor een licht, dat was heviger dan zonnen en manen. Maar de smid was dood, en in het maan licht hing de oude schedel, die door de haren heen scheen en waar wat vocht van doodszweet op parelde. De hamer gleed onder hem weg, gleed uit de doode handen weg en sloeg langzaam neer in het gruis en in het stof op den vloer. k r uq brut een ?uorsteljJR.e cn.ampacjn.e/ PAG. 17 DE GROENE No. 3071 [l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl