Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van De Groene
glasttngzaken
NOTARIS HENDEL
was een
opgezette kot
S. VESTDIJK
VAN zijn beesten, die gewoonlijk in de voor
kamer overnachtten, liggend of staande voor
het haardvuur, en niet in de voor zijn speel
goed bestemde bergplaats achter de roode gordijnen,
waren Alla en Pepijtje de voornaamste, Pepijtje
omdat hij het grootst was, Alla omdat hij in 't geheel
niet bestond; beide waren onafscheidelijk in zijn
bewustzijn: ,,Alla-en-Pepijtje", woorden die hij zelf
had uitgedacht en die niets beteekenden hoege
naamd. Wat was het hoogbejaarde paardje, dat op
een plank met wieltjes rondreed en een stuk uit zijn
witte, grijsgevlekte kop miste, wat was de olifant,
een grauw en vormloos dier, een zaagselbloeder uit
gaatjes, die zijn moeder met ijzergaren dichtnaaide
(de slurf was al heelemaal leeg), vergeleken met die
tweeëenheid, waarvan de eene helft wel is waar
alleen in zijn verbeelding leefde, als
geest-met-eennaam, die bestemd was om te verdwijnen in enkele
jaren, maar die zelfs na dien tijd nog als een aureool
Pepijtje omzweven zou, die het uithield tot zijn
achtste ?
Pepijtje was een opgezette kat, die op een afstand
aan een grillig gevormd boudoirkussen deed denken;
hij was twee maal zoo groot als een echte kat. Bij
nadere beschouwing vielen het allereerst de slappe
ooren op en de afscheiding van kop en romp; de
verdere kattenanatomie was met sombere kleuren
op het doek geschilderd, het duidelijkst de pooten,
met de vaalrose, op duimafdrukken gelijkende
teenballetjes aan den ovalen onderkant, waar het
lichaam op rustte. Het geheel maakte een machtigen,
moederlijken indruk, nog versterkt door een iet
of wat benepen-ironisch, maar toch in zekeren
zin geruststellend glimlachje en het ontbreken van
snorharen. Maar men moest Pepijtje van voren
bekijken; van opzij gezien werd hij spookachtiger,
vooral op schemeravonden: een platte en puntige,
silhouet tegen laat licht, een onevenredig gevaarte
ongemotiveerd van boven ingesnoerd, waar niemand
eigenlijk een beestenkop verwachten zou. Het was
natuurlijk niet vast te stellen of notaris Mendel
hem het eerst van voren had gezien of zoo op zij.
Daar de spelletjes met Alla en Pepijtje even ge
varieerd als geheimzinnig waren, begreep niemand
goed wat er gebeuren ging, wanneer Anton het
lappen monster aan een oor door den gang zeulde,
waarbij het lichaam traag bengelend tegen zijn
beenen sloeg en de kop dunner werd, doordat het
vulsel naar beneden zakte. Zijn ouders hadden zich
er aan gewend, Pepijtje op de meest onverwachte
plaatsen aan te treffen. Wanneer hij niet verstopt
werd, voerde hij bijvoorbeeld oorlog tegen de andere
dieren, gesteund door den onzichtbaren Alla, of hij
sloot een verbond met den olifant, die dat wel noodig
had. Of zij allen verloren zich in urenlange gesprek
ken, waaraan vooral het oude paardje deel nam,
gesprekken met eigengemaakte woorden, nog heel
wat anders dan gewoon krompraten, dezelfde mach
tige en mysterieuze taal, waaraan ook het tweeman
schap zijn namen te danken had. Maar sinds eenigen
tijd was Pepijtje vooral te vinden in het kleine
gangraampje, dat uitzag op de binnenplaats van notaris
Mendel. Dit was een diepe, steenen afgrond, gren
zend aan hun tuintje, dien hij nog nooit had gezien,
evenmin als notaris Mendel zelf trouwens; het
raampje lag zoo hoog, dat hij er Pepijtje alleen in*
kon schuiven door op zijn teenen te gaan staan;
beurtelings beschouwde hij dit als een eereplaats
voor het dier of bracht het in verband met vaag
verspiederswerk; maar 's zorrtersavonds deed hij
het vooral om de langwerpige kattenf iguur tegen de
blauwe lucht te zien afsteken, onbewegelijk, iets
vooroverleunend, afgodisch zwevend boven het
benedenhuis van den ouden notaris. Toen het erg
warm werd en het raampje 's nachts openbleef,
hoopte hij iederen avond, dat men Pepijtje zou
vergeten; hoe heerlijk zou het niet zijn: Pepijtje
die daar de wacht hield tot 's ochtends toe, tot hij
hongerig door den gang zou loopen en het dier
herkennen zou, door de zon beschenen, maar in
dezelfde houding nog en met hetzelfde ironische
glimlachje als altijd. Een paar maal was dit gelukt.
OP een avond onder het raampje wachtend tot
de omtrekken van het kattenlijf zich op zijn
scherpst zouden afteekenen tegen het vierkante
hemelvlak, hoorde hij beneden op het plaatsje voet
stappen, gemompel, gevolgd door een korte stilte,
waarna een zacht klaterend en plassend geluid tot
hem doordrong, tegen het einde een paar maal
onderbroken. Hij luisterde verstrooid en keek naar
Pepijtje. Maar opeens klonk er een bar gevloek,
schor en zwaar: Zoo zit je daar weer, verdomme ?"
en: Kijk voor je, mormel!" en: Pas maar
op dat ik je niet naar beneden haal, vervelende
dondersteen!" en: Kan ik g.v.d. hierm'nbe
hoefte weer niet doen ? !" Zonder te begrijpen
wat dit allemaal te beteekenen had en van wien die
stem afkomstig kon zijn liep hij achteruit naar de
slaapkamerdeur, vuurrood, met neergeslagen oogen.
Hij durfde niet te veronderstellen, dat de stem tegen
Pepijtje gericht was. Even kwam het in hem op
naar het raampje toe te sluipen en Pepijtje weg te
nemen, maar hij was bang. Met bonzend hart schoof
hij de slaapkamer binnen, waar hij voor het raam
naar den zonsondergang ging kijken, ingespannen
luisterend naar geluiden. Op straat was het heel stil.
Maar toen kwamen er andere voetstappen, om de
slaapkamer heen, leek het wel, rondom hem
mis. schien, bijna in een volledigen kring, waarvan
niemand kon zeggen of het beveiliging inhield;
het konden zijn ouders zijn, maar niets was zeker;
hij wachtte maar, met trillende handen, in het roode
avondlicht, vlak bij het groote bed van zijn ouders,
hij hoorde hoe er gelachen werd, hij hoorde een
zacht geknars van de gang, een geluid alsof er iets
dichtgeslagen werd, waarop de voetstappen zich
verwijderden. Alles was weer rustig. Nu de gang
door te loopen, naar de voorkamer kostte een enorme
zelfoverwinning; daarbij keek hij hardnekkig naar
links, zoodat hij niet merkte, dat het raampje ge
sloten was. Eerst toen de lachende gezichten van
zijn ouders hem geheel hadden gerustgesteld, en
zijn moeder (maar was ze niet bleeker dan anders,
was ze ook niet bang?) hem gezegd had, dat Pepijtje
niet meer in het raampje mocht staan omdat hij er
uit kon vallen, ontwaarde hij de kat. Moeilijk te
onderscheiden in het schemerige licht, maar groot
en puntig en zelfverzekerd, stond het dier met zijn
rug naar hem toe in de vensterbank uit te staren
over het Schoolplein.
DIT voorval vergat hij snel. Op school raakte hij
er aan gewend, dat volwassenen hun stem boos
konden uitzetten zonder naspeurbare reden, en het
duurde drie jaar, voordat hij weer, en nu in zicht
baar contact kwam met notaris Mendel, op een
tijdstip, dat zijn vriendschap met Murk Tuinstra
haar hoogtepunt bereikte en Pepijtje verwaarloosd
in een hoek lag, want tegen wilde spelletjes, zooals
op dien middag, toen Jan Zijlstra Pepijtje herhaalde
lijk tegen de zolder trapte, kon
het gekoesterde beeld van de
lappenkat niet op; om van Alla maar
te zwijgen....
Hij wandelde met Murk in de
Schoolstraat, toen een kleine oude
heer hem tegemoet kwam, met een
boos fronsje in zijn voorhoofd,
en loopend met stijve, voorzichtige
pasjes. Waterige, flets-blauwe oogen
had hij, en zijn baard was geel
achtig uitgebeten alsof hij bij
vergissing zoutzuur ge
dronken had. Notaris
Mendel Anton wist
ineens, dat hij het was,
en ook, dat hij hem vroe
ger al ontelbare malen
gezien had, zonder dat
dit ooit goed tot hem was
doorgedrongen hield
de twee jongens staande,
richtte een dikke, duide
lijk bevende wijsvinger op
PAG. 18 DE GROENE Ni. 3072
65.-
85.Stalencollectie op aanvraag
NIEUWENGELAND
KONINGSPLEIN
AMSTERDAM
Anton, waarachter drie vingers in [stijgende^mate
krom terugbleven (de pink wou er heelemaal
niets mee te maken hebben) en zei, veraf
grommelend: Jij had een waterspuitje".
Toen keek hij Murk even aan, maar dadelijk
daarop richtte hij zich weer streng tot Anton,
die bedremmeld voor zich uit bleef staren. Erg
bang voelde hij zich niet. Alleen wist hij niet
wat een waterspuitje was, en nog minder kwam het
in hem op dat de notaris door het raampje van
Pepijtje natgespoten meende te zijn. Maar nu her
innerde hij zich, dat Jules Salemons, een van de
J oden jonge t j es in zijn klas, op school een water
spuitje had meegebracht, een plat, rond ding van
metaal met een pijpje er aan; het spoot niet alleen
water, als je er op drukte, maar maakte ook een
knappend geluid. Met veel overtuiging, en in het
streelende bewustzijn dit keer eens in staat te zijn
de volledige waarheid te spreken, zei hij: Neen
meneer, ik had geen waterspuitje !" Hij zei
had" in plaats van heb", alsof de zinnelooze
vraag op dezelfde manier beantwoord moest
worden als ze gesteld was. Murk begon zenuwachtig
te lachen. Jongen, lieg niet!" kwam de notaris,
maar erg boos scheen hij toch niet te zijn, en na
nogmaals Jij had een waterspuitje" uitgebracht te
hebben, meer een krachtelooze constateering dan
een beschuldiging, liep hij met stijve stapjes verder,
en verdween over het Schoolpleiri.
Een avontuur! In hun consternatie liepen ze
dadelijk Anton's huis binnen en vertelden alles
aan zijn moeder. Tijdens het verwarde verslag
waren de Jij had een waterspuitje's" van Anton
en de bassende Jongen, lieg niet's" van Murk niet
van de lucht, maar Anton's moeder vond nu het
oogenblik gekomen om hem in te lichten over de
drankgewoonten van den notaris, en ook, achteraf,
over Pepijtje en het raampje en het vloeken
's avonds. Eerst wilde hij het niet gelooven, hij moest
het telkens opnieuw hooren, en daarbij was het
niet zoozeer het vermakelijke van de beide voor
vallen, het vroegere, angstaanjagende, en nu dit
nieuwe met Murk, dat hem het meest trof, als wel
de omstandigheid dat een volwassen en deftig
man als notaris Mendel (bovendien hun buurman)
gelijkgesteld moest worden met de dronke kerels",
die soms op Zaterdagavond over het Schoolplein
waggelden, onder een gelal dat het midden hield
tusschen zingen en braakgeluiden, en die dan
's Maandags door de jongens geïmiteerd werden in
het vrij-kwartier: n als dronken man en de rest
politieagent. Was het mogelijk notaris Mendel in
zooiets te betrekken? In elk geval, als voortaan
Anton en Murk elkaar vermaakten met Jij had
een waterspuitje" en Jongen, lieg niet", dachten
ze er geen oogenblik aan, een spel te spelen, dat
aan dronke kereltje" nog het meest verwant was.
al uitte de dronkenschap zich hier dan ook slechts
in het vloeken tegen een lappen kat en in het steller.
van onbegrijpelijke vragen.
toen een kleine oude heer
hem tegemoet kwam
E VAN EEN FLAT
W. H. Meyburg
NZE zin voor comfort heeft zich
de laatste jaren in snel tempo
ontwikkeld. Dit heeft in 't
bijncier bij de inrichting van onze wo
ning tot opvoering van eischen geleid.
een tijd die nog niet zoo ver achter
ligt verlangde men van den
huisenaar geen andere prestatie dan de
sring van de voor woning bestemde
en werd het aan het inzicht en
smaak van den huurder
overItlaten, daarin de voorzieningen te
fr-n, die hij ter voldoening van zijn
e? tal bescheiden eischen noodig
oor«l('.e. Geleidelijk heeft zich de
huiser.aar ontpopt als de vriend, die ons
tiet alleen een beschuttend dak
verbaft, maar tevens die
veraangenaning des levens waarborgt, welke de
moderne mensen nu eenmaal noode
ntberen. Verwarming, bewaking,
ediening en telefoon, om van de
badallatie niet eens te spreken,
beon-n tot de attracties, die de
flatvoner over de bezwaren van de
aanhuursom doen heenstappen.
lad
KT is evenwel niet eenvoudig, den
gulden regel huurwaarde is
huurijs' toe te passen, wanneer inde
huureen aanzienlijk bedrag is begrepen
belooning van door den verhuurder
presteerde diensten die in normale
! val) en ten laste van den huurder
;omen.
Allereerst bezien we aan de hand
eenige arresten de principieele zijde
het vraagstuk. Belanghebbende
een flatwoning in gebruik en be
dt- hiervoor ? 3.000, 's jaars. Bij
huurovereenkomst was bepaald, dat
! huurprijs van de flatwoning ? 1.500
droeg en dat in de ? 3.000,?verder
ras begrepen een bedrag voor levering
an centrale verwarming, koud en
«nr water, telefoon, personeel voor
Igeireene diensten, lif toediening enz.
)e R-iad van Beroep was van oordeel,
at ais uitgangspunt kon worden
geomen de huurprijs van ? 1.500, ,
relke som door het college als een
ormale vergoeding voor het gebruik
er eigenlijke woning werd beschouwd.
it be-irag was dan alleen te verhoogen
iet oen kleine vergoeding voor het
itde.rebruik van den tuin en
rijwielergplaats. Basis voor de
huurwaarde«paling was dus het door partijen
geKeerde bedrag voor het gebruik der
«ming. Van de betaling voor verdere
reste/ies werd aangenomen, dat deze
iet het genot en gebruik der woning
«troffen. De Hooge Raad kon zich
diter met dezen gedachtengang niet
«"«enigen. De som van ? 3.000,
prmt het bedrag aan geld, dat in den
in van art. 9 2 der wet op de
Per«net . ;? Belasting voor het gebruik
'an i-et perceel, zoowel woning als
anhc >righeden moet worden betaald
n in tegenstelling met den Raad van
was dit college van oordeel, dat
bijzondere prestaties wel deel
uit"aak-en van het genot van de
verM* woning. Art. 9 2 gaat er juist
u '-t, dat in den huurprijs een
verJij.;/ kan zijn begrepen voor pres
sies / an den verhuurder, waartoe deze
tt wettelijk is verplicht. Ons
uitgangs"int is dus de totale som die door den
van de flatwoning jaarlijks
'ordt betaald. Dan dient te worden
nderzocht met welk bedrag deze
huurmoet worden verminderd voor
r?ieningen en diensten, die naar hun
ten laste van den huurder komen.
door beide partijen bij det huur
wet nkomst doorgevoerde splitsing
daarbij echter zondet belang.
l'lERUIT blijkt dus een verschil in
de wijze van huurwaardebepaling,
naar de praktijk uitwijst, tot
uiteenopende uitkomsten kan voeren. Wij
GROENE Na. 3072
dienen nu, uitgaande van de totale
huursom, te onderzoeken welk bedrag
hierin is begrepen voor belooning van
voorzieningen, die naar hun aard ten
laste van den huurder zouden komen
om aldus na aftrek hiervan de belast
bare huurwaarde over te houden.
Het is niet aan twijfel onderhevig,
dat de kosten voor verwarming, warm
en koudwatervoorziening en telefoon
aansluiting, zoo deze in den huurprijs
zijn begrepen, in aftrek mogen worden
gebracht. Als regel hebben de flat
bewoners verder het medegebruik van
den tuin, garage en rijwielbergplaats,
en ook van de te hunnen behoeve in
het flatgebouw ingebouwde safe-inrich
ting. Dat de bewoning tevens het ge
meenschappelijk gebruik van gangen,
portalen en liften omvat is duidelijk.
Deze ruimten zijn te beschouwen als
aanhoorigheden van de woning en als
zoodanig bij elk dezer woningen in ge
bruik. Het schoonhouden, de verwar
ming en verlichting van deze gemeen
schappelijke ruimten, alsmede bedie
ning en verzorging van de lift zou in
een perceel van bescheidener afme
tingen, bij n bewoner in gebruik, ge
heel ten laste van den gebuiker komen.
De vergoeding hiervoor is dus in min
dering te brengen. Men mag zich vleien
met deze aftrekmethode de huurwaarde
van de flatwoning te hebben benaderd,
inclusief het aandeel van den flat
bewoner in de huurwaarde van de aan
hoorigheden in gemeenschappelijk ge
bruik. Badinstallaties, vaste
waschtafels, vaste vloerbedekking, deel uit
makende van het perceel, zullen op
deze wijze mede in de huurwaarde zijn
begrepen.
Trekken wij de scheidslijn aan de
hand van de laatste arresten, dan zal
door waardeering van deze bijzondere
prestaties van den verhuurder het
bedrag kunnen worden gevonden, waar
mede de totale som moet worden ver
minderd. Het is niet uitgesloten, dat
ook over het bedrag, waarop deze pres
taties zijn te waardeeren, geschil zal
rijzen. De eene partij zal nu eenmaal
geneigd zijn deze aftrekposten" hoog
aan te slaan, terwijl de ander ze lager
zal waardeeren en dan is het leed
voorloopig nog niet geleden. De
bovengeschetste ontwikkeling brengt nu een
maal mede, dat de huurprijs veelvuldig
een aantal elementen bevat, die bij de
bepaling der belastbare huurwaarde
moeten worden geëlimineerd. En waar
deze verteringsbelasting zich ter wille
van de uniformiteit moet blijven rich
ten naar den grondslag huurwaarde
van de woon- of kantoorruimten mogen
wij aannemen, dat deze analyse van de
huursom in huurwaarde en belooning
voor verdere voorzieningen voorloopig
wel een bron van geschillen zal blijven.
Rondom Jen wijnstok
, on o om oen wi
'ET aanhalen van
gezegden waarvan
oorsprong
HET aanhalen van beroemde
gezegden waarvan men den
niet kent wordt
ondanks of misschien wel door
Margadant's Citatenboek nog altijd
druk bedreven, ook in de beste kringen.
Daarom herinner ik u met vrijmoedig
heid aan het Wijze woord, volgens het
welk de journalistiek tot alles leidt,
mits men er uit trekt. Dit gezegde moet
al oud zijn, want de laatste beperking
is uit den tijd. J. W. F. Werumeus
Buning is met journalistiek en al in
den wijn gegaan, en ik moet zeggen
dat.hij er een goede beurt mee maakt.
Rondom den wijnstok", dat zich aan
dient als een tijdschrift met goede
bedoelingen", is een uitgave der
Fa. Wed. G. Oud Pzn. en Co. te Haar
lem. Als deze haar wijn even goed
verzorgt als Buning haar tijdschrift,
is het dik in orde. Rs.
Een polis der
LEVENSVERZEKERING
MY. ARNHEM
is een waarborg voor het welzijn van Uw gezin.
N.Ï.DEHMEMSCIE
HYPOTHEEKBANK
Directie:
A. E. THIKRRY DB BYE DÓLLEMAN en Mr. A. E. C. DB GROOT VAN EMBDEN
Hypotheken ? 36.934.972.
Pandbrieven ? 37.026.400.
Reserves. . . i.ioo.ooo.
NVIZ
ROTTERDAMSCHE HYPOTHEEKBANK
l _ VOOR NEDERLAND
N.V. DE HOLLAND8CHE
VOORSCHOTBANK
KRUISWEG 70 HAARLEM
De Bank verstrekt voorschotten met
een minimum van ?1000.-op billijke en
wat de terugbetaling betreft gunstige
voorwaarden, onder borgtocht of zake*
lijke zekerheid. Een prospectus wordt
op aanvraag gaarne toegezonden.
DE U/ONINGETQGE
VQNDE
EYENKOPF
OF UW GASTEN ZlCH BIJ U
THUIS GEVOELEN HANGT
GROOTENDEELS AF VAN
DE SFEER IN UW HUIS.
RAADPLEEGT ONS BU HET
INRICHTEN. BEZOEKT EENS
ONZE GEHEEL-VcRN EUWDE
MEUBEL-AFDEELING MET
AANSLUITENDE
TAPIJTENEN GORDIJNEN-AFDEELING.
VRAAGT FRANCO TOEZEN
DING VAN ONZE
FRAAIGEILLUSIREERDE CATALO
GUS VOOR MODERNE
WONING-INRICHTING
COLBERT.
COSTUMES
Moderne Coupe
TER OVERNAME
AUBURN-8
Allweather 3 j. in zeer goeden f 1 C\C\
staat metpas gekotterden motor J J. v/v/»""
Te zien en tébevragen bij E. EKKER ~~ VEERE (Z.)
? ; < l ?
l ?r '
\.