Historisch Archief 1877-1940
daald, de goudreserves zijn na de
devaluatie weer sterk aangegroeid, de
kleinhandelsprijzen zijn slechts weinig
gestegen, de koopkracht is met 10%
gestegen, de bedrijvigheid toegenomen,
de faillissementen met 29 pCt. gedaald.
Op ander gebied is Belgiëminder
eendrachtig. Tegen de opvoering der
bewapening verzetten zich de
Vlaamsche socialisten en nationalisten. En de
aanpassing van de verdeeling der
kamerzetels aan de resultaten der
volkstelling, die een Vlaamsche meer
derheid na de komende verkiezingen
ten gevolge zal hebben, heeft onder
een deel der Walen een storm van
protest gewekt, zoo sterk dat ook aan
dien kant stemmen voor bestuurlijke
scheiding opgaan.
TWEE PARTIJCONGRESSEN hadden
deze week in ons eigen land plaats :
dat der S.D.A.P. en dat van de Chris
telijk Historische Unie. Aan het eerste
is ons hoofdartikel gewijd. Slechts ver
dient nog vermelding, dat het een
maximum-leeftijdsgrens van 65 jaar
heeft vastgesteld voor de voornaamste
partijfuncties. Bij een zoo sterken groei
als van deze partij is een voortdurende
toavosr van jong bloed zeer gewenscht.
In mr. Van der Goes van Naters vond
het partijbestuur een nieuwe jonge
kracht. Voor Vliegen werd gelukkig
dispensatie van het nieuwe besluit ver
leend.
De Christelijk Historischen vergader
den in het midden der vorige week
Het zeer gedifferentieerde karakter
van deze partij kwam sterk tot uitdruk
kingdoor beide sprekers: Jhr. de Geer
wiens warme redevoeringen over den
Volkenbond in de Kamer (bij de uitzen
ding van de Saarpolitie) en daarbuiten
tot het hart van velen gesproken heb
ben, al stak hij thans zijn teleurstelling
niet onder stoelen of banken, en den
commandant van het Veldleger, Jhr.
Roëll, die als juiste houding die van de
Savornin Lohman Sr., n.l. n van
wantrouwende tolerantie", aanbeval.
ROTTERDAM'S bestuur heeft thans
diep het mes in de begrooting ge
zet: salarisverlagingen, samenvoegin
gen van diensten en inperking van het
tramverkeer moet o. a. het tekort dek
ken, waarin de regeering voorzien wil
hebben, alvorens zij opnieuw crediet
verschaft. De onmogelijke toestand,
dat de tweede stad des lands zonder
kasgeld zit zal thans wel gauw tot het
verleden behooren. Inmiddels is dit
echter geen oplossing indien de crisis
omstandigheden voor Rotterdam nog
lang voortduren : de sociale lasten en
andere lasten die voor het geheele land
gelijk gelden kunnen dan niet meer
worden opgebracht zonder vitale deelen
van het stadsbestuur aan te tasten.
Zonder verdere maatregelen is het
een vooruitloopen op een onzeker
herstel.
Dergelijke maatregelen zijn wel ge
nomen bij de opheffing der
CRISISCOMITE'S. Minister de Wilde heeft zoo
juist een regeling ontworpen volgens
welke in de behoefte aan
middenstandsen arbeidersconsumptiecrediet wordt
voorzien. Andere sociale zorgen wach
ten den twee nieuwen
directeurengeneraal aan het ministerie van sociale
zaken, dr. van den Berg voor de. volks
gezondheid en burgemeester Draaijer
van Wormerveer voor de werkverschaf
fing.
FRANS COENEN IN DE GROENE
NGELUKKEN gaf deze week in
overmatige hoeveelheid; behalve een
vliegongeluk in Indiëen de brand van
de Veilingslokalen in Venlo, betrof het
in drie gevallen de spoorwegen: een
botsing in Oldenzaal, twee slachtoffers
van een slecht sluitend portier en het
uit de rails loopen van een vollen trein
bij Woerden. Zijn de laatste twee ge
vallen een gevolg van het gebruik van
oud materiaal in de Paaschdagen, nu
de spoedige electrificatie aanschaffing
van nieuw stoommateriaal
onwenschelijk maakt? Zuinigheid is zeer noodig
bij de spoorwegen, maar de veiligheid
mag er niet onder lijden.
z* .-..«..» ? ,-"f7,-T.;.;~i n
Ter tere van Coenen's
jaardag herplaatsen wij hieronder
eenige fragmenten uit het vele dat
hij in de loop van meer dan veertig
jaren voor De Groene heeft gedaan.
Als jonge man schreef hij de rubriek
Sociale aangelegenheden". In een
artikel van 8 Maart 1896 over de
bakkers nachtarbeid troffen wij de
volgende fragmenten aan:
IS het niet hierom zoo treurig met
onze samenleving gesteld, en wordt
er niet hierom zooveel honger en
ellende geleden eenvoudig omdat
de menschen, armen en rijken, van
de kunst van leven niet het minste
begrip hebben? Wie het onbedacht
zaam en roekeloos streven naar winst
en genot van de lieden in het algemeen,
en hij behoeft zichzelf niet uit te
zonderen, met eenigen ernst gadeslaat,
krijgt den indruk, dat de menschen
nog niet veel wijzer zijn dan kippen,
die bij de nadering der voedster in
dolle gulzigheid elkander trappen en
de oogen uitpikken, en alles opslokken
wat door hun keelgat wil, tot hun
krop vol zit met steenen.
Het is waar, wij zijn van onze
verkeerdheden overtuigd, en om niet
alles in het honderd te laten loopen,
reglementeeren wij ook het een en
ander, zoodat zij die in de gunstigste
omstandigheden verkeeren wel kans
hebben daarin te blijven leven. Maar
wie dan ook aan zijn wettelijke
plichten heeft voldaan, en bovendien
een zeker bedrag voor liefdadigheid
afzondert, meent gaarne dat de maat
schappij verder tot de manier waarop
hij wil leven, niets te zeggen heeft.
Intusschen is het aantal offers van
deze bandeloosheid groot
Wie dit inzien, vragen wettelijke
maatregelen. Inderdaad, dit is de
uitkomst. Verstond de maatschappij
wellevenskunst, wij hadden geen wet
telijke maatregelen noodig, maar....
daar wij de kunst van in vrijheid te
leven niet verstaan, moeten wij leven
onder tucht. F. M. C.
Later verplaatste Coenen's belang
stelling zich meer naar het gebied der
letteren en omstreeks 1008 beginnen zijn
geregelde litteraire critieken in De
Groene te verschijnen. Uit een uitge
breide beschouwing over Een huis vol
menschen" van de Scharten's lichten wij
den volgenden zin:
EEN romantisch verhaal te doen
van vreemde menschen, uit een
vreemd land, met de echte sfeer en
stemming, de couleur locale, in het
Hollandsen realisme vereischt, blijft
altijd een hachelijke onderneming,
waarvan schrijver en lezer zelden
plezier beleven. Wij mogen
SchartenAntink er dankbaar voor zijn, dat zij
het, tenminste gedeeltelijk, er goed
hebben afgebracht. ..."
POSTCRIPTUM onder een litteraire
kritiek van p November 1913:
IK weet niet of het jubeljaar 1913
ons een herbloei van vaderlandsche
vierigheid heeft gebracht, doch het
heeft ons, tenminste, een Nationaal
Kwartetspel gebracht. Dat is een ge
lukkige vondst. De heer Joh. H. Been,
de bekende kinderschrijver, vond er
blijkbaar geen been in dat stuk te
bestaan; treffend nationaal in zijn
rf rie-kleurig omslagje, in de zorgvuldig
verzamelde leerzame figuren zijner
kwartetten, ja, zelfs in de prullige
goedkoopte van de geheele uitvoering.
Er zijn kwartetten van Stadhouders,
van Koningen, van Vorstelijke Vrou
wen, Zeehelden, ij Eeuwsche Beroemd
heden (geen zeehelden), Populaire
figuren, alles fijn en listig uitgedacht,
terwijl elk kaartje, op den achterkant
in een klein instructief tractaatje van
's Beens hand, der leergrage jeugd
omtrent den Onderhavigen Held in
licht, zoodat het spel, behalve het spel,
ook een gewenschte lectuur oplevert.
Het eenige wat de paedagoog op de
lieve collectie zou kunnen tegen hebben
is de uitdrukking van sommigen der
vermaarde aangezichten. Zij kijken,
als ik het zeggen zal, rijkelijk zuur of
meer dan gewoon verdwaasd terwijl de
Vorstelijke Dames over het algemeen
de wereld instaren, als .. .. hadden
zij.... iets nuttigs.... ingenomen en
wachtten nu haar noodlot af. Maar het
geheel is toch van verdienstelijk pa
triottische bedoeling, van een echt
nationaal-goedkoop patriottisme. Den
uitgever ons compliment!
Coenen's jongste bijdrage
Cafeterias
T 7ROEGER heette het een Bar en
^f wekte bij de eenvoudigen van ziel.
die de schaarsche luxe hotels
nooit benaderden, huiverig verleidelijke
visioenen van Wereldstad, nachtleven
en verderf. Rijen viveurs, op hooge kruk
ken geheschen, die met verlepte gezichten
tegen toonbanken leunden en zwetsten
tot extravagante vrouwen, die lachten
'en lolden en zich bedronken aan cock
tails van giftig groene kleur. Of het
waren, in Amerika, slordige lichamen
met mager e Yankeekoppen, die zwijgend,
haastig en zenuwachtig wat voedsel naar
binnen propten, zoodat het eetgesmak
hoorbaar werd.
Zoo was voor de velen een Bar ver
edeling en tegelijk perverteering van een
gewone kroeg, en het leek iets volmaakt
uitheemsch. Maar nu heet het Cafeteria
en is ineens talrijk en Italiaansch ge
worden, het bleeke burgerkind van
Malaise en Goedkoopte, zonder meer een
spoor van high life of verleidelijke
weretdschheid. En zoo on-Hollandsch!
Wat vroeger behoorlijk nationaal:
lunchroom genoemd werd, is allemaal
God weet waarom / m het Itali
aansch ver doopt, maar het zijn geenszins
Italiaansche figuren, die met den naam
meekwamen. Zware burgerdames met
dikke afhangende beenen bezitten de
glimmende hooge krukken en zij drinken
geen duivetsch weelderige cocktail, maar
kopjes slappe koffie en kauwen weeke
kadetten, terwijl hun ongezeglijk kroost
laag beneden hun rust verstoort.
Als laatste herinnering aan het knusse
koffiehuis", staat in de hoeken nog een
armelijk paar tafeltjes met stoelen van
normale hoogte; het echte zijn die
teutelige krukken, waar de menschen a/s
kinderen met hun neus boven den
toonbankrand uitsteken, zonder een zweem
van gemak of gezelligheid. Maar wat
men er eet en drinkt is goedkoop, want
men wordt maar sommier bediend en
genoopt gauw weer te verdwijnen.
Aldus heeft, bij andere onheilen, de
Crisis ons ook deze verburgerlijkte
kroegen gebracht, waar de alcohol niet
meer thuis en de noodgedwongen intimi
teit van kruk aan kruk hinderlijk en
belachelijk is. Moet dan alle traditie en
comfort van het nationale leven reddeloos
teloorgaan? F. C.
De reportage van de week
HET KOLLEWIJNSCHE GEVAAR l
Naar 'aanleiding van een artikel van [Frans Coenen tegen de vereenvoudigde spelling téekende Joh. Braakensiek in De Groene
8 Mei 1910 onderstaande plaat, waarvan het motief ontleend is aan de rede 'van [keizer Willem II over het Gele Gevaar, met de
bekenden obroeb: ..Völkfr Eurofias. wohret et/re*"heil i asten Güt?r!"
bekenden oproep: Völker Europas, wohret eure'heiligsten Güter!'
Mr. Frans Coenen: Schrijvers van Nederland!! Beschermt uwe heiligste rechten!!
De figuren zijn: I. Everts; 2. Margot Scharten-Antink; 3. Ina Boudier-Bakker; 4. Carel Scharten; S. C. S. Adama van Scheltema.
6. Lodewijk van Deyssel; 7. S eer p Anema; 8. Frans Coenen; 9. Dr. R. A. Kollewijn.
CONCENTRATIE VAN MODERNE KUNST
Bij de opening van Eindhoven9s museum
DE Hollandsche beeldende kunsten van dezen
tijd hebben een nieuw centrum gekregen.
Niet in een der steden, die van ouds, volgens
traditie en naar den aard, een kunststad waren,
waar in den gouden tijd onzer vaderlandsche ge
schiedenis de koop- lieden en reeders de kunst en
den kunstenaars bescherming hebben geboden.
In dezen tijd, voorwaar < gén gouden, heeft het
terrein der activiteit zich uit die haven- en handels
steden verplaatst naar de centra van industrie en
nijverheid.
En zoo herbergt thans de goede stad Eindhoven
de eerste verzamelplaats van nieuwe Hollandsche
schilderkunst. Daar staat aan twee verkeerswegen
het stedelijk Van Abbe Museum, het eerste museum
in Holland, dat uitsluitend gewijd is aan beeldende
kunst van dezen tijd. Het lijkt vreemd, dat daar
juist midden in Brabant de nieuwe schilderkunst
een tehuis gevonden heeft; toch is dat niet zulk een
toeval. Het is de nieuwe tijd, die in Eindhoven
definitief op den Nederlandschen bodem vat heeft
gekregen. Geweldige gebouwencomplexen der ge
rationaliseerde industrieën wortelen hier in den
grond. In de schaduw dier fabrieken kan de kunst
gedijen. Eenerzijds, omdat hier de middelen zijn,
om haar te steunen en zoo te bevorderen; anderzijds,
omdat d; voortbrengselen van den kunstenaar,
voortgekomen uit indrukken van dezen tijd, hier
een passend decor vinden.
HET museum is de schepping van een zaken
man, die vele jaren geleden een bedrijfje op
zette, dat thans uitgegroeid is tot het groot-bedrijf
der Xarel I-fabrieken. Henri Van Abbe, toen nog
een jongeman van twintig jaar, wien het bij de
tabaksmakelaar Piet de Bruine (in dien tijd tegen
over Frascati) te eng geworden was, stichtte met
geldelijken steun van zijn vader, die juwelier was,
in Amsterdam als ge het precies wilt weten in
de Rustenburgerstraat een sigarenmakerijtje.
Allengs groeide de zaak, die eerst gedeeltelijk,
tosn geheel naar Eindhoven werd overgebracht,
totdat de oorlog de groote uitbreiding teweeg
bracht. En nu zit tegenover mij een groot indu
strieel, leider van de grootste sigarenfabrieken in
ons land. Op zijn bureau liggen rolletjes sigaren,
liggen proeven van etiketten. Dat is in deze sfeer
normaal. Maar vreemd is het, dat van een bespan
nen muur een frèle vrouwenfiguur op ons neer
kijkt, op den breeden fabrieksdirecteur die met
breede schouders voor een groot bureau zit, op de
bundeltjes sigaren en op heel die statige directie
kamer. Het kleed van die vrouw is matschijnend
en bedekt slechts gedeeltelijk de teere tinten van
een blank lichaam. Op de borst hangt een dun
parelsnosr van verstilden glans met een fel diaman
ten sluitstuk. Uit het matte wit en de teere
huidtinten kleurt hard de roode mond en het gele haar.
Hier, in deze kamer ontmoeten elkaar twee
werelden: die van den kunstenaar en die van den
zakenman, van Van Dongen en van Van Abbe.
Want deze fabrieksdirecteur is ook minnaar en
beschermer der schilderkunst. Den stoot daartoe
heeft gegeven het werk van den Brabantschen schil
der R. Pijnenburg, van wien Van Abbe indertijd een
dertigtal werken aankocht. Later waren het Van
Dongen, Jan Sluyters, Raoul Hynckes, Willink,
Jan van Herwijnen, Dirk Nijland. In zijn bezit
kwamen langzamerhand schilderijen, die voor ons
land en onzen tijd representatief waren. Uit den
wensch, allen te laten genieten van hetgeen hem
verrukte, werd bij Van Abbe de idee geboren, een
deel van zijn verzameling over te brengen in een te
stichten museum.
Drie deskundigen, D. Hannema, directeur van
het museum Boymans, Jhr. D. C. Roëll, directeur
van het Stedelijk Museum in Amsterdam en de heer
Ba«rt, oud-directeur van dat museum vormden op
zijn verzoek een commissie en kozen uit de priv
collectie dertig stuks om aan het nieuw te stichten
museum te schenken. Het Stedelijk Van Abbe
Museum werd gesticht. De architect Kropholler
kreeg van Van Abbe de opdracht het museum te
bouwen, dat in staat zou zijn een omvangrijke
collectie te herbergen.
|/r ROPHOLLER's schepping in rooden baksteen,
IX doet aan de buitenzijde niet vermoeden, welke
schoonheden het gastvrijheid kan verleenen. In de
vrijwel raamlooze muren is de ronde toegangspoort
met daarboven een vierkant torentje met klok
en spits het eenige duidelijke accent. Naar den in
gang voeren treden, geflankeerd door twee steige
rende paardjes van Raedeker. Door een bronzen
deur betreedt men een hal, streng als een Romaansch
kloosterportaal. Tien groote zalen, elk ongeveer
acht bij dertien meter, geven expositieruimte. Het
instroomende bovenlicht is te regelen met verstel
bare lichtschappen. De lichte muren kunnen honder
den schilderijen plaats verleenen. Want behalve het
toonen van het vast bezit, is de taak van den
jongen directeur, Dr. W. J. A. Visser, hier exposities
houden, die een overzicht geven van de huidige
schilder- en beeldhouwkunst. De eerste, die thans
is ingericht, overziet het werk der meeste thans leven
de Nederlandsche schilders, in totaal ongeveer
negentig. De commissie adviseerde over de ten
toon te stellen werken, waarvan na afloop der
expositie eenige voor het museum zullen worden
aangekocht. Nog nooit was werk van zooveel ver
schillende hedendaagsche Hollandsche kunstenaars
verzameld.
De ruimte ontbreekt ons zelfs voor een sum
miere opsomming. Naar de inrichter der expositie,
Dr. Visser zeide, was het onmogelijk elke richting,
elke school een eigen plaats te geven. Meesten
tijds waren zij te gering vertegenwoordigd. Men
moest dus samenvatten volgens uiterlijker ken
merken. Zooals men kan begrijpen, is het daardoor
niet eenvoudig een goede indeeling te maken.
Het belangrijkst is de middenzaal, waarin Sluyters
en Van Dongen hangen, samen met van der Hem's
portret van Van Abbe.
Naast elkaar hangen hier een tweetal werken van
Van Dongen en van Sluyters. Sluyters' oud portret
van zijn vrouw laat de directe verwantschap zien
met het eveneens bewogen meisjesportret door
Van Dongen. Een der laatste werken van Sluyters,
wederom een portret van zijn vrouw, is daar, om
een duidelijk onderscheid te toonen met het oneven
wichtiger jonger werk: het latere is een klassiek
portret geworden !
Het is een vreemde gewaarwording, om, gekomen
uit een der kunststeden der wereld, plotseling,
midden in Brabant je te bevinden tusschen voort
brengselen van de moderne Hollandsche schilders
en beeldhouwers. Deze gelegenheid is eenig. Het is
alsof men een bedevaart maakt naar dit centrum,
naar deze concentratie van moderne kunst.
it
H. B. FORTUIN
BIJ DE FOTO'S
Boven: De voorgevel van het nieuwe Stedelijk Van
Abbe Museum te Eindhoven, gebouwd door Kropholler;
voor den ingang een tweetal steigerende paardjes
van Raedeker.
Midden: Het portret van den schenker Henri Van
Abbe, door P. van der Hem.
Onder: Een der zalen; links een naakt van Sluyters.
FOTO'S EVA BESNYO