De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 17 april pagina 3

17 april 1936 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

daald, de goudreserves zijn na de devaluatie weer sterk aangegroeid, de kleinhandelsprijzen zijn slechts weinig gestegen, de koopkracht is met 10% gestegen, de bedrijvigheid toegenomen, de faillissementen met 29 pCt. gedaald. Op ander gebied is Belgiëminder eendrachtig. Tegen de opvoering der bewapening verzetten zich de Vlaamsche socialisten en nationalisten. En de aanpassing van de verdeeling der kamerzetels aan de resultaten der volkstelling, die een Vlaamsche meer derheid na de komende verkiezingen ten gevolge zal hebben, heeft onder een deel der Walen een storm van protest gewekt, zoo sterk dat ook aan dien kant stemmen voor bestuurlijke scheiding opgaan. TWEE PARTIJCONGRESSEN hadden deze week in ons eigen land plaats : dat der S.D.A.P. en dat van de Chris telijk Historische Unie. Aan het eerste is ons hoofdartikel gewijd. Slechts ver dient nog vermelding, dat het een maximum-leeftijdsgrens van 65 jaar heeft vastgesteld voor de voornaamste partijfuncties. Bij een zoo sterken groei als van deze partij is een voortdurende toavosr van jong bloed zeer gewenscht. In mr. Van der Goes van Naters vond het partijbestuur een nieuwe jonge kracht. Voor Vliegen werd gelukkig dispensatie van het nieuwe besluit ver leend. De Christelijk Historischen vergader den in het midden der vorige week Het zeer gedifferentieerde karakter van deze partij kwam sterk tot uitdruk kingdoor beide sprekers: Jhr. de Geer wiens warme redevoeringen over den Volkenbond in de Kamer (bij de uitzen ding van de Saarpolitie) en daarbuiten tot het hart van velen gesproken heb ben, al stak hij thans zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken, en den commandant van het Veldleger, Jhr. Roëll, die als juiste houding die van de Savornin Lohman Sr., n.l. n van wantrouwende tolerantie", aanbeval. ROTTERDAM'S bestuur heeft thans diep het mes in de begrooting ge zet: salarisverlagingen, samenvoegin gen van diensten en inperking van het tramverkeer moet o. a. het tekort dek ken, waarin de regeering voorzien wil hebben, alvorens zij opnieuw crediet verschaft. De onmogelijke toestand, dat de tweede stad des lands zonder kasgeld zit zal thans wel gauw tot het verleden behooren. Inmiddels is dit echter geen oplossing indien de crisis omstandigheden voor Rotterdam nog lang voortduren : de sociale lasten en andere lasten die voor het geheele land gelijk gelden kunnen dan niet meer worden opgebracht zonder vitale deelen van het stadsbestuur aan te tasten. Zonder verdere maatregelen is het een vooruitloopen op een onzeker herstel. Dergelijke maatregelen zijn wel ge nomen bij de opheffing der CRISISCOMITE'S. Minister de Wilde heeft zoo juist een regeling ontworpen volgens welke in de behoefte aan middenstandsen arbeidersconsumptiecrediet wordt voorzien. Andere sociale zorgen wach ten den twee nieuwen directeurengeneraal aan het ministerie van sociale zaken, dr. van den Berg voor de. volks gezondheid en burgemeester Draaijer van Wormerveer voor de werkverschaf fing. FRANS COENEN IN DE GROENE NGELUKKEN gaf deze week in overmatige hoeveelheid; behalve een vliegongeluk in Indiëen de brand van de Veilingslokalen in Venlo, betrof het in drie gevallen de spoorwegen: een botsing in Oldenzaal, twee slachtoffers van een slecht sluitend portier en het uit de rails loopen van een vollen trein bij Woerden. Zijn de laatste twee ge vallen een gevolg van het gebruik van oud materiaal in de Paaschdagen, nu de spoedige electrificatie aanschaffing van nieuw stoommateriaal onwenschelijk maakt? Zuinigheid is zeer noodig bij de spoorwegen, maar de veiligheid mag er niet onder lijden. z* .-..«..» ? ,-"f7,-T.;.;~i n Ter tere van Coenen's jaardag herplaatsen wij hieronder eenige fragmenten uit het vele dat hij in de loop van meer dan veertig jaren voor De Groene heeft gedaan. Als jonge man schreef hij de rubriek Sociale aangelegenheden". In een artikel van 8 Maart 1896 over de bakkers nachtarbeid troffen wij de volgende fragmenten aan: IS het niet hierom zoo treurig met onze samenleving gesteld, en wordt er niet hierom zooveel honger en ellende geleden eenvoudig omdat de menschen, armen en rijken, van de kunst van leven niet het minste begrip hebben? Wie het onbedacht zaam en roekeloos streven naar winst en genot van de lieden in het algemeen, en hij behoeft zichzelf niet uit te zonderen, met eenigen ernst gadeslaat, krijgt den indruk, dat de menschen nog niet veel wijzer zijn dan kippen, die bij de nadering der voedster in dolle gulzigheid elkander trappen en de oogen uitpikken, en alles opslokken wat door hun keelgat wil, tot hun krop vol zit met steenen. Het is waar, wij zijn van onze verkeerdheden overtuigd, en om niet alles in het honderd te laten loopen, reglementeeren wij ook het een en ander, zoodat zij die in de gunstigste omstandigheden verkeeren wel kans hebben daarin te blijven leven. Maar wie dan ook aan zijn wettelijke plichten heeft voldaan, en bovendien een zeker bedrag voor liefdadigheid afzondert, meent gaarne dat de maat schappij verder tot de manier waarop hij wil leven, niets te zeggen heeft. Intusschen is het aantal offers van deze bandeloosheid groot Wie dit inzien, vragen wettelijke maatregelen. Inderdaad, dit is de uitkomst. Verstond de maatschappij wellevenskunst, wij hadden geen wet telijke maatregelen noodig, maar.... daar wij de kunst van in vrijheid te leven niet verstaan, moeten wij leven onder tucht. F. M. C. Later verplaatste Coenen's belang stelling zich meer naar het gebied der letteren en omstreeks 1008 beginnen zijn geregelde litteraire critieken in De Groene te verschijnen. Uit een uitge breide beschouwing over Een huis vol menschen" van de Scharten's lichten wij den volgenden zin: EEN romantisch verhaal te doen van vreemde menschen, uit een vreemd land, met de echte sfeer en stemming, de couleur locale, in het Hollandsen realisme vereischt, blijft altijd een hachelijke onderneming, waarvan schrijver en lezer zelden plezier beleven. Wij mogen SchartenAntink er dankbaar voor zijn, dat zij het, tenminste gedeeltelijk, er goed hebben afgebracht. ..." POSTCRIPTUM onder een litteraire kritiek van p November 1913: IK weet niet of het jubeljaar 1913 ons een herbloei van vaderlandsche vierigheid heeft gebracht, doch het heeft ons, tenminste, een Nationaal Kwartetspel gebracht. Dat is een ge lukkige vondst. De heer Joh. H. Been, de bekende kinderschrijver, vond er blijkbaar geen been in dat stuk te bestaan; treffend nationaal in zijn rf rie-kleurig omslagje, in de zorgvuldig verzamelde leerzame figuren zijner kwartetten, ja, zelfs in de prullige goedkoopte van de geheele uitvoering. Er zijn kwartetten van Stadhouders, van Koningen, van Vorstelijke Vrou wen, Zeehelden, ij Eeuwsche Beroemd heden (geen zeehelden), Populaire figuren, alles fijn en listig uitgedacht, terwijl elk kaartje, op den achterkant in een klein instructief tractaatje van 's Beens hand, der leergrage jeugd omtrent den Onderhavigen Held in licht, zoodat het spel, behalve het spel, ook een gewenschte lectuur oplevert. Het eenige wat de paedagoog op de lieve collectie zou kunnen tegen hebben is de uitdrukking van sommigen der vermaarde aangezichten. Zij kijken, als ik het zeggen zal, rijkelijk zuur of meer dan gewoon verdwaasd terwijl de Vorstelijke Dames over het algemeen de wereld instaren, als .. .. hadden zij.... iets nuttigs.... ingenomen en wachtten nu haar noodlot af. Maar het geheel is toch van verdienstelijk pa triottische bedoeling, van een echt nationaal-goedkoop patriottisme. Den uitgever ons compliment! Coenen's jongste bijdrage Cafeterias T 7ROEGER heette het een Bar en ^f wekte bij de eenvoudigen van ziel. die de schaarsche luxe hotels nooit benaderden, huiverig verleidelijke visioenen van Wereldstad, nachtleven en verderf. Rijen viveurs, op hooge kruk ken geheschen, die met verlepte gezichten tegen toonbanken leunden en zwetsten tot extravagante vrouwen, die lachten 'en lolden en zich bedronken aan cock tails van giftig groene kleur. Of het waren, in Amerika, slordige lichamen met mager e Yankeekoppen, die zwijgend, haastig en zenuwachtig wat voedsel naar binnen propten, zoodat het eetgesmak hoorbaar werd. Zoo was voor de velen een Bar ver edeling en tegelijk perverteering van een gewone kroeg, en het leek iets volmaakt uitheemsch. Maar nu heet het Cafeteria en is ineens talrijk en Italiaansch ge worden, het bleeke burgerkind van Malaise en Goedkoopte, zonder meer een spoor van high life of verleidelijke weretdschheid. En zoo on-Hollandsch! Wat vroeger behoorlijk nationaal: lunchroom genoemd werd, is allemaal God weet waarom / m het Itali aansch ver doopt, maar het zijn geenszins Italiaansche figuren, die met den naam meekwamen. Zware burgerdames met dikke afhangende beenen bezitten de glimmende hooge krukken en zij drinken geen duivetsch weelderige cocktail, maar kopjes slappe koffie en kauwen weeke kadetten, terwijl hun ongezeglijk kroost laag beneden hun rust verstoort. Als laatste herinnering aan het knusse koffiehuis", staat in de hoeken nog een armelijk paar tafeltjes met stoelen van normale hoogte; het echte zijn die teutelige krukken, waar de menschen a/s kinderen met hun neus boven den toonbankrand uitsteken, zonder een zweem van gemak of gezelligheid. Maar wat men er eet en drinkt is goedkoop, want men wordt maar sommier bediend en genoopt gauw weer te verdwijnen. Aldus heeft, bij andere onheilen, de Crisis ons ook deze verburgerlijkte kroegen gebracht, waar de alcohol niet meer thuis en de noodgedwongen intimi teit van kruk aan kruk hinderlijk en belachelijk is. Moet dan alle traditie en comfort van het nationale leven reddeloos teloorgaan? F. C. De reportage van de week HET KOLLEWIJNSCHE GEVAAR l Naar 'aanleiding van een artikel van [Frans Coenen tegen de vereenvoudigde spelling téekende Joh. Braakensiek in De Groene 8 Mei 1910 onderstaande plaat, waarvan het motief ontleend is aan de rede 'van [keizer Willem II over het Gele Gevaar, met de bekenden obroeb: ..Völkfr Eurofias. wohret et/re*"heil i asten Güt?r!" bekenden oproep: Völker Europas, wohret eure'heiligsten Güter!' Mr. Frans Coenen: Schrijvers van Nederland!! Beschermt uwe heiligste rechten!! De figuren zijn: I. Everts; 2. Margot Scharten-Antink; 3. Ina Boudier-Bakker; 4. Carel Scharten; S. C. S. Adama van Scheltema. 6. Lodewijk van Deyssel; 7. S eer p Anema; 8. Frans Coenen; 9. Dr. R. A. Kollewijn. CONCENTRATIE VAN MODERNE KUNST Bij de opening van Eindhoven9s museum DE Hollandsche beeldende kunsten van dezen tijd hebben een nieuw centrum gekregen. Niet in een der steden, die van ouds, volgens traditie en naar den aard, een kunststad waren, waar in den gouden tijd onzer vaderlandsche ge schiedenis de koop- lieden en reeders de kunst en den kunstenaars bescherming hebben geboden. In dezen tijd, voorwaar < gén gouden, heeft het terrein der activiteit zich uit die haven- en handels steden verplaatst naar de centra van industrie en nijverheid. En zoo herbergt thans de goede stad Eindhoven de eerste verzamelplaats van nieuwe Hollandsche schilderkunst. Daar staat aan twee verkeerswegen het stedelijk Van Abbe Museum, het eerste museum in Holland, dat uitsluitend gewijd is aan beeldende kunst van dezen tijd. Het lijkt vreemd, dat daar juist midden in Brabant de nieuwe schilderkunst een tehuis gevonden heeft; toch is dat niet zulk een toeval. Het is de nieuwe tijd, die in Eindhoven definitief op den Nederlandschen bodem vat heeft gekregen. Geweldige gebouwencomplexen der ge rationaliseerde industrieën wortelen hier in den grond. In de schaduw dier fabrieken kan de kunst gedijen. Eenerzijds, omdat hier de middelen zijn, om haar te steunen en zoo te bevorderen; anderzijds, omdat d; voortbrengselen van den kunstenaar, voortgekomen uit indrukken van dezen tijd, hier een passend decor vinden. HET museum is de schepping van een zaken man, die vele jaren geleden een bedrijfje op zette, dat thans uitgegroeid is tot het groot-bedrijf der Xarel I-fabrieken. Henri Van Abbe, toen nog een jongeman van twintig jaar, wien het bij de tabaksmakelaar Piet de Bruine (in dien tijd tegen over Frascati) te eng geworden was, stichtte met geldelijken steun van zijn vader, die juwelier was, in Amsterdam als ge het precies wilt weten in de Rustenburgerstraat een sigarenmakerijtje. Allengs groeide de zaak, die eerst gedeeltelijk, tosn geheel naar Eindhoven werd overgebracht, totdat de oorlog de groote uitbreiding teweeg bracht. En nu zit tegenover mij een groot indu strieel, leider van de grootste sigarenfabrieken in ons land. Op zijn bureau liggen rolletjes sigaren, liggen proeven van etiketten. Dat is in deze sfeer normaal. Maar vreemd is het, dat van een bespan nen muur een frèle vrouwenfiguur op ons neer kijkt, op den breeden fabrieksdirecteur die met breede schouders voor een groot bureau zit, op de bundeltjes sigaren en op heel die statige directie kamer. Het kleed van die vrouw is matschijnend en bedekt slechts gedeeltelijk de teere tinten van een blank lichaam. Op de borst hangt een dun parelsnosr van verstilden glans met een fel diaman ten sluitstuk. Uit het matte wit en de teere huidtinten kleurt hard de roode mond en het gele haar. Hier, in deze kamer ontmoeten elkaar twee werelden: die van den kunstenaar en die van den zakenman, van Van Dongen en van Van Abbe. Want deze fabrieksdirecteur is ook minnaar en beschermer der schilderkunst. Den stoot daartoe heeft gegeven het werk van den Brabantschen schil der R. Pijnenburg, van wien Van Abbe indertijd een dertigtal werken aankocht. Later waren het Van Dongen, Jan Sluyters, Raoul Hynckes, Willink, Jan van Herwijnen, Dirk Nijland. In zijn bezit kwamen langzamerhand schilderijen, die voor ons land en onzen tijd representatief waren. Uit den wensch, allen te laten genieten van hetgeen hem verrukte, werd bij Van Abbe de idee geboren, een deel van zijn verzameling over te brengen in een te stichten museum. Drie deskundigen, D. Hannema, directeur van het museum Boymans, Jhr. D. C. Roëll, directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam en de heer Ba«rt, oud-directeur van dat museum vormden op zijn verzoek een commissie en kozen uit de priv collectie dertig stuks om aan het nieuw te stichten museum te schenken. Het Stedelijk Van Abbe Museum werd gesticht. De architect Kropholler kreeg van Van Abbe de opdracht het museum te bouwen, dat in staat zou zijn een omvangrijke collectie te herbergen. |/r ROPHOLLER's schepping in rooden baksteen, IX doet aan de buitenzijde niet vermoeden, welke schoonheden het gastvrijheid kan verleenen. In de vrijwel raamlooze muren is de ronde toegangspoort met daarboven een vierkant torentje met klok en spits het eenige duidelijke accent. Naar den in gang voeren treden, geflankeerd door twee steige rende paardjes van Raedeker. Door een bronzen deur betreedt men een hal, streng als een Romaansch kloosterportaal. Tien groote zalen, elk ongeveer acht bij dertien meter, geven expositieruimte. Het instroomende bovenlicht is te regelen met verstel bare lichtschappen. De lichte muren kunnen honder den schilderijen plaats verleenen. Want behalve het toonen van het vast bezit, is de taak van den jongen directeur, Dr. W. J. A. Visser, hier exposities houden, die een overzicht geven van de huidige schilder- en beeldhouwkunst. De eerste, die thans is ingericht, overziet het werk der meeste thans leven de Nederlandsche schilders, in totaal ongeveer negentig. De commissie adviseerde over de ten toon te stellen werken, waarvan na afloop der expositie eenige voor het museum zullen worden aangekocht. Nog nooit was werk van zooveel ver schillende hedendaagsche Hollandsche kunstenaars verzameld. De ruimte ontbreekt ons zelfs voor een sum miere opsomming. Naar de inrichter der expositie, Dr. Visser zeide, was het onmogelijk elke richting, elke school een eigen plaats te geven. Meesten tijds waren zij te gering vertegenwoordigd. Men moest dus samenvatten volgens uiterlijker ken merken. Zooals men kan begrijpen, is het daardoor niet eenvoudig een goede indeeling te maken. Het belangrijkst is de middenzaal, waarin Sluyters en Van Dongen hangen, samen met van der Hem's portret van Van Abbe. Naast elkaar hangen hier een tweetal werken van Van Dongen en van Sluyters. Sluyters' oud portret van zijn vrouw laat de directe verwantschap zien met het eveneens bewogen meisjesportret door Van Dongen. Een der laatste werken van Sluyters, wederom een portret van zijn vrouw, is daar, om een duidelijk onderscheid te toonen met het oneven wichtiger jonger werk: het latere is een klassiek portret geworden ! Het is een vreemde gewaarwording, om, gekomen uit een der kunststeden der wereld, plotseling, midden in Brabant je te bevinden tusschen voort brengselen van de moderne Hollandsche schilders en beeldhouwers. Deze gelegenheid is eenig. Het is alsof men een bedevaart maakt naar dit centrum, naar deze concentratie van moderne kunst. it H. B. FORTUIN BIJ DE FOTO'S Boven: De voorgevel van het nieuwe Stedelijk Van Abbe Museum te Eindhoven, gebouwd door Kropholler; voor den ingang een tweetal steigerende paardjes van Raedeker. Midden: Het portret van den schenker Henri Van Abbe, door P. van der Hem. Onder: Een der zalen; links een naakt van Sluyters. FOTO'S EVA BESNYO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl