Historisch Archief 1877-1940
letterkundig leven
'.'H
Verdronken details
Leonard Frank: Tranmgeftthrten
(Querldo, Amsterdam)
WAAR droom en werkelijkheid
elkaar literair in het
vaarwater zitten, kan de oorzaak
liggen in twee richtingen: óf de droom
elementen werden al te zeer gedes
integreerd en veronwezenlijkt door het
kritisch nuchter waakbewustzijn, óf
omgekeerd: de scherp geziene en voor
realiteit n droom beide van beteekenis
te achten zakelijke détails werden
ondergedompeld in een zoo chaotischen
gevoelstroom, dat zij zelf s niet meer met
dien bepaalden poëtischen glans aange
daan (het meest populaire kenmerk van
den droom!) vermogen boven te stijgen.
Beide oorzaken zijn werkzaam in het
stilistisch knappe, doch onsamen
hangende boek van Leonhard Frank;
maar daar diens eigenlijke begaafdheid
vooral schijnt te liggen op het gebied
van exacte observatie en in een ver
fijnden speurzin voor het karakteris
tieke détail, maakt de tweede wel den
meesten indruk, zij accentueert zich
trouwens meer en meer naar het slot
toe, en de roman, inzettend als een
lang niet onverdienstelijke film, te
spelen b.v. door Conrad Veidt (Baron
Frirnar 1) en Elisabeth Bergner, ver
loopt in onwaarschijnlijke psychologie,
groote, vage gebaren a la Heinrich
Mann op zijn zwakst en het volmaakt
onwerkelijke beeld van een sanatorium
voor zielszieken, waar de poëzie der
neurose" dit relaas der onbevredigde
vrouwelijkheid tot een goed einde moet
voeren. Daarbij valt zonder twijfel te
apprecieeren, dat niet of zelden heul
gezocht is bij tweedehands psychia
trische geleerdheid, ofschoon een nuch
terder instelling op dit milieu de uit
beelding er van waarschijnlijk wel ten
goede gekomen zou zijn. Maar de
erotiek, hier in een meer dan hinder
lijke mate geïdealiseerd en absoluut
gesteld, overstelpte ook dit sanatorium,
en zelfs het verplegend personeel, en
wat er nog overbleef aan beschrijvings
kunst is te zwak van humor, in alle
opzichten ook te weinig zeggend om
ons hiermee te kunnen verzoenen.
Het komt mij voor, dat het conflict,
waaronder de stellig zeer begaafde
autsur lijden moet: dat tisschen koud
en haastig isoleerende feitelijkheid en
een romantiek die alles verbindt en
alles oplost, hier te voorbarig gepro
jecteerd werd op de sexe, vergroot
werd tot het probleem der overspannen
virginiteit, die zich geven wil, maar
niet kan. Onder dit probleem althans
gaan de diverse slanke en schizoïde
vrouwengestalteri, die het boek be
volken, even ondubbelzinnig gebukt
als hun lichamelijke aantrekkelijk
heden hun de oplossing er van aan de
hand zouden moeten doen. Maar het
droomerig gemak waarmee zich dit alles
dan tenslotte in exaltatie voltrekt de
wereldsche, fijn besnaarde Eve, dis, na
grovere avonturen, met haar droom
minnaar" in levenden lijve in den echt
v-rbonden wordt, de in haar waanideeën
van bloemenliafde en onbevlekte ont
vangenis verwarde Maria, die, zakelijk
beschouwd, aan een wel zeer zonderling
psychiatrisch experiment ten offer valt
stempelt deze erotische verwikke
lingen tot een duidelijk specimen van
hoogere Kitsch, en de bedenkelijkste
stijlbloempjes (?Sie blickte ihn an,
freundlich lachelnd und dennoch
tausend Kilometer entfernt"), alsmede de
mannelijke figuren met hun harde,
klare, verbeten of bezielde koppen,
weerleggen dezen indruk niet.
Zooals gezegd, afgezien van den
samenhang waarin zij voorkomen, is
er aan détails veel te bewonderen.
Alleen: men weet op het eerste gezicht
nooit precies waar men hen aantreft,
in den droom of in de werkelijkheid,
onder of boven water.
I. VESTDIJK
J. GRESHOFF
Colctte: Mes ApprentlB'agea (FtT
renczi. Parij»)
MEVROUW Gabrielle
GoudeketColette maakt zich breed in de
Fransche litteratuur van heden.
Zij is commandeur in het Legioen van
Eer, lid van de Belgische Academie en
een officieele grootheid in de derde
republiek. Geen gelegenheid laat zij
voorbij gaan om van zich te doen
spreken, de kranten vermelden haar
aanwezigheid op vele deftige en wel
denkende bijeenkomsten, hetgeen haar
niet belet om terzelfdertijd een handel
tje in reukwerken te drijven en zoo
nu en dan in een café-chantant op te
treden. Ze is haar leven lang op
schandaal belust geweest en in alle
perioden van haar bestaan heeft zij
pikante stof voor de dagbladschrijvers
opgeleverd. Thans heeft zij het noodig
geoordeeld eenige oude geschiede
nissen op te rakelen en, kortelings
haar derde huwelijk ingetreden, neemt
zij bij die gelegenheid wraak op haar
eersten man, die al jaren dood is.
Alvorens een boekje als Mes
Apprentissages" nader te beschouwen,
moet ik duidelijk vaststellen wat ieder
een weet en erkent: dat Colette talent
heeft, ongeloofelijk veel talent. Boven
dien beweren de kenners, dat zij de
Fransche taal als gén van haar
tijdgenooten beheerscht en over de
rijkstgeschakeerde vocabulaire be
schikt, En nu rijst de vraag: zijn
talent en schrijfvaardigheid voldoende
om een boek bestaansrecht en waarde
te geven? Het is mogelijk, dat letter
kundige vaklieden zich daarmede te
vreden stellen. Maar voor mij heeft
een boek toch óók nog een inhoud,
een strekking; is het een getuigenis;
.stelt het iets of iemand voor. De
allerbrillantste taalbehandeling is niet
in staat mij te doen vergeten dat
Colette zich in een boek als dit
van een onmenschelijken kant doet
kennen.
Als jong meisje is zij in het huwelijk
getreden met Henri Gauthier-Villars,
zoon van een der grootste weten
schappelijke uitgevers van Frankrijk
en die als romancier en muzhkk i.icus
langen tijd een groote reputatie genoot.
Willy was eigenlijk geen pseudoniem,
maar een firmanaam. Tal van jonge
schrijvers werkten in opdracht van
Gauthier-Villars en volgens zijn aanwij
zingen aan galante romans welke bij
tientallen op de markt gegooid werden
en bijna alle succes hadden. Het pleit
voor den goeden smaak van den op
drachtgever, dat hij alleen jongelieden
met een werkelijke begaafdheid te werk
stelde. Enkelen er van werden later voor
eigen rekening beroemd: P. J. Toulet,
een der ijverigste negers" van Willy,
wordt nog altijd erkend als een van de
origineelste en geestigste prozaschrij
vers van zijn generatie. Jean de Tinan,
zoo bitter jong gestorven, bezit ook
nu nog zijn getrouwe bewonderaars,
Verder behoorden tot de ploeg Pierre
Veber, Saillant-Curnonski (?déprins
der lekkerbekken"), Marcel Boulestin,
Jean de La Hire en nog tal van anderen.
Colette beweert zelfs, dat
GauthierVillars zélf zijn leven lang niet nmaal
de pen op papier gezet heeft. Men
behoeft deze fnededeeling niet voet
stoots aan te nemen !
In elk geval echter stemmen alle
tijdgenooten op n punt overeen:
Gauthier-Villars was een buitengewoon
gecultiveerd, belezen, geestig man, die
op zijn gansche omgeving een sterken
invloed uitoefende en alle jonge
menschen om hem heen inspireerde.
Colette heeft zoo niet alles, dan toch
zér veel aan hem te danken. De serie
der Claudines" en der Minnes"
heeft zij geschreven, maar in een
voortdurend contact met Willy, die
haar niet slechts aanspoorde, maar ook
in letterkundigen zin leiding gaf. De
aard van haar talent werd van den
aanvang af zoo sterk door hem beïn
vloed, dat men vrijwel kan zeggen
dat hij haar ontwikkeling bepaald
heeft. Twaalf jaar lang duurde deze
echtvereeniging en samenwerking.
Twaalf jaar is een lange tijd. Wanneer
Willy werkelijk was zooals Colette hem
thans schildert, is het een ieder onbe
grijpelijk, dat zij de verbintenis niet
eerder verbroken heeft.
DIE invloed van Willie op Colette is
zoo diep ingedrongen, dat zij
thans, op haar zestigste jaar, twee
honderd bladzijden proza gebruikt
voor een laatste poging zich er aan
te ontworstelen. En ook deze mis
lukt.
Alles wat Colette doet om Willy te
verkleinen, om zijn nagedachtenis te
vernederen en om ons een afkeer
van hem te geven, heeft een
averechtsch resultaat. Na de lezing van
dit boek vinden wij zijn verschijning
merkwaardiger dan ooit!
Hij wordt een legendarische figuur
voor ons en neemt, vooral tegen het
einde van het boek, Balzaciaansche
afmetingen aan. Al lezende wordt onze
belangstelling voor Willy grooter, naar
mate die voor Colette afneemt.
Beminhenswaardig en verheven van
gemoed is noch de een, noch de ander;
maar Willy is ten minste pittoresk en
daarbij van een moreele slordigheid,
welke wel een beetje sympathiek is.
Sympathiek nu kan men een vrouw, in
staat tot een posthume wraakneming
als deze, moeilijk noemen !
Waar dienen mémoires voor indien
wij er geen conclusies omtrent den
mémoire-schrijver uit mogen trekken ?
In ik-boeken is, dunkt mij, het ik"
een essentieel element. Het kille,
haatdragende ik", dat hier tot uiting
komt, vervult ons met weerzin. Het
is juist een der bekoringen van den
ouden dag, dat men dan eindelijk met
een glimlach van verteedering aan
het verleden kan denken. Men heeft
jaren van leed en teleurstelling door
geworsteld om zich langzaam te door
dringen van de betrekkelijkheid van
alles en met het einde in het vooruit
zicht begrijpt men, dat vergeven de
laatste noodzaak is voor ieder recht
schapen mensch. Colette is echter als
een echte coquette door den ouderdom
verhard. Dit verbaast ons overigens
niet. Haar boeken leven door een
warme, dierlijke sensualiteit. Een diep
menschelijk gevoel voelt men er
niet in. Wanneer de zinnen inslapen
en het hart is verdord, hoe kan men dan
met een vriendelijke berusting terug
blikken?
Dit nare, rancuneuze boek is weer
voortreffelijk geschreven en bevat tal
van passages, welke men (wanneer
men even de slechte bedoelingen van
de schrijfster vergeet) met genoegen
lezen kan. Ja, ik ga verder: vooral
in het tweede gedeelte wordt haar
meer dan levensgroote Willy een
meesterlijke creatie.
En zoo zien wij aan Mes Appren
tissages" hoe een goed boek een slecht
boek en een slecht boek een goed boek
kan zijn. Misschien is het juister ge
zegd: hoe een goed boek een slechte
daad kan vertegenwoordigen.
Dr. Jf. A. Donkeraloot: Dichter en
Gemeenschap (Van Logtiem Slatc»
rna, Arnhem)
DE rede door Anthonie Donker
op 6 April j.l. bij het aanvaar
den van zijn hoogleeraarsambt
met rustige overtuiging uitgesproken,
kenmerkt zich, naar den aard van den
spreker, door haar bemiddelend karak
ter. Donker's afkeer van simplistische
en extremistische opvattingen, zijn hang
naar evenwicht en objectiviteit leidden
er toe, dat hij in de wisselwerking
tusschen dichter en gemeenschap, zoowel
ter verklaring van het phenomeen
dichter als met het oog op de uitwer
king van de dichtkunst op haar gehoor,
zooveel mogelijk factoren bïtrok.
Ten aanzien van iedere sectarische
en dogmatische zienswijze staat de rede
dus afwijzend, maar bepaald vijandig
verhoudt zij zich tegenover het
staatsabsolutisme van landen als
Duitschland, Italiëen Rusland en tegenover
elk exclusief nationalisme, en kenne
lijk niet alleen met het oog op het
dichterschap. Donker heeft op dit
actueele en urgente stuk ondubbelzinnig
kleur bekend.
De bouw der rede is haar zwakke
punt. De theoretische beschouwing en
het historische overzicht loopen door
elkaar heen. Ook hierdoor ontstonden
herhalingen. Buitendien had men de
oppervlakkige en anecdotische opsom
ming der verschillende maatschappe
lijke houdingen en betrekkingen der
dichters (pag. 17?20), ook omdat een
bekorting wenschelijk was geweest,
gaarne gemist.
H. INT. van Randwijk: Burgers lu
nood (Callenbach, Nljkerk)
VERSCHILLENDE critici geven
tegenwoordig de voorkeur aan
boeken, die, ten eerste,
hedendaagsche toestanden beschrijven, in de
realiteit staan, zooals dat heet en ten
tweede niet te veel intellect vergen van
den lezer. Aan deze critici zal het
debuut van Van Randwijk zeker vol
doen. Het geeft een realistische be
schrijving van werkloozen uit een
Christelijk milieu en tevens een schil
dering van de moeilijkheden, waarin
de kleinburger, eveneens van
Christelijken huize, verkeert. Deze twee krin
gen hebben contact met elkaar door
den predikant, den bediende op het
stempelkantoor en de vrouw van een
werklooze, die in de villawijk de dienstbode
vervangt.
Van Randwijk teekent deze twee
milieus, die trouwens geen scherpe
tegenstelling vormen, objectief en zon
der voorkeur voor een van beide. Hij
probeert zijn creaturen zoover te bren
gen, dat zij begrijpend tegenover den
nood" van de anderen komen te
staan. Eigenlijk gaat dit begrijpen niet
verder dan het constateeren van ander
mans leed en de overtuiging dat het
buiten elkanders schuld wordt veroor
zaakt, hoewel de jonge predikant in
een lucide moment tot de conclusie
komt, dat de hedendaagsche toestan
den het gevolg zijn van menschelijke
daden en dat bij de menschen zelf de
schuld ervan ligt. Deze conclusie zou
het uitgangspunt kunnen zijn voor een
onderzoek naar de oorzaken van de
impasse, waarin een groot gedeelte
van de wereld verkeert. Maar Van
Randwijk laat het bij deze ontdekking.
En aan het slot van het boek vinden wij
den predikant te midden Van zwem
mende en zonnebadende werkloozen.
Wanneer de schrijver zijn werk gepu
bliceerd heeft om den lezer een beeld
te geven van het treurige lot van den
werklooze, dan heeft hij de navrante
indruk die het begin hier en daar
maakt, volkomen te niet gedaan door
dit onnoozele einde.
PAG. 8 DE GROENE No.3073
Film
Luchtaanval, Kcrstm/s ?940 (?Things to come"; City Theater, Amsterdam)
Werkelijkheid en fantasie
D. C. VAN DER POEL
La Bandéra (Royal)
Thlngs to Come (City)
HET is merkwaardig hoezeer,
ondanks de schijnbaar onbe
grensde mogelijkheden van de
fantasie-machine" welke de film
als samenvatting van opname, mon
tage en projectie heeft, toch haar
resultaat meestal ligt binnen de beide
uitersten: werkelijkheid en fantasie.
Een werkelijk dwingend beeld van de
werkelijkheid en een werkelijk van
alle realiteit bevrijde en bevrijdende
fantasie zijn nog steeds uitzonderingen.
TOT deze uitzonderingen behoort
als dwingende, d.w.z. ten volle
overtuigende weergave van de werke
lijkheid Bandéra" (Onder Spaanse
Vlag) van Julien Duvivier. Hij geeft
hiermede een beeld van de werkelijk
heid, dat meer is, dan de zuivere docu
mentaire ooit vermag te geven, omdat
ook de werkelijkheid meer is, dan het
zichtbare deel, dat de grens vormt van
de zuivere documentaire film. Weer
gave van de werkelijkheid vereist een
dieper doordringen, wat ook de film
vermag door invoegen en toe-voegen
van andere elementen dan het zicht
bare, historische gebeuren. De film,
welke een volledig beeld of beter
een juiste indruk wil geven van de
werkelijkheid, moet dus uitgaan boven
de beperking, welke de strikte, d.w.z.
toevallig gegeven werkelijkheid en ?
meer nog dat wat zich daarvan foto
grafisch laat vastleggen, oplegt. Want
niet deze toevallig gegeven verschij
ning is de werkelijkheid, maar het
gehele complex van vele van deze toe
vallige situaties.
Daarom betekenen ook zuivere do
cumentaire films zo vaak teleurstel
ling; zij geven een te verminkt beeld
van de werkelijkheid om ons deze
inderdaad te verbeelden; Neem als con
creet voorbeeld het vreemdelingen
legioen in Afrika. Een zuivere docu
mentaire film zou ons hiervan een
reeks beelden kunnen geven, maar
niet een overtuigende, ons steeds bij
blijvende indruk van de werkelijkheid,
welke achter deze beelden verborgen
blijft.
Duvivier gaat daarom verder. Hij
laat óns niet slechts een stuk uiterlijke
werkelijkheid zien een groot deel
van zijn film is inderdaad ter plaatse, '
in het Spaanse vreemdelingen-legioen
opgenomen, zijn figuranten zijn
werkelijke legionnaires hij laat ons
ook dat zien, wat deze uiterlijke wer
kelijkheid voor ons Verborgen houdt.
Het begin stelt ons onmiddellijk te
genover het feit van de moord. Niet
hoe of wie, maar slechts dit ne, verder
onbepaalde, feit, dat als oorzaak van
dienstnemen in het legioen belangrijk
is. Het wordt zo gegeven, dat zelfs niet
te zeer op dit bepaalde feit de nadruk
valt. De man die dienst neemt heeft
iets op zijn kerfstok. Het kon ook wat
anders dan deze moord zijn. Zo gaat
Duvivier verder. Hij geeft het opge
jaagd zijn van de dader, zonder nadere
details, met een paar aanduidingen;
slechts dit ne nodige: het feit. Op deze
wijze wordt het gehele verhaal van een
dwingende kracht. Het leven in het
legioen, het moordende klimaat en
landschap en boven alles de onrust van
de opgejaagde mens, die slechts eindigt
met de dood. Dit alles stelt Duvivier
voor ons, zo dat wij het aanvaarden als
een stuk ontstellend harde realiteit,
dat ons niet meer zo gauw loslaat. Het
einde is daarbij van een zo sterke
sobere dramatische kracht, dat ook de
bekering" van de man die dienst nam
om den ander ten slotte aan de politie
te kunnen uitleveren, volkomen natuur
lijk schijnt. Omdat het filmverhaal
ontleend aan een roman van Mac Orlan
in deze film nergens op de voorgrond
staat, maar slechts het blote film
document completeert met dat zeer
wezenlijke, wat foto's van het legioen
en van alle legionnaires ons niet zou
den kunnen vertellen.
EEN ander dwingend en tegelijker
tijd ontstellend beeld van de wer
kelijkheid ??en daarbij van een werke
lijkheid, die veel dichter bij is geeft
Things to Come" (De Wereld in Wor
ding), waarvoor H. G. Wells naar zijn
gelijknamig boek het scenario schreef,
dat onder leiding van Alexander Korda
met medewerking van Wells als advi
seur werd gefilmd.
Het moge paradoxaal klinken, maar
het is een feit, dat deze film, die in de
eerste plaats bedoeld is als een enorme
toekomstfantasie waarvoor moeite
noch kosten zijn gespaard geslaagd
is voorzoovér een beeld wordt gegeven
van het heden. Zelden of nooit is de
oorlogspsychose van nu zo machtig op
het witte doek verbeeld, dat ons de
adem wordt benomen door het beeld
van de wereld, waarin wij leven. Zel
den of nooit zijn de consequenties van
de gedachten en handelingen rondom
ons en van ons, ons zo duidelijk voor
ogen gesteld, dat wij met schrik en ont
steltenis tot het besef komen, dat dit
onze wereld is en dat dit als wij
niet in staat zijn nog heden een halt
toe te roepen aan de krachten die wij
hebben ontketend morgen onze we
reld zal zijn; een volkomen ondergang.
In zijn middelen gaat deze film verre
uit boven het naturalisme, om te ko
men tot een ontstellende realiteit.
Nooit zijn de verschrikkingen van de
oorlog ons zo dwingend voor ogen ge
steld. In zoverre is deze film een abso
lute tegenhanger en het werd tijd
dat deze kwam van de vele films
van de laatste tijd, die zonder open
lijke oorlogspropaganda te zijn (dat
zou tenminste nog verzet wekken) ons
zo als vanzelfsprekend voorbereiden
op zijn techniek en op zijn mentaliteit
en ons op deze wijze er voor klaar ma
ken en rijp maken.
Wells en Korda waarschuwen ons
voor de totale ondergang van de be
schaving, welke een oorlog met de
tegenwoordige technische middelen
brengen zal en zij waarschuwen ons
tevens voor de dictator", die met mid
delen uit het verleden de mensheid uit
deze terugval in de barbaarsheid wil
bevrijden. Reeds in de fantasie van
deze terugval in barbaarsheid is de
film minder geslaagd en allerminst ge
worden tot een dwingende, overtuigende
verbeelding. In het beeld van een door
de techniek beheerste toekomstmaat
schappij, na de periode van barbaars
heid, faalt de film volkomen en zijn
zwakke probleemstelling het eeuwi
ge waartoe" en waarom" kan dit
deel niet redden. Het blijft een moderne
Metropolis" pour pater Ie public,
zodat wij ook hier weer een onmacht
ten opzichte van de fantasie moeten
constateren.
Dit neemt echter niet weg, dat de
beelden van het eerste gedeelte vast in
onze gedachten gegrift staan. Als zij
een waarschuwing mogen blijken, is
alleen dit stuk film de ruim de 2
millioen gulden die het geheel moet
hebben gekost ruimschoots waard.
Socialistisch realisme
D
Taohapajev (De Uitkijk)
E grote betekenis, welke in de
U.S.S.R. aan de film
Tschapajev" van G. en S. Vassiliev, 'als
de eerste gave en volledige uiting van
socialistisch realisme in de filmkunst
wordt gehecht, motiveert het om na de
bespreking van deze film in ons blad
van 4 Januari j.l. er nog eens op terug
te komen.
De pennenstrijd om dit socialistisch
/. Tschapajew en Foermanow.
2. Oe strategische les.
3. Een der roden plundert.
4. Een muiter bij de roden.
5. De witte commandant.
6. Het eindt.
PAG. 9 Di GROENE No. 3073