De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 24 april pagina 5

24 april 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

letterkundig leven '.'H Verdronken details Leonard Frank: Tranmgeftthrten (Querldo, Amsterdam) WAAR droom en werkelijkheid elkaar literair in het vaarwater zitten, kan de oorzaak liggen in twee richtingen: óf de droom elementen werden al te zeer gedes integreerd en veronwezenlijkt door het kritisch nuchter waakbewustzijn, óf omgekeerd: de scherp geziene en voor realiteit n droom beide van beteekenis te achten zakelijke détails werden ondergedompeld in een zoo chaotischen gevoelstroom, dat zij zelf s niet meer met dien bepaalden poëtischen glans aange daan (het meest populaire kenmerk van den droom!) vermogen boven te stijgen. Beide oorzaken zijn werkzaam in het stilistisch knappe, doch onsamen hangende boek van Leonhard Frank; maar daar diens eigenlijke begaafdheid vooral schijnt te liggen op het gebied van exacte observatie en in een ver fijnden speurzin voor het karakteris tieke détail, maakt de tweede wel den meesten indruk, zij accentueert zich trouwens meer en meer naar het slot toe, en de roman, inzettend als een lang niet onverdienstelijke film, te spelen b.v. door Conrad Veidt (Baron Frirnar 1) en Elisabeth Bergner, ver loopt in onwaarschijnlijke psychologie, groote, vage gebaren a la Heinrich Mann op zijn zwakst en het volmaakt onwerkelijke beeld van een sanatorium voor zielszieken, waar de poëzie der neurose" dit relaas der onbevredigde vrouwelijkheid tot een goed einde moet voeren. Daarbij valt zonder twijfel te apprecieeren, dat niet of zelden heul gezocht is bij tweedehands psychia trische geleerdheid, ofschoon een nuch terder instelling op dit milieu de uit beelding er van waarschijnlijk wel ten goede gekomen zou zijn. Maar de erotiek, hier in een meer dan hinder lijke mate geïdealiseerd en absoluut gesteld, overstelpte ook dit sanatorium, en zelfs het verplegend personeel, en wat er nog overbleef aan beschrijvings kunst is te zwak van humor, in alle opzichten ook te weinig zeggend om ons hiermee te kunnen verzoenen. Het komt mij voor, dat het conflict, waaronder de stellig zeer begaafde autsur lijden moet: dat tisschen koud en haastig isoleerende feitelijkheid en een romantiek die alles verbindt en alles oplost, hier te voorbarig gepro jecteerd werd op de sexe, vergroot werd tot het probleem der overspannen virginiteit, die zich geven wil, maar niet kan. Onder dit probleem althans gaan de diverse slanke en schizoïde vrouwengestalteri, die het boek be volken, even ondubbelzinnig gebukt als hun lichamelijke aantrekkelijk heden hun de oplossing er van aan de hand zouden moeten doen. Maar het droomerig gemak waarmee zich dit alles dan tenslotte in exaltatie voltrekt de wereldsche, fijn besnaarde Eve, dis, na grovere avonturen, met haar droom minnaar" in levenden lijve in den echt v-rbonden wordt, de in haar waanideeën van bloemenliafde en onbevlekte ont vangenis verwarde Maria, die, zakelijk beschouwd, aan een wel zeer zonderling psychiatrisch experiment ten offer valt stempelt deze erotische verwikke lingen tot een duidelijk specimen van hoogere Kitsch, en de bedenkelijkste stijlbloempjes (?Sie blickte ihn an, freundlich lachelnd und dennoch tausend Kilometer entfernt"), alsmede de mannelijke figuren met hun harde, klare, verbeten of bezielde koppen, weerleggen dezen indruk niet. Zooals gezegd, afgezien van den samenhang waarin zij voorkomen, is er aan détails veel te bewonderen. Alleen: men weet op het eerste gezicht nooit precies waar men hen aantreft, in den droom of in de werkelijkheid, onder of boven water. I. VESTDIJK J. GRESHOFF Colctte: Mes ApprentlB'agea (FtT renczi. Parij») MEVROUW Gabrielle GoudeketColette maakt zich breed in de Fransche litteratuur van heden. Zij is commandeur in het Legioen van Eer, lid van de Belgische Academie en een officieele grootheid in de derde republiek. Geen gelegenheid laat zij voorbij gaan om van zich te doen spreken, de kranten vermelden haar aanwezigheid op vele deftige en wel denkende bijeenkomsten, hetgeen haar niet belet om terzelfdertijd een handel tje in reukwerken te drijven en zoo nu en dan in een café-chantant op te treden. Ze is haar leven lang op schandaal belust geweest en in alle perioden van haar bestaan heeft zij pikante stof voor de dagbladschrijvers opgeleverd. Thans heeft zij het noodig geoordeeld eenige oude geschiede nissen op te rakelen en, kortelings haar derde huwelijk ingetreden, neemt zij bij die gelegenheid wraak op haar eersten man, die al jaren dood is. Alvorens een boekje als Mes Apprentissages" nader te beschouwen, moet ik duidelijk vaststellen wat ieder een weet en erkent: dat Colette talent heeft, ongeloofelijk veel talent. Boven dien beweren de kenners, dat zij de Fransche taal als gén van haar tijdgenooten beheerscht en over de rijkstgeschakeerde vocabulaire be schikt, En nu rijst de vraag: zijn talent en schrijfvaardigheid voldoende om een boek bestaansrecht en waarde te geven? Het is mogelijk, dat letter kundige vaklieden zich daarmede te vreden stellen. Maar voor mij heeft een boek toch óók nog een inhoud, een strekking; is het een getuigenis; .stelt het iets of iemand voor. De allerbrillantste taalbehandeling is niet in staat mij te doen vergeten dat Colette zich in een boek als dit van een onmenschelijken kant doet kennen. Als jong meisje is zij in het huwelijk getreden met Henri Gauthier-Villars, zoon van een der grootste weten schappelijke uitgevers van Frankrijk en die als romancier en muzhkk i.icus langen tijd een groote reputatie genoot. Willy was eigenlijk geen pseudoniem, maar een firmanaam. Tal van jonge schrijvers werkten in opdracht van Gauthier-Villars en volgens zijn aanwij zingen aan galante romans welke bij tientallen op de markt gegooid werden en bijna alle succes hadden. Het pleit voor den goeden smaak van den op drachtgever, dat hij alleen jongelieden met een werkelijke begaafdheid te werk stelde. Enkelen er van werden later voor eigen rekening beroemd: P. J. Toulet, een der ijverigste negers" van Willy, wordt nog altijd erkend als een van de origineelste en geestigste prozaschrij vers van zijn generatie. Jean de Tinan, zoo bitter jong gestorven, bezit ook nu nog zijn getrouwe bewonderaars, Verder behoorden tot de ploeg Pierre Veber, Saillant-Curnonski (?déprins der lekkerbekken"), Marcel Boulestin, Jean de La Hire en nog tal van anderen. Colette beweert zelfs, dat GauthierVillars zélf zijn leven lang niet nmaal de pen op papier gezet heeft. Men behoeft deze fnededeeling niet voet stoots aan te nemen ! In elk geval echter stemmen alle tijdgenooten op n punt overeen: Gauthier-Villars was een buitengewoon gecultiveerd, belezen, geestig man, die op zijn gansche omgeving een sterken invloed uitoefende en alle jonge menschen om hem heen inspireerde. Colette heeft zoo niet alles, dan toch zér veel aan hem te danken. De serie der Claudines" en der Minnes" heeft zij geschreven, maar in een voortdurend contact met Willy, die haar niet slechts aanspoorde, maar ook in letterkundigen zin leiding gaf. De aard van haar talent werd van den aanvang af zoo sterk door hem beïn vloed, dat men vrijwel kan zeggen dat hij haar ontwikkeling bepaald heeft. Twaalf jaar lang duurde deze echtvereeniging en samenwerking. Twaalf jaar is een lange tijd. Wanneer Willy werkelijk was zooals Colette hem thans schildert, is het een ieder onbe grijpelijk, dat zij de verbintenis niet eerder verbroken heeft. DIE invloed van Willie op Colette is zoo diep ingedrongen, dat zij thans, op haar zestigste jaar, twee honderd bladzijden proza gebruikt voor een laatste poging zich er aan te ontworstelen. En ook deze mis lukt. Alles wat Colette doet om Willy te verkleinen, om zijn nagedachtenis te vernederen en om ons een afkeer van hem te geven, heeft een averechtsch resultaat. Na de lezing van dit boek vinden wij zijn verschijning merkwaardiger dan ooit! Hij wordt een legendarische figuur voor ons en neemt, vooral tegen het einde van het boek, Balzaciaansche afmetingen aan. Al lezende wordt onze belangstelling voor Willy grooter, naar mate die voor Colette afneemt. Beminhenswaardig en verheven van gemoed is noch de een, noch de ander; maar Willy is ten minste pittoresk en daarbij van een moreele slordigheid, welke wel een beetje sympathiek is. Sympathiek nu kan men een vrouw, in staat tot een posthume wraakneming als deze, moeilijk noemen ! Waar dienen mémoires voor indien wij er geen conclusies omtrent den mémoire-schrijver uit mogen trekken ? In ik-boeken is, dunkt mij, het ik" een essentieel element. Het kille, haatdragende ik", dat hier tot uiting komt, vervult ons met weerzin. Het is juist een der bekoringen van den ouden dag, dat men dan eindelijk met een glimlach van verteedering aan het verleden kan denken. Men heeft jaren van leed en teleurstelling door geworsteld om zich langzaam te door dringen van de betrekkelijkheid van alles en met het einde in het vooruit zicht begrijpt men, dat vergeven de laatste noodzaak is voor ieder recht schapen mensch. Colette is echter als een echte coquette door den ouderdom verhard. Dit verbaast ons overigens niet. Haar boeken leven door een warme, dierlijke sensualiteit. Een diep menschelijk gevoel voelt men er niet in. Wanneer de zinnen inslapen en het hart is verdord, hoe kan men dan met een vriendelijke berusting terug blikken? Dit nare, rancuneuze boek is weer voortreffelijk geschreven en bevat tal van passages, welke men (wanneer men even de slechte bedoelingen van de schrijfster vergeet) met genoegen lezen kan. Ja, ik ga verder: vooral in het tweede gedeelte wordt haar meer dan levensgroote Willy een meesterlijke creatie. En zoo zien wij aan Mes Appren tissages" hoe een goed boek een slecht boek en een slecht boek een goed boek kan zijn. Misschien is het juister ge zegd: hoe een goed boek een slechte daad kan vertegenwoordigen. Dr. Jf. A. Donkeraloot: Dichter en Gemeenschap (Van Logtiem Slatc» rna, Arnhem) DE rede door Anthonie Donker op 6 April j.l. bij het aanvaar den van zijn hoogleeraarsambt met rustige overtuiging uitgesproken, kenmerkt zich, naar den aard van den spreker, door haar bemiddelend karak ter. Donker's afkeer van simplistische en extremistische opvattingen, zijn hang naar evenwicht en objectiviteit leidden er toe, dat hij in de wisselwerking tusschen dichter en gemeenschap, zoowel ter verklaring van het phenomeen dichter als met het oog op de uitwer king van de dichtkunst op haar gehoor, zooveel mogelijk factoren bïtrok. Ten aanzien van iedere sectarische en dogmatische zienswijze staat de rede dus afwijzend, maar bepaald vijandig verhoudt zij zich tegenover het staatsabsolutisme van landen als Duitschland, Italiëen Rusland en tegenover elk exclusief nationalisme, en kenne lijk niet alleen met het oog op het dichterschap. Donker heeft op dit actueele en urgente stuk ondubbelzinnig kleur bekend. De bouw der rede is haar zwakke punt. De theoretische beschouwing en het historische overzicht loopen door elkaar heen. Ook hierdoor ontstonden herhalingen. Buitendien had men de oppervlakkige en anecdotische opsom ming der verschillende maatschappe lijke houdingen en betrekkingen der dichters (pag. 17?20), ook omdat een bekorting wenschelijk was geweest, gaarne gemist. H. INT. van Randwijk: Burgers lu nood (Callenbach, Nljkerk) VERSCHILLENDE critici geven tegenwoordig de voorkeur aan boeken, die, ten eerste, hedendaagsche toestanden beschrijven, in de realiteit staan, zooals dat heet en ten tweede niet te veel intellect vergen van den lezer. Aan deze critici zal het debuut van Van Randwijk zeker vol doen. Het geeft een realistische be schrijving van werkloozen uit een Christelijk milieu en tevens een schil dering van de moeilijkheden, waarin de kleinburger, eveneens van Christelijken huize, verkeert. Deze twee krin gen hebben contact met elkaar door den predikant, den bediende op het stempelkantoor en de vrouw van een werklooze, die in de villawijk de dienstbode vervangt. Van Randwijk teekent deze twee milieus, die trouwens geen scherpe tegenstelling vormen, objectief en zon der voorkeur voor een van beide. Hij probeert zijn creaturen zoover te bren gen, dat zij begrijpend tegenover den nood" van de anderen komen te staan. Eigenlijk gaat dit begrijpen niet verder dan het constateeren van ander mans leed en de overtuiging dat het buiten elkanders schuld wordt veroor zaakt, hoewel de jonge predikant in een lucide moment tot de conclusie komt, dat de hedendaagsche toestan den het gevolg zijn van menschelijke daden en dat bij de menschen zelf de schuld ervan ligt. Deze conclusie zou het uitgangspunt kunnen zijn voor een onderzoek naar de oorzaken van de impasse, waarin een groot gedeelte van de wereld verkeert. Maar Van Randwijk laat het bij deze ontdekking. En aan het slot van het boek vinden wij den predikant te midden Van zwem mende en zonnebadende werkloozen. Wanneer de schrijver zijn werk gepu bliceerd heeft om den lezer een beeld te geven van het treurige lot van den werklooze, dan heeft hij de navrante indruk die het begin hier en daar maakt, volkomen te niet gedaan door dit onnoozele einde. PAG. 8 DE GROENE No.3073 Film Luchtaanval, Kcrstm/s ?940 (?Things to come"; City Theater, Amsterdam) Werkelijkheid en fantasie D. C. VAN DER POEL La Bandéra (Royal) Thlngs to Come (City) HET is merkwaardig hoezeer, ondanks de schijnbaar onbe grensde mogelijkheden van de fantasie-machine" welke de film als samenvatting van opname, mon tage en projectie heeft, toch haar resultaat meestal ligt binnen de beide uitersten: werkelijkheid en fantasie. Een werkelijk dwingend beeld van de werkelijkheid en een werkelijk van alle realiteit bevrijde en bevrijdende fantasie zijn nog steeds uitzonderingen. TOT deze uitzonderingen behoort als dwingende, d.w.z. ten volle overtuigende weergave van de werke lijkheid Bandéra" (Onder Spaanse Vlag) van Julien Duvivier. Hij geeft hiermede een beeld van de werkelijk heid, dat meer is, dan de zuivere docu mentaire ooit vermag te geven, omdat ook de werkelijkheid meer is, dan het zichtbare deel, dat de grens vormt van de zuivere documentaire film. Weer gave van de werkelijkheid vereist een dieper doordringen, wat ook de film vermag door invoegen en toe-voegen van andere elementen dan het zicht bare, historische gebeuren. De film, welke een volledig beeld of beter een juiste indruk wil geven van de werkelijkheid, moet dus uitgaan boven de beperking, welke de strikte, d.w.z. toevallig gegeven werkelijkheid en ? meer nog dat wat zich daarvan foto grafisch laat vastleggen, oplegt. Want niet deze toevallig gegeven verschij ning is de werkelijkheid, maar het gehele complex van vele van deze toe vallige situaties. Daarom betekenen ook zuivere do cumentaire films zo vaak teleurstel ling; zij geven een te verminkt beeld van de werkelijkheid om ons deze inderdaad te verbeelden; Neem als con creet voorbeeld het vreemdelingen legioen in Afrika. Een zuivere docu mentaire film zou ons hiervan een reeks beelden kunnen geven, maar niet een overtuigende, ons steeds bij blijvende indruk van de werkelijkheid, welke achter deze beelden verborgen blijft. Duvivier gaat daarom verder. Hij laat óns niet slechts een stuk uiterlijke werkelijkheid zien een groot deel van zijn film is inderdaad ter plaatse, ' in het Spaanse vreemdelingen-legioen opgenomen, zijn figuranten zijn werkelijke legionnaires hij laat ons ook dat zien, wat deze uiterlijke wer kelijkheid voor ons Verborgen houdt. Het begin stelt ons onmiddellijk te genover het feit van de moord. Niet hoe of wie, maar slechts dit ne, verder onbepaalde, feit, dat als oorzaak van dienstnemen in het legioen belangrijk is. Het wordt zo gegeven, dat zelfs niet te zeer op dit bepaalde feit de nadruk valt. De man die dienst neemt heeft iets op zijn kerfstok. Het kon ook wat anders dan deze moord zijn. Zo gaat Duvivier verder. Hij geeft het opge jaagd zijn van de dader, zonder nadere details, met een paar aanduidingen; slechts dit ne nodige: het feit. Op deze wijze wordt het gehele verhaal van een dwingende kracht. Het leven in het legioen, het moordende klimaat en landschap en boven alles de onrust van de opgejaagde mens, die slechts eindigt met de dood. Dit alles stelt Duvivier voor ons, zo dat wij het aanvaarden als een stuk ontstellend harde realiteit, dat ons niet meer zo gauw loslaat. Het einde is daarbij van een zo sterke sobere dramatische kracht, dat ook de bekering" van de man die dienst nam om den ander ten slotte aan de politie te kunnen uitleveren, volkomen natuur lijk schijnt. Omdat het filmverhaal ontleend aan een roman van Mac Orlan in deze film nergens op de voorgrond staat, maar slechts het blote film document completeert met dat zeer wezenlijke, wat foto's van het legioen en van alle legionnaires ons niet zou den kunnen vertellen. EEN ander dwingend en tegelijker tijd ontstellend beeld van de wer kelijkheid ??en daarbij van een werke lijkheid, die veel dichter bij is geeft Things to Come" (De Wereld in Wor ding), waarvoor H. G. Wells naar zijn gelijknamig boek het scenario schreef, dat onder leiding van Alexander Korda met medewerking van Wells als advi seur werd gefilmd. Het moge paradoxaal klinken, maar het is een feit, dat deze film, die in de eerste plaats bedoeld is als een enorme toekomstfantasie waarvoor moeite noch kosten zijn gespaard geslaagd is voorzoovér een beeld wordt gegeven van het heden. Zelden of nooit is de oorlogspsychose van nu zo machtig op het witte doek verbeeld, dat ons de adem wordt benomen door het beeld van de wereld, waarin wij leven. Zel den of nooit zijn de consequenties van de gedachten en handelingen rondom ons en van ons, ons zo duidelijk voor ogen gesteld, dat wij met schrik en ont steltenis tot het besef komen, dat dit onze wereld is en dat dit als wij niet in staat zijn nog heden een halt toe te roepen aan de krachten die wij hebben ontketend morgen onze we reld zal zijn; een volkomen ondergang. In zijn middelen gaat deze film verre uit boven het naturalisme, om te ko men tot een ontstellende realiteit. Nooit zijn de verschrikkingen van de oorlog ons zo dwingend voor ogen ge steld. In zoverre is deze film een abso lute tegenhanger en het werd tijd dat deze kwam van de vele films van de laatste tijd, die zonder open lijke oorlogspropaganda te zijn (dat zou tenminste nog verzet wekken) ons zo als vanzelfsprekend voorbereiden op zijn techniek en op zijn mentaliteit en ons op deze wijze er voor klaar ma ken en rijp maken. Wells en Korda waarschuwen ons voor de totale ondergang van de be schaving, welke een oorlog met de tegenwoordige technische middelen brengen zal en zij waarschuwen ons tevens voor de dictator", die met mid delen uit het verleden de mensheid uit deze terugval in de barbaarsheid wil bevrijden. Reeds in de fantasie van deze terugval in barbaarsheid is de film minder geslaagd en allerminst ge worden tot een dwingende, overtuigende verbeelding. In het beeld van een door de techniek beheerste toekomstmaat schappij, na de periode van barbaars heid, faalt de film volkomen en zijn zwakke probleemstelling het eeuwi ge waartoe" en waarom" kan dit deel niet redden. Het blijft een moderne Metropolis" pour pater Ie public, zodat wij ook hier weer een onmacht ten opzichte van de fantasie moeten constateren. Dit neemt echter niet weg, dat de beelden van het eerste gedeelte vast in onze gedachten gegrift staan. Als zij een waarschuwing mogen blijken, is alleen dit stuk film de ruim de 2 millioen gulden die het geheel moet hebben gekost ruimschoots waard. Socialistisch realisme D Taohapajev (De Uitkijk) E grote betekenis, welke in de U.S.S.R. aan de film Tschapajev" van G. en S. Vassiliev, 'als de eerste gave en volledige uiting van socialistisch realisme in de filmkunst wordt gehecht, motiveert het om na de bespreking van deze film in ons blad van 4 Januari j.l. er nog eens op terug te komen. De pennenstrijd om dit socialistisch /. Tschapajew en Foermanow. 2. Oe strategische les. 3. Een der roden plundert. 4. Een muiter bij de roden. 5. De witte commandant. 6. Het eindt. PAG. 9 Di GROENE No. 3073

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl