De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 24 april pagina 6

24 april 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

*/£ realisme en tegen de oude zonden d.w.z. nu zonden geworden formalisme" en na turalisme" schijnt ons op de grote afstand, welke ons hier van het strijdperk scheidt niet altijd even duidelijk en de vele woorden schij nen niet altijd in over eenstemming met de werkelijke betekenis van de zaak. In de filmkunst hebben wij daarbij aan dit nu gesmade formalis me zulke schone her inneringen, dat het socialistisch realisme hiertegenover een nog vager begrip schijnt. In dit opzicht biedt inderdaad Tschapajev" een zeer waarde volle en interessante mogelijkheid tot ver gelijking en verhelde ring. Uitbeelding van de werkelijkheid van het leven in de kunst", zoals dit in een oproep van het Centrale Comit van de C.P. aan de kunstenaars reeds in 1923 dus vóór de woordenstrijd om het socialistisch realisme als zodanig werd geformuleerd, kan nog altijd als een juiste omschrijving gelden, ,onze verhouding tot de vereld, tot de werkelijkleid en tot de toekomst tuidelijk te maken voor ie man uit de grote .nassa" als juiste doel stelling. Met de nadruk op de man uit de grote massa is de critiek op het formalisme" ge motiveerd. De film mag niet intellectueel" zijn (als b.v. Eisenstein), zijn vormgeving mag niet een beletsel zijn voor het bereiken van de grootst mogelijke massa. Een vergelijking van de oudere russische films met Tschapajev" maakt dit duidelijk. Inderdaad is de taal van de laatste film zij het minder hevig voor de grote massa stellig gemakke lijker te verstaan. Dit betekent aller minst een vlak en dan ook nadruk kelijk verworpen naturalisme. In tegendeel : De beelden van Tschapajev en van zijn strijdmakkers gaan uit boven de begrenzing naar tijd en plaats. In hen is het proces van de opvoeding van de massa door de partij weerge geven". In Tschapajev hebben de makers van de film niet slechts een beeld gegeven van de rode comman dant, maar ook van de volksheld". Na de helden uit de russische folklore is met Tschapajev" het nieuwe bolschewistische epos geboren in het vuur van de October-revolutie. Het prole tariaat en zijn partij hadden de taak de boerenmassa te leiden in haar strijd tegen het kapitalisme. Het Tschapajevprobleem" was een probleem van deze strijd. Er waren velen die zich, evenals Tschapajev, met de zaak van het prole tariaat verbonden, maar die daarbij hadden te kampen tegen hun eigen anarchistisch individualisme. Onder de leiding van de partij werden de witte garden overwonnen en onder leiding van de partij was de nieuwe mens geboren in Tschapajev" i). In dit licht zijn alle figuren van deze film te begrijpen: Tschapajev, Foermanow als vertegenwoordiger in letterlijke en figuurlijke betekenis van de partij en alle medestrijders. D. C. v. D. POEL' Uit: La Bandera (Royal, Amsterdam) i) Soviet Cinema. Tooneel Schilderkunst KUNST EN ZAKEN Eduard Verkade TEITOONSTELLIÉAMSTERDAM HET verband tusschendetooneelspeelkunst en de stad Amster dam is tweeledig: de stad heft als overheid een vijfde der inkomsten in den vorm van een vermakelijkheidsbelasting en geeft een gedeelte daarvan terug als subsidie. Bovendien is de stad eigenares en dus exploitante van den eersten schouwburg van Amsterdam. Dit is een zeer gecompliceerde posi tie, waar het stadsbestuur blijkbaar geen oplossing voor weet. Zij is lang zamerhand ontstaan, doordat de over heid den oosrponkelijken opzet niet in het oog wist te houden. Burgemeester Teilegen is begonnen met te bepalen, dat het gezelschap, hetwelk den Stads schouwburg bespeelde, niet langer bestuurd zou worden door een raad van beheer, een groep volmaakt belangelooze particulieren, maar door een kunstenaar-leider, van wien men zeker kon zijn, dat hij de kunst hoog hield en tevens de exploitatiebelangen van de stad zoo goed mogelijk behar tigde. De overheid steunde met een bepaald bedrag aan subsidie, maar wilde zich niet met de exploitatie be moeien, hoewel men indirect als be zitter van den schouwburg weer van de exploitatie afhankelijk was.De overheid wilde geen verantwoordelijkheid voor de kunst dragen, maar oefende als bezitter van den schouwburg een grooten invloed uit door zijn benoeming van den vasten bespeler om de drie jaar. Deze artistiek en economisch ver wrongen verhouding was te overzien zoolang het gemeentebestuur feitelijk vertegenwoordigd werd door n man die het wist, en de macht had het te mogen weten (Burgemeester Tellegen, Wethouder Wibaut), en het vaste gezelschap vertegenwoordigd werd door n verantwoordelijken leider (Royaards). Langzamerhand verzwakte deze band; men benoemde twee (zelfs meer) leiders, die artistiek geen geheel be hoefden te vormen, en samen verant woordelijk zijn, en geleidelijk benoem de men zoo het sterkste gezelschap" in den Stadsschouwburg. Aan de andere zijde ging het eenhoofdig gezag uit de praktijk verloren, en moest het tooneelbelang-inzicht komen van minder machtige wethouders en een commissie van zeven raadsleden, verkozen naar hun politieke gezindheid, die als groep noch de moeilijkheden historisch aan voelen, noch ze overzien, die uren lang moeten vergaderen, om tot de een voudigste besluiten te geraken, en daarbij in vier vergaderingen evenveel van het, door de gemeente voor het tooneel beschikbaar gestelde bedrag, aan presentiegelden verbruiken, als het maandsalaris van een behoorlijk tooneelspeler zou moeten zijn, wanneer hij het heden ooit ten volle uitbetaald zou krijgen. DE situatie is nu deze: de stad wil de verantwoordelijkheid voor de kunstuitingen van den eersten bespeler niet dragen, en tóch is zij als exploi tante van het gebouw daarvan zeer afhankelijk. Zij houdt dus de jaarlijksche benoeming als een boeman achter de deur, en stelt zich bij de aan stelling van den eersten bespeler op een soort artistiek standpunt. De over heid heeft tegenover het gezelschap minder macht dan eenige particuliere exploitant; niet alleen heeft zij geen invloed op de keuze van het repertoire, maar tevens heeft zij niets te zeggen over de exploitatiewijze van de afge leverde voorstellingen. De gemeente steunt dit gezelschap, los van zijn kunstuitingen, ver boven alle andere uit, en staat er van benoeming tot benoeming machteloos tegenover, ter wijl zij als exploitante van den schouw burg dagelijks van hun prestaties geheel afhankelijk is. Andere gezel schappen steunt zij, minimaal, op artistieke gronden. Zij verhuurt den schouwburg nu en dan aan de meest onkunstzinnige groepen per avond, omdat het gebouw bespeeld moet worden, en gedraagt zich dan als de eerste de beste particuliere exploitant zonder artistiek geweten. Tegelijkertijd steunt zij, als kunstzinnige overheid", gezelschappen in andere concurreerende gebouwen. Kortom bij het hedéndaagsche ge meentebestuur heerscht de grootst mogelijke verwarring wat de begrippen zaak" en kunst" bij het tooneel betreft, en deze verwarring heeft funeste gevolgen, omdat zij de meest oneerlijke concurrentiebasis voor de tooneelgezelschappen onderling in het leven heeft geroepen, het publiek voor een groot deel van den officieelen schouwburg vervreemdt, en de kunst haar laatste normen ontneemt. Om uit dezen chaos te komen staan de overheid slechts twee wegen open: of wel zij stelt zich op een zuiver zake lijk, onkunstzinnig standpunt, geeft een ieder een bepaald deel van zijn belas ting, (dus in verhouding met de ge maakte recette) terug, en verhuurt den Stadsschouwburg zoo voordeelig mogelijk aan den meest biedende, onverschillig voor de grootere of kleinere kunstwaarde van de voor stellingen, die er in gegeven worden. Een ieder weet dan waar hij aan toe is, en kan zijn artistieke onderneming" naar zijn beste weten" drijven. Of wel: de overheid stelt zich op het standpunt, dat alleen de beste kunstuitingen gesteund mogen worden,. en dat alleen de beste voorstellingen in den Stadsschouwburg mogen plaats hebben. Hier loopen dan de belangen samen: de beste kunstuitingen zooveel mogelijk gesubsidieerd in den Stads schouwburg. Hiervoor zijn weer twee mogelijk heden, de stad verzamelt, door speciale gunstige voorwaarden, de beste krach ten van den lande onder een verant woordelijken leider in zijn theater, controleert dezen en stelt zich voor zijn kunstuitingen verantwoordelijk. Dit vereischt in eerste instantie echter een belangrijk grootere subsidie, dan waar over het gemeentebestuur voor de tooneelspeelkunst beschikt, n dus is in dezen tijd ten eenen male uitgesloten. De andere wijze is: de stad steunt geen enkel gezelschap, maar ver zamelt de beste kunstproducten van het land (bij tijden van het buitenland) in den Stadsschouwburg en steunt deze door een lagen huur. Hierdoor zou de kunst gebaat zijn n de gezelschappen» die kunstuitingen weten voort te brengen, n de overheid als exploitante van den schouwburg, n het publiek, dat eindelijk weer zou weten, waar ten allen tijde een uiting van kunstwaarde te genieten valt. Hiervoor is noodig een intendant: met artistiek deskundig inzicht (een positie, zeer goed te vereenigen met; die van directeur van den Stadsschouw burg) een eerlijk kunstzinnig mensch, die de macht krijgt, slechte voorstel lingen uit den Stadsschouwburg te weren, en de goede naar het officieele gebouw te leiden. Door met minimalen huur alle goede kunstuitingen te steu nen, en alle serieuse gezelschappen in staat te stellen met hun beste voor stellingen in den Stadsschouwburg groote recettes te maken, kan de ge meente als exploitante van haar schouwburg, er in slagen de leiders te steunen naar hun verdiensten, de spelers indirect naar de hunne, en het publiek steeds goede kunstuitingen te bieden. Hierdoor zal zij betere zaken doen met minder moeite en kosten. en bovenal de tooneelspeelkunst steu nen en in de juiste banen leiden. H. Chabot bij Van Lier Amat IK heb laatst bij de karakter i van een anderen schilder op .iet vaar gewezen, dat een aanta derijen bedreigt, nog niet lang g< ten minste niet zeer lang gelee' in Holland ontstaan, hoewel zij ot ling van zeer verschillenden aa. d zij] Dat gevaar: vermindering dei deering in de toekomst: ontst tat een bepaalde oorzaak; die gapt f tg er in het schilderij ontstond, door at wil te groote functie werd geg. ven de ontroering of dat de wil, h nemen, de moedwil, mogen wij het schilderij meende te kum><?n heerschen en uit eigen macht te ? g( te kunnen leiden; met andere v. iord de ontroering meende t e kunnen nis of door dien wil meende te ki scheppen. Vooral bij de eerste se waar de wil hoogmoedig optret Jt dervinden wij die gaping; die wel iets invoeren in'de ontroering, vat) noch bezat noch wat haar richtii Vele der schilderijen uit de laat s e 30 jaar zullen daaraan sneuvele Het is echter iets anders oi ge| met behulp van anderen naar uw toewerkt, of dat ge voortduren d, de een of andere theorie, uwe ont gen feitelijk verschraalt, verarnverdorren, zoodat zij ten slott den steek laat. Ik heb altijd gemeend (zie v, artikelen), dat bij Chabot de b> invloed van Permeke een mid el zichzelf breeder te voelen v ord vaster en plastischer de gestüte kunnen geven. Dat dit zoo niet c>e toch zeker een gedeelte der waart was, wordt door deze tentoonstel^ bij van Lier op aangename wijze wezen. Deze tentoonstelling vert hoe veel vaster in zichzelf Chabot| geworden) hoe veel geklonkener schildering werd, hoe veel eig.-ner) hoe stug het volumen zonder lat psychische zijn aantrekking -erlo Deze tentoonstelling is een c >er bewijs van een vooruitgang, di< ik niet als geëindigd beschouw ! De schilderijen, die hier hè; sterl bewijzen, wat ik juist betoog ie, Waker in de koestal (i), Boon den polder bij Sneeuw (8) Slape de met den open mond (9); we ;en 35?36, waarin een groen-en- eel karakteriseerend ensemble is Ik grijp, nu ik dit neer schrijf, dp er i groot getal lieden moeten zijn, lie wonderd dezen lof zullen gedri-kt i zullen, dat ik mij vergis. Dit is r overkomen; het heeft mij r*rschrikt; soms heeft het mij |jc vreugd of liever het genoegen ift dat ik de evoluties ironisch , waarmee deze betwist e rs |jraa poogden te nemen. Ieder vak 'de eigen pleizieren. ?jn de lofwaardige eigenf van deze drie schilderijen pj h er de beste zijn? Ten eerste ; willen zeggen, is het deze, dat ot gehouden vorm gesteund door voldoenden, psychischen dien vorm als echt te er, ilen schilder natuurlijk, vol[de eigen ontroering. Ten tweede w j hier een niet geforceerde [dus , die zich niet bij den vorm bit, naar tegelijk met dien vorm i on roering ontstond. Ten derde j de figuren een eigen, persoonlijk tf; is de invloed van Permeke, zoo ht-jl en al overwonnen, toch v -i-werkt in en door het i va 11 Chabot zelf. Dat zijn dus d e een schilderij doen voort. za! in het begin de weerstand [dit werk nog groot genoeg zijn. nins' zal dit bij het landschap :ijn; de wintersche verlatenord hier grooter door een don| grc >te groep boomen van een ar., vooraan op het schilderij. irkit zal die weerstand zijn bij schilderijen telkens met een en boer. Het publiek zal de tsie \an deze twee slapenden, de ologHche kracht dezer'expressie gevoon vinden, dat zij die nog nva.irden kan. Om de verdienste werl.en, ware het goed, dat deze |de leiders der musea eens voorn de waardeering en niet op de publieke" goedkeu|Zij bewezen dan hun nut en dikheid. cllt bij Bnffa Amsterdam f ka i in dit artikel niet gaan over |de h )egrootheid van Bourdelle, i ok daar nog werk te doen ch over den onmiskenbaren v n Rodin's modèléop het [wij) ebben hier over een bepaald > zi n werk, de Beethoven's, een te geven, want Beethoven is er /erp van Bourdelle's tenHin.; bij Buffa, Beethoven de nt, Beethoven, de mensch. Ik ie; tand, die over den beeld'sp ak, hem wat ijdele heroiek toelkennen, maar deze bepaling kan bij nader en langduriger beschouwen niet als gegrond worden erkend. Het innerlijk, heroïsch gevoelde heroïsch ondervondene moest in de Beethoven's van Bourdelle, wilde de beeldhouwer daar verwerkelijken wat hem aanzette, aanwezig zijn zou hij niet te kort schieten tegenover den grooten muzikant en tegenover den ingrijpenden eerbied, die deze muzi kant langdurig in hem deed leven. Kon hij daarvan voldoende geven, zoo was de kracht van zijn eerbied be wezen en de kracht van zijn talent. Wij vinden in deze werken (± 1900 ge maakt) in sommige dezer werken, wat wij als noodzakelijks moesten ge nieten. Wij vinden wat ons verlangen is in zes beeldhouwwerken bij Buffa, bij uitstek aanwezig. Wij vinden het innerlijke, strakker of zwellender, aanwezig in het kleine Masker (4) in het groote Masker (5) in den grooten Kop (12) in Kop en Tors (14) in 17 Masker en in 21, een masker, waar we Beethoven als een revolutionnair, van de Conventie, moeten karakteriseeren, waartusschen, merkwaardig, No. 12 ons doet denken aan Rodin's beeld van Rochefort en 17 aan de lijfelijken kop van Strindberg. Het eigenaardige van deze, onze keuze uit de tentoongestelde werken was iets, dat wij bij een lateren ommegang onweerspreekbaar vonden en het was, dat bij de meesten der uitgekozen borstbeelden de oogerïge sloten waren; dat dus daar door Bour delle de innerlijkheid van Beethoven's scheppen op eenvoudige, plastische wijze was gevonden en aangeduid. Wij weten, dat er bij sommige der 'andere beelden meer verhaal", meer litterairs te erkennen is (dat moet een aantal der beschouwers meer genoegen geven) maar in tegenstelling tot hun oordeel, vinden wij ook hier, dat een beeldhouwer nimmer meer bereikt dan wanneer het beeld, dat hij maakte, ten eerste zooveel mogelijk als beeld is ondervonden en dat zijn vertolking de spraak der volumina spreekt (gegroe peerde volumina zijn zijn taak). Wanneer wij deze beelden met de gesloten oogen u op onze wijze wilden verklaren, zouden wij moeten zeggen, dat deze innerlijkheid ons doet denken aan feesten en drama's gevierd en vol trokken in groote zalen, waar de gor dijnen neergelaten aan de zijde van de straat, toch door die gordijnen heen den voorbijgaande doen vermoeden wat achter die gordijnen plechtig, statig of woest gebeurt op aangrijpende wijs. PLASSCHAERT * jS» * ** H. Chabot: Winter, boomgaard in een polder CITY-THEATER de FANTASTISCHE MILLIOENEN-FILM M1I5TS ' H.C.WELLS' DE WERELD IN WORDING EENflLEXflNDER KORDfl PRODUCTIE Raymond Massey Cedric Hardwicke Margaretta Scott. Ralph Richardson BURGERSDIJK & NIERMANS Boekhandel en antiquariaat Templum Salomonis - LEIDEN - Nieuwsteeg J BOEKVERKOOPING 4-8 MEI Catalogus 25 cent Bibliotheken van Mr. B. C. J. Loder oud-pres. Perm. Hof v. Intern. Justitie? Prof. Dr F. A. F. C. Went te Leiden; Dr. G. Engels leeraar Nederl. te Rotterdam; Prof. S. P. Ham te Wageningen, benevens een ge deelte van de bibliotheek van Notaris L. S. v. d. Burg te Makkum en Dr. D. A. H. v. Eek oud-conrector gymnasium te Leiden. VEILINGEN' 28'29 April. Luxe-Bibliotheekvan Dr.Selmar wkiMnotn. Meyrowitz/ parijs/ e.a. bibliotheken. 30 April. Moderne en oude schilderijen uit verschillende Verzamelingen. KIJKDAGEN: 25-27 April. Half Mei: Bibliotheken wijlen Mr. F. N. Sickenga, Mr. M. G. Polak Daniels, e.a. INTERNATIONAAL ANTIQUARIAAT (Menno Hertzberger) N.V. Keizersgracht 610 Amsterdam LOSSE NUMMERS VAN DE GROENE: 20 Ct. NUMMERS OUDER DAN DRIE MAANDEN: 60 Ct. TOEZENDING ALLEENNA ONTVANGST VAN HET BEDRAG OP POSTGIRO 72880 OF GEM.GIROG. 1000 VAN DE GROENE AMSTERDAMMER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl