Historisch Archief 1877-1940
*/£
realisme en tegen de
oude zonden d.w.z.
nu zonden geworden
formalisme" en na
turalisme" schijnt
ons op de grote afstand,
welke ons hier van het
strijdperk scheidt niet
altijd even duidelijk en
de vele woorden schij
nen niet altijd in over
eenstemming met de
werkelijke betekenis
van de zaak. In de
filmkunst hebben wij
daarbij aan dit nu
gesmade formalis
me zulke schone her
inneringen, dat het
socialistisch realisme
hiertegenover een nog
vager begrip schijnt.
In dit opzicht biedt
inderdaad
Tschapajev" een zeer waarde
volle en interessante
mogelijkheid tot ver
gelijking en verhelde
ring. Uitbeelding van
de werkelijkheid van het
leven in de kunst",
zoals dit in een oproep
van het Centrale Comit
van de C.P. aan de
kunstenaars reeds in
1923 dus vóór de
woordenstrijd om het
socialistisch realisme
als zodanig werd
geformuleerd, kan nog
altijd als een juiste
omschrijving gelden,
,onze verhouding tot de
vereld, tot de
werkelijkleid en tot de toekomst
tuidelijk te maken voor
ie man uit de grote
.nassa" als juiste doel
stelling. Met de nadruk
op de man uit de grote
massa is de critiek op
het formalisme" ge
motiveerd. De film mag
niet intellectueel" zijn
(als b.v. Eisenstein),
zijn vormgeving mag
niet een beletsel zijn voor het bereiken
van de grootst mogelijke massa.
Een vergelijking van de oudere
russische films met Tschapajev" maakt
dit duidelijk. Inderdaad is de taal van
de laatste film zij het minder hevig
voor de grote massa stellig gemakke
lijker te verstaan. Dit betekent aller
minst een vlak en dan ook nadruk
kelijk verworpen naturalisme. In
tegendeel : De beelden van Tschapajev
en van zijn strijdmakkers gaan uit
boven de begrenzing naar tijd en plaats.
In hen is het proces van de opvoeding
van de massa door de partij weerge
geven". In Tschapajev hebben de
makers van de film niet slechts een
beeld gegeven van de rode comman
dant, maar ook van de volksheld". Na
de helden uit de russische folklore is
met Tschapajev" het nieuwe
bolschewistische epos geboren in het vuur
van de October-revolutie. Het prole
tariaat en zijn partij hadden de taak
de boerenmassa te leiden in haar strijd
tegen het kapitalisme. Het
Tschapajevprobleem" was een probleem van deze
strijd. Er waren velen die zich, evenals
Tschapajev, met de zaak van het prole
tariaat verbonden, maar die daarbij
hadden te kampen tegen hun eigen
anarchistisch individualisme. Onder de
leiding van de partij werden de witte
garden overwonnen en onder leiding
van de partij was de nieuwe mens
geboren in Tschapajev" i).
In dit licht zijn alle figuren van deze
film te begrijpen: Tschapajev,
Foermanow als vertegenwoordiger in
letterlijke en figuurlijke betekenis
van de partij en alle medestrijders.
D. C. v. D. POEL'
Uit: La Bandera
(Royal, Amsterdam)
i) Soviet Cinema.
Tooneel
Schilderkunst
KUNST EN ZAKEN
Eduard Verkade
TEITOONSTELLIÉAMSTERDAM
HET verband
tusschendetooneelspeelkunst en de stad Amster
dam is tweeledig: de stad heft
als overheid een vijfde der inkomsten
in den vorm van een
vermakelijkheidsbelasting en geeft een gedeelte daarvan
terug als subsidie. Bovendien is de stad
eigenares en dus exploitante van den
eersten schouwburg van Amsterdam.
Dit is een zeer gecompliceerde posi
tie, waar het stadsbestuur blijkbaar
geen oplossing voor weet. Zij is lang
zamerhand ontstaan, doordat de over
heid den oosrponkelijken opzet niet
in het oog wist te houden. Burgemeester
Teilegen is begonnen met te bepalen,
dat het gezelschap, hetwelk den Stads
schouwburg bespeelde, niet langer
bestuurd zou worden door een raad
van beheer, een groep volmaakt
belangelooze particulieren, maar door
een kunstenaar-leider, van wien men
zeker kon zijn, dat hij de kunst hoog
hield en tevens de exploitatiebelangen
van de stad zoo goed mogelijk behar
tigde. De overheid steunde met een
bepaald bedrag aan subsidie, maar
wilde zich niet met de exploitatie be
moeien, hoewel men indirect als be
zitter van den schouwburg weer van de
exploitatie afhankelijk was.De overheid
wilde geen verantwoordelijkheid voor
de kunst dragen, maar oefende als
bezitter van den schouwburg een
grooten invloed uit door zijn benoeming
van den vasten bespeler om de drie jaar.
Deze artistiek en economisch ver
wrongen verhouding was te overzien
zoolang het gemeentebestuur feitelijk
vertegenwoordigd werd door n man
die het wist, en de macht had het te
mogen weten (Burgemeester Tellegen,
Wethouder Wibaut), en het vaste
gezelschap vertegenwoordigd werd door
n verantwoordelijken leider
(Royaards). Langzamerhand verzwakte deze
band; men benoemde twee (zelfs meer)
leiders, die artistiek geen geheel be
hoefden te vormen, en samen verant
woordelijk zijn, en geleidelijk benoem
de men zoo het sterkste gezelschap"
in den Stadsschouwburg. Aan de andere
zijde ging het eenhoofdig gezag uit de
praktijk verloren, en moest het
tooneelbelang-inzicht komen van minder
machtige wethouders en een commissie
van zeven raadsleden, verkozen naar
hun politieke gezindheid, die als groep
noch de moeilijkheden historisch aan
voelen, noch ze overzien, die uren lang
moeten vergaderen, om tot de een
voudigste besluiten te geraken, en
daarbij in vier vergaderingen evenveel
van het, door de gemeente voor het
tooneel beschikbaar gestelde bedrag,
aan presentiegelden verbruiken, als het
maandsalaris van een behoorlijk
tooneelspeler zou moeten zijn, wanneer
hij het heden ooit ten volle uitbetaald
zou krijgen.
DE situatie is nu deze: de stad wil
de verantwoordelijkheid voor de
kunstuitingen van den eersten bespeler
niet dragen, en tóch is zij als exploi
tante van het gebouw daarvan zeer
afhankelijk. Zij houdt dus de
jaarlijksche benoeming als een boeman
achter de deur, en stelt zich bij de aan
stelling van den eersten bespeler op
een soort artistiek standpunt. De over
heid heeft tegenover het gezelschap
minder macht dan eenige particuliere
exploitant; niet alleen heeft zij geen
invloed op de keuze van het repertoire,
maar tevens heeft zij niets te zeggen
over de exploitatiewijze van de afge
leverde voorstellingen. De gemeente
steunt dit gezelschap, los van zijn
kunstuitingen, ver boven alle andere
uit, en staat er van benoeming tot
benoeming machteloos tegenover, ter
wijl zij als exploitante van den schouw
burg dagelijks van hun prestaties
geheel afhankelijk is. Andere gezel
schappen steunt zij, minimaal, op
artistieke gronden. Zij verhuurt den
schouwburg nu en dan aan de meest
onkunstzinnige groepen per avond,
omdat het gebouw bespeeld moet
worden, en gedraagt zich dan als de
eerste de beste particuliere exploitant
zonder artistiek geweten. Tegelijkertijd
steunt zij, als kunstzinnige overheid",
gezelschappen in andere
concurreerende gebouwen.
Kortom bij het hedéndaagsche ge
meentebestuur heerscht de grootst
mogelijke verwarring wat de begrippen
zaak" en kunst" bij het tooneel
betreft, en deze verwarring heeft
funeste gevolgen, omdat zij de meest
oneerlijke concurrentiebasis voor de
tooneelgezelschappen onderling in het
leven heeft geroepen, het publiek voor
een groot deel van den officieelen
schouwburg vervreemdt, en de kunst
haar laatste normen ontneemt.
Om uit dezen chaos te komen staan
de overheid slechts twee wegen open:
of wel zij stelt zich op een zuiver zake
lijk, onkunstzinnig standpunt, geeft een
ieder een bepaald deel van zijn belas
ting, (dus in verhouding met de ge
maakte recette) terug, en verhuurt
den Stadsschouwburg zoo voordeelig
mogelijk aan den meest biedende,
onverschillig voor de grootere of
kleinere kunstwaarde van de voor
stellingen, die er in gegeven worden.
Een ieder weet dan waar hij aan toe is,
en kan zijn artistieke onderneming"
naar zijn beste weten" drijven.
Of wel: de overheid stelt zich op
het standpunt, dat alleen de beste
kunstuitingen gesteund mogen worden,.
en dat alleen de beste voorstellingen
in den Stadsschouwburg mogen plaats
hebben. Hier loopen dan de belangen
samen: de beste kunstuitingen zooveel
mogelijk gesubsidieerd in den Stads
schouwburg.
Hiervoor zijn weer twee mogelijk
heden, de stad verzamelt, door speciale
gunstige voorwaarden, de beste krach
ten van den lande onder een verant
woordelijken leider in zijn theater,
controleert dezen en stelt zich voor zijn
kunstuitingen verantwoordelijk. Dit
vereischt in eerste instantie echter een
belangrijk grootere subsidie, dan waar
over het gemeentebestuur voor de
tooneelspeelkunst beschikt, n dus is in
dezen tijd ten eenen male uitgesloten.
De andere wijze is: de stad steunt
geen enkel gezelschap, maar ver
zamelt de beste kunstproducten van
het land (bij tijden van het buitenland)
in den Stadsschouwburg en steunt deze
door een lagen huur. Hierdoor zou de
kunst gebaat zijn n de gezelschappen»
die kunstuitingen weten voort te
brengen, n de overheid als exploitante
van den schouwburg, n het publiek,
dat eindelijk weer zou weten, waar ten
allen tijde een uiting van kunstwaarde
te genieten valt.
Hiervoor is noodig een intendant:
met artistiek deskundig inzicht (een
positie, zeer goed te vereenigen met;
die van directeur van den Stadsschouw
burg) een eerlijk kunstzinnig mensch,
die de macht krijgt, slechte voorstel
lingen uit den Stadsschouwburg te
weren, en de goede naar het officieele
gebouw te leiden. Door met minimalen
huur alle goede kunstuitingen te steu
nen, en alle serieuse gezelschappen in
staat te stellen met hun beste voor
stellingen in den Stadsschouwburg
groote recettes te maken, kan de ge
meente als exploitante van haar
schouwburg, er in slagen de leiders te
steunen naar hun verdiensten, de
spelers indirect naar de hunne, en het
publiek steeds goede kunstuitingen te
bieden. Hierdoor zal zij betere zaken
doen met minder moeite en kosten.
en bovenal de tooneelspeelkunst steu
nen en in de juiste banen leiden.
H. Chabot bij Van Lier Amat
IK heb laatst bij de karakter i
van een anderen schilder op .iet
vaar gewezen, dat een aanta
derijen bedreigt, nog niet lang g<
ten minste niet zeer lang gelee'
in Holland ontstaan, hoewel zij ot
ling van zeer verschillenden aa. d zij]
Dat gevaar: vermindering dei
deering in de toekomst: ontst tat
een bepaalde oorzaak; die gapt f tg er
in het schilderij ontstond, door at
wil te groote functie werd geg. ven
de ontroering of dat de wil, h
nemen, de moedwil, mogen wij
het schilderij meende te kum><?n
heerschen en uit eigen macht te ? g(
te kunnen leiden; met andere v. iord
de ontroering meende t e kunnen nis
of door dien wil meende te ki
scheppen. Vooral bij de eerste se
waar de wil hoogmoedig optret Jt
dervinden wij die gaping; die wel
iets invoeren in'de ontroering, vat)
noch bezat noch wat haar richtii
Vele der schilderijen uit de laat s e
30 jaar zullen daaraan sneuvele
Het is echter iets anders oi ge|
met behulp van anderen naar uw
toewerkt, of dat ge voortduren d,
de een of andere theorie, uwe ont
gen feitelijk verschraalt,
verarnverdorren, zoodat zij ten slott
den steek laat.
Ik heb altijd gemeend (zie v,
artikelen), dat bij Chabot de b>
invloed van Permeke een mid el
zichzelf breeder te voelen v ord
vaster en plastischer de gestüte
kunnen geven. Dat dit zoo niet c>e
toch zeker een gedeelte der waart
was, wordt door deze tentoonstel^
bij van Lier op aangename wijze
wezen. Deze tentoonstelling vert
hoe veel vaster in zichzelf Chabot|
geworden) hoe veel geklonkener
schildering werd, hoe veel eig.-ner)
hoe stug het volumen zonder lat
psychische zijn aantrekking -erlo
Deze tentoonstelling is een c >er
bewijs van een vooruitgang, di< ik
niet als geëindigd beschouw !
De schilderijen, die hier hè; sterl
bewijzen, wat ik juist betoog ie,
Waker in de koestal (i), Boon
den polder bij Sneeuw (8) Slape de
met den open mond (9); we ;en
35?36, waarin een groen-en- eel
karakteriseerend ensemble is Ik
grijp, nu ik dit neer schrijf, dp er i
groot getal lieden moeten zijn, lie
wonderd dezen lof zullen gedri-kt
i zullen, dat ik mij vergis. Dit is
r overkomen; het heeft mij
r*rschrikt; soms heeft het mij
|jc vreugd of liever het genoegen
ift dat ik de evoluties ironisch
, waarmee deze betwist e rs
|jraa poogden te nemen. Ieder vak
'de eigen pleizieren.
?jn de lofwaardige
eigenf van deze drie schilderijen
pj h er de beste zijn? Ten eerste
; willen zeggen, is het deze, dat
ot gehouden vorm gesteund
door voldoenden, psychischen
dien vorm als echt te
er, ilen schilder natuurlijk,
vol[de eigen ontroering. Ten tweede
w j hier een niet geforceerde
[dus , die zich niet bij den vorm
bit, naar tegelijk met dien vorm
i on roering ontstond. Ten derde
j de figuren een eigen, persoonlijk
tf; is de invloed van Permeke, zoo
ht-jl en al overwonnen, toch
v -i-werkt in en door het
i va 11 Chabot zelf. Dat zijn dus
d e een schilderij doen
voort. za! in het begin de weerstand
[dit werk nog groot genoeg zijn.
nins' zal dit bij het landschap
:ijn; de wintersche
verlatenord hier grooter door een
don| grc >te groep boomen van een
ar., vooraan op het schilderij.
irkit zal die weerstand zijn bij
schilderijen telkens met een
en boer. Het publiek zal de
tsie \an deze twee slapenden, de
ologHche kracht dezer'expressie
gevoon vinden, dat zij die nog
nva.irden kan. Om de verdienste
werl.en, ware het goed, dat deze
|de leiders der musea eens
voorn de waardeering en niet
op de publieke"
goedkeu|Zij bewezen dan hun nut en
dikheid.
cllt bij Bnffa Amsterdam
f ka i in dit artikel niet gaan over
|de h )egrootheid van Bourdelle,
i ok daar nog werk te doen
ch over den onmiskenbaren
v n Rodin's modèléop het
[wij) ebben hier over een bepaald
> zi n werk, de Beethoven's, een
te geven, want Beethoven is
er /erp van Bourdelle's
tenHin.; bij Buffa, Beethoven de
nt, Beethoven, de mensch. Ik
ie; tand, die over den
beeld'sp ak, hem wat ijdele heroiek
toelkennen, maar deze bepaling kan
bij nader en langduriger beschouwen
niet als gegrond worden erkend.
Het innerlijk, heroïsch gevoelde
heroïsch ondervondene moest in de
Beethoven's van Bourdelle, wilde de
beeldhouwer daar verwerkelijken wat
hem aanzette, aanwezig zijn zou hij
niet te kort schieten tegenover den
grooten muzikant en tegenover den
ingrijpenden eerbied, die deze muzi
kant langdurig in hem deed leven.
Kon hij daarvan voldoende geven, zoo
was de kracht van zijn eerbied be
wezen en de kracht van zijn talent. Wij
vinden in deze werken (± 1900 ge
maakt) in sommige dezer werken, wat
wij als noodzakelijks moesten ge
nieten.
Wij vinden wat ons verlangen is in
zes beeldhouwwerken bij Buffa, bij
uitstek aanwezig. Wij vinden het
innerlijke, strakker of zwellender,
aanwezig in het kleine Masker (4) in
het groote Masker (5) in den grooten
Kop (12) in Kop en Tors (14) in 17
Masker en in 21, een masker, waar we
Beethoven als een revolutionnair, van
de Conventie, moeten karakteriseeren,
waartusschen, merkwaardig, No. 12
ons doet denken aan Rodin's beeld van
Rochefort en 17 aan de lijfelijken kop
van Strindberg. Het eigenaardige van
deze, onze keuze uit de tentoongestelde
werken was iets, dat wij bij een lateren
ommegang onweerspreekbaar vonden
en het was, dat bij de meesten der
uitgekozen borstbeelden de oogerïge
sloten waren; dat dus daar door Bour
delle de innerlijkheid van Beethoven's
scheppen op eenvoudige, plastische
wijze was gevonden en aangeduid.
Wij weten, dat er bij sommige der
'andere beelden meer verhaal", meer
litterairs te erkennen is (dat moet een
aantal der beschouwers meer genoegen
geven) maar in tegenstelling tot hun
oordeel, vinden wij ook hier, dat een
beeldhouwer nimmer meer bereikt dan
wanneer het beeld, dat hij maakte, ten
eerste zooveel mogelijk als beeld is
ondervonden en dat zijn vertolking de
spraak der volumina spreekt (gegroe
peerde volumina zijn zijn taak).
Wanneer wij deze beelden met de
gesloten oogen u op onze wijze wilden
verklaren, zouden wij moeten zeggen,
dat deze innerlijkheid ons doet denken
aan feesten en drama's gevierd en vol
trokken in groote zalen, waar de gor
dijnen neergelaten aan de zijde van de
straat, toch door die gordijnen heen
den voorbijgaande doen vermoeden
wat achter die gordijnen plechtig,
statig of woest gebeurt op aangrijpende
wijs.
PLASSCHAERT
* jS» * **
H. Chabot: Winter, boomgaard in een polder
CITY-THEATER
de FANTASTISCHE
MILLIOENEN-FILM
M1I5TS '
H.C.WELLS'
DE WERELD
IN WORDING
EENflLEXflNDER KORDfl PRODUCTIE
Raymond Massey Cedric Hardwicke Margaretta Scott.
Ralph Richardson
BURGERSDIJK & NIERMANS
Boekhandel en antiquariaat
Templum Salomonis - LEIDEN - Nieuwsteeg J
BOEKVERKOOPING 4-8 MEI
Catalogus
25 cent
Bibliotheken van Mr. B. C. J. Loder oud-pres. Perm.
Hof v. Intern. Justitie? Prof. Dr F. A. F. C. Went te
Leiden; Dr. G. Engels leeraar Nederl. te Rotterdam;
Prof. S. P. Ham te Wageningen, benevens een ge
deelte van de bibliotheek van Notaris L. S. v. d. Burg
te Makkum en Dr. D. A. H. v. Eek oud-conrector
gymnasium te Leiden.
VEILINGEN' 28'29 April. Luxe-Bibliotheekvan Dr.Selmar
wkiMnotn. Meyrowitz/ parijs/ e.a. bibliotheken.
30 April. Moderne en oude schilderijen
uit verschillende Verzamelingen.
KIJKDAGEN: 25-27 April.
Half Mei: Bibliotheken wijlen Mr. F. N. Sickenga, Mr. M. G.
Polak Daniels, e.a.
INTERNATIONAAL ANTIQUARIAAT
(Menno Hertzberger) N.V.
Keizersgracht 610 Amsterdam
LOSSE NUMMERS VAN DE GROENE: 20 Ct.
NUMMERS OUDER DAN DRIE MAANDEN: 60 Ct.
TOEZENDING ALLEENNA ONTVANGST VAN HET BEDRAG OP
POSTGIRO 72880 OF GEM.GIROG. 1000 VAN DE GROENE AMSTERDAMMER