De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 1 mei pagina 8

1 mei 1936 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE KLEINE MENSCH Dr* A. van Voorthuijsen HET is in de geschiedenis der menschheid een zeer wonderlijk verschijnsel, dat de gewoonte om er dwergen op na te houden zich gedurende zoovele eeuwen heeft ge handhaafd, en men heeft er over getwist, welke de beweegredenen hier van zijn geweest. Het is mogelijk, dat in vroegere eeuwen het medelijden zich min of meer toevallig heeft gericht tot de groep der dwergen; het is echter ook mogeujk, dat de gewoonte tot het houden van dwergen haar oorsprong vindt in de omstandig heid, dat juist krachtige persoonUjkh;ïden kleine en zwakke individuen naast zich willen zien ten einde daar mee te bereiken, dat eigen grootheid bettr te voorschijn komt. Velazquez dankt zijn beroemdheid voor een deel aan de ongeëvenaarde wijze, waarop hij de portretten heeft geschilderd van de dwergen, die in zijn tijd waren opgenomen in den hofatoet van den Spaanschen koning Philips IV. Hij heeft de dwergen met groote natuurgetrouwheid weergegeven. Deze natuurgetrouwheid brengt mee, dat ook de afwijkingen duidelijk te voor schijn treden en een diagnose toelaten over den vorm van dwerggrpei bij de verschillende figuren. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat de dwergen van een bepaald type gewoonlijk een karakteristieke gelijkheid vertoonen. In verband met de realiteit van zijn scheppingen heeft men Velazquez den schilder van bet leelijke genoemd. Deze benaming is volledig onjuist, daar de schilderijen der dwergen slechts de gewaarwording van het schoone oproepen. Het kind van Vallecas stelt een crétin voor met de duidelijke af wijkingen van dwerggroei, dikke ge zwollen huid, strvuna en stompzinnig uiterlijk. Alle symptomen zijn van de beeltenis af te lezen, alsof het een afbeelding betreft uit een weten schappelijk werk over crétinisme. De schilderij roept volstrekt geen weerzin te voorschijn. Men kan mo gelijk eenig medelijden voelen op komen ; overheerschend is echter de indruk van schoonheid door de com positie als geheel gewekt. Het portret van Sebastlan de Morra toont op duidelijke wijze, dat deze dwerg geleden heeft aan chondrodystrophie, de afwijking, welke ge paard gaat met bijzondere kortheid Links: Italiaanscht dwerg met hond (fragment van een schilderij van Karel van Mander). Midden : De dwerg Sebastiaan de Morra (schilderij van Velazquez). Rechts : Het kind van Vallecas", even eens geschilderd door Velazquez. van armen en boenen. Terwijl een normaal rechtopstaand mensch de toppen van zijn vingers kan leggen op het midden van zijn bovenbeen, reiken de armen van den lijder aan chondrodystrophie niet verder dan tot de heupen. De dwerggroei wordt bjj deze afwijking zoo goed als geheel veroorzaakt door de kortheid der onderste extremiteiten. De romp is normaal van afmetingen en het hoofd maakt by de chondrodystrophische dwergen steeds den indruk van bij zonder groot te zijn. De meest vermaarde schilderij van Velazquez, die evenals de reeds ge noemde stukken tot de kostbare verzameling van het Prado-museum te Madrid behoort, is ongetwijfeld las Meninas": de Hofdames". Het geheel stelt voor een zaal van het Koninklijk Paleis, waar Velazquez bezig is op een groot doek een aantal personen van het hof te schilderen. Het middelpunt van de groep wordt gevormd door de infante Marguerita, die de yereering in ontvangst heeft te nemen van twee hofdames, welke in haar houding den eerbied weten uit te drukken, dien zij voor het aanvallige koningskind koesteren. Als bijfiguren zijn verder op den achtergrond aan wezig enkele manlijke leden der hof houding en op den voorgrond een tweetal dwergen met een grooten hond. Een der dwergen, Maria Barbola, is een vrouw met een bijzonder groot hoofd en met grove gelaats trekken. De andere dwerg is goed geproportionneerd doch vertoont in alle afmetingen een kleinheid en fijn heid, zooals alleen bij jeugdige graciele kinderen wordt aangetroffen. De uiterst teere handjes van den dwerg zijn in beweging en de linker voet geeft een schop aan den half slapenden hond. Het is, merkt Carl Justi op, alsof aan het dier moet worden duidelijk gemaakt, dat hij zich in zeer aanzienlijk gezelschap bevindt. Het is aan geen twijfel onderhevig of Velazquez heeft de monstrueuse gestalte van Maria Barbola met opzet op den voorgrond geplaatst, ten einde daardoor aan de elegante verschijning van de hoofdpersoon alle recht te laten wedervaren. MEN zou kunnen vragen: bestaat er in de tegenwoordige samen leving nog het probleem y&ia. den kiemen mensch? Eerlijkheidshalve moet worden erkend, dat dit wel het geval is. Wie is er, die niet omkijkt als hem een dwerg is voorbij gegaan? Ulle, de dwerg uit den roman van Vicki Baum, beklaagt zich erover, dat hij, ook op volwassen leeftijd, door niemand met u" wordt aangesproWiJ en de'wetenschap Los Meninas", (de Hofdames), schilderij van Velazquez. Op den voorgrond rechts twee hofdwergen. ken. De gewone houding tegenover den dwerg is die van medelijden, waaraan als regel eenige gering schatting is verbonden. Zonder twijfel is het ver beneden de maat zijn een gebrek, dat niet alleen aan het voortuitkomen in de wereld, doch tevens aan het levens geluk in den weg staat. Het komt voor, dat dwergen zich terugtrekken en den omgang met hun medemenschen zoo veel mogelijk vermijden. Het komt ook voor, dat de behandeling der omgeving de begeerte oproept om zich door geestelijke eigenschappen schadeloos te stellen voor hetgeen men in lichamelijk opzicht te kort komt. Als voorbeeld van deze laatste reactie moge hier worden herinnerd aan de figuur van Miss Mowcher uit David Copperfield van Dickens. Miss Mowcher is een dwergje van omstreeks veertig of vijf en veertig jaar met een groot hoofd en een breed gezicht. Zij heeft armpjes, zegt Dickens, die zoo kort zijn, dat zij, om haar vinger tegen haar neus te kunnen leggen, genoodzaakt is den vinger halverwege met het hoofd tegemoet te komen. Bij de uitoefening van het beroep ^van kapster, waarvoor zij de klanten^"aan huis bezoekt, moet zij op een tafel gaan staan. Miss Mowcher geeft blijken van een goed verstand te bezitten n ontziet zich niet scherpe opmerkingen te maken. Steerforth, de vriend van David Copperfield, zegt van haar, dat haar doorzicht verder reikt dan haar armpjes. Miss Mowcher beklaagt zich, dat de menschen niet begrijpen, dat zij gevoel heeft net als elk ander mensch. Wanneer de menschen den spot met haar drijven, schiet er niets anders over dan de menschen op dezelfde wijze te behandelen. Over de verhouding van de nor male menschheid tot de dwergen kan men niet tevreden zijn, zoolang er nog vertooningen zijn van dwergen op kermissen of van rondreizende troepen van dwergen, die zich laten zien aan een nieuwsgierig publiek. Wij zijn gelukkig zoo ver gevorderd, dat de poorten van de gestichten van geestelijk misdeelden voor kijklustiger. gesloten blijven. Het is niet te veel gevraagd, wanneer wordt ver langd, dat dwerggroei of welke af wijking van den lichaamsbouw ook nooit mag worden aangewend als middel om aan de lust tot opvroolijking, tot afleiding of misschien tot sensatie te voldoen. DE BOOZE ZON Troost aan zwartgallige lieden DE invloed der sterren op ons menschelijk leven is van de vroeg ste tijden af voor speculatieve geesten een geliefd onderwerp ter over peinzing geweest. Het feit dat de sterren wichelarij nog ouder is dan de sterren kunde zelve, maakt verdere discussie overbodig. Ongelukkigerwijs waren de bevin dingen der moderne wetenschap in deze richting niet erg aanmoedigend. Op n uitzondering na. Een ster is er, wier levensrythme men zich onmis kenbaar in het aardsche gebeuren heeft zien weerspiegelen, en dat is de Zon. Het waren de zonnevlekken, die ons een en ander op het spoor brachten. Zonnevlekken zijn, zooals men weet, aan verandering onderhevige donkere plekken', die het schitterend oppervlak der zonneschijf van tijd tot tijd te zien geeft. Over den oorsprong dezer merk waardige objecten is men nog steeds onvoldoende ingelicht. Het is wel bekend dat het gebieden zijn van een 1500 graden lager temperatuur dan de omgeving (6000°), waarschijnlijk ont staan door het opstijgen, en de daar mee gepaard gaande afkoeling, der zonnegassen; maar wat de drijvende kracht dezer ontzaglijke koelmachine is, daaromtrent verkeeren we nog in het diepste duister. Voor ons, op het oogenblik, is die eerste oorzaak echter van geen belang; slechts het feit dat de zon vlekken vertoont, is maatgevend. En wel speciaal de omstandigheid, dat het gemiddelde vlekkental, hetwelk het aanschijn onzer dagvorstin siert (of ontsiert) ieder jaar niet steeds even groot is, zooals den apotheker Schwabe in Dessau bleek (in 1843), toen hij zijn jaar in, jaar uit verzamelde vlekwaarnemingen eens aan een vergelijkend onderzoek onderwierp. Sinds Schwabe zijn we op de hoogte van de beroemde elf-jarige periode, die allerlei zonneverschijnselen in hun verloop te zien geven. Er is een tijd van maximale zonnewerkzaamheid, die wordt opgevolgd door een van minimale activiteit. Terwijl ten tijde van het vlekken-maximum de zon practisch geen dag zonder vlekken is, kunnen er omstreeks het minimum weken aan een stuk voorbijgaan, waarin er gén zonnevlek te bespeuren valt. In 1928 viel het laatste hoogte punt in den zonnecyclus; in 1934 waren we weer in het minimum gekomen. Het merkwaardige is nu, dat die zelfde schommelingen in de zonne werkzaamheid op den voet gevolgd worden door een reeks aardsche ver schijnselen, zooals: het optreden van sterk Noorderlicht, schommelingen in het aardmagnetisme, in de luchtelectriciteit, en zelfs in den regenval en den plantengroei; ja tot in den prijs der landbouwproducten toe, naar kon worden nagegaan. Dit op het eerste gezicht vrij wonder lijke verband tusschen hemelsche" en aardsche verschijnselen heeft men thans goeddeels kunnen verklaren. Vooreerst kwam aan het licht, dat het niet speciaal de zonnevlekken waren, wier tegenwoordigheid veel ter zake deed. Het moderne spectroscopische zonneonderzoek hetwelk de zon in haar verschillende bestanddeelen om zoo te zeggen voor onzen blik uiteenrafelt leerde, dat het eigenlijke werkzame agens bestaat uit reusachtige wolken van gloeiend calcium-gas, die over uitgestrektheden soms van hon derdduizenden kilometers in het vier kant boven het zonsoppervlak zweven. Deze calciumwolken zenden electrisch geladen deeltjes (electronen) het wereldruim in, welke na verloop van tijd ook in onzen dampkring belanden. Daar maken ze dan de lucht geleidend en beïnvloeden op die manier de atmo sferische verschijnselen als lucht-electriciteit, bewolkingsgraad, regen e. d., welke factoren weer in nauw verband staan met de vruchtbaarheid van den bodem. Dat de n-jarige periode minstens zoo oud is als de weg naar Rome, is tegenwoordig met historische zekerheid komen vast te staan. Een diepgaand boomen-onderzoek heeft het ons ge leerd. Het laat zich immers begrijpen dat hoe vochtiger het seizoen is, hoe sterker de jaarringen der boomen zich zullen kunnen ontwikkelen. Inderdaad kan men nu bij tal van boomen op deze wijze de elfjarige rangorde van magere en vette jaren aftellen. Tot zoover was de zonne-invloed nogal goedmoedig van aard. Onlangs is men echter een activiteit van ons daggesternte op het spoor gekomen, waarvan de gemoedelijkheid helaas ver te zoeken is. Twee Duitsche onderzoekers, Bernhard en Traute Düll, gingen eens aan het vorschen naar een eventueele periode van 27 dagen in de sterftestatistieken van twee groote steden. Waarom juist 27 dagen? In 27 dagen wentelt de zon eenmaal om haar as, en telkens na verloop van dien tijd zal de groepeering der calciumvelden op het zonsoppervlak ten opzichte van onze planeet dezelfde zijn als voorheen. Hun eventueele invloed zal zich dus na 27 dagen regelmatig moeten herhalen. Nu blijkt er in de sterftecurven van Kopenhagen en Zürich inderdaad zoo'n periode aanwezig te zijn. En evenals de electrische zonnewerkzaamheid dat doet, vertoonen ook deze krommen een duidelijk up en down in den loop van genoemd tijdvak. Nog interessanter wordt het, wan neer men de totale sterftecijfers naar de verschillende doodsoorzaken splitst, en dus b.v. den invloed van het zenuw stelsel, van het hart (bloedsomloop), en van de ademhalingsorganen afzon derlijk bekijkt. De curven voor al deze groepen blijken vrijwel even sterk te fluctueeren: het aantal sterfgevallen tijdens het maximum is bij ieder een I2°/0 grooter dan tijdens het ir--;., imrtn. Alleen de zelfmoordkromrm die ook werd opgemaakt maakt een uit zondering. Gedurende de maxima was het aantal dezer misdrijven gemiddeld 20°/0 hooger dan tijdens de minima. Dit zijn de feiten, voorzoover we ze kennen. Ofschoon de Dülls eenige scherpzinnige gissingen aan de hand doen te hunner verklaring, lijken pogingen in die richting alsnog wat voorbarig. Wat thans het dringendst gewenscht wordt, is het verkrijgen van soortgelijke resultaten voor andere groote steden, ter toetsing dezer allereer ste bevindingen. Het nut van onze aldus verworven kennis zal niet kunnen uit blijven. Operaties zullen eventueel kunnen worden opgeschort tot een tijd, waarop de meteoro-pathologische om standigheden gunstiger zijn geworden. Examen-candidaten zullen op een kos misch zoo gunstig mogelijk tijdstip aan den tand kunnen worden gevoeld. Zie ken zullen zich op voor hen gevaar lijke" dagen aan een bepaald dieet kunnen houden, enz. enz. Maar dit is nog slechts toekomst muziek. Niet zoover in de toekomst behoeft de erkenning te liggen van de overrompelende werking der zon op de zwart-(of wit-) galligheid van onzen kijk op de omstandigheden des dagelijkschen levens. Want de wetenschap dat blijkbaar niet die omstandigheden zelf ons boven het hoofd groeien", maar dat het veeleer onze zienswijze op Declassering de ongelukkige uitvinder" ? van de motor zonder brandstof onlangs wegens diefstal terecht stond, bepleitte zijn verdediger bizondere maatregelen, omdat de eenzaamheid van de cel hem noodlottig zou kunnen worden. Maar de officier van justitie was het daar niet mee eens. In de eerste plaats, verklaarde hij, is er geen geld om alle delinquenten die daarvoor in aanmerking komen in een asyl voor psychopathen te plaatsen. In de tweede plaats heeft mijn ervaring mij geleerd dat eenzaamheid goed is voor psycho pathen. ledere psychiater zal wikken en wegen eer hij beslist of voor een bepaalde psychopaath in een bepaald geval een zaamheid gewenst of niet gewenst is. Maar die rechterlijke ambtenaar wist het beter: eenzaamheid is goed voor psychopathen. En welk een eenzaam heid .... In het krantje vandeReclasseringsdag schrijft Mr. G. T. J. de Jongh, de oud kinderrechter, een schetsje dat als volgt eindigt: Op deze wijze had deze heel gewone celbezoeker in deze koude, kille cel, waarin iemand zijn verstand zou verliezen, een sfeer en een geest gebracht, die den gevangene in staat stelde het leed te dragen en een mensch te blijven»" En elders staat: Het is moeilijk zich in te denken wat het beteekent vier en twintig uur in een etmaal alleen te zijn...', alleen en tot stilzitten en geestdoodenden arbeid verplicht .'" Recht is recht en straf moet er zijn. Maar waaraan ontleent een menschelijke instelling het recht, lieden die de wet hebben overtreden zó te behandelen dat verstandsverbijstering dreigt, dat ze moeite hebben mens te blijven en dat hun geest wordt gedood? Reclassering moet Danaïdenwerk blijven zo lang déze schande der declassering blijft bestaan. Om deze schande te temperen en mee te werken tot haar opheffing, lezer : steun de Nationale Reclasseringsdag, en steun stevig ! ROELS de dingen is, dit van buiten af (gunstig of ongunstig) wordt beïnvloed, zal menigen aspirant-zelfmoordenaar tot rede kunnen brengen, via de bemoedigende overweging, dat morgen ook voor hem de zon weer vroolijker moet gaan schijnen. En wanneer slechts een mensch, dank zij het moeizame en omvangrijke onderzoek der beide Dülls, van een onberaden stap tegen het eigen leven weerhouden werd, zou dat niet reeds tevergeefs zijn geweest. Dr. A. J. M. WANDERS In en om de spreekkamer Ontevredenheid als medisch probleem T""V E allerdomste en gevaarlijkste gezegden in de i j wereld zijn de z.g. spreekwoorden l Ze bevatten ?"?^' meestal slechts halve waarheden, maar door hun eerbiedwaardigen leeftijd en den nadruk waar mede ze gewoonlijk worden uitgesproken wekken ze den indruk alsof er niets op valt af te dingen. En dal is toch meestal wel het geval. Een van die gezegden is b.v.: De wereld behoort aan de ontevredenen. Het is natuurlijk best mogelijk dat een mensch, voortgedreven door zijn ontevredenheid, zich vél macht verovert. Maar wat heeft hij er aan, en wat kan hij er mee doen, wanneer hij dan tenslotte toch nog niet tevreden is? De zielenood die tegenwoordig de menschen hei allermeest plaagt ontstaat door ontevredenheid. Deze is veel belangrijker dan atte lichamelijk lijden, waarvoor de geneeskunde al veel hulp en verlichting heeft gevonden. Alhoewel voor het tot stand komen er van dikwijls een directe, uitwendige oorzaak valt aan te wijzen, moet er bij de persoon zelf toch ook altijd een zekere aanleg van karakter aanwezig zijn. Zulke menschen zijn den geheelen dag vol van verwachtingen, welke niet eens altijd op een bepaald voorwerp betrekking hebben, maar die toch een toe stand van innerlijke spanning veroorzaken. Ze zijn altijd vol van gedachten over zich zelf, inplaats van deze ook eens op anderen, op hun omgeving te richten. Daardoor ontstaan conflicten, die berusten op de tegenstelling tusschen de eischen van de werkelijkheid en de aanspraken die het *,/&" aan zoo iemand stelt. De tegenstelling tusschen het Ik" en de werkelijk heid ontgaat hun, en wel daarom omdat zij de beteekenis van deze werkelijkheid ontkennen, er althans niet voldoende waarde aan toekennen. En als natuurlijk gevolg daarvan ontstaat weer een toestand van.voortdurenden angst, de angst van niet genoeg te zullen krijgen, van achteraan te zullen komen. Het merkwaardige nu is dat wij langzamerhand tot het inzicht zijn gekomen dat een dergelijke abnor male geestesgesteldheid in staat is om in diverse organen ziekelijke afwijkingen te voorschijn te roepen. Het begint meestal op diémanier, dat de zenuwen invloed uitoefenen op de functies van zoo'n orgaan en op de afscheiding van zijn secreten, en dat, wan neer zoo iets maar lang genoeg duurt, echte ziekten er het gevolg van zijn. Men spreekt dan bij dergelijke ziekelijke orgaanafwijkingen van neurosen". Zoo kent men b.v. neurosen van de maag, al of niet gepaard PAG. 15 Dg GROENE No. 3074 gaande met veranderingen in het maagsap, neurosen van het hart, enz. In de laatste jaren staan speciaal de neurosen1' in het middelpunt van de geneeskun dige belangstelling, omdat ze als het ware een sociaal probleem vornten. Ze ontwikkelen zich daar, waar een verval is van traditie, waar menschen zich trach ten vrij te maken van kerkelijke en maatschappelijke banden en vrij" willen zijn, zonder de kracht te heb ben die vrijheid te dragen. Wanneer zwakke menschen (en dat is het meerendeel van de menschheid) alle bovengenoemde vaste banden gaan ontkennen, zich buiten de traditie gaan plaatsen, zich gaan onttrekken aan de gemeenschap en tot individualisten willen worden, dan is het on veranderlijke gevolg hiervan dat ze neurasthenisch worden en tenslotte bij den dokter terecht komen. Want iedere neurosepatiënt lijdt aan een verkapten grootheidswaan". Hij is er van overtuigd dat zijn lijden iets heel bijzonders is, een ziekte zooals voor hem nooübestaan heeft en na hem niet meer bestaan zal. Hij en zijn ziekte zijn een wereld op zichzelf. Maar deze wereld is slechts een fictie en het conflict tusschen deze fictie en de werkelijkheid heeft zijn zielsstoornis en deze weer zijn lichamelijke afwijkin gen veroorzaakt. Zulke patiënten moeten teruggevoerd worden tot het begrip dat, voor hen althans, sterkste gebonden heid hoogste vrijheid.... en gezondheid beteekent. Dr. P. H. VAN DER HOOG iU' l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl