Historisch Archief 1877-1940
DE KLEINE MENSCH
Dr* A. van Voorthuijsen
HET is in de geschiedenis der
menschheid een zeer wonderlijk
verschijnsel, dat de gewoonte
om er dwergen op na te houden zich
gedurende zoovele eeuwen heeft ge
handhaafd, en men heeft er over
getwist, welke de beweegredenen hier
van zijn geweest. Het is mogelijk, dat
in vroegere eeuwen het medelijden
zich min of meer toevallig heeft
gericht tot de groep der dwergen;
het is echter ook mogeujk, dat de
gewoonte tot het houden van dwergen
haar oorsprong vindt in de omstandig
heid, dat juist krachtige
persoonUjkh;ïden kleine en zwakke individuen
naast zich willen zien ten einde daar
mee te bereiken, dat eigen grootheid
bettr te voorschijn komt.
Velazquez dankt zijn beroemdheid
voor een deel aan de ongeëvenaarde
wijze, waarop hij de portretten heeft
geschilderd van de dwergen, die in zijn
tijd waren opgenomen in den hofatoet
van den Spaanschen koning Philips
IV. Hij heeft de dwergen met groote
natuurgetrouwheid weergegeven. Deze
natuurgetrouwheid brengt mee, dat
ook de afwijkingen duidelijk te voor
schijn treden en een diagnose toelaten
over den vorm van dwerggrpei bij
de verschillende figuren. Daarbij dient
te worden opgemerkt, dat de dwergen
van een bepaald type gewoonlijk een
karakteristieke gelijkheid vertoonen.
In verband met de realiteit van
zijn scheppingen heeft men Velazquez
den schilder van bet leelijke genoemd.
Deze benaming is volledig onjuist,
daar de schilderijen der dwergen
slechts de gewaarwording van het
schoone oproepen.
Het kind van Vallecas stelt een
crétin voor met de duidelijke af
wijkingen van dwerggroei, dikke ge
zwollen huid, strvuna en stompzinnig
uiterlijk. Alle symptomen zijn van de
beeltenis af te lezen, alsof het een
afbeelding betreft uit een weten
schappelijk werk over crétinisme.
De schilderij roept volstrekt geen
weerzin te voorschijn. Men kan mo
gelijk eenig medelijden voelen op
komen ; overheerschend is echter de
indruk van schoonheid door de com
positie als geheel gewekt.
Het portret van Sebastlan de Morra
toont op duidelijke wijze, dat deze
dwerg geleden heeft aan
chondrodystrophie, de afwijking, welke ge
paard gaat met bijzondere kortheid
Links: Italiaanscht dwerg met hond
(fragment van een schilderij van Karel
van Mander).
Midden : De dwerg Sebastiaan de Morra
(schilderij van Velazquez).
Rechts : Het kind van Vallecas", even
eens geschilderd door Velazquez.
van armen en boenen. Terwijl een
normaal rechtopstaand mensch de
toppen van zijn vingers kan leggen
op het midden van zijn bovenbeen,
reiken de armen van den lijder aan
chondrodystrophie niet verder dan
tot de heupen. De dwerggroei wordt
bjj deze afwijking zoo goed als geheel
veroorzaakt door de kortheid der
onderste extremiteiten. De romp is
normaal van afmetingen en het hoofd
maakt by de chondrodystrophische
dwergen steeds den indruk van bij
zonder groot te zijn.
De meest vermaarde schilderij van
Velazquez, die evenals de reeds ge
noemde stukken tot de kostbare
verzameling van het Prado-museum
te Madrid behoort, is ongetwijfeld
las Meninas": de Hofdames". Het
geheel stelt voor een zaal van het
Koninklijk Paleis, waar Velazquez
bezig is op een groot doek een aantal
personen van het hof te schilderen.
Het middelpunt van de groep wordt
gevormd door de infante Marguerita,
die de yereering in ontvangst heeft
te nemen van twee hofdames, welke
in haar houding den eerbied weten uit
te drukken, dien zij voor het aanvallige
koningskind koesteren. Als bijfiguren
zijn verder op den achtergrond aan
wezig enkele manlijke leden der hof
houding en op den voorgrond een
tweetal dwergen met een grooten
hond. Een der dwergen, Maria
Barbola, is een vrouw met een bijzonder
groot hoofd en met grove gelaats
trekken. De andere dwerg is goed
geproportionneerd doch vertoont in
alle afmetingen een kleinheid en fijn
heid, zooals alleen bij jeugdige
graciele kinderen wordt aangetroffen.
De uiterst teere handjes van den
dwerg zijn in beweging en de linker
voet geeft een schop aan den half
slapenden hond. Het is, merkt Carl
Justi op, alsof aan het dier moet
worden duidelijk gemaakt, dat hij
zich in zeer aanzienlijk gezelschap
bevindt.
Het is aan geen twijfel onderhevig
of Velazquez heeft de monstrueuse
gestalte van Maria Barbola met
opzet op den voorgrond geplaatst,
ten einde daardoor aan de elegante
verschijning van de hoofdpersoon
alle recht te laten wedervaren.
MEN zou kunnen vragen: bestaat
er in de tegenwoordige samen
leving nog het probleem y&ia. den
kiemen mensch? Eerlijkheidshalve
moet worden erkend, dat dit wel het
geval is. Wie is er, die niet omkijkt
als hem een dwerg is voorbij gegaan?
Ulle, de dwerg uit den roman van
Vicki Baum, beklaagt zich erover,
dat hij, ook op volwassen leeftijd, door
niemand met u" wordt
aangesproWiJ en de'wetenschap
Los Meninas", (de Hofdames), schilderij van Velazquez. Op den voorgrond rechts
twee hofdwergen.
ken. De gewone houding tegenover
den dwerg is die van medelijden,
waaraan als regel eenige gering
schatting is verbonden.
Zonder twijfel is het ver beneden
de maat zijn een gebrek, dat niet
alleen aan het voortuitkomen in de
wereld, doch tevens aan het levens
geluk in den weg staat. Het komt voor,
dat dwergen zich terugtrekken en den
omgang met hun medemenschen zoo
veel mogelijk vermijden. Het komt
ook voor, dat de behandeling der
omgeving de begeerte oproept om
zich door geestelijke eigenschappen
schadeloos te stellen voor hetgeen
men in lichamelijk opzicht te kort
komt. Als voorbeeld van deze laatste
reactie moge hier worden herinnerd
aan de figuur van Miss Mowcher uit
David Copperfield van Dickens. Miss
Mowcher is een dwergje van omstreeks
veertig of vijf en veertig jaar met een
groot hoofd en een breed gezicht.
Zij heeft armpjes, zegt Dickens, die
zoo kort zijn, dat zij, om haar vinger
tegen haar neus te kunnen leggen,
genoodzaakt is den vinger halverwege
met het hoofd tegemoet te komen. Bij
de uitoefening van het beroep ^van
kapster, waarvoor zij de klanten^"aan
huis bezoekt, moet zij op een tafel
gaan staan. Miss Mowcher geeft
blijken van een goed verstand te
bezitten n ontziet zich niet scherpe
opmerkingen te maken. Steerforth,
de vriend van David Copperfield,
zegt van haar, dat haar doorzicht
verder reikt dan haar armpjes.
Miss Mowcher beklaagt zich, dat
de menschen niet begrijpen, dat zij
gevoel heeft net als elk ander mensch.
Wanneer de menschen den spot met
haar drijven, schiet er niets anders
over dan de menschen op dezelfde
wijze te behandelen.
Over de verhouding van de nor
male menschheid tot de dwergen
kan men niet tevreden zijn, zoolang
er nog vertooningen zijn van dwergen
op kermissen of van rondreizende
troepen van dwergen, die zich laten
zien aan een nieuwsgierig publiek.
Wij zijn gelukkig zoo ver gevorderd,
dat de poorten van de gestichten van
geestelijk misdeelden voor
kijklustiger. gesloten blijven. Het is niet te
veel gevraagd, wanneer wordt ver
langd, dat dwerggroei of welke af
wijking van den lichaamsbouw ook
nooit mag worden aangewend als
middel om aan de lust tot
opvroolijking, tot afleiding of misschien tot
sensatie te voldoen.
DE BOOZE ZON
Troost aan zwartgallige lieden
DE invloed der sterren op ons
menschelijk leven is van de vroeg
ste tijden af voor speculatieve
geesten een geliefd onderwerp ter over
peinzing geweest. Het feit dat de sterren
wichelarij nog ouder is dan de sterren
kunde zelve, maakt verdere discussie
overbodig.
Ongelukkigerwijs waren de bevin
dingen der moderne wetenschap in deze
richting niet erg aanmoedigend. Op
n uitzondering na. Een ster is er,
wier levensrythme men zich onmis
kenbaar in het aardsche gebeuren
heeft zien weerspiegelen, en dat is de
Zon.
Het waren de zonnevlekken, die ons
een en ander op het spoor brachten.
Zonnevlekken zijn, zooals men weet,
aan verandering onderhevige donkere
plekken', die het schitterend oppervlak
der zonneschijf van tijd tot tijd te zien
geeft. Over den oorsprong dezer merk
waardige objecten is men nog steeds
onvoldoende ingelicht. Het is wel
bekend dat het gebieden zijn van een
1500 graden lager temperatuur dan de
omgeving (6000°), waarschijnlijk ont
staan door het opstijgen, en de daar
mee gepaard gaande afkoeling, der
zonnegassen; maar wat de drijvende
kracht dezer ontzaglijke koelmachine
is, daaromtrent verkeeren we nog in
het diepste duister.
Voor ons, op het oogenblik, is die
eerste oorzaak echter van geen belang;
slechts het feit dat de zon vlekken
vertoont, is maatgevend. En wel
speciaal de omstandigheid, dat het
gemiddelde vlekkental, hetwelk het
aanschijn onzer dagvorstin siert (of
ontsiert) ieder jaar niet steeds even
groot is, zooals den apotheker Schwabe
in Dessau bleek (in 1843), toen hij zijn
jaar in, jaar uit verzamelde
vlekwaarnemingen eens aan een vergelijkend
onderzoek onderwierp.
Sinds Schwabe zijn we op de hoogte
van de beroemde elf-jarige periode, die
allerlei zonneverschijnselen in hun
verloop te zien geven. Er is een tijd
van maximale zonnewerkzaamheid,
die wordt opgevolgd door een van
minimale activiteit. Terwijl ten tijde
van het vlekken-maximum de zon
practisch geen dag zonder vlekken is,
kunnen er omstreeks het minimum
weken aan een stuk voorbijgaan,
waarin er gén zonnevlek te bespeuren
valt. In 1928 viel het laatste hoogte
punt in den zonnecyclus; in 1934
waren we weer in het minimum
gekomen.
Het merkwaardige is nu, dat die
zelfde schommelingen in de zonne
werkzaamheid op den voet gevolgd
worden door een reeks aardsche ver
schijnselen, zooals: het optreden van
sterk Noorderlicht, schommelingen in
het aardmagnetisme, in de
luchtelectriciteit, en zelfs in den regenval
en den plantengroei; ja tot in den prijs
der landbouwproducten toe, naar kon
worden nagegaan.
Dit op het eerste gezicht vrij wonder
lijke verband tusschen hemelsche" en
aardsche verschijnselen heeft men
thans goeddeels kunnen verklaren.
Vooreerst kwam aan het licht, dat het
niet speciaal de zonnevlekken waren,
wier tegenwoordigheid veel ter zake
deed. Het moderne spectroscopische
zonneonderzoek hetwelk de zon in
haar verschillende bestanddeelen om
zoo te zeggen voor onzen blik
uiteenrafelt leerde, dat het eigenlijke
werkzame agens bestaat uit reusachtige
wolken van gloeiend calcium-gas, die
over uitgestrektheden soms van hon
derdduizenden kilometers in het vier
kant boven het zonsoppervlak zweven.
Deze calciumwolken zenden electrisch
geladen deeltjes (electronen) het
wereldruim in, welke na verloop van tijd
ook in onzen dampkring belanden.
Daar maken ze dan de lucht geleidend
en beïnvloeden op die manier de atmo
sferische verschijnselen als
lucht-electriciteit, bewolkingsgraad, regen e. d.,
welke factoren weer in nauw verband
staan met de vruchtbaarheid van den
bodem.
Dat de n-jarige periode minstens
zoo oud is als de weg naar Rome, is
tegenwoordig met historische zekerheid
komen vast te staan. Een diepgaand
boomen-onderzoek heeft het ons ge
leerd. Het laat zich immers begrijpen
dat hoe vochtiger het seizoen is, hoe
sterker de jaarringen der boomen zich
zullen kunnen ontwikkelen. Inderdaad
kan men nu bij tal van boomen op deze
wijze de elfjarige rangorde van magere
en vette jaren aftellen.
Tot zoover was de zonne-invloed
nogal goedmoedig van aard. Onlangs
is men echter een activiteit van ons
daggesternte op het spoor gekomen,
waarvan de gemoedelijkheid helaas ver
te zoeken is.
Twee Duitsche onderzoekers,
Bernhard en Traute Düll, gingen eens aan
het vorschen naar een eventueele
periode van 27 dagen in de
sterftestatistieken van twee groote steden.
Waarom juist 27 dagen?
In 27 dagen wentelt de zon eenmaal
om haar as, en telkens na verloop van
dien tijd zal de groepeering der
calciumvelden op het zonsoppervlak ten
opzichte van onze planeet dezelfde
zijn als voorheen. Hun eventueele
invloed zal zich dus na 27 dagen
regelmatig moeten herhalen.
Nu blijkt er in de sterftecurven van
Kopenhagen en Zürich inderdaad zoo'n
periode aanwezig te zijn. En evenals de
electrische zonnewerkzaamheid dat
doet, vertoonen ook deze krommen een
duidelijk up en down in den loop van
genoemd tijdvak.
Nog interessanter wordt het, wan
neer men de totale sterftecijfers naar
de verschillende doodsoorzaken splitst,
en dus b.v. den invloed van het zenuw
stelsel, van het hart (bloedsomloop),
en van de ademhalingsorganen afzon
derlijk bekijkt. De curven voor al deze
groepen blijken vrijwel even sterk te
fluctueeren: het aantal sterfgevallen
tijdens het maximum is bij ieder een
I2°/0 grooter dan tijdens het ir--;., imrtn.
Alleen de zelfmoordkromrm die ook
werd opgemaakt maakt een uit
zondering. Gedurende de maxima was
het aantal dezer misdrijven gemiddeld
20°/0 hooger dan tijdens de minima.
Dit zijn de feiten, voorzoover we
ze kennen. Ofschoon de Dülls eenige
scherpzinnige gissingen aan de hand
doen te hunner verklaring, lijken
pogingen in die richting alsnog wat
voorbarig. Wat thans het dringendst
gewenscht wordt, is het verkrijgen van
soortgelijke resultaten voor andere
groote steden, ter toetsing dezer allereer
ste bevindingen. Het nut van onze aldus
verworven kennis zal niet kunnen uit
blijven. Operaties zullen eventueel
kunnen worden opgeschort tot een tijd,
waarop de meteoro-pathologische om
standigheden gunstiger zijn geworden.
Examen-candidaten zullen op een kos
misch zoo gunstig mogelijk tijdstip aan
den tand kunnen worden gevoeld. Zie
ken zullen zich op voor hen gevaar
lijke" dagen aan een bepaald dieet
kunnen houden, enz. enz.
Maar dit is nog slechts toekomst
muziek. Niet zoover in de toekomst
behoeft de erkenning te liggen van
de overrompelende werking der zon op
de zwart-(of wit-) galligheid van onzen
kijk op de omstandigheden des
dagelijkschen levens. Want de wetenschap dat
blijkbaar niet die omstandigheden
zelf ons boven het hoofd groeien",
maar dat het veeleer onze zienswijze op
Declassering
de ongelukkige uitvinder"
? van de motor zonder brandstof
onlangs wegens diefstal terecht
stond, bepleitte zijn verdediger bizondere
maatregelen, omdat de eenzaamheid
van de cel hem noodlottig zou kunnen
worden. Maar de officier van justitie
was het daar niet mee eens. In de eerste
plaats, verklaarde hij, is er geen geld
om alle delinquenten die daarvoor in
aanmerking komen in een asyl voor
psychopathen te plaatsen. In de tweede
plaats heeft mijn ervaring mij geleerd
dat eenzaamheid goed is voor psycho
pathen.
ledere psychiater zal wikken en
wegen eer hij beslist of voor een bepaalde
psychopaath in een bepaald geval een
zaamheid gewenst of niet gewenst is.
Maar die rechterlijke ambtenaar wist
het beter: eenzaamheid is goed voor
psychopathen. En welk een eenzaam
heid ....
In het krantje vandeReclasseringsdag
schrijft Mr. G. T. J. de Jongh, de oud
kinderrechter, een schetsje dat als volgt
eindigt: Op deze wijze had deze heel
gewone celbezoeker in deze koude, kille
cel, waarin iemand zijn verstand zou
verliezen, een sfeer en een geest gebracht,
die den gevangene in staat stelde het
leed te dragen en een mensch te blijven»"
En elders staat: Het is moeilijk zich
in te denken wat het beteekent vier en
twintig uur in een etmaal alleen te
zijn...', alleen en tot stilzitten en
geestdoodenden arbeid verplicht .'"
Recht is recht en straf moet er zijn.
Maar waaraan ontleent een
menschelijke instelling het recht, lieden die de
wet hebben overtreden zó te behandelen
dat verstandsverbijstering dreigt, dat ze
moeite hebben mens te blijven en dat hun
geest wordt gedood? Reclassering moet
Danaïdenwerk blijven zo lang déze
schande der declassering blijft bestaan.
Om deze schande te temperen en mee
te werken tot haar opheffing, lezer :
steun de Nationale Reclasseringsdag,
en steun stevig ! ROELS
de dingen is, dit van buiten af (gunstig
of ongunstig) wordt beïnvloed, zal
menigen aspirant-zelfmoordenaar tot rede
kunnen brengen, via de bemoedigende
overweging, dat morgen ook voor hem
de zon weer vroolijker moet gaan
schijnen. En wanneer slechts een
mensch, dank zij het moeizame en
omvangrijke onderzoek der beide Dülls,
van een onberaden stap tegen het
eigen leven weerhouden werd, zou dat
niet reeds tevergeefs zijn geweest.
Dr. A. J. M. WANDERS
In en om de spreekkamer
Ontevredenheid
als medisch probleem
T""V E allerdomste en gevaarlijkste gezegden in de
i j wereld zijn de z.g. spreekwoorden l Ze bevatten
?"?^' meestal slechts halve waarheden, maar door
hun eerbiedwaardigen leeftijd en den nadruk waar
mede ze gewoonlijk worden uitgesproken wekken ze
den indruk alsof er niets op valt af te dingen. En dal
is toch meestal wel het geval.
Een van die gezegden is b.v.: De wereld behoort aan
de ontevredenen. Het is natuurlijk best mogelijk dat
een mensch, voortgedreven door zijn ontevredenheid,
zich vél macht verovert. Maar wat heeft hij er aan,
en wat kan hij er mee doen, wanneer hij dan tenslotte
toch nog niet tevreden is?
De zielenood die tegenwoordig de menschen hei
allermeest plaagt ontstaat door ontevredenheid.
Deze is veel belangrijker dan atte lichamelijk lijden,
waarvoor de geneeskunde al veel hulp en verlichting
heeft gevonden. Alhoewel voor het tot stand komen er
van dikwijls een directe, uitwendige oorzaak valt aan
te wijzen, moet er bij de persoon zelf toch ook
altijd een zekere aanleg van karakter aanwezig zijn.
Zulke menschen zijn den geheelen dag vol van
verwachtingen, welke niet eens altijd op een bepaald
voorwerp betrekking hebben, maar die toch een toe
stand van innerlijke spanning veroorzaken. Ze zijn
altijd vol van gedachten over zich zelf, inplaats van
deze ook eens op anderen, op hun omgeving te richten.
Daardoor ontstaan conflicten, die berusten op de
tegenstelling tusschen de eischen van de werkelijkheid
en de aanspraken die het *,/&" aan zoo iemand stelt.
De tegenstelling tusschen het Ik" en de werkelijk
heid ontgaat hun, en wel daarom omdat zij de
beteekenis van deze werkelijkheid ontkennen, er althans
niet voldoende waarde aan toekennen.
En als natuurlijk gevolg daarvan ontstaat weer
een toestand van.voortdurenden angst, de angst van
niet genoeg te zullen krijgen, van achteraan te zullen
komen.
Het merkwaardige nu is dat wij langzamerhand
tot het inzicht zijn gekomen dat een dergelijke abnor
male geestesgesteldheid in staat is om in diverse
organen ziekelijke afwijkingen te voorschijn te roepen.
Het begint meestal op diémanier, dat de zenuwen
invloed uitoefenen op de functies van zoo'n orgaan
en op de afscheiding van zijn secreten, en dat, wan
neer zoo iets maar lang genoeg duurt, echte ziekten
er het gevolg van zijn. Men spreekt dan bij dergelijke
ziekelijke orgaanafwijkingen van neurosen". Zoo
kent men b.v. neurosen van de maag, al of niet gepaard
PAG. 15 Dg GROENE No. 3074
gaande met veranderingen in het maagsap, neurosen
van het hart, enz. In de laatste jaren staan speciaal
de neurosen1' in het middelpunt van de geneeskun
dige belangstelling, omdat ze als het ware een sociaal
probleem vornten. Ze ontwikkelen zich daar, waar
een verval is van traditie, waar menschen zich trach
ten vrij te maken van kerkelijke en maatschappelijke
banden en vrij" willen zijn, zonder de kracht te heb
ben die vrijheid te dragen.
Wanneer zwakke menschen (en dat is het
meerendeel van de menschheid) alle bovengenoemde vaste
banden gaan ontkennen, zich buiten de traditie gaan
plaatsen, zich gaan onttrekken aan de gemeenschap
en tot individualisten willen worden, dan is het on
veranderlijke gevolg hiervan dat ze neurasthenisch
worden en tenslotte bij den dokter terecht komen.
Want iedere neurosepatiënt lijdt aan een verkapten
grootheidswaan". Hij is er van overtuigd dat zijn
lijden iets heel bijzonders is, een ziekte zooals voor
hem nooübestaan heeft en na hem niet meer bestaan
zal. Hij en zijn ziekte zijn een wereld op zichzelf.
Maar deze wereld is slechts een fictie en het conflict
tusschen deze fictie en de werkelijkheid heeft zijn
zielsstoornis en deze weer zijn lichamelijke afwijkin
gen veroorzaakt.
Zulke patiënten moeten teruggevoerd worden tot
het begrip dat, voor hen althans, sterkste gebonden
heid hoogste vrijheid.... en gezondheid beteekent.
Dr. P. H. VAN DER HOOG
iU'
l