De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 15 mei pagina 4

15 mei 1936 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

'O UBA uistuopnasd) ?djaiMjuo spaaj '(3)1) Uap 3(1 UBAJ-BBM 'JfJ3A\ U3SIJO)Sll{ aUpSl3o[Oq3A*Sd-O3U U33 JOOA [BBUajBUI sji puiezjdA uajs. uap ui uaudupsjdA si a]{3Aou sp» p uapjiazuap japuo )OM 'Sutuua^stux 'uaSfuaf UB3i ua9«jp 3) apiBB azap ipsuatu pusAaj sua;ui uaa JBM 'uaSajjf uaSBJp a) 3)SJBBMz jaq aji qaq 'j« p uaip UVA ua (?3uua;noT" aiz) 'pp UflUI J3AO UaUIJO)SSUdA3( 3)SJ33 uaUuiS jBBf apuaijjfiA uftui do spaa^ ?;paaj) puoj&ooA uap do sjJ^js (1uap -JB*M aaiMnag ITBA jaquoija*)" ,,u3MnpBtps [OA q3M" si* SUBUJOJ ajaj ufiui ui IBM '33{3i;sA>uj )aq JBBU 2ui uaa )3ui u3 jnnveu ap ;aui uaa j33q SBM aji \,J3puoyYY >lfïI'Jan" uaaqosi H af lip "J-p pnoj/ 'woja yusQ 'uajy ;natps aywjj itaa '7'p f pjovq ap jüjyi -pvojSuin) jam si pnotf jay S/D ua itajapaod snau ut ?uaqqay 3; ipi? fjq (snitfuviuaoff) j | 'UOJDJVVd UajiaUDJ/Uaa fiq UaSojp 3} l " ai} uaSuuy zyysfuVff aSiwwos uamt /; swui 'ajdwis }sat3 'paoy a/9ap;//o fiq jpjom sjifyaj^ ' -uanoq uaaS 'Suipaajyjapuo vaag -i it99 uvn jifyojp apuajwjsjtn ap jpj; SJD jvp 'uajaassajaiui i l ?uauua: U3J33{ uaqqaq SuiABqosaq ap UVA sjs uaufissaqy ap i^p 'si qo^eui azap u-e. -39 U33 J3iq ;aq JBBM jdaui a; ' -J3A U3p3J)dO J3pU3)SB)JOOp U33 UdppBl ;ip j3Aoua93) soo UBA 3u;ja;;iqja, 'pUO)S 'U3UI03f39jaAO 3A31 prepads 'jaiqoajspiaqDS 3Q ?p933[djaA uapja uaq joop ap JBBAY ' do ud^33jA\ sj[dz qoiz fiz ooz uaufissaqy J3p Jj3) 3p JOOf 'pUOO)J3A SUO pJ9A pUB)SU333) UflZ dC 'udddBJj 'uaiqoTj sfjuaag ?pBq 3p U3 U9JBM 'uatuoaj a; jaauj s;aiu pja))iqj3A ua3 a; (p3ipapjaA pao3 joop) jaop aqosufisssqy jaq fiq uappBq a;i3oui SUBAUBB uap ui aip 'uauBtfB^] 3Q -jadsAvnoqos sjfipSfpjM uaa JOOA uias jsq safjmdssB3 UBA 3{injq ;3iu j«3 'ja3uB3jooA ufrz uBp si -do UfjZ UI J3pU3)SB)JOOp 3JP' <JOOA -pltU 3Z3Q 'U33UBAJ3A OljSopBg JOOp U3 U3)B[J3A p[9A )3q OUOQ 3Q aM ;undpop aqasufis JOOA UBA jads ;sq SBM ap ut p3jooyv ' ufiz aip 'ppadssSjB -su33Bj3pq U33 qoiz fiq ??II ?oio* do o||5opig W\MI wmun joep jap tg s-»e -iiNissaav '«N 3N3OVJD aa orovj '«O u» pUBquflUIUBA3Ip'UBUJOJU3;SJ33 U3p UI u»A3jqosaq '3fi uaaui ')ip qaq 3fi -jnn^BU ap joop ua3uippUBM ua uaBuiSiau aSiAjdzuaa jaui 'af^asdaqDS 2tj3Uioojp 'puiaajA uas spaaj 3ji SBM putaj sjy ?uduuiSaq snp 3{i )V«7 ?UBAJ3 pi3q3ffu3uB[aq ap do 3oo ;aq )3iu ufiz noz jaiuuref JBM uauun^ jaaui sajiouiaui ua»B Het springt in het oog, dat slechts bij de laatst bedoelde instelling een actieve belangstelling voor den opbouw van de maatschappij is te verwachten. Maar tevens is het duidelijk, dat alle arbeid aan den opbouw van de maatschappij, welke uit deze houding voortvloeit, met hoeveel hartstocht hij ook wordt aangevat, doordrongen blijft van het besef van de betrekkelijkheid van zijn streven. Wanneer men de macht van de zonde kent in eigen leven en in het leven van de maatschappij, en wanneer men weet, dat de invloed van die macht wel teruggedrongen, maar in deze wereld nimmer definitief overwonnen kan worden, dan is het uitgesloten zich met hart en ziel over te geven aan welk ideaal van een volmaakte samenleving ook, maar blijft men met al de vezelen van zijn bestaan verbonden aan de werkelijkheid. Ik ben mij ervan bewust, dat dit voor den pleit bezorger van een maatschappelijke organisatie, die hierin haar uitgangspunt vindt, bij een referendum als dit een ernstige drawback is. die zich in het stembiljet moet wreken. Maar ik heb dat nu een maal te aanvaarden en ik kan slechts clementie pleiten op dezen grond, dat ik ervan overtuigd ben, dat zulk een maatschappelijke organisatie het best tegen de beproevingen van het leven bestand zal blijken. Het is zonder twijfel Avaar. dat het christendom niet n bepaalden maatschappijvorm bij uitslui ting van andere als den christelijken erkent, maar het is niet minder waar. dat daarom nog niet voor het christendom elke maatschappijvorm om het even is. En dan is het nauwelijks te begrijpen hoe het mogelijk is, dat er ook onder Christenen nog verschil van gevoelen over kan bestaan, "of een maatschappij als de onze, die veelal nog het vrije spel der maatschappelijke krachten, ook al moet het dan tijdelijk aan banden worden gelegd, als haar hoogste ideaal blijft zien, wel in overeenstem ming is met de eisenen van het Evangelie. Wanneer het vrije spel der maatschappelijke krachten de hoogste norm is, kan het Bijbelsche beginsel van de onderlinge verantwoordelijkheid niet alleen niet tot zijn recht komen, maar moet het noodzakelijk in het gedrang geraken. V 111 i «M ? J pJMiuiy 'A-N 11 -~dl itd£vn i i N3J.30A MO N3Q3H OON XHOSVM ons l i- ? aar hoe moet dan een maatschappij worden opgebouwd, waaraan men het beginsel van de onderlinge verantwoordelijkheid ten grondslag leg gen wil? Het zou al een heel ernstige vergissing zijn, wan neer men meende, dat alles van den grond af aan nieuw moest worden opgetrokken. Laten wij niet gering denken over het machtige werk van barm hartigheid en liefde, dat thans reeds in allerlei vorm geschiedt en waartoe wij voor een belangrijk deel in staat zijn, omdat de toewijding van voor geslachten ons dat heeft mogelijk gemaakt. Maar indien onze tijd ons n ding heeft duide lijk gemaakt, dan is het, dat wij met dit alles niet kunnen en mogen volstaan, omdat het niet vol doende is, dat wij degenen, die bij het vrije spel van de maatschappelijke krachten worden uitge schakeld, niet aan hun lot overlaten. Het vrije spel der maatschappelijke krachten mag niet langer als onaantastbaar worden beschouwd, maar moet zoo danig worden gereguleerd, dat zooveel mogelijk bij ieder zich het bewustzijn kan ontwikkelen, dat hij deel is van een geheel, dat hem noodig heeft en waarvoor hij verantwoordelijk is. zooals het geheel dat is voor hem. Dit doel is van een zoo verre strekking, dat het haast een utopie lijkt. Toch mogen wij niet met minder genoegen nemen. Zeker niet, als het ons om een christelijke wereldrevolutie" te doen is. Maar nu is dit het kenmerkende, dat wij nu niet ons een ideale maatschappij gaan prpjecteeren, die wij geleidelijk aan in de werkelijkheid kunnen nabouwen. Zonder een concrete voorstelling van het beeld van de maatschappij, waarop alles ten slotte zou moeten uitloopen, maar niettemin met het doel vast in het oog, jagen wij er naar met nuchtere zakelijkheid om dit stap voor stap. met vallen en opstaan, al naar mate de gesteldheid van het ter rein ons dat mogelijk maakt, naderbij te komen. Er is geen sprake van, dat wij de vrijheid willen uitbannen, om zonder eenige terughoudendheid de gebondenheid in de armen te vallen. Wij willen niet in een gelijksoortige fout vervallen als de genera ties, die ons voorafgingen, door in plaats van de vrijheid thans de gebondenheid tot Schibboleth van de maatschappelijke organisatie te maken. Laat men toch niet meenen, dat zij, die de econo mische vrijheid tot een afgod hebben gemaakt, daarbij door louter zelfzucht werden gedreven. Het was geen cynische onoprechtheid, die hen met de vuan van het algemeen belang deed zwaaien. Maar doordat de vrijheid voor hen voorwerp van aanbid ding is geworden, zijn zij er door onder den voet geloopen. Wie dit inziet, is ertegen gepantserd om zich op dezelfde wijze door de gebondenheid te laten inpalmen, onder hoe schoenen schijn deze zich ook komt aandienen. Gebondenheid is even min als vrijheid doel, zij zijn beide slechts middel en het is een vraag van opportuniteit, waarop het antwoord gevonden moet worden aan de hand van de concrete omstandigheden, welk van beide in een bepaalde situatie de voorkeur verdient. Het is onze taak om uitgaande van hetgeen his torisch gegroeid is, den geest en de instellingen van het maatschappelijke leven in de richting van het doel, dat in ruwe trekken hier werd aangegeven, te beïnvloeden. Een nadere preciseering van het geen dan te doen staat, valt buiten het kader van dit artikel. Het gaat bij dit referendum om den koers, niet om de bijzonderheden van de vaarroute. Een zoodanige preciseering is ook daarom hier niet gewenscht, omdat deze noodzakelijkerwijs een persoonlijk stempel moet dragen. En hier dient het gevaar vermeden te worden, dat men ten ge volge van zijn bezwaren tegen de uitwerking, het beginsel uit het oo'g verliest. Onder dit voorbehoud wil ik er echter wel dit van zeggen, dat, naar mijn meening, de opvatting moet worden prijsgegeven, dat de bemoeiing van de Overheid beperkt moet blijven tot de sociale verhoudingen en zich niet mag uitstrekken tot het economische leven. De Overheid zal zich met de economische verhoudingen evenzeer hebben in te luten en daarbij zal zij zich als doel moeten stellen niet alleen een zoo groot mogelijke welvaart, maar zij zal ook tegelijkertijd hebben te streven naar een zoo groot mogelijke rechtvaardigheid. Men behoeft geenszins zijn hart te hebben verpand aan een min of meer volledige Planwirtschaft", om te gelooven. in de mogelijkheid van een meer planmatige inrich ting van het kader, waarbinnen zich het economische leven voltrekt, in dezen zin, dat de krachten, welke het economische leven beheerschen, in meerdere mate dan thans kunnen worden geordend. Hiermede is gegeven een principieel andere opvat ting omtrent de taak van de Overheid ten opzichte van het economische leven dan tot voor kort de heerschende is geweest. Dit brengt de noodzakelijk heid met zich, dat ook de uitrusting van de Over heid verandering ondergaat. Aansluitende aan het geen reeds is gegroeid of bezig is te worden, zal het'streven erop gericht moeten zijn organen te scheppen, die binnen het raam, door den wetgever aangegeven, de taak van de centrale Overheid en van de lagere overheidsorganen met een politiek karakter ten opzichte van de regeling van het economische en sociale leven geleidelijk grooten deels kunnen overnemen. Het spreekt vanzelf, dat in deze organen aan belanghebbenden eu deskun digen invloed behoort te worden verzekerd, zonder dat dit nochtans ertoe mag leiden, dat bij dezen de uitsluitende zeggenschap komt te berusten. Ver wacht mag worden, dat deze ontwikkeling mede zal leiden tot een versterking van de organische structuur der maatschappij. 10 DR.-S, G, TARTAKOWER VERZORGT DE SCHAAKRUBRIEK VAN DÉGROENE tfjspuapuBjq ap BA NIZ3D 3BI1SV1 13H p . » "*~>~~* ap UBA uapuiAjin ua2B[S»3uado P^iqjfH unq 'puapaoiu jsu, UBA paap Suipapapatu sjazaj -J3A s^atu 'ua&ioui uazap atp ';UBJJJ ufiz p-Bjq suo UBA 'jatuumuBjpca auiarx 3(1 UBA sjazaj aMnoj; 33 - 9NIA31N3WVS IQ NI SlWId MÏVH N3 INVMX 3NI31X 30 XJMVHM 3M31M 3d DE KLEINE KRANT AVONDBLAD B «4Ï1 J 1,3 VRIJE VOLKSCEMEENSCHAP OP SOCIALISTISCHEN GRONDSLAG Dr. Ir. Th. van der Woerden: E. r zijn thans een massa mensen, die werken willen, maar geen kans krijgen, er is een tekort in de gezinnen, vaak gebrek en dat terwijl de aarde voldoende voortbrengt, de techniek alles wat nodig is voortreffelijk en overvloedig kan maken, het ver keer alles met ongeëvenaarde snelheid daar kan brengen waar het nodig is. En we stoken overtollig graan in lokomotieven en gooien koffie in zee, ter wijl de hongerigen niet kopen kunnen, en op hun koffie bezuinigen. De arbeiders kunnen geen werk vinden; zij hebben de fabrieken niet en het gereedschap, zij hebben het land niet, noch de zaden; en in deze tijd al had den ze die dan zouden ze hun produkten niet kunnen verkopen: er is geen koopkracht. Men vraagt de arbeids kracht niet meer, men vraagt de energie van den ondernemer niet meer, de kans op winst, de motor van het kapitalisme is tij delijk, maar al heel lang tijdelijk, stop gezet. Die kans zal wel weer terugkeren en dan wordt er weer gewerkt: niet om te voorzien in de behoefte der maatschappij, niet op de meest doeltreffende wijze, maar strevend naar de grootste winst. Dan zal er weer eerbied zijn voor een ondernemer, die lorren en prullen maakt, mits hij een groot dividend uit keert; maakt hij niet al leen een goed dividend, maar ook een bruikbaar en iraai produkt, dan is dat een toevallige winst voor de maatschappij. Maakt hij echter een nog zo voortreffelijk produkt, dat voorziet in een kultuurbe.hoefte, doch keert hij geen winst uit, dan laten we de onderneming kalm ten gronde gaan. Is echter de kans op winst groot, dan breidt de ondernemer zijn produktie-apparaat uit, in het wilde weg, mateloos ... totdat er veel meer gemaakt is dan de maatschappij kan opnemen, totdat een nieuwe crisis komt als natuurlijke vrucht van het op indi viduele winst gericht produktie-systeem. In de aanvang van het kapitalisme zag men de concurrentiestrijd, gedreven door de prikkel van het eigenbelang als bron van welvaart en vooruitgang: het belang van allen zou gediend worden door de strijd van ieder voor zich: het individualisme zou tot een harmonische ontwikkeling voeien, mits slechts de Overheid zich zou onthouden van alle bemoeiing met het bedrijfsleven. ten bate van het algemeen, optreden tegen par ticuliere monopolies, en zelf delen van de produktie en distributie ter hand nemen (gas- en watervoor ziening, spoorweg-exploitatie). Deze bemoeiing heeft zich in het eerste kwart dezer eeuw belangrijk uitge breid, ook op nieuw terrein (electriciteitsvoorziening). De voorstanders van het individualistisch kapi talisme hebben zich hardnekkig verzet tegen iedere uitbreiding der overheidsbemoeiing op ekonomisch gebied, en tegen het betreden van ieder nieuw ter rein: de Overheid kon dit nipt, zij kon niet voor ondernemer of koopman optreden, en deed ze het toch, dan zou daaruit verstarring, bureaukratie en nog veel ergers voortvloeien. In de aanvang was het moeilijk. Het liberaal individualistisch staatsapparaat moest zich om scholen en praktijk opdoen. Maar de overheid pakte aan, het Rijk, de Provincie en de Gemeente leerden het vak onder de publieke kritiek en controle. Velen weten reeds niet anders meer of het hoort zo; maar bij iedere uitbreiding der ekonomische bemoeiing, die zich door de nood der tijden opdringt en zal doorzetten, komt de oude tegenstand van het indi vidualistisch denken met nieuwe felheid los. Het ter hand nemen van de bedrijven voor gas- en water voorziening en de opwekking, yoortgeleiding en dis tributie van electrische stroom is op den duur een succes geworden. Het P.T.T. is een model-bedrijf. Zelfs een zo commercieel bedrijf als de steenkooldelving heeft zich machtig ontwikkeld tot een voor beeld voor het particuliere. In geheel de wereld geldt het Nederlands Staatsmijnbedrijf voor een der best georganiseerde en technisch uitmuntende. Een gebied, waar de overheidsbemoeiing volgens de tegenstanders per se tot mislukking gedoemd was, was de landbouw. En wat zien we thans in de Wieringermeer? Een succesvol overheidsbeheer maakt in een minimum aantal jaren, naar een wetenschappelijk ontworpen en aan proeven getoetst plan de grond bouwrijp: de produkten, die thans reeds aan de markt komen, wekken de bewondering in landbouwkringen, en het jarenlange tobben, O, . 'ie theorie heeft in de praktijk volkomen gefaald. Tot harmonie kwam het niet; aanvankelijk wel tot verscherping van tegenstellingen, en verbreking van de kloof tussen arm en rijk, tussen c\e bezitters der productiemiddelen en de bezitloze dragers van arbeidskracht. Al spoedig moest de Overheid ingrij pen met arbeidswetten en sociale wetten, om althans de ergste uitwassen te keren. Maur daarbij kon het niet blijven. Reeds in het laatste kwart der vorige eeuw moest de Overheid, enCO amsfercJom leidschesfraaf den haag hoo g straal (Ingezonden mededeeling). DE GROENE 11 ^ ^ l DE VLUGT DE MIRANDA MEER WERK-ACTIE IN DE HOOFDSTAD Burgemeester De Vlugt c.s.: Niet toekijken, allemaal meehelpen!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl