Historisch Archief 1877-1940
?'A
I
ft'
Een verhaal van De Groene
i:
i
Toen hij met het footste koortje bij onze nige juffrouw gekomen wos
Een
vri
CORNELIS VETH
HEBT u den Walrus nog gekend? vroeg de
heer S. mij.
Wij haalden herinneringen op aan de
provinciestad die wij beiden reeds lang hadden
verlaten, en zoo heeft geen enkele gedachte aan den
dierentuin mijn brein doorkruist, en wist ik dadelijk
wien hij bedoelde, zoodat ik ernstig antwoordde
Van gezicht".
De oudere ingezetenen van mijn vaderstad hadden
dikwijls bijnamen, soms zulke, waarvan niemand de
toepassing begreep, of zelfs de beteekenis kende. Wat
is bijvoorbeeld een biels, en waarom wordt men in
's hemelsnaam zoo genoemd? Waarom de heer
Samuel Bakker, directeur van een der groote banken,
de Walrus genoemd werd, was evenwel duidelijk.
Zijn vormloos log lichaam en de zware hangsnor
die zijn groote bovenlip en zijn mond bedekte, gaven
een gemakkelijke verklaring van den bijnaam, die
hem zelf waarschijnlijk evengoed als ieder ander
bekend was officieus.
Nu, de heer S. had hem goed gekend.
Ik was als jongmensch bij hem op het kantoor.
We waren daar ongeveer met ons dertigen, waarbij
n juffrouw. We zagen hem nooit op het kantoor
van de bedienden, behalve den dag na Nieuwjaar.
We hadden dan natuurlijk allemaal een kaartje aan
de directie gezonden. Dan kwam de Walrus in
hoogsteigen persoon en legde ons allen zijn kaartje
op den lessenaar voor den neus, om te bedanken.
Na deze plechtigheid, die zwijgend werd venicht,
vertrok hij weer, even zwijgend. Zijn hangsnor was
altijd een beetje nattig, en wij hebben meer dan
eens de vraag besproken, of hij thuis wel uit een
snorrekop dronk (bestaan die afzichtelijke dingen
nog, neen zeker?)
Donderdag: Een gevoel alsof er met
tangen, messen en scharen aan Uw voeten
wordt gewerkt, alsof ze in brand staan.
Zaterdag: Gezonde, blanke, prachtige,
sterke voeten, dank zo Trannosan.
Doosje vóór 8 toepassingen met gratis
voetbad en garantie 48 c. T-318-F
Trannosan helpt snel en wel
Toen hij eens, met het laatste kaartje, bij onze
nige juffouw gekomen was (uitgerekend bij die
juffrouw) struikele hij en viel voorover op haar,
lessenaar met zijd zwaar bovenlijf. Zijn gezicht,
waarop ik nooit eenige uitdrukking heb gezien.
werd vuurrood, en hij maakte dat hij wegkwam
Zijn waardig aftreden werd er totaal door bedorven,
en we hadden er erge pret om.
Nu, we mochten waarachtig wel eens een
afkidinkje hebben, want weet je wel, dat je toentertijd
nooit vacantie had op zoo'n kantoor, dat je eiken
dag van het jaar, buiten de Zon- en Feestdagen, in
dat muffe, gore lokaal zat? En Week-end? Laat me
niet lachen, meneer. Zaterdags moest je dikwijls
nog langer doorwerken dan anders. Dat moesten de lui
nu eens bedenken,die vinden dat ze 't zoo hard hebben.
Eens wou ik een Zondag naar mijn ouders toe,
die te G. woonden, dat toen moeilijk te bereiken was,
met een verschrikkelijk boemeltreintje. Het was
op een dag heen en weer nauwelijks te doen. En ik
had den chef gevraagd, om op Zaterdag-middag op
den gewonen tijd let wel, niet vroeger dan op
andere dagen, maar op den gewonen tijd, om vijf
uur?, weg te mogen gaan. Dan kon ik nog dien
dag met den trein mee, en 's avonds aankomen.
Dat moest hij eerst aan de directie vragen, en het
moest haarfijn uitgelegd worden. Hij kwam terug
met een soort toestemming, maar zoo mopperig,
dat hij er bepaald moeite mee moest hebben gehad.
Als het niet te druk was, dan was het goed, maar
het werk moest af. Natuurlijk kwam er juist een
uur vóór mijn trein werk voor mij, dat eigenlijk niet
meer af kon. Maar ik had het er op gezet. Er werd
me geen minuut geschonken, en ik vroeg er ook
niet om. Ik moest en ik zou den trein halen, en ik
heb hem gehaald ook, met levensgevaar. Erin ge
sprongen terwijl hij al ging, na het portier te hebben
opengerukt, ondanks een schreeuwenden stations
chef. Binnengeheschen door de andere passa
giers.
Achteraf zou je zeggen, dat we het land aan zoo'n
baas als die Walrus hadden. Maar was dat eigenlijk
wel zoo? Het sprak bij hem allemaal zoo vanzelf.
Hij was de zaak, en wij waren niks, we hoorden
erbij, met geen andere réchten dan ons loon op tijd
en recht op een pensioentjèdat we zelf betaalden.
En wij voelden het onwillekeurig ook zoo: het
sprak alles vanzelf. Ja, kankeren en stiekum grapjes
maken, dat hoorde er ook bij, maar je dacht er niet
veel bij. Ik moet zeggen, zoolang ik er ben geweest,
dat is tien jaar, is er niemand ontslagen. Nu ja, de
zaken gingen goed.
De Walrus ging zelf elk jaar een maand lang op
reis, altijd naar Zwitserland. Als hij dan terug was,
1de hij den boekhouder, Van Waveren van de
, en liet met veel trots foto's zien.
Ben je nooit in Zwitserland geweest?" vroeg
hij dan.
Van Waveren was nooit verder dan Amsterdam,
naar Artis geweest. Dat was zoo'n droge, en als de
Walrus dan zat op te scheppen, zei hij dat hij niet
PAG. l« DE GROPNP Na. 3077
champagne
kruq brut
/ *. *? i * i
la toul
O premiere quaUte
van bergen hield. En de Walrus zei niet dat de
druiven zuur waren, want daar was hij te bot voor,
en ook niet kwaadaardig genoeg misschien, maar hij
zei: ieder zijn smaak. Dat zijn boekhouder geen
gelegenheid had om naar Zwitserland te gaan,
kwam niet bij hem op.
Op zijn manier was hij nogal gemeenzaam en
vertrouwelijk met dien van Waveren die altijd bij
hem kwam met de boeken. En omdat die boek
houder alles altijd bij ons vertelde, wisten we alle
maal, dat hij, de Walrus, groote verwachtingen had
van de erfenis van zijn tante De Vos, die erg gierig
was, maar schatrijk door de stokvisch, waarin de
familie van ouder tot ouder had gehandeld. Die tak
rook er altijd naar ook. Maar dat nam niet weg dat
ze zich erg voelden, dat weet je.
Als die eens doodgaat, zul je eens wat zien," zei
hij dan, op een toon, alsof die arme slokker van een
van Waveren daar wonder wat profijt van zou
trekken. Wij, op het kantoor, behandelden de
kwestie dikwijls. De vraag wat de Walrus met de
tinnen zou doen die hij erven zou, was eenonder
werpjan veel speculatie. Hij zou zeker uit zaken
gaan.' Zouden zijn zoons hem opvolgen? Die
scharrelden al zoo wat op het kantoor rond. Het
was een tweeling, en het werd gezegd dat ze samen
maar verstand voor n hadden. Wij hoopten dat ze
geschikter zouden zijn dan pa. Zou de ouwe dan in
Zwitserland gaan wonen? Kenners van de psycho
logie des provinciaals ontkenden dit. Daar is zoo
iemand immers niets, hier is hij meneer Bakker,
om niet te spreken van den Walrus, een macht, een
persoonlijkheid.
Pessimisten opperden de mogelijkheid dat zijn
tante, diéin de negentig was, hem zou overleven,
en beriepen zich op zijn slap, voos lichaam. Hij stak
in geen goede huid, beweerden zij. Maar ofschoon
dit voor ons een nog zekerder middel was om van
hem af ce komen dan de fortuin van tante De Vos,
lachte ons deze oplossing niet toe. We wilden weten,
hoe hij op de gebeurtenis zou reageeren.
Onze nieuwsgierigheid is eindelijk bevredigd. En
op een verrassende manier ook.
De tante stierf. De heele stad wist, dat de erfenis
nog meegevallen was. De Walrus kreeg wel ander
halve ton. Een paar dagen bleef hij van het kantoor
weg. Na de begrafenis was hij er weer. Van Waveren
moest weer bij hem komen. Die vertelde later dat
de baas heel ernstig en deftig zijn condoleantie in
ontvangst nam, maar verder opmerkelijk weinig
had gezegd, en zelfs kortaf was geweest. Het was,
alsof hij over iets tobde.
We hadden natuurlijk allemaal een kaartje met
p.c. gestuurd, zooals dat behoorde, en we verwacht
ten nu een extra bezoek van den patroon op het
bediendenlokaal, met het deponeeren van de
kaartjes S. Bakker p.r. op onze lessenaars. Niets.
Geen Walrus. Wij werden tegen den middag on
rustig. We voelden ons tekort gedaan.
In den namiddag hoorden we, dat hij plotseling
overleden was. Hij had zich over het bedrag van de
successiebelasting zoo kwaad gemaakt, dat hij een
beroerte kreeg, waarin hij bleef.
Drie dagen daarna, den dag van de begrafenis,
hebben we een heelen middag vacantie gehad, de
eenige die ik tijdens mijn zijn op dit kantoor heb
genoten.
BEELDENDE KUNST
IN HET INTERIEUR
TENTOONSTELLING
VAN KUNSTWERKEN VAN WERKENDE
LEDEN VAN PULCHRI-STUDIO"
IN EENIGE MODELKAMERS
VAN ONS MAGAZIJN TE DEN HAAG
VAN IS MEI TOT 13 JUNI
nMiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiHiMiiiHiiiiMiiiiimiiiliMMiiiM
| Met vreugde zullen onze /ezers boven f
Met vreugde zullen onze lezers boven
deze overpeinzing een hun bekenden
l noom hebben gelezen. Melis Stoke, f
| heeft indertijd door vrij plotseling
| vertrek naar Indiëzijn medewerking |
| aan De Groene moeten onderbreken; i
| wij hopen zijn naam echter nog dikwijls |
| in onze kolommen te zien. Red. =
'iiiilllHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii'miiMlilMiiiiiiHiiiiim
HET is avond: of liever binnen
enkele minuten zal het plotse
ling avond zijn. Een laatste
randje zon gloort achter de boomen,
en er komt een zuchtje wind opzetten.
Binnen twintig minuten zal het donker
zijn. Ik weet zeker dat gansche
drommen muskieten op het oogenblik
een krijgsdans beramen tegen mijn
beenen.
Zoodra het duister is beginnen zij
met hun bloedige operaties.
Geruischloos zweeft een Inlander
voorbij op een Japansch rijwiel ad.
Fl. 16.50 compleet, met kettingkast en
twee velgremmen.
Om zijn beenen wappert Japansch
katoen.
Mijns hals is een beetje stijf, zooals
altijd op dit uur van den dag. Dat
komt van het neen-knikken tegen
Inheemschen.
Op dit uur komen ze het erf op met
koopwaar.
In délaatste tien minuten heb ik
achtereenvolgens neen-geknikt tégen
een man met een compleet, groen
geverfd tuin-ameublement op zijn nek,
tegen een drager van twee enorme
manden bevattend resp. een garen- en
UIT HET DAGBOEK VAN PIERKEN
Het gareel
HET gaareel is gemaakt om de
paarden in te spannen en te be
letten dat ze onder den
eeletrieken tram loopen uit protest tegen de
afschgaffing van den paardentram.
Als men de dieren inspant is het voor
hun eigen welzijn.
En alswanneer men de menschen
inspant ook.
Daarom is het noodich van hun van
jonksaf aan het gaareel gewent te
maaken gelijk in Ollant zecht onzen
meester waarda ze de kinders van de
bewaarschgool tuschge twee koorden
doen loopen alswanneer ze zich op de
straat begeeven teneinde opdat hunnen
meester bij de teruchkomst geen eenen
zouw mankeeren of eenen teveel hebben.
Aldus zuige die kinders om ezoo te
zechen het gaareel mee de moedermelk
binnen en den dag dat ze tot zelf
standige burgers zullen opgegroeit zijn
zulle ze hunnen neuze nie opsteeken
als het plechtig oogenblik zal luiden van
ingespannen te worden.
Want in de tezameleevinch moeten
er paarden zijn en koetsiers.
Eene koetsier draacht eenen hoogen
hoet om zijn ferstant te beschegrmen
teege de straalen der zon en eene
zweep om de luijaars en de plan
trekkers to hunne plichten te roepen.
Ik zouw liever koetsier zijn als paart,
maar onzen meester zecht dat da aan
iedereen nie gegeven is van op den
bok te zitten.
Een koetsier moet ooveral zijne wech
kennen en de slechte kalseien fermijden
tiineinde zijne riesor nie te breeken.
Want als hij van zijne bok valt Staan
der al twintich ander kandiedaten
gereet omder op te kruipen en de teugels
van het bewint in handen te neemen.
Houwt u kontent in uw paardelot
zecht den meester teegen ons. Ge kunt
evegoed zaalig worden in tgareel of
op den bok. Al wada ge moet kunnen
is van eenen langen asem te hebben
en het ferschil te weeten tusschgen
uwen linker en uwe regterkant. Links
loopte in u ongeluk en rechts in u
zaaligeit.
Jamaar zeit de Rosten daarop,
hoe kunde uwe linkschgen uit uwe
rechsgen kant kennen?
Da is geel sinpel zeit den meester:
Ruuslant, Vrankerijk en Spaanjen, da
is linksch, Duitschland, Oostenrijk en
letaalde da is rechts. Maar ten is zelfs
aleest nie noodich dade da alemal kent.
Een blint paart doet ook zijnen dienst
zeit hij. Da zijn zelfs de gelukkichste
want ze weeten niet hoen laate da
het is.
De mensch is gelijk het paart.
Daarom doet de koetsier hem
oochlappen aan opdat hij niet zouw
ferschgieten en op hol slaan als hij
een slechte gaazet ziet.
Ter zijn veel ferschgillege soorte
van ooglappen: leerene, gotsdienstige,
inkterlekteweele, pooletieke en
artistiekschge. De eene zijn wa schgoonder
als de andere maar tblijve tochaltijt
oochlappen.
Eene mens zonder oochlappen noemt
men een indevieduu.
Mee eenen enkele indevieduu in
in het gespan ist somtijts voldoende
om het gerij in de gragt te doen kan
telen.
Onzen meester moe van geen
indevieduus weete in zijne klas. Daarom
zulde mij tweehondert lijne schgrijven
zeit hij teege mij.
En tschgoole was gedaan.
MELIS STOKE
band-winkelvoorraad en een volledige
drogisterij, tegen een dwerg met
snoepgoed, tegen een tuinman met
veertig cactussen en een heel woud
sierpalmen, tegen een blikslager met
een geheele etalage, tegen twee anti
quairs met een waarschijnlijk ont
vreemd, met wat schoensmeer onher
kenbaar gemaakt, gebeeldhouwd
Chineesch bed en tegen acht of negen
paren vriendelijk met de hand wenken
de taxichauffeurs.
Straks, als het geheel donker is,
komen de potten- en
bordenverkoopers, want op het oogenblik is
het nog te licht om de barstjes niet te
onderscheiden.
Wat nu dus te beginnen staat is de
voor-avond.
Deze wordt over twee uren gevolgd
door den na-avond.
Op eiken dag volgen twee avonden.
Men zegt dat Indische jaren dubbel
tellen. Ik kan u verzekeren dat Indi
sche avonden dubbel tellen. Ze begin
nen vroeg en eindigen dikwijls pas
tegen den morgen. De verademing na
de gloeiend heete dagen doet ons
snakken naar bestendiging van het
soulaas van betrekkelijke koelte.
En in onzen overmoed echauffeeren
we ons op de onmogelijkste manier.
Wij dansen.. .. uren achtereen.
Wij dansen steps en walsen en tangos,
die tien minuten en meer achtereen
duren. Onze boorden vallen in kleverige
plooien en gudsend zweet belemmert
ons het vrije uitzicht.. De muzikanten,
aan wie niet anders beweegt dan n
arm of een syncopeerende voet, hebben
het in vergelijking met ons heerlijk.
Er is iets wreedaardigs in hun lang
aangehouden deunen en in hun
onontroerbaarheid....
Als krankzinnigen dansen we om
het schelverlichte podium dat hun
troon is. Er is een nieuw orkest in het
Hotel des Indes. Hongaren. Iedereen
komt naar ze luisteren. Ze hebben
nog latente koelte in hun aderen en
zijn onvermoeibaar. Ze sleepen ons
in een satanische geestdrift mee.
Zaterdag waren we verkleed. Vier
Tirolers, behoorende tot de hoogste
kringen van de handelswereld, be
schadigden een ragfijn Venetiaansch
toilet door er met hun berglaarzen op
te excursioneeren. Er was een oer
slanke Cleopatra en een
BritschIndische met een Heilig teeken op het
voorhoofd dat gedurig met een
rougestift werd bijgewerkt.
Er was een Hongaar, heerlijk koel,
met niets aan onder zijn geborduurd
baadje.
Een mijnheer met een cretonne rok
moest zich halfverwege het bal
verkleeden aangezien het weefsel
hygroscopisch bleek.
Apachen wisenten zich gedurig het
voorhoofd af met hun roode zakdoeken.
Tenslotte hing ieder amechtig tegen
een bar en .den volgenden dag ver
klaarden alle couranten dat het zeer
geanimeerd was geweest.
Het genot van den avond is de
luchtverversching. Men brengt de lucht,
indien ze stil is, met draaiend
fangerief in beweging, ofwel men ver
plaatst zichzelf in automobielen.
Ook de bioscopen hebben fans.
Op de duurdere rangen hebben ze
langere armen en een grootere
rotatiesnelheid dan op de goedkoopere.
Zoo zoeken we dynamische avond
vreugden en we kennen niet de wel
dadige verstilling bij de groene studeer
lamp in de gesloten ruimte van het
vertrek. Zelfs onze gedachten behoeven
if t*
KI_ vrrr
beweging, en we zenden ze uit, half
gevormd en nauwelijks gewogen....
eindelooze conversatie of in amechtige
regelen.... ' '
Zooals deze....
Referendumnieuws
T TERLEDEN week is het
Refe\/ rendumnummer van De Groene
V verschenen, en van alle kanten
stroomen de bewijzen van belangstelling
ons toe. Met vreugde zien wij van de
redactie dien stroom aanzwellen, maar
in ons hart is een lichte verbazing, niet
geheel redelijk maar wel begrijpelijk.
Want aan de organisatie en publicatie
van zoo'n referendum, op zoo groote
schaal, zit een enorme hoeveelheid werk
vast. Heel wat nachtelijke uren heeft in
de afgeloopen weken op Keizersgracht
355 het licht gebrand. Er komt dan een
oogenblik waarop de werkers het woord
referendum niet meer kunnen hooren
zonder gif tig te worden en dat oogen
blik hebben wij allen gekend. Nu is de
altijd zeer betrekkelijke rust weer
gekeerd en wij constateeren dat heel
Nederland over het referendum Vrede,
Welvaart, Staatsvrede, spreekt. Begrijpt
u dat dit even vreemd aandoet ? Heel even
maar dan zitten tve er weer midden in.
Men spreekt er niet alleen over, men
schrijft ook. Stapels brieven. Over een
week kunnen we hierover al meer ver
tellen. Thans alleen n belangrijke
zaak: Het blijkt dat in vele gevallen
De Groene door twee of meer (in een
geval zelfs door zes) personen of ge*
zinnen wordt gelezen en vele abonnés
vragen nu Referendumnummers voor
deze medelezers. De administratie is
bereid deze aan de op te geven adressen
toe te zenden zoolang de voorraad
strekt. Als u dus medelezers hebt
geef dan dadelijk hun namen en adres
sen op! Zij kunnen dan nog mee
stemmen.