De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 22 mei pagina 10

22 mei 1936 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

?'A I ft' Een verhaal van De Groene i: i Toen hij met het footste koortje bij onze nige juffrouw gekomen wos Een vri CORNELIS VETH HEBT u den Walrus nog gekend? vroeg de heer S. mij. Wij haalden herinneringen op aan de provinciestad die wij beiden reeds lang hadden verlaten, en zoo heeft geen enkele gedachte aan den dierentuin mijn brein doorkruist, en wist ik dadelijk wien hij bedoelde, zoodat ik ernstig antwoordde Van gezicht". De oudere ingezetenen van mijn vaderstad hadden dikwijls bijnamen, soms zulke, waarvan niemand de toepassing begreep, of zelfs de beteekenis kende. Wat is bijvoorbeeld een biels, en waarom wordt men in 's hemelsnaam zoo genoemd? Waarom de heer Samuel Bakker, directeur van een der groote banken, de Walrus genoemd werd, was evenwel duidelijk. Zijn vormloos log lichaam en de zware hangsnor die zijn groote bovenlip en zijn mond bedekte, gaven een gemakkelijke verklaring van den bijnaam, die hem zelf waarschijnlijk evengoed als ieder ander bekend was officieus. Nu, de heer S. had hem goed gekend. Ik was als jongmensch bij hem op het kantoor. We waren daar ongeveer met ons dertigen, waarbij n juffrouw. We zagen hem nooit op het kantoor van de bedienden, behalve den dag na Nieuwjaar. We hadden dan natuurlijk allemaal een kaartje aan de directie gezonden. Dan kwam de Walrus in hoogsteigen persoon en legde ons allen zijn kaartje op den lessenaar voor den neus, om te bedanken. Na deze plechtigheid, die zwijgend werd venicht, vertrok hij weer, even zwijgend. Zijn hangsnor was altijd een beetje nattig, en wij hebben meer dan eens de vraag besproken, of hij thuis wel uit een snorrekop dronk (bestaan die afzichtelijke dingen nog, neen zeker?) Donderdag: Een gevoel alsof er met tangen, messen en scharen aan Uw voeten wordt gewerkt, alsof ze in brand staan. Zaterdag: Gezonde, blanke, prachtige, sterke voeten, dank zo Trannosan. Doosje vóór 8 toepassingen met gratis voetbad en garantie 48 c. T-318-F Trannosan helpt snel en wel Toen hij eens, met het laatste kaartje, bij onze nige juffouw gekomen was (uitgerekend bij die juffrouw) struikele hij en viel voorover op haar, lessenaar met zijd zwaar bovenlijf. Zijn gezicht, waarop ik nooit eenige uitdrukking heb gezien. werd vuurrood, en hij maakte dat hij wegkwam Zijn waardig aftreden werd er totaal door bedorven, en we hadden er erge pret om. Nu, we mochten waarachtig wel eens een afkidinkje hebben, want weet je wel, dat je toentertijd nooit vacantie had op zoo'n kantoor, dat je eiken dag van het jaar, buiten de Zon- en Feestdagen, in dat muffe, gore lokaal zat? En Week-end? Laat me niet lachen, meneer. Zaterdags moest je dikwijls nog langer doorwerken dan anders. Dat moesten de lui nu eens bedenken,die vinden dat ze 't zoo hard hebben. Eens wou ik een Zondag naar mijn ouders toe, die te G. woonden, dat toen moeilijk te bereiken was, met een verschrikkelijk boemeltreintje. Het was op een dag heen en weer nauwelijks te doen. En ik had den chef gevraagd, om op Zaterdag-middag op den gewonen tijd let wel, niet vroeger dan op andere dagen, maar op den gewonen tijd, om vijf uur?, weg te mogen gaan. Dan kon ik nog dien dag met den trein mee, en 's avonds aankomen. Dat moest hij eerst aan de directie vragen, en het moest haarfijn uitgelegd worden. Hij kwam terug met een soort toestemming, maar zoo mopperig, dat hij er bepaald moeite mee moest hebben gehad. Als het niet te druk was, dan was het goed, maar het werk moest af. Natuurlijk kwam er juist een uur vóór mijn trein werk voor mij, dat eigenlijk niet meer af kon. Maar ik had het er op gezet. Er werd me geen minuut geschonken, en ik vroeg er ook niet om. Ik moest en ik zou den trein halen, en ik heb hem gehaald ook, met levensgevaar. Erin ge sprongen terwijl hij al ging, na het portier te hebben opengerukt, ondanks een schreeuwenden stations chef. Binnengeheschen door de andere passa giers. Achteraf zou je zeggen, dat we het land aan zoo'n baas als die Walrus hadden. Maar was dat eigenlijk wel zoo? Het sprak bij hem allemaal zoo vanzelf. Hij was de zaak, en wij waren niks, we hoorden erbij, met geen andere réchten dan ons loon op tijd en recht op een pensioentjèdat we zelf betaalden. En wij voelden het onwillekeurig ook zoo: het sprak alles vanzelf. Ja, kankeren en stiekum grapjes maken, dat hoorde er ook bij, maar je dacht er niet veel bij. Ik moet zeggen, zoolang ik er ben geweest, dat is tien jaar, is er niemand ontslagen. Nu ja, de zaken gingen goed. De Walrus ging zelf elk jaar een maand lang op reis, altijd naar Zwitserland. Als hij dan terug was, 1de hij den boekhouder, Van Waveren van de , en liet met veel trots foto's zien. Ben je nooit in Zwitserland geweest?" vroeg hij dan. Van Waveren was nooit verder dan Amsterdam, naar Artis geweest. Dat was zoo'n droge, en als de Walrus dan zat op te scheppen, zei hij dat hij niet PAG. l« DE GROPNP Na. 3077 champagne kruq brut / *. *? i * i la toul O premiere quaUte van bergen hield. En de Walrus zei niet dat de druiven zuur waren, want daar was hij te bot voor, en ook niet kwaadaardig genoeg misschien, maar hij zei: ieder zijn smaak. Dat zijn boekhouder geen gelegenheid had om naar Zwitserland te gaan, kwam niet bij hem op. Op zijn manier was hij nogal gemeenzaam en vertrouwelijk met dien van Waveren die altijd bij hem kwam met de boeken. En omdat die boek houder alles altijd bij ons vertelde, wisten we alle maal, dat hij, de Walrus, groote verwachtingen had van de erfenis van zijn tante De Vos, die erg gierig was, maar schatrijk door de stokvisch, waarin de familie van ouder tot ouder had gehandeld. Die tak rook er altijd naar ook. Maar dat nam niet weg dat ze zich erg voelden, dat weet je. Als die eens doodgaat, zul je eens wat zien," zei hij dan, op een toon, alsof die arme slokker van een van Waveren daar wonder wat profijt van zou trekken. Wij, op het kantoor, behandelden de kwestie dikwijls. De vraag wat de Walrus met de tinnen zou doen die hij erven zou, was eenonder werpjan veel speculatie. Hij zou zeker uit zaken gaan.' Zouden zijn zoons hem opvolgen? Die scharrelden al zoo wat op het kantoor rond. Het was een tweeling, en het werd gezegd dat ze samen maar verstand voor n hadden. Wij hoopten dat ze geschikter zouden zijn dan pa. Zou de ouwe dan in Zwitserland gaan wonen? Kenners van de psycho logie des provinciaals ontkenden dit. Daar is zoo iemand immers niets, hier is hij meneer Bakker, om niet te spreken van den Walrus, een macht, een persoonlijkheid. Pessimisten opperden de mogelijkheid dat zijn tante, diéin de negentig was, hem zou overleven, en beriepen zich op zijn slap, voos lichaam. Hij stak in geen goede huid, beweerden zij. Maar ofschoon dit voor ons een nog zekerder middel was om van hem af ce komen dan de fortuin van tante De Vos, lachte ons deze oplossing niet toe. We wilden weten, hoe hij op de gebeurtenis zou reageeren. Onze nieuwsgierigheid is eindelijk bevredigd. En op een verrassende manier ook. De tante stierf. De heele stad wist, dat de erfenis nog meegevallen was. De Walrus kreeg wel ander halve ton. Een paar dagen bleef hij van het kantoor weg. Na de begrafenis was hij er weer. Van Waveren moest weer bij hem komen. Die vertelde later dat de baas heel ernstig en deftig zijn condoleantie in ontvangst nam, maar verder opmerkelijk weinig had gezegd, en zelfs kortaf was geweest. Het was, alsof hij over iets tobde. We hadden natuurlijk allemaal een kaartje met p.c. gestuurd, zooals dat behoorde, en we verwacht ten nu een extra bezoek van den patroon op het bediendenlokaal, met het deponeeren van de kaartjes S. Bakker p.r. op onze lessenaars. Niets. Geen Walrus. Wij werden tegen den middag on rustig. We voelden ons tekort gedaan. In den namiddag hoorden we, dat hij plotseling overleden was. Hij had zich over het bedrag van de successiebelasting zoo kwaad gemaakt, dat hij een beroerte kreeg, waarin hij bleef. Drie dagen daarna, den dag van de begrafenis, hebben we een heelen middag vacantie gehad, de eenige die ik tijdens mijn zijn op dit kantoor heb genoten. BEELDENDE KUNST IN HET INTERIEUR TENTOONSTELLING VAN KUNSTWERKEN VAN WERKENDE LEDEN VAN PULCHRI-STUDIO" IN EENIGE MODELKAMERS VAN ONS MAGAZIJN TE DEN HAAG VAN IS MEI TOT 13 JUNI nMiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiHiMiiiHiiiiMiiiiimiiiliMMiiiM | Met vreugde zullen onze /ezers boven f Met vreugde zullen onze lezers boven deze overpeinzing een hun bekenden l noom hebben gelezen. Melis Stoke, f | heeft indertijd door vrij plotseling | vertrek naar Indiëzijn medewerking | | aan De Groene moeten onderbreken; i | wij hopen zijn naam echter nog dikwijls | | in onze kolommen te zien. Red. = 'iiiilllHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii'miiMlilMiiiiiiHiiiiim HET is avond: of liever binnen enkele minuten zal het plotse ling avond zijn. Een laatste randje zon gloort achter de boomen, en er komt een zuchtje wind opzetten. Binnen twintig minuten zal het donker zijn. Ik weet zeker dat gansche drommen muskieten op het oogenblik een krijgsdans beramen tegen mijn beenen. Zoodra het duister is beginnen zij met hun bloedige operaties. Geruischloos zweeft een Inlander voorbij op een Japansch rijwiel ad. Fl. 16.50 compleet, met kettingkast en twee velgremmen. Om zijn beenen wappert Japansch katoen. Mijns hals is een beetje stijf, zooals altijd op dit uur van den dag. Dat komt van het neen-knikken tegen Inheemschen. Op dit uur komen ze het erf op met koopwaar. In délaatste tien minuten heb ik achtereenvolgens neen-geknikt tégen een man met een compleet, groen geverfd tuin-ameublement op zijn nek, tegen een drager van twee enorme manden bevattend resp. een garen- en UIT HET DAGBOEK VAN PIERKEN Het gareel HET gaareel is gemaakt om de paarden in te spannen en te be letten dat ze onder den eeletrieken tram loopen uit protest tegen de afschgaffing van den paardentram. Als men de dieren inspant is het voor hun eigen welzijn. En alswanneer men de menschen inspant ook. Daarom is het noodich van hun van jonksaf aan het gaareel gewent te maaken gelijk in Ollant zecht onzen meester waarda ze de kinders van de bewaarschgool tuschge twee koorden doen loopen alswanneer ze zich op de straat begeeven teneinde opdat hunnen meester bij de teruchkomst geen eenen zouw mankeeren of eenen teveel hebben. Aldus zuige die kinders om ezoo te zechen het gaareel mee de moedermelk binnen en den dag dat ze tot zelf standige burgers zullen opgegroeit zijn zulle ze hunnen neuze nie opsteeken als het plechtig oogenblik zal luiden van ingespannen te worden. Want in de tezameleevinch moeten er paarden zijn en koetsiers. Eene koetsier draacht eenen hoogen hoet om zijn ferstant te beschegrmen teege de straalen der zon en eene zweep om de luijaars en de plan trekkers to hunne plichten te roepen. Ik zouw liever koetsier zijn als paart, maar onzen meester zecht dat da aan iedereen nie gegeven is van op den bok te zitten. Een koetsier moet ooveral zijne wech kennen en de slechte kalseien fermijden tiineinde zijne riesor nie te breeken. Want als hij van zijne bok valt Staan der al twintich ander kandiedaten gereet omder op te kruipen en de teugels van het bewint in handen te neemen. Houwt u kontent in uw paardelot zecht den meester teegen ons. Ge kunt evegoed zaalig worden in tgareel of op den bok. Al wada ge moet kunnen is van eenen langen asem te hebben en het ferschil te weeten tusschgen uwen linker en uwe regterkant. Links loopte in u ongeluk en rechts in u zaaligeit. Jamaar zeit de Rosten daarop, hoe kunde uwe linkschgen uit uwe rechsgen kant kennen? Da is geel sinpel zeit den meester: Ruuslant, Vrankerijk en Spaanjen, da is linksch, Duitschland, Oostenrijk en letaalde da is rechts. Maar ten is zelfs aleest nie noodich dade da alemal kent. Een blint paart doet ook zijnen dienst zeit hij. Da zijn zelfs de gelukkichste want ze weeten niet hoen laate da het is. De mensch is gelijk het paart. Daarom doet de koetsier hem oochlappen aan opdat hij niet zouw ferschgieten en op hol slaan als hij een slechte gaazet ziet. Ter zijn veel ferschgillege soorte van ooglappen: leerene, gotsdienstige, inkterlekteweele, pooletieke en artistiekschge. De eene zijn wa schgoonder als de andere maar tblijve tochaltijt oochlappen. Eene mens zonder oochlappen noemt men een indevieduu. Mee eenen enkele indevieduu in in het gespan ist somtijts voldoende om het gerij in de gragt te doen kan telen. Onzen meester moe van geen indevieduus weete in zijne klas. Daarom zulde mij tweehondert lijne schgrijven zeit hij teege mij. En tschgoole was gedaan. MELIS STOKE band-winkelvoorraad en een volledige drogisterij, tegen een dwerg met snoepgoed, tegen een tuinman met veertig cactussen en een heel woud sierpalmen, tegen een blikslager met een geheele etalage, tegen twee anti quairs met een waarschijnlijk ont vreemd, met wat schoensmeer onher kenbaar gemaakt, gebeeldhouwd Chineesch bed en tegen acht of negen paren vriendelijk met de hand wenken de taxichauffeurs. Straks, als het geheel donker is, komen de potten- en bordenverkoopers, want op het oogenblik is het nog te licht om de barstjes niet te onderscheiden. Wat nu dus te beginnen staat is de voor-avond. Deze wordt over twee uren gevolgd door den na-avond. Op eiken dag volgen twee avonden. Men zegt dat Indische jaren dubbel tellen. Ik kan u verzekeren dat Indi sche avonden dubbel tellen. Ze begin nen vroeg en eindigen dikwijls pas tegen den morgen. De verademing na de gloeiend heete dagen doet ons snakken naar bestendiging van het soulaas van betrekkelijke koelte. En in onzen overmoed echauffeeren we ons op de onmogelijkste manier. Wij dansen.. .. uren achtereen. Wij dansen steps en walsen en tangos, die tien minuten en meer achtereen duren. Onze boorden vallen in kleverige plooien en gudsend zweet belemmert ons het vrije uitzicht.. De muzikanten, aan wie niet anders beweegt dan n arm of een syncopeerende voet, hebben het in vergelijking met ons heerlijk. Er is iets wreedaardigs in hun lang aangehouden deunen en in hun onontroerbaarheid.... Als krankzinnigen dansen we om het schelverlichte podium dat hun troon is. Er is een nieuw orkest in het Hotel des Indes. Hongaren. Iedereen komt naar ze luisteren. Ze hebben nog latente koelte in hun aderen en zijn onvermoeibaar. Ze sleepen ons in een satanische geestdrift mee. Zaterdag waren we verkleed. Vier Tirolers, behoorende tot de hoogste kringen van de handelswereld, be schadigden een ragfijn Venetiaansch toilet door er met hun berglaarzen op te excursioneeren. Er was een oer slanke Cleopatra en een BritschIndische met een Heilig teeken op het voorhoofd dat gedurig met een rougestift werd bijgewerkt. Er was een Hongaar, heerlijk koel, met niets aan onder zijn geborduurd baadje. Een mijnheer met een cretonne rok moest zich halfverwege het bal verkleeden aangezien het weefsel hygroscopisch bleek. Apachen wisenten zich gedurig het voorhoofd af met hun roode zakdoeken. Tenslotte hing ieder amechtig tegen een bar en .den volgenden dag ver klaarden alle couranten dat het zeer geanimeerd was geweest. Het genot van den avond is de luchtverversching. Men brengt de lucht, indien ze stil is, met draaiend fangerief in beweging, ofwel men ver plaatst zichzelf in automobielen. Ook de bioscopen hebben fans. Op de duurdere rangen hebben ze langere armen en een grootere rotatiesnelheid dan op de goedkoopere. Zoo zoeken we dynamische avond vreugden en we kennen niet de wel dadige verstilling bij de groene studeer lamp in de gesloten ruimte van het vertrek. Zelfs onze gedachten behoeven if t* KI_ vrrr beweging, en we zenden ze uit, half gevormd en nauwelijks gewogen.... eindelooze conversatie of in amechtige regelen.... ' ' Zooals deze.... Referendumnieuws T TERLEDEN week is het Refe\/ rendumnummer van De Groene V verschenen, en van alle kanten stroomen de bewijzen van belangstelling ons toe. Met vreugde zien wij van de redactie dien stroom aanzwellen, maar in ons hart is een lichte verbazing, niet geheel redelijk maar wel begrijpelijk. Want aan de organisatie en publicatie van zoo'n referendum, op zoo groote schaal, zit een enorme hoeveelheid werk vast. Heel wat nachtelijke uren heeft in de afgeloopen weken op Keizersgracht 355 het licht gebrand. Er komt dan een oogenblik waarop de werkers het woord referendum niet meer kunnen hooren zonder gif tig te worden en dat oogen blik hebben wij allen gekend. Nu is de altijd zeer betrekkelijke rust weer gekeerd en wij constateeren dat heel Nederland over het referendum Vrede, Welvaart, Staatsvrede, spreekt. Begrijpt u dat dit even vreemd aandoet ? Heel even maar dan zitten tve er weer midden in. Men spreekt er niet alleen over, men schrijft ook. Stapels brieven. Over een week kunnen we hierover al meer ver tellen. Thans alleen n belangrijke zaak: Het blijkt dat in vele gevallen De Groene door twee of meer (in een geval zelfs door zes) personen of ge* zinnen wordt gelezen en vele abonnés vragen nu Referendumnummers voor deze medelezers. De administratie is bereid deze aan de op te geven adressen toe te zenden zoolang de voorraad strekt. Als u dus medelezers hebt geef dan dadelijk hun namen en adres sen op! Zij kunnen dan nog mee stemmen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl