De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 22 mei pagina 6

22 mei 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven N e 11 >i >l VRIJHEIDSHYMNE J. Greshoff Frédérle Lefèvre: «Ce vagabond" (Flammarlon, Parij») IS het niet de grootste lof voor een boek wanneer men erkennen moet dat het iederen tegenstand ontwapent? Men begint te lezen zooals altijd met een lichten angst voor het nieuwe en het onbekende. En gedreven door beroepsijver vangt men aan nauw keurig fouten en tekortkomingen vast te stellen. Maar dan kan het gebeuren, dat we eiken kritischen plicht en de wereld om ons heen vergeten, omdat wij opgenomen worden en ontvoerd. Zoo is het mij gegaan met Ce Vagabond" door Frédéric Lefèvre. !k aarzelde niet op te merken, dat de wereld van paupers, van sukkelaars en zwervers, waarin de schrijver ons binnenvoert, mij wat al te schilder achtig, wat el te litterair leek. Ook verbaasde mij de bouw van dit werkje. We krijgen namelijk eerst het verhaal van een man met een vioolkist, die iederen dag zwijgend in de rij staat bij de soepuitdeeling en die ten slotte door een noodlottig ongeluk aan zijn eind komt. Daarmede zijn we op blad, zijde 76 van het boek aangeland zonder te vermoeden waar de schrijver heen wil. Maar dan begint het dagboek van den zwerver. En daarmede verliezen alle tegenwerpingen hun bestaan. Deze bladzijden zijn zoo warm en rijk en daarbij zoo onweerstaanbaar, dat wij volkomen vergeten met schrijfwerk te doen te hebben. Frédéric Lefèvre verstaat, als wellicht geen van zijn tijdgenooten, de kunst om de natuur op te roepen. Wij léven in het bosch met een duidelijkheid en een intensiteit, dat wij aan het eind gekomen met een killen schrik in onze eigen kamer ontwaken. Hij vervangt onze werke lijkheid door de zijne. Wij ruiken den humus, wij voelen ons vrij en verlost en alle verrukkingen van eenzaamheid en liefde, welke des zwervers deel zijn, gaan op ons over. De man met de vioolkist heeft gedaan waar zoovelen onzer van droomen zonder ooit tot een daad te durven komen. Door vele teleurstellingen gedeerd en wars van de leugens, welke den mensch aan alle kanten binden, heeft hij op een gegeven oogenblik zichzelf vrij gemaakt. Hij ontdeed zich van zijn bezittingen en zijn verbinte nissen. Nieuw ging hij een nieuw leven in. Hij sliep onder de bruggen of, wanneer hij een weg in aanbouw trof, in een rioolbuis. En verder liep hij dag in dag uit door Parijs. Hij was Toeschouwer geworden; hij bekeek de verschijnselen des levens van een afstand, verbaasd en geboeid, maar zonder dat hij er zich bij betrokken gevoelde. Eenmaal per dag at hij zijn liefdadigheidssoep en stond zwijgend in de rij van zijn lotgenooten. TOEN het lente werd trok hij naar buiten. Na een flinke wandeling ontdekte hij een groot bosch en daarin een verlaten kolenbrandershut. Hierin nam hij zijn intrek, levende van veldvruchten en van spijzen die een boeren vrouw hem gaf in ruil voor aardbeien, kastanjes of paddestoelen. In dat bosch ontmoette hij Catherine. De liefde van den zwerver en Catherine vult deze bladzijden geheel, die strak ge spannen staan van natuurlijke drift. Het is een reeks lyrische gedichten, tegelijk verheven en zinnelijk en van een overtuigende waarachtigheid. Deze zomer vormt het hoogtepunt in het leven van den zwerver en van dit boek. Tegen den winter trekt hij weer terug naar Parijs. Het leven in vol maakte eenzaamheid, dat hem vroeger zoo bekoorde, is hem thans onmogelijk geworden. Hij is zoo overvol van een zuivere genegenheid, dat hij daarvan moet uitdeden. Hieruit ontstaat dan: de episode van hetfeind. Op zijn zwerf tochten ontmoet hij een jongetje, waar hij zich aan hecht en dat een belangrijk deel van zijn innerlijk leven opeischt. Jean vermoedt niet wat zijn bestaan voor den zwerver beteekent en het kind is heel blij wanneer zijn moeder hem ten slotte meeneemt naar het zuiden. Deze plotselinge imperatieve ge negenheid voor het kind is een prefigu ratie van des zwervers vaderschap. Hij wist niet dat Catherine zwanger was, hij wist niet dat de verrukking van dien zomer zich in een nieuw menschenleven bestendigen zou. Maar waar het bewustzijn te kort schiet worden wij door onze stille vermoedens geleid. Wanneer de zwerver dan ook een brief van Catherine krijgt, waarin hem het gelukkig geheim geopenbaard wordt, begrijpt hij meteen de zending, welke de kleine Jean in zijn leven vervuld heeft en het is hem duidelijk, dat zijn kind als het een zoon is Jean zal moeten heeten. Dadelijk na de ontvangst van Catherines brief maakt hij zich op om naar het bosch terug te keeren. Hij neemt afscheid van de twee heerlijkheden die hem aan Parijs binden: den Stroom en de Kerk, de Seine en Notre-Dame. Dan gaat hij op stap, maar bereikt zijn doel niet. Na het ongeluk vindt men in de leege vioolkist de onoogelijke schriften, waarin hij geprobeerd had zijn geluk vast te leggen. De werking van dit boek komt aller eerst voort uit de evocatieve macht waarover de schrijver beschikt; maar niet minder uit het onderwerp dat hij behandelt. Altijd wanneer de wereld, waarin wij veroordeeld zijn te leven, een zekeren graad van absurde wreed heid bereikt heeft, ontstaat in de harten der besten het driftig verlangen naar een vlucht in de natuur en dit verlangen groeit soms tot een obsessie. Nu wij wederom omringd zijn als nimmer te voren door onrecht, geweld en een triomfeerende domheid, hunkeren wij naar stilte en eenzaamheid en naar een zuivere primitieve liefde, waar ziel en lichaam volkomen in opgaan. Wij maken ons dit nieuwe boek van Frédéric Lefèvre zoo zeer eigen, omdat we jaloersch zijn op den zwerver: wat hij deed zouden wij ook willen doen. Hij was echter sterker en moediger dan wij. Ik heb tot mijn genoegen bemerkt, dat de Fransche critiek (die niet altijd even hartelijk voor Frédéric Lefèvre is geweest) de beteekenis en de bekoring van dit zijn laatste werk vrijwel alge meen erkend heeft. Hoe kon het anders. Het boek heeft een accent van echtheid, het is zoo klaarblijkelijk met hartebloed geschreven, dat het onmogelijk is het zonder eerbied en liefde te bespreken. Muziek Slegfrled E. van Praag t Madame de Pompadonr (Qnerldo, Amsterdam) IN het Nawoord" zegt de auteur, dat hij een roman over het leven van Madame de Pompadour heeft willen geven, die in de eerste plaats een lite rair vrouwenportret wil zijn en die uit den aard der zaak tevens een histo risch tijdsbeeld is geworden. Dat van Praag in staat is een vrouwenfiguur voor ons op te roepen heeft hij bewezen in zijn vorig boek over Julie de Lespinasse, wier beeld in de herinnering steeds scherper wordt. Naast haar doemen de figuren van haar twee min naars op en de touchante d'Alembert, terwijl daarentegen de geheele entou rage, die meermalen deed denken aan een geschiedenisboek, spoedig ver vaagt. Dit euvel heeft de nieuwe roman van Van Praag veel minder. Alleen heeft hij hier soms getracht de perso nen op lichte geestige fransche" wijze te schetsen, maar deze methode ligt hem blijkbaar niet erg. De beschrijving van Voltaire b.v. op pag. 332 doet daarom ook gewild los" aan. Het zal de vraag zijn of eenige maan den na het lezen van Van Praag's nieuwen roman Madame de Pompadour even scherp in onze herinnering gegrift blijkt te zijn als dit het geval is met Julie de Lespinasse. De favoriete van Lodewijk XV mist het hartstochtelijke temperament en vooral de echtheid van Julie. Haar leven is misschien even tragisch, maar een vrouw van groot formaat is zij niet. Haar tekortkomin gen zijn geen positieve ondeugden en alleen wanneer ze minder kortzichtig berekenend was geweest en beschikt had over een grootere energie, had zij zoowel in het politieke als in haar per soonlijke leven de rol kunnen spelen die zij nu slechts in haar verbeelding heeft vervuld. Dit is de indruk die Madame de Pompadour op ons maakt bij het lezen van Van Praag's goed geschreven en onderhoudende roman. Piero afiaclatelll: Savonarola (Fldelltas, Amsterdam) DE Sienneesche schrijver Piero Misciatelli, die een grondig kenner is van de middeleeuwsche Italiaansche cultuur, geeft in dit door Ellen Russe in vlot Nederlandsch vertaalde boek een boeiend relaas van het veelbewogen leven van Savonarola, den veelomstre den boetprediker en martelaar. Het boek is met bewondering voor Savona rola geschreven, maar toch is de schrijver niet blind voor zijn zwakten, hetgeen o.a. blijkt uit een zeer juiste vergelijking tusschen Savonarola en Catharina van Siena. Ellaabcth Zernlke: Het leven «on der einde (Querldo, Am»terdam) DE schrijfster is er in geslaagd een burgergezin zoo te teekenen, dat het boek zelf niet tot burgerlijkheid vervalt. Daardoor komt het geheel op een hooger plan te staan dan de door snee realistische roman. Frledrloh Grieve : Die Wagenburg. (Albert Langen; Georg MUller Ver lag, MUnchen) DE geschiedenis van de litteratuur vertoont meermalen perioden, waarin de afkeer van een, al of niet vermeend, verdorven wereld den kun stenaar voert naar een geïdealiseerd boerenleven. Deze bucolische lectuur heeft zelden het merk van echtheid, vooral niet wanneer het idealiseeren zoo ver gaat, dat de personen slechts naïve, zondelooze figuren worden, wier leven door een z.g. primitief menschelijk beginsel (respectievelijk dwang gedachte: de trouw, de vaderlands liefde, de opofferingsgezindheid) wordt beheerscht. Zoo heeft de boerenknecht in de Wagenburg" de opdracht gekregen het span paarden en den wagen, die door een legeraanvöerder geleend zijn bij den boer terug te brengen en na jaren omzwervens gelukt het den in het dorp reeds doodgewaande de be zittingen aan den eigenaar af te leve ren. De wederwaardigheden in die ja ren beleefd, vullen het boekje. Het heeft echter niets van een picaresken avonturenroman, want de gebeurtenis sen zijn natuurlijk van dien aard dat de hoofdpersoon een onbedorven dorpe ling blijft, maar ook in dien onbedor ven dorpeling kan men moeilijk gelooven. 8. Tretjakov en Den SJI-Choea: Een Chlneesch testament (Servlre, Den Haag) DE jonge Chinees Den Sji-Choea, uit de hoogere standen, maar tevens zoon van een der revolutionnairs die, onder leiding van Soen Yat Sen de Mantsjoe-dynastie ten val brachten, vertelde zijn herinneringen aan Tretjakov die ze te boek stelde. Het beeld van een oude, in vele opzichten edele civilisatie, waarin nieuwe ethische waarden om bestaansrecht vechten, is op zichzelf reeds belangrijk. Des te indringender wordt het beeld wanneer het wordt gegeven op de gevoelige wijze van dit boek dat artistieke en nog meer documentaire waarde bezit. Na het lezen van dit werk zijn de inge wikkelde Chineesche toestanden den lezer ettelijke malen doorzichtiger. VOOR TWINTIG STUIVER RIJMELARIJ Spaansche griep J. W. F. Wernmens Bnnlng:. Voor twee stuiver anjelleren (Qnerldo, Amsterdam) BUNING heeft stellig gelijk, als hij in zijn inleiding tot deze copla's verkondigt, dat een poging om volkspoëzie" te vervaar digen waanzin" moet worden ge noemd. Zijn producten echter te ver dedigen met de toelichting, dat hij ze louter uit pleizier, speelschheid, kwaad aardigheid, ruzie, verrukking en be hoefte aan een paar hartige woorden heeft gemaakt naar Spaansch model, naar oude motieven en naar eigen inval, houdt allerminst steek ten aanzien zijner afwijzing van de be tichting, dat hij volkspoëzie" zou hebben willen schrijven. Want al deze bronnen van bezieling zijn evengoed in staat poëzie te verwekken, welke den toon bezit der eigen, persoonlijke zoowel als nationale, cultuur, terwijl aard en schrijftrant dezer copla's óf Spaansch óf quasi-primitief is. Zich ter verklaring en rechtvaardiging van het gebezigd rijm te beroepen op de scheldende helden bij Homerus zou ons zelfs kunnen doen twijfelen aan Buning's cultuur": immers, bij Ho merus treft men, evenals in de geheele Grieksche poëzie, geen rijm aan, terwijl het rhythmisch en metrisch schelden der bedoelde heroën niet authentiek zal zijn geweest, doch zijn oorzaak zal vinden in het feit, dat het deel uitmaakt der, in hexameters geschreven, epen, aldus zich schikkend naar den dwang der prosodie. Er staan ongetwijfeld een paar treffende, zilte", of wijze copla's in dit boekje. Maar meer dan zout op de tong zijn zij slordig in den mond. En wel opzettelijk. Want waarom schrijft Buning, hoewel het op geenerlei wijze door rijm of metrum geëischt wórdt, zulk Nederlandsch als in deze copla: Men ziet nergens ter wereld Een kat die zoo mager is En een jonge vrouw die zoo prachtig loopt Als dat in Cadiz is. Waarom gebruikt hij in een volgend copla i.p.v. eerbied" het woord eer": Ik heb eer voor de ouderdom. Als dit geen volksche aanstellerij is bij een dichter, die-zijn taal kent als Buning, dan weet ik er geen ver klaring voor, laat staan een excuus. Het is te hopen, dat Buning binnen afzienbaren tijd weer overgaat tot de orde der poëzie, dat is niet: tot de orde van den dag, die ons deze Spaansche manieren schijnt te willen voorschrij ven. D. A. M. BINNENDIJK RICHARD WAGNER 1936 Willem Pijper Wagnervereenlglug: JLohengrln TWINTIG jaar geleden scheen het'met de hegemonie van Wagner's kunst op een einde te loopen. In Frankrijk leek het, of Debussy's erfgenamen de los-van-Wagner beweging voortzetten zouden. Het werk van Stravinsky en Schoenberg, Bartók, Hindemith en da Falla was in volle ontwikkeling. De aandacht der muziekgevoeligen richtte zich op geheel andere schoonheden dan de idealen van den meester van Bayreuth. Wagner was klassiek" geworden, en voor de evo lutie der toonkunst dus nog slechts in direct van beteekenis. Het is maar een vraag.... Een vraag, die ons tamelijk ver buiten het eigenlijke terrein van de muziek brengt. Wagner zelf, wiens am bities in de richting van het Gesammtkunstwerk" gingen, zou dit misschien niet anders gewild hebben. Voor ons, die het geloof in een musische menschelijkheid nog niet verloren hebben, maar die de de musische vermogens der op dit oogenblik levende menschheid niet al te hoog kunnen aanslaan, musicus, nog altijd meer dan dan de scheppingen van den wereldhervor mer. Schilderkunst J an van Xlerwijnen Kunstzaal van Ijler, Amsterdam HET zou wel geheel in den ^M zijn bij deze tentoonstelling vanp* Terwijl wij soms met~ vreezen en Er zijn vele zonnen op- en onder gegaan, in deze twintig jaar. En het massief van Wagner's levenswerk staat e mj?, ___, 4 er nog even indrukwekkend. De berg- de Karpathen en het Gotthardmassief toppan reiken nog evenzeer in de wol- Wagner's muziek zal kunnen blijven ken, de flanken zijn nog even steen- aanvaarden, wanneer zij bij geval het achtig en onbewoonbaar. Het beklem- bloed en de tranen, het matelooze leed mende van het geval is slechts, dat wij, dat deze geesteshouding met wismuzikale Europeanen, al evolueerend, kunstige zekerheid tot gevolg heeft, bijna met van de plaats gekomen zijn. niet passief wenscht te aanvaarden. Wij staan nog of weer? vlak in -- ? de buurt van Wagner's praemissen. Wij hebben blijkbaar niets geleerd; wij zijn niet wijzer, niet natuurlijker, niet Zuidelijker" (in Nietzscheaanschen zin), niet grooter geworden. Lohengrin is meer dan tachtig jaar geleden ge schreven; het werk is op vele punten verouderd, Wagner zelf heeft zijn muzikale en dramatische vondsten later zuiverder en grootscher gereali seerd. Maar geen enkel operacomponist w " * -- -?«-?*?- *-? *<- **w£ n.h***4iVAA HrCt.lia.ICfrClAl.ip na Wagner heeft het tot een gelijk- beteekent het oeuvre van Wagner, den waardig niveau gebracht. Debussy's Pelléas was pas de eerste schrede op den weg die naar een nieuw land voert. Maar Debussy heeft n opera ge schreven, tegen Wagner dertien.... Veel verder dan Pelléas is men in Frankrijk niet gekomen, totdusverre, integendeel. Berg's Wozzeck beteekende een dagmarsch op een geheel anderen weg, die, evenzeer uitgaande van Wagner, naar elders gelegen ge bieden leidt. Maar deze weg is lang en moeilijk. Sinds 1910 ongeveer zijn in deze richting een paar uiterst be langrijke werken ontstaan: Schoenberg's Erwartung en Glückliche Hand; Berg's Wozzeck en Lulu; Malipiero's Sette Canzoni. Maar wij vragen ons af, hoe lang, en door hoeveel geniale menschen, er gewerkt zal moeten worden, vóór de Nieuwe Tijd een monu ment zal bezitten, waardig om naast het oeuvre van Richard Wagner een plaats in te nemen. Het is goed om deze waarheid van tijd tot tijd rustig onder de oogen te zien: Wagner was van de componisten die in de laatste honderd jaar geleefd hebben, zonder tegen spraak de grootste, en zijn invloed, die ons op enkele essentieele punten niet minder dan verderfelijk voorkomt, heeft nog bijna niets van zijn macht verloren. Wagner, de primitieve pangermaan, de mateloos breedsprakige worstelaar met al-te-individueele conflicten, de man van trombone-heroïek en plucheen-satijnen weelderigheden, de epi curist, wiens slechte smaak onze af keer opwekt gelijk de Makart-bouquetten, de gordijnen, overgordijnen, draperieën en antimakassers die tot de onmisbare elementen van dien alkoof stijl behooren - deze Wagner is inderdaad verouderd. Maar hoeveel is er niet over gebleven waarop de ver anderende mode geen vat kon krijgen i De auteur van Die Meistersinger is nuer dan de verkondiger van een Derde Rijk, de schepper van den Ring is meer dan de profeet van een oergermanendom. Wagner was een geniaal componist, en uithoofde van de geuitzondering, iets over zich hebben, dan is het 't getij der lente. Dat is de be koring van deze verzameling, en haar winst. Bij de vorige tentoonstelling hebben wij geschreven over wat wij het verhemelde hebben genoemd en over het hemelsche. Wij bekennen thans, dat wij eenigszins schrikachtig aardheid van zijn talent was hij een waren, dat Jan van Herwijnen, die nu groot psycholoog en een meesterlijk uit- op den leeftijd kwam van het volle beelder van allerlei roerselen der men- werk, in het ijle zou verzeilen van het schelijke ziel. te gevoelige. Bij schilders, die leven en De ideologie van het tegenwoordige tieren op dogmata en theorieën zou Duitschland berust voor het aller- dat gevaar gestalte hebben kunnen grootste deel op Wagner's privé-in- gekregen; theorieën en dogmata hebzichten. Zoowel het nieuwe heidendom ben een tijd lang, toen zij uit hun als het antisemitisme, zoowel Deutsche Treue als de in Germaansche landen geldende sexueele moraal kunnen met behulp van citaten uit zijn werk tot algemeene waarheden geproclameerd worden. En ik vraag mij af of Wagner's kunst, als kunst, deze monsterlijke ver- rr.o _ grooting op den duur verdragen zal. hij*is te regelrecht een schilder. En wat M.a.w. of de menschheid de wereld is dan met name de winst hier, behalve is nu eenmaal grooter dan het gebied, het ontwijken van dat gevaar? Het te begrensd door Rijn, Oostzee, Polen, gevoelige is vermeden door het teedere. Dit teedere is de winst en het is aange naam te weten, dat naast diep-doordringende, vasthoudende, niet-loslatende schilderkunst, wij ook een teederen schilder bezitten, wiens teederheid een innigheid bezit, die wij niet willen missen in onze schilderkunst; een innigheid der lente. De meeste dezer schilderijen zijn landschappen, naar ik vermoed uit de buurt van Wassenaar, en stillevens. Het meest kenmerkend voor de stemming in Herwijnen is het landschap met de hooge boomen en met de lucht blauw-en-wit, met de vele gebouwen en gebouwtjes in het groen. kunst der kunstgenootschappen zich bevindt en zich hoogmoedig-tevreden vertoont (de dutters weten niet eens meer dat zij dutten), wordt gelukkig onze eerbied voor werkelijke schilder kunst gestut door een, hoewel klein, aantal van schilders, wier schilderleven bestaat en groeit en zich ontwikkelt buiten de slaapvertrekken" der ge nootschappen. PLASSCHAERT eersten drang terecht kwamen in de periode der wat vermoeide toepassing, schade genoeg gedaan en zullen bij buien dit nog kunnen doen. Van Her wijnen is dit gevaar ontgaan, en hij moest dit kunnen, mijden, want het koppige theoretiseeren is hem vreemd; Er is hier een luchtigheid, die een geluk is; een doorspoeld zijn van licht en lucht. Het tweede, dat ik wil ver melden, is wat ge den doorkijk zoudt kunnen heeten onder den hooiberg door naar de boerderij toe en waar de kleur een mildheid bezit, die zeldzaam wordt gevonden. Het derde van de acht schilderijen, dat te vergeten en niet te vermelden een fout was in dit artikel, zijn de twee bloempotten, die (het is een gegeven, dat hij gaarne meer schilderde) ook door den gaarne gevoeligen achtergrond een bewijs zijn van den teederen staat, waarin Van Herwijnen's gevoel zich zonder nadruk, .thans voortdurend beweegt.... een nieuwe lente te spreken. ,Zóó deze schilderijen, op een enkele met beklemming den toestand er kennen, waarin de officieele" schilderJ oodsche portretten Het geheim van hun levendigheid. TK zag pas bij Hartz's werk , dat, ?*? wat ook verder de hoedanigheden zijn van portretten, door J oodsche schilders gemaakt, zij zoo goed als altijd levendig zijn, hetzij uiterlijk, hetzij innerlijk, hetzij beide. Natuurlijk werkt daar ten eerste een karaktertrek van het J oodsche wezsn. Deze karak tertrek is een neiging tot het bewegende, het dynamische, tot den dialoog. Een Joodsch portret is altijd een dialoog, waarbij de beschouwer een der twee sprekenden is (een merkwaardige tegenstelling met andere portretten waar het schilderij als in zichzelf verzonken is). Deze neiging tot den dialoog wordt ook in het litteraire be vestigd; een j oodsche schrijver is gaar ne een schrijver van actie, van het treur- en blijspel Wil deze dialoog, deze actie een belangrijke beteekenis hebben, dan moet zij van psychologischen aard zijn. Deze psychologische aard, deze psycho logische nieuwsgierigheid, is zij aan wezig, zijn er goede redenen haar te verklaren bij Joden, bij Joodsche schilders? Ongetwijfeld. De Joden zijn een vervolgd volk. Zij moeten vechten met de wapenen die zij hebben geleerd te gebruiken. De psychologische kennis van den tegenstander is ongetwijfeld een der nuttigste en meest gebruik te. Deze psychologische kennis en nieuwsgierigheid vindt ge in het Jood sche portret, waar zij, de Joden, den tegenstanders vinden in den af tebeelden, te portretteeren mensch. Ik geloof, dat deze constateeringen, die ik hier neerschrijf, niet te Weer spreken zijn, en meer dan n ding verklaren van de waargenomen leven digheid in vele Joodsche portretten. PL. jan van Herwijnen: '?*>: f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl