Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
N
e
11
>i
>l
VRIJHEIDSHYMNE
J. Greshoff
Frédérle Lefèvre: «Ce vagabond"
(Flammarlon, Parij»)
IS het niet de grootste lof voor een boek
wanneer men erkennen moet dat het
iederen tegenstand ontwapent?
Men begint te lezen zooals altijd met
een lichten angst voor het nieuwe en
het onbekende. En gedreven door
beroepsijver vangt men aan nauw
keurig fouten en tekortkomingen vast
te stellen. Maar dan kan het gebeuren,
dat we eiken kritischen plicht en de
wereld om ons heen vergeten, omdat
wij opgenomen worden en ontvoerd.
Zoo is het mij gegaan met Ce
Vagabond" door Frédéric Lefèvre.
!k aarzelde niet op te merken, dat
de wereld van paupers, van sukkelaars
en zwervers, waarin de schrijver ons
binnenvoert, mij wat al te schilder
achtig, wat el te litterair leek. Ook
verbaasde mij de bouw van dit werkje.
We krijgen namelijk eerst het verhaal
van een man met een vioolkist, die
iederen dag zwijgend in de rij staat bij
de soepuitdeeling en die ten slotte
door een noodlottig ongeluk aan zijn
eind komt. Daarmede zijn we op
blad, zijde 76 van het boek aangeland zonder
te vermoeden waar de schrijver heen wil.
Maar dan begint het dagboek van
den zwerver. En daarmede verliezen
alle tegenwerpingen hun bestaan. Deze
bladzijden zijn zoo warm en rijk en
daarbij zoo onweerstaanbaar, dat wij
volkomen vergeten met schrijfwerk
te doen te hebben. Frédéric Lefèvre
verstaat, als wellicht geen van zijn
tijdgenooten, de kunst om de natuur
op te roepen. Wij léven in het bosch
met een duidelijkheid en een intensiteit,
dat wij aan het eind gekomen met een
killen schrik in onze eigen kamer
ontwaken. Hij vervangt onze werke
lijkheid door de zijne. Wij ruiken
den humus, wij voelen ons vrij en
verlost en alle verrukkingen van
eenzaamheid en liefde, welke des
zwervers deel zijn, gaan op ons over.
De man met de vioolkist heeft
gedaan waar zoovelen onzer van
droomen zonder ooit tot een daad te durven
komen. Door vele teleurstellingen
gedeerd en wars van de leugens, welke
den mensch aan alle kanten binden,
heeft hij op een gegeven oogenblik
zichzelf vrij gemaakt. Hij ontdeed zich
van zijn bezittingen en zijn verbinte
nissen. Nieuw ging hij een nieuw leven
in. Hij sliep onder de bruggen of,
wanneer hij een weg in aanbouw
trof, in een rioolbuis. En verder liep
hij dag in dag uit door Parijs. Hij was
Toeschouwer geworden; hij bekeek de
verschijnselen des levens van een
afstand, verbaasd en geboeid, maar
zonder dat hij er zich bij betrokken
gevoelde. Eenmaal per dag at hij zijn
liefdadigheidssoep en stond zwijgend
in de rij van zijn lotgenooten.
TOEN het lente werd trok hij naar
buiten. Na een flinke wandeling
ontdekte hij een groot bosch en daarin
een verlaten kolenbrandershut. Hierin
nam hij zijn intrek, levende van
veldvruchten en van spijzen die een boeren
vrouw hem gaf in ruil voor aardbeien,
kastanjes of paddestoelen. In dat bosch
ontmoette hij Catherine. De liefde
van den zwerver en Catherine vult
deze bladzijden geheel, die strak ge
spannen staan van natuurlijke drift.
Het is een reeks lyrische gedichten,
tegelijk verheven en zinnelijk en van
een overtuigende waarachtigheid.
Deze zomer vormt het hoogtepunt in
het leven van den zwerver en van dit
boek. Tegen den winter trekt hij weer
terug naar Parijs. Het leven in vol
maakte eenzaamheid, dat hem vroeger
zoo bekoorde, is hem thans onmogelijk
geworden. Hij is zoo overvol van een
zuivere genegenheid, dat hij daarvan
moet uitdeden. Hieruit ontstaat dan:
de episode van hetfeind. Op zijn zwerf
tochten ontmoet hij een jongetje,
waar hij zich aan hecht en dat een
belangrijk deel van zijn innerlijk leven
opeischt. Jean vermoedt niet wat zijn
bestaan voor den zwerver beteekent
en het kind is heel blij wanneer zijn
moeder hem ten slotte meeneemt naar
het zuiden.
Deze plotselinge imperatieve ge
negenheid voor het kind is een prefigu
ratie van des zwervers vaderschap. Hij
wist niet dat Catherine zwanger was,
hij wist niet dat de verrukking van
dien zomer zich in een nieuw
menschenleven bestendigen zou. Maar
waar het bewustzijn te kort schiet
worden wij door onze stille vermoedens
geleid. Wanneer de zwerver dan ook
een brief van Catherine krijgt, waarin
hem het gelukkig geheim geopenbaard
wordt, begrijpt hij meteen de zending,
welke de kleine Jean in zijn leven
vervuld heeft en het is hem duidelijk,
dat zijn kind als het een zoon is Jean
zal moeten heeten.
Dadelijk na de ontvangst van
Catherines brief maakt hij zich op om naar
het bosch terug te keeren. Hij neemt
afscheid van de twee heerlijkheden die
hem aan Parijs binden: den Stroom en
de Kerk, de Seine en Notre-Dame. Dan
gaat hij op stap, maar bereikt zijn doel
niet. Na het ongeluk vindt men in de
leege vioolkist de onoogelijke schriften,
waarin hij geprobeerd had zijn geluk
vast te leggen.
De werking van dit boek komt aller
eerst voort uit de evocatieve macht
waarover de schrijver beschikt; maar
niet minder uit het onderwerp dat hij
behandelt. Altijd wanneer de wereld,
waarin wij veroordeeld zijn te leven,
een zekeren graad van absurde wreed
heid bereikt heeft, ontstaat in de harten
der besten het driftig verlangen naar
een vlucht in de natuur en dit verlangen
groeit soms tot een obsessie. Nu wij
wederom omringd zijn als nimmer te
voren door onrecht, geweld en een
triomfeerende domheid, hunkeren wij
naar stilte en eenzaamheid en naar een
zuivere primitieve liefde, waar ziel
en lichaam volkomen in opgaan. Wij
maken ons dit nieuwe boek van Frédéric
Lefèvre zoo zeer eigen, omdat we
jaloersch zijn op den zwerver: wat hij
deed zouden wij ook willen doen. Hij
was echter sterker en moediger dan wij.
Ik heb tot mijn genoegen bemerkt,
dat de Fransche critiek (die niet altijd
even hartelijk voor Frédéric Lefèvre
is geweest) de beteekenis en de bekoring
van dit zijn laatste werk vrijwel alge
meen erkend heeft. Hoe kon het
anders. Het boek heeft een accent van
echtheid, het is zoo klaarblijkelijk
met hartebloed geschreven, dat het
onmogelijk is het zonder eerbied en
liefde te bespreken.
Muziek
Slegfrled E. van Praag t Madame de
Pompadonr (Qnerldo, Amsterdam)
IN het Nawoord" zegt de auteur, dat
hij een roman over het leven van
Madame de Pompadour heeft willen
geven, die in de eerste plaats een lite
rair vrouwenportret wil zijn en die
uit den aard der zaak tevens een histo
risch tijdsbeeld is geworden. Dat van
Praag in staat is een vrouwenfiguur
voor ons op te roepen heeft hij bewezen
in zijn vorig boek over Julie de
Lespinasse, wier beeld in de herinnering
steeds scherper wordt. Naast haar
doemen de figuren van haar twee min
naars op en de touchante d'Alembert,
terwijl daarentegen de geheele entou
rage, die meermalen deed denken aan
een geschiedenisboek, spoedig ver
vaagt. Dit euvel heeft de nieuwe roman
van Van Praag veel minder. Alleen
heeft hij hier soms getracht de perso
nen op lichte geestige fransche" wijze
te schetsen, maar deze methode ligt
hem blijkbaar niet erg. De beschrijving
van Voltaire b.v. op pag. 332 doet
daarom ook gewild los" aan.
Het zal de vraag zijn of eenige maan
den na het lezen van Van Praag's
nieuwen roman Madame de Pompadour
even scherp in onze herinnering gegrift
blijkt te zijn als dit het geval is met
Julie de Lespinasse. De favoriete van
Lodewijk XV mist het hartstochtelijke
temperament en vooral de echtheid van
Julie. Haar leven is misschien even
tragisch, maar een vrouw van groot
formaat is zij niet. Haar tekortkomin
gen zijn geen positieve ondeugden en
alleen wanneer ze minder kortzichtig
berekenend was geweest en beschikt
had over een grootere energie, had zij
zoowel in het politieke als in haar per
soonlijke leven de rol kunnen spelen
die zij nu slechts in haar verbeelding
heeft vervuld.
Dit is de indruk die Madame de
Pompadour op ons maakt bij het lezen
van Van Praag's goed geschreven en
onderhoudende roman.
Piero afiaclatelll: Savonarola
(Fldelltas, Amsterdam)
DE Sienneesche schrijver Piero
Misciatelli, die een grondig kenner
is van de middeleeuwsche Italiaansche
cultuur, geeft in dit door Ellen Russe
in vlot Nederlandsch vertaalde boek
een boeiend relaas van het veelbewogen
leven van Savonarola, den veelomstre
den boetprediker en martelaar. Het
boek is met bewondering voor Savona
rola geschreven, maar toch is de
schrijver niet blind voor zijn zwakten,
hetgeen o.a. blijkt uit een zeer juiste
vergelijking tusschen Savonarola en
Catharina van Siena.
Ellaabcth Zernlke: Het leven «on
der einde (Querldo, Am»terdam)
DE schrijfster is er in geslaagd een
burgergezin zoo te teekenen, dat
het boek zelf niet tot burgerlijkheid
vervalt. Daardoor komt het geheel op
een hooger plan te staan dan de door
snee realistische roman.
Frledrloh Grieve : Die Wagenburg.
(Albert Langen; Georg MUller Ver
lag, MUnchen)
DE geschiedenis van de litteratuur
vertoont meermalen perioden,
waarin de afkeer van een, al of niet
vermeend, verdorven wereld den kun
stenaar voert naar een geïdealiseerd
boerenleven. Deze bucolische lectuur
heeft zelden het merk van echtheid,
vooral niet wanneer het idealiseeren
zoo ver gaat, dat de personen slechts
naïve, zondelooze figuren worden,
wier leven door een z.g. primitief
menschelijk beginsel (respectievelijk dwang
gedachte: de trouw, de vaderlands
liefde, de opofferingsgezindheid) wordt
beheerscht.
Zoo heeft de boerenknecht in de
Wagenburg" de opdracht gekregen
het span paarden en den wagen, die
door een legeraanvöerder geleend zijn
bij den boer terug te brengen en na
jaren omzwervens gelukt het den in
het dorp reeds doodgewaande de be
zittingen aan den eigenaar af te leve
ren. De wederwaardigheden in die ja
ren beleefd, vullen het boekje. Het
heeft echter niets van een picaresken
avonturenroman, want de gebeurtenis
sen zijn natuurlijk van dien aard dat de
hoofdpersoon een onbedorven dorpe
ling blijft, maar ook in dien onbedor
ven dorpeling kan men moeilijk
gelooven.
8. Tretjakov en Den SJI-Choea: Een
Chlneesch testament (Servlre, Den
Haag)
DE jonge Chinees Den Sji-Choea,
uit de hoogere standen, maar
tevens zoon van een der
revolutionnairs die, onder leiding van Soen Yat
Sen de Mantsjoe-dynastie ten val
brachten, vertelde zijn herinneringen
aan Tretjakov die ze te boek stelde. Het
beeld van een oude, in vele opzichten
edele civilisatie, waarin nieuwe ethische
waarden om bestaansrecht vechten, is
op zichzelf reeds belangrijk. Des te
indringender wordt het beeld wanneer
het wordt gegeven op de gevoelige
wijze van dit boek dat artistieke en nog
meer documentaire waarde bezit. Na
het lezen van dit werk zijn de inge
wikkelde Chineesche toestanden den
lezer ettelijke malen doorzichtiger.
VOOR TWINTIG STUIVER RIJMELARIJ
Spaansche griep
J. W. F. Wernmens Bnnlng:. Voor
twee stuiver anjelleren (Qnerldo,
Amsterdam)
BUNING heeft stellig gelijk, als
hij in zijn inleiding tot deze
copla's verkondigt, dat een
poging om volkspoëzie" te vervaar
digen waanzin" moet worden ge
noemd. Zijn producten echter te ver
dedigen met de toelichting, dat hij ze
louter uit pleizier, speelschheid, kwaad
aardigheid, ruzie, verrukking en be
hoefte aan een paar hartige woorden
heeft gemaakt naar Spaansch model,
naar oude motieven en naar eigen
inval, houdt allerminst steek ten
aanzien zijner afwijzing van de be
tichting, dat hij volkspoëzie" zou
hebben willen schrijven. Want al deze
bronnen van bezieling zijn evengoed
in staat poëzie te verwekken, welke
den toon bezit der eigen, persoonlijke
zoowel als nationale, cultuur, terwijl
aard en schrijftrant dezer copla's óf
Spaansch óf quasi-primitief is. Zich
ter verklaring en rechtvaardiging van
het gebezigd rijm te beroepen op de
scheldende helden bij Homerus zou
ons zelfs kunnen doen twijfelen aan
Buning's cultuur": immers, bij Ho
merus treft men, evenals in de geheele
Grieksche poëzie, geen rijm aan, terwijl
het rhythmisch en metrisch schelden
der bedoelde heroën niet authentiek
zal zijn geweest, doch zijn oorzaak zal
vinden in het feit, dat het deel uitmaakt
der, in hexameters geschreven, epen,
aldus zich schikkend naar den dwang
der prosodie.
Er staan ongetwijfeld een paar
treffende, zilte", of wijze copla's in
dit boekje. Maar meer dan zout op de
tong zijn zij slordig in den mond. En
wel opzettelijk. Want waarom schrijft
Buning, hoewel het op geenerlei wijze
door rijm of metrum geëischt wórdt,
zulk Nederlandsch als in deze copla:
Men ziet nergens ter wereld
Een kat die zoo mager is
En een jonge vrouw die zoo prachtig
loopt
Als dat in Cadiz is.
Waarom gebruikt hij in een volgend
copla i.p.v. eerbied" het woord eer":
Ik heb eer voor de ouderdom.
Als dit geen volksche aanstellerij is
bij een dichter, die-zijn taal kent als
Buning, dan weet ik er geen ver
klaring voor, laat staan een excuus.
Het is te hopen, dat Buning binnen
afzienbaren tijd weer overgaat tot de
orde der poëzie, dat is niet: tot de orde
van den dag, die ons deze Spaansche
manieren schijnt te willen voorschrij
ven.
D. A. M. BINNENDIJK
RICHARD WAGNER 1936
Willem Pijper
Wagnervereenlglug: JLohengrln
TWINTIG jaar geleden scheen
het'met de hegemonie van
Wagner's kunst op een einde te
loopen. In Frankrijk leek het, of
Debussy's erfgenamen de los-van-Wagner
beweging voortzetten zouden. Het werk
van Stravinsky en Schoenberg, Bartók,
Hindemith en da Falla was in volle
ontwikkeling. De aandacht der
muziekgevoeligen richtte zich op geheel andere
schoonheden dan de idealen van den
meester van Bayreuth. Wagner was
klassiek" geworden, en voor de evo
lutie der toonkunst dus nog slechts in
direct van beteekenis.
Het is maar een vraag....
Een vraag, die ons tamelijk ver
buiten het eigenlijke terrein van de
muziek brengt. Wagner zelf, wiens am
bities in de richting van het
Gesammtkunstwerk" gingen, zou dit misschien
niet anders gewild hebben. Voor ons,
die het geloof in een musische
menschelijkheid nog niet verloren hebben,
maar die de de musische vermogens
der op dit oogenblik levende
menschheid niet al te hoog kunnen aanslaan,
musicus, nog altijd meer dan dan de
scheppingen van den wereldhervor
mer.
Schilderkunst
J
an van Xlerwijnen
Kunstzaal van Ijler, Amsterdam
HET zou wel geheel in den ^M
zijn bij deze tentoonstelling vanp* Terwijl wij soms met~ vreezen en
Er zijn vele zonnen op- en onder
gegaan, in deze twintig jaar. En het
massief van Wagner's levenswerk staat e mj?, ___, 4
er nog even indrukwekkend. De berg- de Karpathen en het Gotthardmassief
toppan reiken nog evenzeer in de wol- Wagner's muziek zal kunnen blijven
ken, de flanken zijn nog even steen- aanvaarden, wanneer zij bij geval het
achtig en onbewoonbaar. Het beklem- bloed en de tranen, het matelooze leed
mende van het geval is slechts, dat wij, dat deze geesteshouding met
wismuzikale Europeanen, al evolueerend, kunstige zekerheid tot gevolg heeft,
bijna met van de plaats gekomen zijn. niet passief wenscht te aanvaarden.
Wij staan nog of weer? vlak in -- ?
de buurt van Wagner's praemissen.
Wij hebben blijkbaar niets geleerd; wij
zijn niet wijzer, niet natuurlijker, niet
Zuidelijker" (in Nietzscheaanschen
zin), niet grooter geworden. Lohengrin
is meer dan tachtig jaar geleden ge
schreven; het werk is op vele punten
verouderd, Wagner zelf heeft zijn
muzikale en dramatische vondsten
later zuiverder en grootscher gereali
seerd. Maar geen enkel operacomponist
w " * -- -?«-?*?- *-? *<- **w£ n.h***4iVAA HrCt.lia.ICfrClAl.ip
na Wagner heeft het tot een gelijk- beteekent het oeuvre van Wagner, den
waardig niveau gebracht. Debussy's
Pelléas was pas de eerste schrede op den
weg die naar een nieuw land voert.
Maar Debussy heeft n opera ge
schreven, tegen Wagner dertien....
Veel verder dan Pelléas is men in
Frankrijk niet gekomen, totdusverre,
integendeel. Berg's Wozzeck
beteekende een dagmarsch op een geheel
anderen weg, die, evenzeer uitgaande
van Wagner, naar elders gelegen ge
bieden leidt. Maar deze weg is lang
en moeilijk. Sinds 1910 ongeveer zijn
in deze richting een paar uiterst be
langrijke werken ontstaan:
Schoenberg's Erwartung en Glückliche Hand;
Berg's Wozzeck en Lulu; Malipiero's
Sette Canzoni. Maar wij vragen ons af,
hoe lang, en door hoeveel geniale
menschen, er gewerkt zal moeten
worden, vóór de Nieuwe Tijd een monu
ment zal bezitten, waardig om naast
het oeuvre van Richard Wagner een
plaats in te nemen. Het is goed om deze
waarheid van tijd tot tijd rustig onder
de oogen te zien: Wagner was van de
componisten die in de laatste honderd
jaar geleefd hebben, zonder tegen
spraak de grootste, en zijn invloed, die
ons op enkele essentieele punten niet
minder dan verderfelijk voorkomt,
heeft nog bijna niets van zijn macht
verloren.
Wagner, de primitieve pangermaan,
de mateloos breedsprakige worstelaar
met al-te-individueele conflicten, de
man van trombone-heroïek en
plucheen-satijnen weelderigheden, de epi
curist, wiens slechte smaak onze af
keer opwekt gelijk de
Makart-bouquetten, de gordijnen, overgordijnen,
draperieën en antimakassers die tot de
onmisbare elementen van dien alkoof
stijl behooren - deze Wagner is
inderdaad verouderd. Maar hoeveel is
er niet over gebleven waarop de ver
anderende mode geen vat kon krijgen i
De auteur van Die Meistersinger is
nuer dan de verkondiger van een
Derde Rijk, de schepper van den Ring is
meer dan de profeet van een
oergermanendom. Wagner was een geniaal
componist, en uithoofde van de
geuitzondering, iets over zich hebben, dan
is het 't getij der lente. Dat is de be
koring van deze verzameling, en haar
winst. Bij de vorige tentoonstelling
hebben wij geschreven over wat wij
het verhemelde hebben genoemd en
over het hemelsche. Wij bekennen
thans, dat wij eenigszins schrikachtig
aardheid van zijn talent was hij een waren, dat Jan van Herwijnen, die nu
groot psycholoog en een meesterlijk uit- op den leeftijd kwam van het volle
beelder van allerlei roerselen der men- werk, in het ijle zou verzeilen van het
schelijke ziel. te gevoelige. Bij schilders, die leven en
De ideologie van het tegenwoordige tieren op dogmata en theorieën zou
Duitschland berust voor het aller- dat gevaar gestalte hebben kunnen
grootste deel op Wagner's privé-in- gekregen; theorieën en dogmata
hebzichten. Zoowel het nieuwe heidendom ben een tijd lang, toen zij uit hun
als het antisemitisme, zoowel Deutsche
Treue als de in Germaansche landen
geldende sexueele moraal kunnen met
behulp van citaten uit zijn werk tot
algemeene waarheden geproclameerd
worden. En ik vraag mij af of Wagner's
kunst, als kunst, deze monsterlijke ver- rr.o _
grooting op den duur verdragen zal. hij*is te regelrecht een schilder. En wat
M.a.w. of de menschheid de wereld is dan met name de winst hier, behalve
is nu eenmaal grooter dan het gebied, het ontwijken van dat gevaar? Het te
begrensd door Rijn, Oostzee, Polen, gevoelige is vermeden door het teedere.
Dit teedere is de winst en het is aange
naam te weten, dat naast
diep-doordringende, vasthoudende,
niet-loslatende schilderkunst, wij ook een teederen
schilder bezitten, wiens teederheid een
innigheid bezit, die wij niet willen
missen in onze schilderkunst; een
innigheid der lente. De meeste dezer
schilderijen zijn landschappen, naar ik
vermoed uit de buurt van Wassenaar,
en stillevens. Het meest kenmerkend
voor de stemming in Herwijnen is
het landschap met de hooge boomen en
met de lucht blauw-en-wit, met de vele
gebouwen en gebouwtjes in het groen.
kunst der kunstgenootschappen zich
bevindt en zich hoogmoedig-tevreden
vertoont (de dutters weten niet eens
meer dat zij dutten), wordt gelukkig
onze eerbied voor werkelijke schilder
kunst gestut door een, hoewel klein,
aantal van schilders, wier schilderleven
bestaat en groeit en zich ontwikkelt
buiten de slaapvertrekken" der ge
nootschappen.
PLASSCHAERT
eersten drang terecht kwamen in de
periode der wat vermoeide toepassing,
schade genoeg gedaan en zullen bij
buien dit nog kunnen doen. Van Her
wijnen is dit gevaar ontgaan, en hij
moest dit kunnen, mijden, want het
koppige theoretiseeren is hem vreemd;
Er is hier een luchtigheid, die een
geluk is; een doorspoeld zijn van licht
en lucht. Het tweede, dat ik wil ver
melden, is wat ge den doorkijk zoudt
kunnen heeten onder den hooiberg
door naar de boerderij toe en waar de
kleur een mildheid bezit, die zeldzaam
wordt gevonden. Het derde van de
acht schilderijen, dat te vergeten en
niet te vermelden een fout was in dit
artikel, zijn de twee bloempotten, die
(het is een gegeven, dat hij gaarne
meer schilderde) ook door den gaarne
gevoeligen achtergrond een bewijs zijn
van den teederen staat, waarin Van
Herwijnen's gevoel zich zonder nadruk,
.thans voortdurend beweegt....
een nieuwe lente te spreken.
,Zóó deze schilderijen, op een enkele
met beklemming den toestand er
kennen, waarin de officieele"
schilderJ oodsche portretten
Het geheim van hun levendigheid.
TK zag pas bij Hartz's werk , dat,
?*? wat ook verder de hoedanigheden
zijn van portretten, door J oodsche
schilders gemaakt, zij zoo goed als
altijd levendig zijn, hetzij uiterlijk,
hetzij innerlijk, hetzij beide. Natuurlijk
werkt daar ten eerste een karaktertrek
van het J oodsche wezsn. Deze karak
tertrek is een neiging tot het bewegende,
het dynamische, tot den dialoog. Een
Joodsch portret is altijd een dialoog,
waarbij de beschouwer een der twee
sprekenden is (een merkwaardige
tegenstelling met andere portretten
waar het schilderij als in zichzelf
verzonken is). Deze neiging tot den
dialoog wordt ook in het litteraire be
vestigd; een j oodsche schrijver is gaar
ne een schrijver van actie, van het
treur- en blijspel
Wil deze dialoog, deze actie een
belangrijke beteekenis hebben, dan
moet zij van psychologischen aard zijn.
Deze psychologische aard, deze psycho
logische nieuwsgierigheid, is zij aan
wezig, zijn er goede redenen haar te
verklaren bij Joden, bij Joodsche
schilders? Ongetwijfeld. De Joden zijn
een vervolgd volk. Zij moeten vechten
met de wapenen die zij hebben geleerd
te gebruiken. De psychologische kennis
van den tegenstander is ongetwijfeld
een der nuttigste en meest gebruik
te. Deze psychologische kennis en
nieuwsgierigheid vindt ge in het Jood
sche portret, waar zij, de Joden, den
tegenstanders vinden in den af
tebeelden, te portretteeren mensch.
Ik geloof, dat deze constateeringen,
die ik hier neerschrijf, niet te Weer
spreken zijn, en meer dan n ding
verklaren van de waargenomen leven
digheid in vele Joodsche portretten.
PL.
jan van Herwijnen:
'?*>:
f