Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
MARTIN BUBER
Twee bundels
Aus tlefen rufe tch dlch;
drelundxwanilg Psalmen In der Urachrlft
mlt der Verdcutuchung von Martin
Uuber (Schocken Verlag, Berlln)
EEN deeltje uit de Bücherei des
Schocken Verlags, waarin een
keuze uit het pas verschenen deel
der nieuwe joodsche bijbelvertaling(deel
XIV: das Buch der Preisungen) is
samengebracht, nu echter met den
hebreeuwschen text op de nevenblad
zijde. Franz Rosenzweig (f 1929) en
Martin Buber hebben gepoogd het
Oude Testament te herzeggen in een
taal, waarvan het stof van dagelijksch
sleurgebruik is afgeblazen, een duitsch,
dat door de strenge school van Stefan
George is heengegaan; zij hebben
verder de organische eenheid van
bijbelvorm en bijbelinhoud trachten
over te brengen, en wel door den
etymologischen wortel der
hebreeuwsche werkwoordstammen uit te graven,
waardoor het epische thema aan den
dag komt en de ,,mythologische" oer
kracht van de taal eenigszins kan
worden benaderd. Deze beide meesters
der joodsche theologie waren bovendien
ontdekkers van deze eenvoudige waar
heid, dat de Schrift oorspronkelijk een
boek is om gesproken en gezongen te
worden in de synagogale en huiselijke
liturgie. Dat de taal der vertaling dus
ook moet zijn om te zeggen.
Zoo kwamen zij tot hun
kolometrische vertaling, in klank en rhythme,
accent en pauze, zinsbouw en compo
sitie van breedere gedeelten, steeds zich
voor oogen stellend, dat het Woord
zich steeds weer van zijn tijdelijke
legerstee: de schrift, heeft te verheffen,
om de menschen te kunnen aan
spreken. Juist in de psalmen-vertaling
van Buber is wat wij aanduiden
extraduidelijk en extra diep te beleven.
Buber en Rosenzweig hebben van hun
baanbrekende opvattingen uitvoering
rekenschap gegeven; de essays waarin
dit geschiedde zijn kortgeleden gebun
deld in een boek: Die Schrift und ihre
Verdeutschung". Wie zich daarin ver
diept zal aan zijn verrassingen niet
spoedig een einde vinden.
Martin Bulier: Hunderd chassidi
sche Cïcsclilchten (Schocken Verlag,
Berlijn)
ONDER den titel Die
chassidischen Bücher" heeft Maitin Buber
ineendundruk editie van 718 blz., die
eveneens bij het Schocken-Verlag in
Berlijn verschenen is, de volgende,
vroeger afzonderlijk uitgegeven boeken
gebundeld: Die Geschichte des Rabbi
Nachman, Die Legende des Baalschem,
Der grosse Maggid und seine
Nachfolge, Das verborgene Licht, Mein
Weg zum Chassidismus, vermeerderd
met een uitvoerige toelichting, bij
dragen tot de Baalschem-Legende en
een aanhangsel.
Het deeltje dat hierbij aangekondigd
wordt bevat een keuze uit Die
Chassidischen Bücher", een voorproef, die
den lezer prikkelt tot, wellicht ver
nieuwde, belangstelling voor het groo
tere boek, waarvan ten onzent vooral
,,Die Geschichte des Rabbi Nachman"
en Die Legende des Baalschem"
bekend zijn geworden.
De met den naam chassidisch (on
geveer gelijkwaardige aan het Duitsche
,,welt-fromm") aangeduide
geloofsbeweging bracht een overvloed van
mondeling overgeleverde anecdoten,
parabels, gelijkenissen en symbolische
verhalen voort, handelend over de
verhouding van mensen tot God (vree
zend, vertrouwend), tot den mede
mensen, en tot zichzelf (zonde en
inkeer, leed en deemoed, etc.). Een
verzameling vol typisch-, en
innigjoodsche diepzinnigheid, wijsheid en
vroomheid.
eee
n
S. VESTDIJK
SOMMIGE boeken moest men van
hun stijl kunnen amputeeren en
vervolgens voorzien van een
eenvoudige en doelmatige prothese l
Sam Goudsmit's historische roman i)
(de eerste van een reeks, aangekon
digd onder den titel De volle maat)
behoort daartoe; dit boek wekt nei
gingen tot vertalen in het Neder
landsen bij een oorspronkelijk
Nederlandschen roman. Ik zou dit niet zeg
gen, indien dit werk voor het overige
geen sterke qualjteiten bezat, en zelfs
niet indien de stijl waarin het ge
schreven is bepaald aantoonbare fouten
vertoonde. Dit evenwel is niet of nau
welijks het geval; er zou hier dan ook
sprake zijn minder van stijlcorrecties
dan van overbrenging van het eene
idioom in het and; re. Htt idioom, waar
aan Simcha laboreert en dat de lezing
ervan bemoeilijkt, is in eersten aanleg
afkomstig uit de Hollandsche natura
listische school, met niet onbelangrijke
modernistische bijmengselen, waar
onder men sommige expressionis
tische" wendingen van Döblin meent
te herkennen, wiens Wallenstein met
de suggestief beschreven
Jodenverbranding Goudsmit wel niet
onbskend gebleven zal zijn. Maar het resul
taat hiervan is een embrouillement van
troebele, zwaar tastende qualificaties,
dat doet snakken naar een helder beeld,
een lichtvoetige volzin, iets van
Latij nsch e klaarheid. Een voorbeeld (men
vindt ze haast op iedere bladzijde) :?..
.. . slingerde een vrouw een lange
ziekelijke krachtgil uit, de handen
op haar dijen alsof zij ze uitperste, en
alsof het een bevrijding was." Htt uit
persen van dijen, zij het ook slechts bij
wijze van metafoor, kan moeilijk
anders zijn dan een bevrijding, zou
men zeggen. Op andere plaatsen stuit
men op Germanismen, die zich bij nader
toezien soms onthullen als
plastischbadoelde voortbrengselen van dit stoer
en voortvarend en inderdaad wat de
traditie betreft zér Hollandsch ma
niërisme: een rabbi m zijn enormen
grijzen waaierbaard." Of -?en dan
wordt het heel verontrustend Goud
smit gaat plotseling over tot een sim
peler, direct-sensueele beeldspraak,
waarin b.v. van een vrouw gewaagd
wordt als van een eetbare maan",
hetgeen aan een' plat
pannekoekengezicht doet denken, en dit was niet
bepaald het oogmerk van den auteur.
Zoowel bij het eene als bij het andere
procédé, dat der protserige overlading
als dat der concrete enkelvoudigheid,
die haar doel voorbijschiet, denkt men
even aan Thomas Mann, wien nage
zegd wordt, dat hij zijn heele leven lang
hartstochtelijk gezocht heeft naar het
ne juiste en treffende woord l Van
dat zoeken zelfs is Goudsmit nog ver
verwijderd. .
WARE de amputatie, waarop ik
doelde, uit te voeren maar
jammer genoeg in dit geval is de stijl
van een boek niet een arm of een been,
doch als bloedsomloop of zenuwstelsel
innig met den inhoud verstrengeld l
dan zou er in dit Simcha heel wat
prijzenswaardigs aan den dag treden.
Want Goudsmit geeft niet alleen blijk
veel historisch materiaal over de
Middeleeuwsche Jodenvervolgingen op in
telligente wijze verwerkt te hebben,
hij geeft ook blijk van een ongewone
epische begaafdheid. Epiek, collec
tieve beroeringen en de massaregie
daarvan, verdraagt ook veel beter de
nadeelen van zijn stijl, en het lijdt
geen twijfel, of de individueele psy
chologie staat hier verre ten achter
bij een enkel synthetisch historisch
verslag, bij de milieuschildering, de
theologische twisten, de veeleer als
algemeene typen opgezette diverse Rab
bijnen en voormannen der bedreigde
gemeente, en de zeer dramatische ge
beurtenissen waarop deze bedreiging
tenslotte uitloopt. Goudsmit bereikt
uitstekende dingen in zijn
schuttersfeest, zijn gruwelijke pogroms, zijn zeld
zaam aangrijpende massazelfmoord,
daar waar de Rabbijnen, ter ver
mijding van den gewelddoop en in het
bijzónder om de vrouwen voor ver
krachting te bewaren, zelf het
slachterswerk volbrengen. Daarentegen is de
held van het verhaal te vaag en te
geidealiseer d gebleven, en daarmee wordt
ook de romantische draad, die de ver
schillende tableaux aaneenrijgt, beslist
tot het zwakste punt uit het heele
boek, eensdeels door Simcha's on
duidelijke reacties op het verraad van
zijn bruid Hanna, die met den vijand
heult in den persoon van den jongen
ridder von Leiningen (mat onuitge
werkte aanduidingen van een soort
Judithrol), anderdeels door de onwaar
schijnlijke coup de théatre aan het slet,
waar von Leiningen's vader plotseling
nog door den edelen jongeling met
zijn voorbeeldig zelfbedwang
doodgestoken wordt. Een plaatsvervangende
wraak dus, die typisch schijnt voor de
Joodsche mentaliteit, tenminste bij den
schrijver, zoowel door den sterken
band tusschen vader en zoon, die in
deze (onbewuste) verwisseling veron
dersteld is, als door den afkeer van
directe actie, die hier zelfs in het ge
weld nog tot uiting komt. Of moest de
jonge Leiningen voor het tweede deel
gespaard blijven ? Psychologisch goed
gezien is verder het optreden van den
monnik Gottschalk, Joodsch bastaard,
en juist daardoor vol ressentiment te
gen de Joden, en vooral ook de wijze
waarop Reb Moschéom het leven
komt (pag. 334?335). Dat Goudsmit
den Joodschen voorstellingsschat,
ritueel en folklore, door en door kent,
bewees hij reeds herhaaldelijk in
vroegere publicaties.
Als historische roman is Simcha, de
knaap uit Worms, waarin de Joden op
zulk een brute wijze bij duizendtallen
gemassacreerd werden, belangrijk door
de actueele associaties. Neen, stel u
gerust, ik wil niet insinueeren, dat er in
Duitschland, afgezien dan van een
enkel slecht gedisciplineerd concentra
tiekamp, werkelijk Joden vermoord
zijn l Het ging en gaat daar ongetwij
feld gectviliseerder toe; men heeft in
dit verband dan ook wel van koude
pogroms" gesproken, die, althans voor
den toeschouwer, minder erg moeten
zijn dan de door Goudsmit zoo
yehement geschilderde uitspattingen. Maar,
de uitingen van den Jodenhaat mogen
veredeld" zijn, m wezen is er niets
veranderd, in wezen is er niet het
minste verschil te ontdekken tusschen
de dooplustige en sadistische kruis
vaarders uit dit boek en de geestver
wanten van Julius Streicher.
i) Sam. Goudsmit: Simcha, de knaap
uit Worms (Querido, Amsterdam)
307*
BIBLIOGRAFIE
Robert Neumann: Koning, Koningin
en Dictator (Querldo, Amattrdttm)
IN dezen historischen roman, in het
Duitsch Struensee" geheeten, schil
dert Robert Neumann ons den op- en
ondergang van den merkwaardigen
Deenschen dictator Struensee, die, als
Duitsch dokter begonnen, van lijfarts
des konings opsteeg tot de hoogste
macht in Denemarken, bestuurder van
het land naast den ktn'ng die de
gehoorzame volgeling en leerling werd
van dezen man, die aan het volk van
Denemarken den zegen van Rousseau's
leerstellingen wilde brengen. Doch
omstreeks 1770 was nog niet mogelijk
wat later de Fransche revolutie gelukte.
Struensee, gewelddadig onderdrukker
van de rechten van den adel en ver
dediger van de rechten van het volk,
wordt ten val gebracht, getroffen in de
eenige kwetsbare plek, waar hij te
raken was: zijn overspel met ko
ningin Mathilde. Hij eindigde op het
schavot.
g Zulk een leven moest Neumann aan
trekken, die steeds zijn stof zocht in de
levens der uitzonderlijken, de avon
turiers, de ,,outcasts", de blinde passa
giers van de samenleving. Hij maakte
er een groot, scherp en levend boek
van; niet enkel een historisch schilde
rij gaf hij, ook een raak typeerende
karakterteekening der optredende per
sonen, die, hoewel aan de historie ont
leend, voor ons leven als was het heden
ten dage, meesterlijk voor ons op
geroepen in den boeienden, zeer per
soonlijken verteltrant, dien Neumann,
de groote kunstenaar van de vertelling,
beheerscht als geen ander.
Soewarno-v. d. Kaaden: Nonna Dok
ter (Van Dlshoeck, Bussum)
HET is een kwaliteit van dit boek
dat men het tot het eind toe leest,
hoewel men reeds op de tweede blad
zijde het verloop van het verhaal ver
moedt en eerst achteraf maakt men
gegronde tegenwerpingen tegen den
gang der gebeurtenissen, die het ge
lukkige slot onnoodig lang verschui
ven. Het boek bevat de lotgevallen van
een jonge vrouwelijke arts in haar 2 a
3 praktijkjaren in Indië, waar de lief
desgeschiedenis met haar oom kunstig
doorheen gesponnen wordt. De ge
beurtenissen worden onderhoudend ver
teld, zonder eenige pretentie. Literaire
waarde heeft het boek niet, maar het is
een roman die vooral door vrouwen
met groote animo gelezen zal worden.
Herdrukken van Samnel Butler
TER gelegenheid van het eeuw
feest van Samuel Butler (geb.
4 Dec. 1835) zijn er niet alleen
een groot aantal artikelen over hem
verschenen, maar ook enige goedkope
herdrukken van zijn voornaamste
werk. Ik wilde op deze voortreffelijke
uitgaaf j es even de aandacht vestigen,
omdat ik geloof, dat het werk van
dezen groten satiricus, die een zo
belangrijke invloed heeft gehad op de
moderne Engelse literatuur, in ons
land nog niet veel bekendheid heeft
verkregen. In Dent's Everyman's
Library is nu zijn lange, originele,
scherp-geestige familieroman The
Way of All Flesh" verschenen met
een aardige, goed gedocumenteerde
inleiding. Dezelfde bibliotheek brengt
ons zijn curieuse, satirische Utopie:
Erewhon" met het vervolg Erewhon
Revisited" er bij in n deel. Ook in
The World's Classics is The Way of
All Flesh" opgenomen, hier met een
inleidend artikel van Bernard Shaw,
die er al jaren geleden op gewezen
heeft, hoe veel hij zelf aan Butler te
danken heeft gehad. A. G. v. K.
Schilderkunst
'S
Jan Engelman
Eeretentonnstelllng, Stedelijk
Musenut, Ansterdam
SNEEUWWITTE haren omlijs
ten het steenroode jonge gelaat
van den schilder Matthieu Wieg
man, die in deze dagen Abraham ziet
en in de vernieuwde zalen licht,
bijna te licht van het Stedelijk
Mussum het volk van Amsterdam
een keuz» uit zijn werk laat aan
schouwen.
Welke is de kracht die ons vooral
balang inboezamt, by dezen schilder?
Het is de kracht van zijn, niet aldus
gewilde, maar noodzakelijke, levende
waakschheid. Niets is zoo gevaarlijk
voor den kunstenaar als het verlies
der viriliteit, het verlies van aandacht
en van nieuwsgierigheid naar de
gebieden die hij niet ontgon. Te denken
dat man, op een bereikte vaart, wel
verder rollen kan, is reeds een half
verlies. Dit" soort van zelfgenoegzaam
heid is Matthieu Wiegman vreemd.
Hij houdt niet op van onderzoeken, hij
studeert.
Wiegman was een onderzoeker en
vernieuwer, wiens werk op tweeërlei
wijze van belang werd. Ten eerste
stond hij in het voorste gelid van die
rechercheurs", welke in de oorlogs
jaren, en kort daarvoor reeds, de
groote buitenlandsche veranderingen
d;r beeldende kunst hier introdu
ceerdan. Misschien mag men hem
den leider der School van Bergen
noemen. Moeilijk kunnen de jonge
menschen van dit oogenblik zich voor
stellen, welk een gewaagd avontuur
het was om een bij het publiek gewild
genre, om een impressionisme of een
luminisme in den steek te laten voor
dan onzekeren opbouw van een geheel
nieuw ruimte-beeld, voor de vestiging
van een nieuw kleurgevoel. De thans
vijftigjarigen, de jongeren van toen,
waagden en wonnen. Wiegman's groote
voorbeelden zijn Van Gogh en Cézanne
geweest. De laatste echter vooral. Wat
van Vincent indruk op hem maakte
was diens inzet", de zuiverheid, de
totaliteit daarvan, en misschien iets
van zijn penseelstreek. Weinig echter
beïnvloedde hem het ruimte-beeld van
Van Gogh, het extreem-motorische,
terwijl de meester van Aix hem juist
la nécessitéd'un ordre volontaire"
leerde, de stabiliteit, het
rond-gembdelleerde, zonder de détails intérieurs".
Het is zijn verdienste, dat hij uit die
experimenten een persoonlijken stijl
haalde, een eigen arabesk, die men
altijd zal herkennen. Het is dit eigene
wat een kunstenaar in het tijdsbeeld
doet meetellen, hoe men verder zijn
waardeering voor het een of het andere
moge doseeren.
Wiegman's optreden was ten tweede
van belang, 'omdat hij (de meest
religieuza natuur van z'n groep) een
grooten stoot gaf aan de zoozeer
noodzakelijke vernieuwing van de
beeldende kunst die in de kerken
verschijnt. Hij zag het steriele in van
de eclectische toepassing der historische
stijlen, of het nu gothiek was of
egyptisch (Beuron). Hij streefde naar een
religieuze kunst uit en voor dezen
tijd. Zeker is hij daarin niet altijd
geslaagd. Wanneer ds mildheid, die
hem kenmerken kan, plaats maakte
voor een zekere mate van kramp
achtigheid, voor het voluntarisme dat
al t i naakte, al te sobere geestelijkheid
bedoelt, dan inderdaad schoot hij zijn
dosl voorbij. Da godsdienstige kun
stenaar moet purificeeren, doch hij
kan zijn intenties niet duidelijk maken
zonder de lichamelijkheid, zonder het
vleesch van het kunstmiddel.
Maar Wiegman blijft een schilder,
die, waar de genade hem gunstig is,
een schilderij maakt met gedragen
tonen van brons, goud en rijke rooden.
Zijn aanwending van tinten wit ver
raadt soms groote teederheid (een der
baste schilderijen, het Zittend Meisje,
np. 20, toont dat aan). Het gaafst is
hij meest in het Stilleven, daar waar
hij een aarden pot met bloemen op
een stoelmat zst, en het gansche
schilderij moduleert naar n toon, die
van goud en rood het mixtum schijnt.
Ook in landschappen kan hij dat
zuiver-geregistreerde hebben. En wat
de religieuze tafereelen betreft, ik
had den Christus uit 1919 willen zien,
den armelijke, den bespotte,
geaquarelleerd. Ook de Boetende Magdalena, uit
1020, die waarlijk dramatisch is, door
den strijd tusschen geest en vleesch.
Zij zijn er niet. Wel is er de fraaie
Uitdrijving uit het Paradijs uit 1920,
een houtskoolteekening, die echter
meer kleur bezit dan menig schilderij.
Er is de primitieve Job op den Mest
hoop, die schoone kleur heeft in den
lendendoek (en een treffend sentiment).
Het portret van A. Roland Holst is
ietwat veranderd, zwaarder gekleurd.
In de Mulattin" (no. 31) komt een
Wiegman voor den dag dien men
zelden ziet: verwant aan Sluyters.
MR. J. F. VAN ROVEN, een
ambtenaar die zich aestheet
belijdt, heeft zich reeds tot
vele kunstenaars gewend om een
mooien postzegel te verkrijgen. In alle
stijlen en technieken is hij bediend,
maar nimmer werd het voldongen een
succes. De aanhouder wint: ter her
denking van het 3oo-jarig bestaan der
Utrechtsche universiteit, deed hij
thans den kunstschilder Pyke Koch
twee driekante zegels teekenen en
deze wekken, behalve schoone herin
neringen aan onzen philatelistentijd,
toen de tres picos en de witte rand
van Kaap de Goede Hoop zoo populair
waren, eindelijk de voldoaning van
een geslaagde proefneming.
Het feit bewijst, dat alle theorie
grauw en talent een zegen is. Zagen
wij ook niet, dezer dagen, John
Raedecker alle Cassandre- en
Colinepigonen beschamen door een" uit
stekend affiche van de opvoeringen
van Midsummernightsdream", een
affiche dat waarlijk geteekend was?
Pyke Koch heeft afgerekend met de
slordigheden en het toevalseffect der
kunstnij veren. Hij koos den
eenvoudigsten en moeilijksten weg: een
goed handwerksman te zijn. Waar
door hij slaagde? Door nauwgezet
heid en door dat tegenwoordig zoo
zeldzame schaalgevoel, bij de genade
waarvan deze postzegels goed zijn en
bij gebreke waarvan de nieuwe
Rotterdamsche baurs van Staal slecht wordt.
De figurale voorstellingen hebben het
juiste relief, er is daarin gebroken
met het moderne bijgeloof dat de
derde dimensie zonde is, en toch
werken zij goad in het vlak. Het
letterschrift is met smaak gekozen,
de groapaering dar letters is duidelijk,
geeft geen puzzlës op, zonder zich
echter op te dringen. Bovendien is de Twee schilderijen van Matthisu Wiegman ?
druk zeer verzorgd. JezusenSt.JancndeH.Frandscus van Assisi
De eene zagel, die van 6 cent, ver
toont een Minervakop. Hij is in rood- ?
bruin gadrukt. Hier is het letterschrift Mf,»hi.?w/;?«.
m.i. het best van werking, maar dit Matthieu W.egman
is te begrijpsn, omdat ds tekst minder
uitvoerig is dan die van den anderen
zegel. De tweede^ zegel, die van 12 Y2
cent, vertoont den zonder aarzelingen
geteekenden kop van Voetius en deze
is in mineraal-blauw gedrukt.
Het eenige nadeel van deze drie
kante zegels is van zuiver practischen
aard: ze zijn moeilijk te tellen, als men
ze aan het loket gaat halen, en de
meeste postzegeldoosjes zijn er niet
op berekend. Een gaarne-aanvaard
ongemak, veronderstellen we.
J, E.
Oe nieuwe postzegels van Pyke Koch, uitgegeven ter gelegenheid van het 300-jarig
. bestaan der Utrechtsche Universiteit
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 126 ? AMSTERDAM
Doorloopend Tentoonstellingen