Historisch Archief 1877-1940
S
Film
Harry Baur in Torosj Boufbo (Tuschfnsk/ Theater, AmJterdomj
Gevaarlijk beroep
v JL
D. C. VAN DER POEL
Taraes Boulba (Tuschlnskl, Am»
sterdam)
HET blijkt telkens weer, hoe
moelijk het is zich in de film
productie artistiek te handhaven.
Vele belangrijke films danken wij, wat
de regie betreft, aan het experiment
of de onmiddellijk daaruit voortko
mende verworvenheden. Vele belang
rijke creaties blijven beperkt tot een
kortstondig verrassend optreden.
Een dubbele teleurstelling vormde
nu wederom voor de tweede maal het
samenwerken van Granoueski met
Harry Baur. Hun Tarass Boulba beves
tigde de indruk van de Nuits
Moscovites. Granowski heeft de belofte niet
kunnen venrullen, die zijn weliswaar
nóg onevenwichtig, maar desondanks
toch in vele opzichten geniale Lied
vom Leben" inhield. De 13 Koffer"
kon nog alles doen verwachten, maar
daarna blijkt hij onherroepelijk tot de
middelmaat af te dalen, waarbij nog
maar heel sporadisch iets op een bij
zondere kracht duidt.
Harry Baur heeft bij zijn werk voor
de film in de eerste plaats te lijden ge
had onder het scenario, dat men steeds
weer voor hem koos, waardoor een
grote inzet met La Canaille" al
spoedig tot clichéverstarde. Wat het
scenario waard is, zien wij bij deze
acteur duidelijk, nu wij door het prij
zenswaardig initiatief van de directie
van Alhambra te Amsterdam in staat
waren in n week drie belangrijke
films van hem te zien, zij het dan ook
niet in chronologische volgorde. Vooral
in Rotchild" dankt Baur zijn slagen
' '
/ !'?' ^-~
f ?<;
' "?? "\ f i..
Tooneel
STELSELLOOS SOISIDIESTELS
Eduard Verkade
HET is dit afgeloopen seizoen
vreemd toegegaan bij het
verdeelen van subsidies voor
tooneelvoorstellingen met kunstwaarde.
B. en W. besloten daarom niet langer
bepaalde voorstellingen te subsidieeren
op advies van een letterkundige of
anders kundige commissie. Neen, nu
wilde men wederom eens het subsidie
vooraf vaststellen voor het geheele
komende seizoen. En wel op deze wijze:
in de eerste plaats zou het gezelschap,
Het Amsterdamsch Tooneel" als
eerste bespeler dertig duizend gulden
krijgen, en vervolgens zouden de overige
10.000 gulden bestemd worden voor....
ja, het erkend beste gezelschap daar
buiten: het Centraal Tooneel, onder
Laseur.
Terecht kwam, toen dit plan rucht
baarheid verkreeg, van vele zijden pro
test tegen dit ontwerp. Waarom zouden
Het Masker", Het Schouwtooneel",
Louis de Vries, Saalborn en zoovele
anderen heelemaal niets ontvangen?
Déze protesten werden echter in den
Raad ten onrechte uitgelegd als be
zwaren tegen een niet verdeelen der
? 10.000,?en zoo is nu besloten dat
het Amsterdamsch Tooneel geen
vergeten mocht worden.
Zoo kreeg Laseur voor drie
>r een dergelijke groote uitvoering
ok bereikbaar zou worden voor
muelc- of operaliefhebbers met kleinere
eurzen en voor leden van
vakvereeni;ir.gen.
De stad gaf zoodoende indirect aan
en klein getal uitverkorenen een ge
denk van drie tot vier gulden.
Misien heeft dit destijds voor de
yagnervereeniging hetzelfde
ongunItiije resultaat gehad als de officieele
stellingen (Drie dagen onderde Lefolksvoorstellingen voor
tooneelgezelden, Oude Liefde en Meisjes Ly<:i
want toen Het Voorste Legioen
kwam, was er geen geld meer
nibel): ? 1500. Het Masker voor
stukjes Fransch repertoire
Mauhs in n daarvan niet te
? 1250,?óf ? 1000,?(dit is ons
bekend). Het Schouwtooneel ?
appen hebben, zoodat hun
ledenntal afnam, of waardoor onder de
mr betalende leden ontevredenheid
t stond. In elk geval geeft de
Wagnerrjeniging sinds een vijftal jaren haar
etal groote voorstellingen weer
uittend voor leden.
Zij behield echter op de een of andere
voor twee oorspronkelijke werkenlijn het subsidie (voor b.v. een
evenLamers en Gooien; Louis de Vr.e ie el ballet), maar sedert het vorige j aar
Cor Ruys kregen naar ons w *ft de Wagnervereeniging een extra
niemendal, en Jacques van H< jorstelling, die ontstaat uit de
samen? 250 (Verdriet gaat voorbij). erking tusschen het
concertgebouwDe subsidies voor voorstellingen 'kest en een tooneelgezelschap (tot
bijzondere kunstwaarde voor Het n toe Het Amsterdamsch Tooneel). De
sterdamsch Tooneel waren aannu ir>te voorstelling dit keer was
toelijk grooter o.a.voor De Beul alle irkelijk voor leden van de
Wagner? 2500,?. Bij elkaar zal het Am ireeniging, n zij die ? 10,?voor den
?' . *-.. . m A - _ _ A. . **« «.« «.
damsch Tooneel zeker een ? 4000
ben gehad, behalve haar vaste toAor leden van vakbonden enz.: eerste
van ? 20.000.
Bij besprekingen over subsidies
neemt men in den Raad nooit ve< l
het bedrag voor de Wagnervereenig
dit bedrag van 10.000 gulden zal wor- maar ? 4000,?bleven haar deel.
is men nu het volgend jaar ten
zichte van de Wagnervereenigirg
plan?
Dit jaar was er eenigszins geharrAnde de Wagnervereeniging de laatste
den verdeeld tusschen Laseur, Arnoldi
en Frits Bouwmeester, resp. Centraal
Tooneel, Het Masker, Het Schouw
tooneel, naar goedvinden van B. en W.
Hoe was het nu in het afgeloopen
seizoen gegaan? Toen kreeg Het Am
sterdamsch Tooneel ? 20.000,?vast,
en de overige 15 mille moesten ver
deeld worden tusschen alle gezel
schappen in verhouding tot de voor
stellingen met kunstwaarde, waarbij
De subsidie van de WagnerverAartegenover de Wagnervereeniging
ging dateert van ongeveer 10 ja?r
Zij verkreeg deze op de volgende w» lijks dan n voorstelling weet
bijVoor een subsidie moest de WaJn te brengen, op een wijze, die, wat
vereeniging n of twee van haar d
een belangrijk lageren entreepriis
Duitsche film hadden helpen opbod
Met Het Masker Valt heef:
echter plotseling en onverwacht
den wij niet zo juist nog Do
Tonka" hopeloos zien verknoeien
film
herstel. Weliswaar is deze
bouwd om het spel van de
grote acteur Wegener, die het
aan een intelligent en boeiend scenario
en enige werkelijk uitstekende tegen
spelers. In de beide vroeger ver
toonde films Un homme en or"
en Samson" is hij, zeer tot zijn nadeel,
door het gegeven telkens weer geheel
teruggedrongen in de sfeer van zijn
eerste verrassende optreden in Ca
naille de oudere man tegenover de
jonge vrouw.
In Tarass Boulba komt Baur in
de zo geheel andere rol van de
kozakkenhoofdman in het verhaal van Gogol
niet uit boven de figuur men zou
soms zelfs geneigd zijn te zeggen: de
figurant. Een knap gemaakt masker
en een imposante kolos, maar verstard
tot een enkele uitdrukking, tot een be
weging. Een figuur geplaatst temidden elke typering in volledig evenwi
van de andere figuren, zonder werke- de anderen en tot het geheel. Een
jrsten rang wilden betalen. De tweede
mg ? 2,?. De derde voor de overige
di-n der Wagnervereeniging of ? 5,
it-ee voor het publiek.
Men kan dus zeggen, de stad ver
jaar een subsidie ongeveer even
oot, als die welke gezamenlijk aan
Ie tooneelgezelschappen buiten Het
n iterdamsch Tooneel gegeven wordt,
een soort exploitatie-vereeniging
it tooneel betreft, iedere kunstzinnige
kostbare" voorstellingen geven tlrticuliere impressario haar kan
veritcren en die wat de muziek betreft,
een lid per voorstelling betaalt, vlen impressario behoeft.
lEn dus ontving in het afgeloopen
zoen: Het Amsterdamsch Tooneel in
[t geheel ongeveer vijfmaal, de
WagHet resultaat was in verhoudinglrvereeniging evenveel als alle andere
zelschappen te zamen. Op
uitsluiicl artistieke motieven kan deze
vermiing niet verdedigd worden. Want
inneer men de prestaties van Het
stap gedaan in de richting van vo|n*terdamsch Tooneel scherp onder
loupe neemt ten opzichte van andere
Welschappen dan gaan deze hoogstens
g af, geenszins óp. Het
Amsterdraagt, maar dit is niet alles. EsAn*ch Tooneel is een uitgebreid
gerassing is het scenario van TheJlschap met twee directeuren-leiders.
Harbou, die een bij haar niet ver^d.vnks dit feit blijkt het hoogstens
gevoel voor maat en verhouding
Een verrassing is de uitstekenc
zetting onder regie van Rudolf vo
Noss. Elke figuur sterk getypet
op het kantje af van te sterk \
lijk eigen leven.
Granowski's werk is een grote" film,
maar geheel veruiterlijkt. Noch een
beeld van het sociale leven en de sociale
strijd van die tijd, noch milieuschilde
ring, zoals wij die b.v. in een goede
opvoering van Gogol's Revisor vin
den. Bovendien onevenwichtig en op
vele punten uiterst zwak bezet. Een
kijkspel .zonder eigen filmische waar
de en een kozakkenkoor met de Steppe
als achtergrond. Maar stellig niet een
beeld van het leven der kozakken,
zoals Gogol dit in zijn Tarass Boulba
heeft gezien.
Rehabilitatie
Het masker valt (Rembrandt The
ater, Amsterdam)
DE Duitsche filmindustrie der
laatste jaren was bedenkelijk op
een peil gekomen, dat onze be
langstelling niet meer waard is. Het
nieuwe regime had inplaats van iets
nieuws te brengen, geen andere invloed,
dan het behoud van het oude onder
aftrek van de vele uitstekende, maar
niet 100 pCt. arische krachten, die de
Paul Wegener en Rose Strodner in
vult Romhrnndt Theater
dosering van ernst en humor.
Een film, die geen kunstwerl
in dien zin, dat de camera een '
rijke eigen waarde toevoegt a
wat haar wordt voorgezet en e>r<
een typisch product van het
Duitsland" (dat nog altijd
staat een vijftal opvoeringen te
sngen. Dit is, tenzij aangevuld met
groot repertoire uit vorige jaren,
rkelijk te weinig voor de
Stadslouwburgexploitatie, en dit oude
rtoire bestaat langzamerhand uit:
Chineesche Landhuis en
Pyg»»»
AT de waarde der huidige lei
ding betreft: Van Dalsum is als
;eur uitzonderlijk naar voren
gen als de zoeker naar een nieuwen
Maar het is nu langzamerhand
export in aanmerking schijnt te kof duidelijk, dat hij er in den loop der
maar een evenwichtige goedefilrr,d m niet in slaagde den eeuwen ouden
van deze kant niet meer gewend fl matischen inhoud in een dergelijken
Alleen blijkt ook hier weer, m te brengen. Van Dalsum is een
moeilijk het is een verhaal bel.o ot kunstenaar, wat niet wegneemt,
af te sluiten. Als vele films eindij zijn voorstellingen steeds meer,
deze zo ongeveer op de wijze t k zij hun geforceerden vorm,
uitersprookjes onzer kinderjaren: ,e zijn geworden, terwijl de inhoud
leefden lang en gelukkig". 'der waardevol werd en verwrongen.
Nu is het wel waar, dat deze i e hoop, dat De Beul in dezen het
deling ook het grote bioscooppi ninatiepunt gevormd had, en
Bioniet geheel onwelgevallig is, m ai >hie een gelukkigen terug- of inkeer
mogen als volwassen mensen ten duidde, is door de wijze waarop de
ummernightsdream" voor de
rwerpers kwam weer grootendeels
bodem in geslagen.
'at Defresne betreft, deze is zonder
'gen strijd als regisseur op een
'splaats gekomen, die hij geens
vullen kan. In deze vier jaren van
rschap bracht hij, in decor van
Dalsum, n enkele voorstelling
toch wel iets meer verlangen. D.C.vl
KUNSTZAAL VAN
ROKIN 126 ? AMSTERDl
Doorloopend Tentoonstelling
Schilderkunst
Een nieuw Domraam
JAN ENGELMAN
PAG. 10 f EN E Nö. 3081
Therefore, to every spirit
which Christianity summons to
?
her service, her exhortation is:
Do what you can, and confess
frankly what you are unable to
do...."
John Ruskin: The
Nature of Gothic".
BOVEN de groote rivieren in dif
land zijn de kerken, waarvan
men de architectuur bewondert,
in handen van de Protestanten. Dat de
witkwast er schade gedaan heeft zal
niemand ontkennen. Ook kan men het
niet als buitensporigheid of weelde
zien, wanneer bouwkundige fouten en
toevoegingen uit tijden, die niet ont
vankelijk waren voor hun oorspronke
lijke schoonheid, verwijderd worden.
En toch, met een van die gepaste in
consequenties welke het leven levend
maken, moet men zich-zelf bekennen,
dat men ze liefhad in hun witheid, hun
soberheid, hun strengheid. Dat men
met den armen sier van orgelfronten,
banken, canonborden, cenotaphen en
flauwgetinte vensterglazen grijs,
groen, paars vrede had gekregen. Er
was vaak iets in van voornaamheid en
diepe stilte.
De protestantsche kerkeraden, ge
voelig voor het verlangen der
geloovigen naar meer atmosfeer, begonnen
met liturgie en sierkunst in een
moeilijken tijd, een tijd waarin het kunst
ambacht zoekt, experimenteert, en
weinig rijpe vrucht levert. Of de kerke
raden bediend worden op een wijze,
die de verre vergelijking kan doorstaan
met het architectonische goed dat zij
kregen overgeleverd en conserveerden?
Ik geloof het niet. Zinvolle
iconographie en symboliek heeft het
Protestandie althans repertoire hield: Circus
Knie. Van de laatste drie jaar mag
feitelijk alleen Electra genoemd wor
den, hetgeen zonder orkestgebouw
orkest, muziek van Diepenbrock, taal
van Boutens, en een prachtig decor
van van Dalsum niet geslaagd zou zijn
geweest. Van het droeve verhaal van
drie koningskinderen en het lijden van
de oudste, Electra, tot de moord op
haar vader is gewroken, bleef weinig
over. Waar moet onze belangstelling
op berusten, als geen gevoel van be
vrijding voor den toeschouwer mogelijk
wordt, nadat Electra's lijden, opoffe
ringen en volhouden niet duidelijk tot
een rechtvaardige oplossing leidden?
Dit nimmer naar een oplossing lei
dende in Defresne's regie, is hetgeen
zooveel voorstellingen doet mislukken
(Schuld en Boete is mede een typisch
voorbeeld ), het tijdelijk uitgeputte"
in van Dalsum's regie is waarschijn
lijk mede de reden, dat tal van jon
geren vertrokken (Cruys Voorberg, Ben
Royaards, Geórgette Hagedoorn, en
Croiset), en wel juist de opgroeiende
kern van het gezelschap.
Het Amsterdamsch Tooneel is on
tijdig ouwelijk" geworden en bezit
momenteel geen enkele vooraanstaande
acteur of actrice, die een jonge rol
onder de dertig kan vervullen. Hoe
zullen deze leege plaatsen worden aan
gevuld in de naaste toekomst?
Het is onmogelijk, d.at de overheid
van de stad Amsterdam dit proces in
het Amsterdamsch Tooneel geheel is
ontgaan en de a.s. verhooging tot
? 30.000 van het subsidie lijkt daardoor
meer op een maatregel van een zich
zelf zeker stellen als exploitant van
den Stadsschouwburg, dan een blijk
van artistiek vertrouwen in het levend
streven naar hoogere kunstuitingen
van cultureele waarde voor de
Amsterdamsche bevolking.
tisme bij ons weinig, men ziet dat dui
delijk, wanneer men de aangeschafte
kunstwerken bezichtigt. Maar dat is
tot daaraan toe. Ernstiger lijkt het mij,
dat het vormvermogen der bezige kun
stenaars in de meeste gevallen niet toe
reikend moet heeten.
Zoo is het mij niet mogelijk, in te
stemmen met de juichtonen van de
critici, die het noordelijk transeptven
ster in den Utrechtschen Dom van R. N.
Roland Holst een meesterwerk noe
men. Het zou mij thans te ver voeren,
als ik uitvoerig A. M. Hammacher ging
weerspreken, die in zijn critiek voor de
N.R.Ct. een aanval doet op de aan
hangers der wijze opvattingen, die on
der geen voorwaarde van een architec
tonisch primaat zullen weten",
menschen, naar hij zegt, die in óns land
nauwelijks de bereidheid hebben om
kennis te nemen van een wereld die de
hunne te buiten gaat." Maar ik kan
toch in het kort zeggen, dat de heer
Hammacher strijdt tegen woestelingen
die niet bestaan. Alleen omdat men
terdege kennis heeft genomen van het
ware wezen van het architectonisch
primaat"; omdat men de lucht van
kathedralen veelvuldiger en natuur
lijker heeft ingeademd dan de
menschen die er zoo druk over schrijven en
heeft leeren zien dat de toppunten van
de zoogeheeten monumentale kunst
een redelijke vrijheid, een element van
improvisatie, niet versmaden; omdat
men van gewilde vlakheid en primi
tiviteit niet weten wil en b.v. den twee
den Bosschen wand van Derkinderen
een even verkeerde, als door haar uiting
van geestelijk verlangen ontroerende
wending acht daarom staat men
critisch tegenover een kunst die met
bespiegeling en speculatieve schrifturen
wil afdwingen, wat zij door haar ver
schenen, vorm niet kan. De kunstwer
ken die de heer Hammacher enthou
siast beschrijft lijden, om zijn eigen,
onlangs in Prisma" neergeschreven
woorden te gebruiken, aan het be
denken van het symbool". Zij zijn te
vol aan plastischen conclusiedrang
de inhoud van ons leven, van het leven
dergenen die ze maken, vult hun vor
men niet.
GEWAPEND met een binocle (neemt
men die niet mede dan verwart
zich volkomen de blik) heb ik het
nieuwe transeptraam van Roland Holst
langdurig en bij herhaling bekeken.
Het is zonder twijfel beter, rijper, dan
het zuidelijke venster, dat tien jaar
geleden ontstond. Dit laatste vertoont
veel te veel bonte kunstnijverheid; de
reusachtige doornenkroon met de ge
weldige bloeddruppels is een zeer on
bescheiden motief; de vier Evangelis
ten hebben gelaatsuitdrukkingen en
gebaren die noch hartstocht, noch
geestelijkheid weerspiegelen. En de
compositie is zwak. Wat dit betreft,
dichter bij een slagen zou Roland Holst
hier misschien geraakt zijn, indien hij
de figuren der Apostelen had laten
zakken naar de basis van het
venstervlak. Hij had er dan een levendiger
groep van moeten maken, een soort
festoen van gebarende figuren, en de
rest van het raam blank laten, of zér
sober ornamenteeren. De vensters in
de Nieuwe Kerk te Amsterdam geven
daarvan een uitnemend voorbeeld.
Het nieuwe raam is levender, vrijer,
beweeglijker (kwam Holst dan toch
een weinig naar den kant der
woestaards toe?), maar in zijn concentratie
om den hoofdpijler der traceering toch
tevens rustiger dan het vroegere. Wan
neer men het bekijkt met
namiddaglicht erachter, dan blijkt het inderdaad
dichter bij den geest der kerk te staan
dan het Zuiderraam. Het heeft een
zeer hoffelijke en zinvolle verwerking
van bijbelsche motieven, het sproot
zeker uit een edeler en voornamer
geest, het heeft meer echte compositie
dan het andere, het is meer bestorven
van kleur en als globale vulling van
het vlak kan het, bij een eersten blik,
bekoren.
Maar mijn hoofdbezwaar tegen het
nieuwe venster is dit: ik kan het niet
lezen, Roland Holst is verward geraakt
in het alterneeren van vrijheid en ge
bondenheid. Alle groote uitingen van
monumentale kunst kan ik evenzeer
in hun onderdeden eenvoudig lezen,
als genieten in hun stroomende totali
teit. Ik kan de fresco's van Giotto
lezen, ik kan de ramen van Chartres,
Bourges, de Sainte Chapelle en Straats
burg lezen, ik kan de groote schilde
ringen van Michel Angelo en Raffaël
lezen, ik kan de vensters van de
Crabeths te Gouda en het plafondtafereel
van Tiepolo in de Residenz te W
rzburg lezen. Bij het nieuwe raam van
Holst is dit niet het geval. De details
maken zich niet los uit de massa, zij
zijn er ook niet harmonisch in ver
werkt, doch er in verward. Men moet
ze zoeken, als op een zoekprent. Wat
is de oorzaak daarvan? Ten eerste,
geloof ik, een te groot gebrek aan lichte
fond achter die details. Vaak schiet de
fantasie van den glazenier te kort en de
teekening verdwijnt in de te zware
kleur der omgeving. Maar ook de wijze,
waarop de voorstellingen in haar om
trekken geteekend zijn, veroorzaakt
de onduidelijkheid. Als voorbeeld neem
ik de Ark van Noach, aan den
benedenkant. Is dit niet een groezelige voor
stelling? Qua kleur valt die Ark met
omgeving uit elkaar. En zij is niet
ruimtelijk opgelost. Roland Holst heeft,
hoewel besluitend tot een grooter le
vendigheid, de ruimtelijke suggestie in
dit venster blijkbaar weer met opzet
vermeden, in een angst om klein" en
naturalistisch te worden. Dit vermijden
van de derde dimensie a priori te
veroordeelen, de kunstgeschiedenis be
wijst het, ware een even groote kort
zichtigheid als het programmatisch
veroordeelen van hare toepassing.
Maar waar blijft, vermijdt men haar,
de winst, indien de voorstellingen niet
zóó worden dat zij, in den Rilke'schen
zin, der dingen gezicht ontvangen, in
dien zij wezenlijk plat en vlak blijven,
schijven zijn en geen lichamen, niet
voor den dag komen met dat groote
rhythme waarin een vlakke versiering
toch kan uitmunten ? Zoo zou ik kun
nen spreken over de andere details, de
zevenarmige kandelaar, de harp van
den koninklijken zanger, of de hand
met staf die water uit de rots slaat.
Maar ook over de vier figuren: Aaron,
David, Mozes en Elia. Wat deze vier
figuren betreft, gewichtiger misschien
dan het feit dat zij niet helder getee
kend tegen het licht en in het tapijt
staan, maar geabsorbeerd worden door
alles wat hen omringt, is het verschijn
sel dat zij psychisch niet veel
meedeelen. De figuren zijn zwaar en oud
testamentisch machtig gedaan, maar
wezenlijk wegen zij niet veel aan ziel
en expressie. Hun kracht overtuigt niet.
Zoo is mijn bevinding. Niet de
vrucht van een parti-pris tegen waar
achtige monumentale kunst wat mij
tot een dwaas zou maken maar van
een gang, vol goeden wil en verlangen
om te bewonderen, naar den Dom van
Utrecht. Ik prijs den droom dien Ro
land Holst in het hoofd heeft. Die is
uit en van het edele socialisme, het
goede toekomstverlangen, de behoefte
aan een betere hiërarchie, welke in
zijn gansene familie léven. Ik wensen
den jongeren uitvoerder van groote
werken in kerken en andere publieke
gebouwen deze idealen, dezen ernst toe.
Een niveau dat uitkomt boven de dar
telheid. Teekening met hoogen geest.
Maar ik zag in den Utrechtschen Dom
niet den levenden en beheerschten
vorm, waarin het Verlangen zou moe
ten verschijnen.
i i
f