De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 19 juni pagina 9

19 juni 1936 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van DeZGroene H-MARSMAN DE waarnemend-griffier bij het kantongerecht te O. was een dor en ongelukkig man. Hij was dertig jaar oud, ongetrouwd en zonder bepaald gebocheld te zijn toch nog al hoog in de schouders en bijzonder onaangenaam om te zien. Hij had een smal, grauw gezicht en sluike aschblonde haren, die te weerbarstig waren om be hoorlijk te worden gekamd. Hij droeg 's zomers en 's winters dezelfde kleeren. De jeugd van dezen eenzelvigen man was niet vroolijk geweest. Dit lag meer aan zijn aard dan aan de omstandigheden, maar ook deze laatste waren weinig opwekkend. Tusschen een stille ziekelijke moeder, die weg kwijnde tusschen vrees voor den dood en vrees voor het leven en een vader die alleen belangstelling had voor zijn manufacturen was zijn jeugd gesloten en schuw vergaan. De moeder stierf jong, op een Meiavond tegen den schemer, terwijl zijn vader de kas opmaakte en hij aan zijn huiswerk was. Zij zaten tegenover elkaar aan de tafel opzij van de bedstee, waarin de zieke vrouw sluimerde. Plotseling opgeschrikt uit haar droomen, stortte zij, schreeu wend zooals zij nog nooit had geschreeuwd zij, de stille die nooit iets hardop had gezegd met verwilderde haren in haar nachtpon den dood in. De huishoudster, die haar opvolgde, kwelde hem door het enkele feit dat zij zong in huis, maar zijn vader waardeerde haar omdat zij niet stal. De jongen ergerde zich aan haar slordigheid en aan het gebaar waarmee zij door haar vettige haren streek en haar hand dan weer afveegde aan haar schort. Spelen, gevechten, straatschenderijen, wilde zon nige middagen buiten en op de rivier, hij had ze niet dan van verre en van hooren zeggen gekend. Zelfs voor postzegels had hij geen hartstocht, laat staan voor vliegers en meisjes. Toch werd hij weinig geplaagd door de schoolkameraden. Men merkte zoo weinig van hem. Hij was stil, hij kende zijn les, hij was niet opvallend knap, hij was noch geliefd, noch gehaat. Een bescheiden en kleurloos toe schouwer, die zijn eenzelvigen weg ging en van het leven geen last of vreugde ondervond, zoo min als het leven van hem. Toen ook zijn vader gestorven was, kwam hij in huis bij zijn oom, een klokkemaker in dezelfde stad. Hij was toen 19 jaar en kon, daar zijn oom, trotsch op zijn studeerenden neef, hem voor niets in huis wilde nemen, van hetgeen hij geërfd had rechten studeeren in de naburige stad. Zijn leven op de universiteit verliep vier jaar lang zooals heel zijn jeugd was verloopen. Alleen ontwaakte in hem geheel onverwachts omstreeks zijn twintigste jaar een stille hartstocht voor het recht en het rechter schap en hij werd bezocht door eerzuchtige droomen. Toen de vier jaar, die hij zich voor zijn studie gesteld had, verstreken waren, werd hij waarnemend-griffier bij het kantongerecht in zijn stad O. en hoewel hij door zijn ijver en accuratesse uiter mate voldeed, dacht hij er de eerste jaren niet aan te solliciteeren naar een griffierspost. Hij verzekerde zichzelf en de menschen die er hem naar vroegen, dat hij zoo weinig haast hier mee maakte, omdat hij eerst volkomen beslagen ten ijs wilde zijn en in zekeren zin was dit waar. Maar ook toen hij de meest ingewikkelde actes droomend kon stellen en jaren nadat de kantonrechter er mee was begonnen hem vrijwel alle vonnissen te laten maken ging hij nog niet naar Den Haag om te solliciteeren en de kantonrechter, die een uitstekende kracht aan hem had, drong er niet meer op aan dat hij trachten zou verder te komen. Zelfs zijn oom, teleurgesteld in zijn trotsche verwachting, liet de kwestie tenslotte maar rusten. Zijn neef had er blijkbaar zijn duistere reden voor waarom hij zijn promotie nog niet wilde. Tegenover het meerendeel van zijn stadgenooten bekleedde Verburcht trouwens een bizonder waar dige positie. Hij was verbonden aan het ,,Gerecht" en niet op de wijze van deurwaarders en advocaten, die in zekeren zin toch nog zakenlui blijven, maar als ambtenaar bij die indrukwekkende machinerie van de rechterlijke macht. De advocaat is voor het Hollandsche publiek altijd de advocaat voor kwade zaken (en het puritanisme is heimelijk dol op wat van professie slecht is) maar voor het recht dat zetelt achter de groene tafel heeft het een stom en onderdanig ontzag. De advocaat is een goochelaar, een koorddanser op het slappe touw der recht schapenheid, een handige kerel op de markt en hoe handiger, hoe slinkscher en immoreeler, hoe mooier, maar de rechter is, na den predikant, een eerbiedwekkend idool. Iets van dit justitieel aureool omstraalde ook Verburcht's onaanzienlijk gezicht. Waarom zou hij dan deze rust en betrouwbare waardigheid blootstellen aan de schande, die een mislukte sollicitatie haar ook in de oogen der menschen ongetwijfeld berokkenen zou? DE jaren gingen voorbij en Verburcht bleef waar hij was. Toen hij vijf jaar waarnemer was, stierf zijn griffier, die reeds een tijd met ziekteverlof in Davos was geweest en men dacht algemeen, dat nu Verburcht hem opvolgen zou en even herleefde ook in zijn hart de hoop op promotie. De kanton rechter j die hem graag wilde houden, gaf hem te kennen, dat hij nu eindelijk eens moest probeeren zijn slag te slaan en ook zijn oom en zijn kennissen vervolgden hem weer met dat ontzenuwend soort van aanmoediging, waardoor hem ook vroeger zijn laatste grein zelfvertrouwen ontzonken was. Maar ook deze aanvechting van eerzucht was spoedig voorbij en hij was al zoo aan het berusten gewoon, dat het hem weinig meer griefde toen hij las dat de griffier uit Hulst naar O. werd overgeplaatst. De nieuwe griffier was voor Verburcht een vol komen raadsel. Hij kocht boeken bij tientallen, die hij niet las, dassen en schoenen die hij niet droeg en een roeiboot waarin hij niet roeide. De eenige inkoopen, die snel en afdoend hun bestemming be reikten, waren spijzen, sigaren en drank. Want al was de griffier niet sober genoeg om een epicurist te zijn, een gastronoom was hij zeker. Vooral op den duur werden Verburcht's gevoelens voor den griffier uitermate gemengd. Hij was getroffen door zijn groote gastvrijheid, zijn wel levende charme, zijn geestigheid en hij waardeerde het buitengewoon dat mr. Cox hem dit alles zoo ruim deed genieten, maar hoewel hij het, vooral in het bijzijn van derden, zeer op prijs stelde, dat deze hem geheel als gelijke behandelde, schokte het in zekeren zin zijn gevoel voor hiërarchie. Het griefde hem ook, dat de griffier al spoedig een weinig degelijk man bleek te zijn, hoewel een blik op zijn uiterlijk de gedachte aan het volkomen tegendeel wekte. Telkens wanneer Verburcht door .MULléDE GROJENEJto 3061 zijn oom of een ander hierover gepolst werd en met het oog op zijn vriendschapsrelatie al bij voor baat verwijtend, zat hij op spelden. Want hoe graag hij ook wilde, hij kon niet verbergen, dat ook hij wel den indruk had, dat mr. Cox een koopziek ver kwister was, dat er allerlei lichtzinnige vrienden bij hem kwamen logeeren en dat hij tegenover zijn neiging tot alcohol nóg toegeeflijker was dan tegen over zijn andere driften. Dat de griffier zich af en toe eens aan het schrijven van verzen te buiten ging, gaf voor alles weliswaar een verklaring, maar het maakte de zaak er vooral niet onschuldiger op. Een dichter kan doen wat hij wil, maar hij houde zich buiten de magistratuur! De positieve gevoelens, die Verburcht koesterde voor mr. Cox werden langzamerhand geheel opgehe ven door zijn groeiend bezwaar tegen de wijze waar op deze taak zijn bleek op te vatten. Aanvankelijk had hij gedacht dat dit veronachtzamen voortkwam uit verstrooidheid en traagheid, maar al spoedig werd het hem duidelijk dat de griffier voor zijn werk niet veel meer dan een onverschillige min achting had. De opmerkingen, die hij zich over het werk ter griffie veroorloofde, de fouten, die hij maakte de enkele keeren dat hij wat deed de achterstand, dien hij in het werk liet ontstaan, alles getuigde ervan hoezeer hij het ambt eenvoudig verachtte. Het griefde Verburcht, ook omdat hij zich afvroeg hoe minderwaardig mr. Cox ook hem in zijn hart wel moest vinden, met zijn schuwe vereering voor het Recht, de Magistratuur en den Staat. Dingen die de griffier theoretisch trouwens zelf ook geweldig vereerde, maar die hij door de practijk van zijn leven eenvoudig in discrediet brach De griffier, die tot zijn opluchting zag, dat alles veel beter liep als hij er niet was, trof een regeling met Verburcht en liet zich zelden meer zien. Hij ging vier weken met ziekteverlof naar Egmond aan Zee en nam daarna zijn officieele vacant ie. Toen was de zomer ten minste voorbij. DE wekelijksche zitting was voor Verburcht een ergernis en een vermaak. Hij zat erbij om den griffier af en toe een nuttigen wenk te kunnen influisteren, waarvoor deze steeds bizonder erken telijk was, maar verder deed hij er niets. De.kanton rechter, weggezakt in zijn stoel, sprak vonnissen uit, hoorde partijen aan en ondervroeg de getuigen. Zoo ging de morgen voorbij. De griffier keek, als hij niet ijverig schreef, den gang van zaken met een soort afwezige bevreemding aan.,,Waar zit hij nu weer aan te denken?" vroeg Verburcht zich geprikkeld af, aan zijn verzen? Aan de inkoopen die hij straks weer moet doen?" Het was moeilijk te zeggen, maar hij vermoedde toch dat zijn tweede suppositie de juiste was. Toch was de griffier de eenige van hen drieën, die het voorkomen had van een waar magistraat. Hij zat erbij, vond Verburcht, als een lid van den Hoogen Raad, dat per ongeluk op deze plaats terecht was gekomen, en tot in de verstrooide verveling van zijn blik behield hij de waardigheid van zijn hooge functie. De kantonrechter merkte dit niet, die had geen oog voor de sarcastische zetten van het lot, wist Verburcht, vermoedelijk omdat hij zelf zoo'n zot was. Het zal niemand bevreemden dat de aanwezig heid van een dergelijk griffier Verburcht's inge slapen eerzucht weer wekte. Hij dacht bij zich zelf.... als zoo iemand griffier is geworden, dan had ik het allang kunnen zijn", en hoewel ook de oude vreesachtigheid met het wakker worden van zijn zelfrespect den kop weer opstak, ditmaal hield hij moed. Hij studeerde, hij solliciteerde, hij zat meer op de griffie dan ooit. Hij had zijn hoop gesteld op Ter Apel, en het werd een Jeruzalem voor hem, waar hij tronen zou in het Sanhedrin. Hij brandde van ver langen er vast eens te gaan kijken, en toen op een achtermiddag de overmoed hem te machtig werd, nam hij den Gids voor de Rechterlijke Macht, en bevend en zegevierend streepte hij onder Ter Apel den naam van den vertrokken griffier genadeloos door en schreef er den zijne voor in de plaats: Mr. Th. Verburcht. Toen bladerde hij verder en zocht naar de steden waar hij later rechter zou willen zijn. De ondeugd werd ook ditmaal beloond. Op een zomeravond las hij in de krant zijn benoeming. Hij schrok zoo, dat hij er op slag een beroerte van kreeg. Zijn oom vond hem dood in den tuinstoel, de krant in de hand. Hij legde zijn hand op het hart van zijn neef en constateerde den dood. Vol weemoe dig ontzag dacht hij aan de gebroken carrière, op het oogenblik dat deze loopbaan laat, maar nu ook zeker zeer glorieus, pas begon en aan de krasse be schikking van den minister, die den goeden Theo met n slag via Ter Apel naar de andere wereld had gepromoveerd. Ook de griffier, die kwam condoleeren was zichtbaar ontdaan. Hij dacht aan de ontzaglijke taak die hem nu weer te wachten stond. NAAR GOEDKOOP EN GOED. AAN KWALITEIT NIETS INGEBOET Vacanties in Zwitserland het toeristenland bij uitnemendheid zijn dit jaar weer goedkooper geworden, De spoorwegen geven 30-45 /0 reductie bij een verblijf van ten minste zes dagen. De prijzen voor de 8- en 15daagsche algemeene abonnementen zijn kortgeleden opnieuw verlaagd. Zij kosten nu 3e klasse Frs. 45.?voor acht en Frs. 63.?voor vijftien dagen. Toeristenbenzine Buitenlandsche automobilisten kun nen bij een verblijf in Zwitserland van tenminste drie dagen, tot een maximum van 300 liter, hun benzine krijgen tegen 30 centimes per liter; dit is goedkooper dan in eenig andef toeristenland. Uittilt Voor voHedige inlichtingen, prospectussen en biljetten gelieve U zich te wenden tot het Zwitsersch Verkeersbureau, Officieel Reisbureau der Zwits. Bondsspoorw. Koningsplein 11, Amsterdam, Tel. 32380 en 34080 en tot de erkende reisbureaux Hotelprijzen De goedkoope en zoo aantrekke lijke Pauschalreizen", alles inbe grepen, voor halve of heele dagen. of voor 3 en 7 dagen verblijf in Zwitserland, zijn bij alle erkende reisbureaux verkrijgbaar gesteld. Daarom dit jaar naar Zwitserland, het land der heerlijke bergen en meren DE LASTEN DER A UTOMOBILISTEN SCHRIK niet, ik zal het heusch niet hebben over de bedragen, welke de automobilisten jaar lijks hebben op te brengen aan invoer rechten, personeele belasting, wegen belasting, benzinebelasting en tollen, parkeergelden en andere min of meer verkapte belastingen. Bij elkander is het een heele hoop geld. Het merk waardige alleen is, dat ondanks al die belastingen en lasten, het automobielverkeer nog steeds zoo goedkoop is, dat de spoorwegen de concurrentie er van niet kunnen, verdragen en men tot een zeer drastische reorganisatie zal moéten overgaan. In de dagbladpers heeft men reeds uitvoerig over de voorgestelde maat regelen tot saneering van het spoor wegbedrijf kunnen lezen. In het kort komt het hier op neer, dat de Staat, d.w.z. u en ik, de-S.S. en H.S.M, een bedrag van bijna vier en half millioen cadeau doet en een kapitaalschuld van honderd dertig millioen overneemt. Een nieuwe N.V. zal worden gevormd met een kapitaal van tien millioen, waardoor op de balans een bedrag van negentig millioen vrij komt voor afschrijvingen. Aandeelhouders en obligatiehouders der beide te likwideeren spoorwegmaatschappijen wor den door den Staat schadeloos gesteld. Door een en ander zullen de spoor wegen in een betere positie komen om den strijd om het bestaan te voeren. Allicht, want een belangrijk deel der schulden is hun geschonken en die kunnen nu door den Staat, lees door u en door mij, worden betaald. Dat is erg prettig, voor de spoorwegen. Zal het echter op den duur helpen? Wij vroegen hieromtrent de opinie van eenige der meest vooraanstaande menschen in de automobielwereld, die uit hoofde van hun positie en hun .ervaring op automobilistisch en alge meen verkeersgebied tot oordeelen be voegd geacht mogen worden. In hoofdtrekken komt hun opinie hierop neer, dat het weinig of geen doel heeft te trachten de spoorwegen kunstmatig in het leven te houden. Hiermede zij niet gezegd, dat het ver keer per ijzeren weg in het geheel geen doel meer heeft, doch wel, dat het nut der spoorwegen tegenover vroeger sterk is verminderd. Het in dit bedrijf geïnvesteerde kapitaal is verloren, deels door het verminderde vervoers aanbod ten gevolge van de econo mische crisis, deels door het ontstaan van een doelmatiger verkeersmiddel, de automobiel. Want ook al zal de spoorweg, dank zij de voorgestelde financieele reconstructie, misschien de economie van de automobiel kunnen benaderen, dar» blijft toch altijd nog de groote soepelheid van de auto zoo'n voordeel, dat hét de vraag is of men niet de voorkeur aan het vervoer over den weg zal blijven geven. De handelsreiziger, op weg naar Groningen, kan en route zonder eenige moeite verschillende klanten bezoeken, de boer behoeft zijn vee niet naar het station te brengen want de vrachtauto komt op zijn erf en de toerist met zijn familie kan onderweg stoppen en uitstappen wanneer hij daartoe lust heeft. Dat alles kan de trein nimmer bieden; die is en blijft gebonden aan zijn rails, aan vaste tijden van vertrek en aankomst. En daarom is de spoor ook het vervoer middel van nature voor den middelgrooten afstand, van Amsterdam naar Groningen of Maastricht en in slechts PAO. I7J2 enkele uitzonderingsgevallen, waar het reizigersverkeer een hooge frequentie toelaat, ook voor kortere afstanden (Amsterdam - Haarlem - Den Haag Rotterdam). In hét algemeen ge sproken echter, kan een spoorweg bedrijf onmogelijk rendabel zijn, indien een groot aantal locale lijnen in het net blijven opgenomen en een eerste vereischte is dus, deze lijnen op te heffen en de banen eventueel in te richten als auto-snelwegen, zooals trouwens reeds in het oosten van Groningen gaat geschieden. IMMERS, vrachtauto's en auto bussen kunnen deze diensten met winst exploiteeren. Tenzij men het automobilisme onmogelijk maakt. En zoo nu en dan krijgt men werkelijk den indruk of men deze kip met gouden eieren wil slachten. Afgezien van al de belastingen en andere lasten, welke de houder van een automobiel heeft te betalen, ziet men geregeld maatregelen voorgesteld om het automobielverkeer aan banden te leggen. Een tijd geleden wenschte men een maximum afstand vast te leggen, welke een vrachtautomobiel van zijn standplaats verwijderd mocht 'zijn, waardoor een einde zou zijn gemaakt aan het goedkoope, soepele langeafstandvervoer van vee en andere goederen. Aan touringcars worden allerlei moeilijkheden in den weg ge legd, autobus-ondernemingen krijgen slechts concessies voor vrij korten duur en moeten steeds bewijzen, dat zij in een verkeersbehoefte voorzien. Van het spoor wordt a priori aange nomen, dat het daarin voorziet. En het laatste op dit gebied is het ont werp RijtijdenwefV Er is natuurlijk alles voor te zeggen, dat beroeps-chauffeurs, evenals andere arbeiders, slechts een bepaald aantal uren per dag mogen werken. Welis waar is het aantal ongelukken, veroorzaakt door oververmoeidheid nog niet x pCt. van het totaal aantal automobielongelukken, doch dit neemt niet weg, dat het niet aangaat om deze menschen onbepaalden tijd te laten werken omdat zij toevallig achter het stuur van een auto zitten en niet achter een draaibank staan. Zoowel uit een sociaal oogpunt als voor de veiligheid van het verkeer is een maat regel, welke ten doel heeft de beroeps chauffeurs op gelijken voet als andere arbeiders te behandelen, toe te juichen. Anders staat het echter met de z.g. heerrijders". Ook deze categorie wil men aan banden leggen en ook hier wil men een maximum rijtijd van 10 uren per dag en 55 uren per week tot richtsnoer nemen. Verder wil men den maximum tijd, dien een bestuurder achter het stuur van een auto mag zitten, stellen op 4 uur, waarna hij een half uur rust zal moeten nemen. Het wetsontwerp spreekt in dit verband van een bepaalde administratie, welke door deze bestuurders zal moeten worden gehouden ter verzekering van de naleving der voorschriften, die in de praktijk volkomen onmogelijk te controleeren zullen blijken. Het nemen van bepaalde maat regelen kan dikwijls goed zijn; massregeln" daarentegen is altijd ver keerd en het wil mij voorkomen, dat in dezen de regeering het automobilisme tracht te massregeln". Er bestaat een Hollandsche spreekwoord: De kruik gaat zoo lang te water tot hij breekt"; het zou goed zijn indien hier aan bij de bespreking van het onderha vige wetsontwerp werd gedacht. Er is plaats voor zoowel een spoorweg bedrijf als een automobielverkeer en beide middelen van vervoer kunnen elkander prachtig aanvullen, vermits ieder dan ook op zijn eigen terrein blijft, waarbij men rekening zal moeten houden met het feit, dat een belangrijk deel van het werk, dat vroeger door de spoorwegen werd gedaan, thans beter en goedkooper door de auto mobiel kan geschieden. C. VAN STBBNDBRBN JR. T7\ f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl