Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van DeZGroene
H-MARSMAN
DE waarnemend-griffier bij het kantongerecht
te O. was een dor en ongelukkig man. Hij
was dertig jaar oud, ongetrouwd en zonder
bepaald gebocheld te zijn toch nog al hoog in de
schouders en bijzonder onaangenaam om te zien.
Hij had een smal, grauw gezicht en sluike
aschblonde haren, die te weerbarstig waren om be
hoorlijk te worden gekamd. Hij droeg 's zomers
en 's winters dezelfde kleeren.
De jeugd van dezen eenzelvigen man was niet
vroolijk geweest. Dit lag meer aan zijn aard dan aan
de omstandigheden, maar ook deze laatste waren
weinig opwekkend.
Tusschen een stille ziekelijke moeder, die weg
kwijnde tusschen vrees voor den dood en vrees voor
het leven en een vader die alleen belangstelling had
voor zijn manufacturen was zijn jeugd gesloten en
schuw vergaan. De moeder stierf jong, op een
Meiavond tegen den schemer, terwijl zijn vader de
kas opmaakte en hij aan zijn huiswerk was. Zij
zaten tegenover elkaar aan de tafel opzij van de
bedstee, waarin de zieke vrouw sluimerde. Plotseling
opgeschrikt uit haar droomen, stortte zij, schreeu
wend zooals zij nog nooit had geschreeuwd zij,
de stille die nooit iets hardop had gezegd met
verwilderde haren in haar nachtpon den dood in.
De huishoudster, die haar opvolgde, kwelde hem
door het enkele feit dat zij zong in huis, maar zijn
vader waardeerde haar omdat zij niet stal. De
jongen ergerde zich aan haar slordigheid en aan
het gebaar waarmee zij door haar vettige haren
streek en haar hand dan weer afveegde aan haar
schort.
Spelen, gevechten, straatschenderijen, wilde zon
nige middagen buiten en op de rivier, hij had ze
niet dan van verre en van hooren zeggen gekend.
Zelfs voor postzegels had hij geen hartstocht, laat
staan voor vliegers en meisjes. Toch werd hij weinig
geplaagd door de schoolkameraden. Men merkte
zoo weinig van hem. Hij was stil, hij kende zijn les,
hij was niet opvallend knap, hij was noch geliefd,
noch gehaat. Een bescheiden en kleurloos toe
schouwer, die zijn eenzelvigen weg ging en van het
leven geen last of vreugde ondervond, zoo min als
het leven van hem.
Toen ook zijn vader gestorven was, kwam hij in
huis bij zijn oom, een klokkemaker in dezelfde
stad. Hij was toen 19 jaar en kon, daar zijn oom,
trotsch op zijn studeerenden neef, hem voor niets
in huis wilde nemen, van hetgeen hij geërfd had
rechten studeeren in de naburige stad. Zijn leven
op de universiteit verliep vier jaar lang zooals heel
zijn jeugd was verloopen. Alleen ontwaakte in hem
geheel onverwachts omstreeks zijn twintigste jaar
een stille hartstocht voor het recht en het rechter
schap en hij werd bezocht door eerzuchtige droomen.
Toen de vier jaar, die hij zich voor zijn studie
gesteld had, verstreken waren, werd hij
waarnemend-griffier bij het kantongerecht in zijn stad O.
en hoewel hij door zijn ijver en accuratesse uiter
mate voldeed, dacht hij er de eerste jaren niet aan te
solliciteeren naar een griffierspost. Hij verzekerde
zichzelf en de menschen die er hem naar vroegen,
dat hij zoo weinig haast hier mee maakte, omdat hij
eerst volkomen beslagen ten ijs wilde zijn en in
zekeren zin was dit waar. Maar ook toen hij de
meest ingewikkelde actes droomend kon stellen en
jaren nadat de kantonrechter er mee was begonnen
hem vrijwel alle vonnissen te laten maken ging hij
nog niet naar Den Haag om te solliciteeren en de
kantonrechter, die een uitstekende kracht aan hem
had, drong er niet meer op aan dat hij trachten zou
verder te komen. Zelfs zijn oom, teleurgesteld in
zijn trotsche verwachting, liet de kwestie tenslotte
maar rusten. Zijn neef had er blijkbaar zijn duistere
reden voor waarom hij zijn promotie nog niet wilde.
Tegenover het meerendeel van zijn stadgenooten
bekleedde Verburcht trouwens een bizonder waar
dige positie. Hij was verbonden aan het ,,Gerecht"
en niet op de wijze van deurwaarders en advocaten,
die in zekeren zin toch nog zakenlui blijven, maar
als ambtenaar bij die indrukwekkende machinerie
van de rechterlijke macht. De advocaat is voor het
Hollandsche publiek altijd de advocaat voor kwade
zaken (en het puritanisme is heimelijk dol op wat
van professie slecht is) maar voor het recht dat
zetelt achter de groene tafel heeft het een stom en
onderdanig ontzag. De advocaat is een goochelaar,
een koorddanser op het slappe touw der recht
schapenheid, een handige kerel op de markt en
hoe handiger, hoe slinkscher en immoreeler, hoe
mooier, maar de rechter is, na den predikant, een
eerbiedwekkend idool. Iets van dit justitieel aureool
omstraalde ook Verburcht's onaanzienlijk gezicht.
Waarom zou hij dan deze rust en betrouwbare
waardigheid blootstellen aan de schande, die een
mislukte sollicitatie haar ook in de oogen der
menschen ongetwijfeld berokkenen zou?
DE jaren gingen voorbij en Verburcht bleef waar
hij was. Toen hij vijf jaar waarnemer was,
stierf zijn griffier, die reeds een tijd met ziekteverlof
in Davos was geweest en men dacht algemeen, dat
nu Verburcht hem opvolgen zou en even herleefde
ook in zijn hart de hoop op promotie. De kanton
rechter j die hem graag wilde houden, gaf hem te
kennen, dat hij nu eindelijk eens moest probeeren
zijn slag te slaan en ook zijn oom en zijn kennissen
vervolgden hem weer met dat ontzenuwend soort
van aanmoediging, waardoor hem ook vroeger zijn
laatste grein zelfvertrouwen ontzonken was. Maar
ook deze aanvechting van eerzucht was spoedig
voorbij en hij was al zoo aan het berusten gewoon,
dat het hem weinig meer griefde toen hij las dat
de griffier uit Hulst naar O. werd overgeplaatst.
De nieuwe griffier was voor Verburcht een vol
komen raadsel. Hij kocht boeken bij tientallen, die
hij niet las, dassen en schoenen die hij niet droeg en
een roeiboot waarin hij niet roeide. De eenige
inkoopen, die snel en afdoend hun bestemming be
reikten, waren spijzen, sigaren en drank. Want al
was de griffier niet sober genoeg om een epicurist
te zijn, een gastronoom was hij zeker.
Vooral op den duur werden Verburcht's gevoelens
voor den griffier uitermate gemengd. Hij was
getroffen door zijn groote gastvrijheid, zijn wel
levende charme, zijn geestigheid en hij waardeerde
het buitengewoon dat mr. Cox hem dit alles zoo
ruim deed genieten, maar hoewel hij het, vooral in
het bijzijn van derden, zeer op prijs stelde, dat deze
hem geheel als gelijke behandelde, schokte het in
zekeren zin zijn gevoel voor hiërarchie.
Het griefde hem ook, dat de griffier al spoedig
een weinig degelijk man bleek te zijn, hoewel een
blik op zijn uiterlijk de gedachte aan het volkomen
tegendeel wekte. Telkens wanneer Verburcht door
.MULléDE GROJENEJto 3061
zijn oom of een ander hierover gepolst werd en
met het oog op zijn vriendschapsrelatie al bij voor
baat verwijtend, zat hij op spelden. Want hoe graag
hij ook wilde, hij kon niet verbergen, dat ook hij wel
den indruk had, dat mr. Cox een koopziek ver
kwister was, dat er allerlei lichtzinnige vrienden
bij hem kwamen logeeren en dat hij tegenover zijn
neiging tot alcohol nóg toegeeflijker was dan tegen
over zijn andere driften. Dat de griffier zich af en
toe eens aan het schrijven van verzen te buiten ging,
gaf voor alles weliswaar een verklaring, maar het
maakte de zaak er vooral niet onschuldiger op. Een
dichter kan doen wat hij wil, maar hij houde zich
buiten de magistratuur!
De positieve gevoelens, die Verburcht koesterde
voor mr. Cox werden langzamerhand geheel opgehe
ven door zijn groeiend bezwaar tegen de wijze waar
op deze taak zijn bleek op te vatten. Aanvankelijk
had hij gedacht dat dit veronachtzamen voortkwam
uit verstrooidheid en traagheid, maar al spoedig
werd het hem duidelijk dat de griffier voor zijn
werk niet veel meer dan een onverschillige min
achting had. De opmerkingen, die hij zich over het
werk ter griffie veroorloofde, de fouten, die hij
maakte de enkele keeren dat hij wat deed de
achterstand, dien hij in het werk liet ontstaan, alles
getuigde ervan hoezeer hij het ambt eenvoudig
verachtte. Het griefde Verburcht, ook omdat hij
zich afvroeg hoe minderwaardig mr. Cox ook hem
in zijn hart wel moest vinden, met zijn schuwe
vereering voor het Recht, de Magistratuur en den
Staat. Dingen die de griffier theoretisch trouwens
zelf ook geweldig vereerde, maar die hij door de
practijk van zijn leven eenvoudig in discrediet brach
De griffier, die tot zijn opluchting zag, dat alles
veel beter liep als hij er niet was, trof een regeling
met Verburcht en liet zich zelden meer zien. Hij
ging vier weken met ziekteverlof naar Egmond aan
Zee en nam daarna zijn officieele vacant ie. Toen
was de zomer ten minste voorbij.
DE wekelijksche zitting was voor Verburcht een
ergernis en een vermaak. Hij zat erbij om den
griffier af en toe een nuttigen wenk te kunnen
influisteren, waarvoor deze steeds bizonder erken
telijk was, maar verder deed hij er niets. De.kanton
rechter, weggezakt in zijn stoel, sprak vonnissen
uit, hoorde partijen aan en ondervroeg de getuigen.
Zoo ging de morgen voorbij.
De griffier keek, als hij niet ijverig schreef, den
gang van zaken met een soort afwezige bevreemding
aan.,,Waar zit hij nu weer aan te denken?" vroeg
Verburcht zich geprikkeld af, aan zijn verzen?
Aan de inkoopen die hij straks weer moet doen?"
Het was moeilijk te zeggen, maar hij vermoedde
toch dat zijn tweede suppositie de juiste was.
Toch was de griffier de eenige van hen drieën,
die het voorkomen had van een waar magistraat.
Hij zat erbij, vond Verburcht, als een lid van den
Hoogen Raad, dat per ongeluk op deze plaats terecht
was gekomen, en tot in de verstrooide verveling van
zijn blik behield hij de waardigheid van zijn hooge
functie. De kantonrechter merkte dit niet, die had
geen oog voor de sarcastische zetten van het lot,
wist Verburcht, vermoedelijk omdat hij zelf zoo'n
zot was.
Het zal niemand bevreemden dat de aanwezig
heid van een dergelijk griffier Verburcht's inge
slapen eerzucht weer wekte. Hij dacht bij zich
zelf.... als zoo iemand griffier is geworden, dan
had ik het allang kunnen zijn", en hoewel ook de
oude vreesachtigheid met het wakker worden van
zijn zelfrespect den kop weer opstak, ditmaal hield
hij moed.
Hij studeerde, hij solliciteerde, hij zat meer op de
griffie dan ooit. Hij had zijn hoop gesteld op Ter
Apel, en het werd een Jeruzalem voor hem, waar hij
tronen zou in het Sanhedrin. Hij brandde van ver
langen er vast eens te gaan kijken, en toen op een
achtermiddag de overmoed hem te machtig werd,
nam hij den Gids voor de Rechterlijke Macht, en
bevend en zegevierend streepte hij onder Ter Apel
den naam van den vertrokken griffier genadeloos
door en schreef er den zijne voor in de plaats: Mr.
Th. Verburcht. Toen bladerde hij verder en zocht
naar de steden waar hij later rechter zou willen zijn.
De ondeugd werd ook ditmaal beloond. Op een
zomeravond las hij in de krant zijn benoeming.
Hij schrok zoo, dat hij er op slag een beroerte van
kreeg. Zijn oom vond hem dood in den tuinstoel,
de krant in de hand. Hij legde zijn hand op het hart
van zijn neef en constateerde den dood. Vol weemoe
dig ontzag dacht hij aan de gebroken carrière, op
het oogenblik dat deze loopbaan laat, maar nu ook
zeker zeer glorieus, pas begon en aan de krasse be
schikking van den minister, die den goeden Theo
met n slag via Ter Apel naar de andere wereld had
gepromoveerd. Ook de griffier, die kwam
condoleeren was zichtbaar ontdaan. Hij dacht aan de
ontzaglijke taak die hem nu weer te wachten stond.
NAAR
GOEDKOOP EN GOED. AAN
KWALITEIT NIETS INGEBOET
Vacanties in Zwitserland het toeristenland bij uitnemendheid zijn
dit jaar weer goedkooper geworden,
De spoorwegen geven 30-45 /0 reductie
bij een verblijf van ten minste zes dagen. De prijzen voor de 8- en
15daagsche algemeene abonnementen zijn kortgeleden opnieuw verlaagd. Zij
kosten nu 3e klasse Frs. 45.?voor acht en Frs. 63.?voor vijftien dagen.
Toeristenbenzine
Buitenlandsche automobilisten kun
nen bij een verblijf in Zwitserland
van tenminste drie dagen, tot een
maximum van 300 liter, hun benzine
krijgen tegen 30 centimes per liter;
dit is goedkooper dan in eenig
andef toeristenland.
Uittilt
Voor voHedige inlichtingen, prospectussen en biljetten gelieve U zich te wenden tot
het Zwitsersch Verkeersbureau, Officieel Reisbureau der Zwits. Bondsspoorw.
Koningsplein 11, Amsterdam, Tel. 32380 en 34080 en tot de erkende reisbureaux
Hotelprijzen
De goedkoope en zoo aantrekke
lijke Pauschalreizen", alles inbe
grepen, voor halve of heele dagen.
of voor 3 en 7 dagen verblijf in
Zwitserland, zijn bij alle erkende
reisbureaux verkrijgbaar gesteld.
Daarom dit jaar
naar Zwitserland,
het land der heerlijke
bergen en meren
DE LASTEN
DER A UTOMOBILISTEN
SCHRIK niet, ik zal het heusch
niet hebben over de bedragen,
welke de automobilisten jaar
lijks hebben op te brengen aan invoer
rechten, personeele belasting, wegen
belasting, benzinebelasting en tollen,
parkeergelden en andere min of meer
verkapte belastingen. Bij elkander is
het een heele hoop geld. Het merk
waardige alleen is, dat ondanks al die
belastingen en lasten, het
automobielverkeer nog steeds zoo goedkoop is,
dat de spoorwegen de concurrentie er
van niet kunnen, verdragen en men
tot een zeer drastische reorganisatie
zal moéten overgaan.
In de dagbladpers heeft men reeds
uitvoerig over de voorgestelde maat
regelen tot saneering van het spoor
wegbedrijf kunnen lezen. In het kort
komt het hier op neer, dat de Staat,
d.w.z. u en ik, de-S.S. en H.S.M, een
bedrag van bijna vier en half millioen
cadeau doet en een kapitaalschuld van
honderd dertig millioen overneemt.
Een nieuwe N.V. zal worden gevormd
met een kapitaal van tien millioen,
waardoor op de balans een bedrag
van negentig millioen vrij komt voor
afschrijvingen. Aandeelhouders en
obligatiehouders der beide te
likwideeren spoorwegmaatschappijen wor
den door den Staat schadeloos gesteld.
Door een en ander zullen de spoor
wegen in een betere positie komen om
den strijd om het bestaan te voeren.
Allicht, want een belangrijk deel der
schulden is hun geschonken en die
kunnen nu door den Staat, lees door
u en door mij, worden betaald. Dat
is erg prettig, voor de spoorwegen. Zal
het echter op den duur helpen? Wij
vroegen hieromtrent de opinie van
eenige der meest vooraanstaande
menschen in de automobielwereld, die
uit hoofde van hun positie en hun
.ervaring op automobilistisch en alge
meen verkeersgebied tot oordeelen be
voegd geacht mogen worden.
In hoofdtrekken komt hun opinie
hierop neer, dat het weinig of geen
doel heeft te trachten de spoorwegen
kunstmatig in het leven te houden.
Hiermede zij niet gezegd, dat het ver
keer per ijzeren weg in het geheel geen
doel meer heeft, doch wel, dat het
nut der spoorwegen tegenover vroeger
sterk is verminderd. Het in dit bedrijf
geïnvesteerde kapitaal is verloren,
deels door het verminderde vervoers
aanbod ten gevolge van de econo
mische crisis, deels door het ontstaan
van een doelmatiger verkeersmiddel,
de automobiel. Want ook al zal de
spoorweg, dank zij de voorgestelde
financieele reconstructie, misschien de
economie van de automobiel kunnen
benaderen, dar» blijft toch altijd nog
de groote soepelheid van de auto
zoo'n voordeel, dat hét de vraag is
of men niet de voorkeur aan het
vervoer over den weg zal blijven
geven. De handelsreiziger, op weg
naar Groningen, kan en route zonder
eenige moeite verschillende klanten
bezoeken, de boer behoeft zijn vee
niet naar het station te brengen want
de vrachtauto komt op zijn erf en de
toerist met zijn familie kan onderweg
stoppen en uitstappen wanneer hij
daartoe lust heeft. Dat alles kan de
trein nimmer bieden; die is en blijft
gebonden aan zijn rails, aan vaste
tijden van vertrek en aankomst. En
daarom is de spoor ook het vervoer
middel van nature voor den
middelgrooten afstand, van Amsterdam naar
Groningen of Maastricht en in slechts
PAO. I7J2
enkele uitzonderingsgevallen, waar het
reizigersverkeer een hooge frequentie
toelaat, ook voor kortere afstanden
(Amsterdam - Haarlem - Den Haag
Rotterdam). In hét algemeen ge
sproken echter, kan een spoorweg
bedrijf onmogelijk rendabel zijn, indien
een groot aantal locale lijnen in het
net blijven opgenomen en een eerste
vereischte is dus, deze lijnen op te
heffen en de banen eventueel in te
richten als auto-snelwegen, zooals
trouwens reeds in het oosten van
Groningen gaat geschieden.
IMMERS, vrachtauto's en auto
bussen kunnen deze diensten met
winst exploiteeren. Tenzij men het
automobilisme onmogelijk maakt. En
zoo nu en dan krijgt men werkelijk
den indruk of men deze kip met
gouden eieren wil slachten. Afgezien
van al de belastingen en andere lasten,
welke de houder van een automobiel
heeft te betalen, ziet men geregeld
maatregelen voorgesteld om het
automobielverkeer aan banden te leggen.
Een tijd geleden wenschte men een
maximum afstand vast te leggen,
welke een vrachtautomobiel van zijn
standplaats verwijderd mocht 'zijn,
waardoor een einde zou zijn gemaakt
aan het goedkoope, soepele
langeafstandvervoer van vee en andere
goederen. Aan touringcars worden
allerlei moeilijkheden in den weg ge
legd, autobus-ondernemingen krijgen
slechts concessies voor vrij korten
duur en moeten steeds bewijzen, dat
zij in een verkeersbehoefte voorzien.
Van het spoor wordt a priori aange
nomen, dat het daarin voorziet. En
het laatste op dit gebied is het ont
werp RijtijdenwefV
Er is natuurlijk alles voor te zeggen,
dat beroeps-chauffeurs, evenals andere
arbeiders, slechts een bepaald aantal
uren per dag mogen werken. Welis
waar is het aantal ongelukken,
veroorzaakt door oververmoeidheid nog
niet x pCt. van het totaal aantal
automobielongelukken, doch dit neemt
niet weg, dat het niet aangaat om deze
menschen onbepaalden tijd te laten
werken omdat zij toevallig achter het
stuur van een auto zitten en niet
achter een draaibank staan. Zoowel
uit een sociaal oogpunt als voor de
veiligheid van het verkeer is een maat
regel, welke ten doel heeft de beroeps
chauffeurs op gelijken voet als andere
arbeiders te behandelen, toe te juichen.
Anders staat het echter met de z.g.
heerrijders". Ook deze categorie wil
men aan banden leggen en ook hier
wil men een maximum rijtijd van 10
uren per dag en 55 uren per week tot
richtsnoer nemen. Verder wil men den
maximum tijd, dien een bestuurder
achter het stuur van een auto mag
zitten, stellen op 4 uur, waarna hij een
half uur rust zal moeten nemen. Het
wetsontwerp spreekt in dit verband
van een bepaalde administratie, welke
door deze bestuurders zal moeten
worden gehouden ter verzekering van
de naleving der voorschriften, die in
de praktijk volkomen onmogelijk te
controleeren zullen blijken.
Het nemen van bepaalde maat
regelen kan dikwijls goed zijn;
massregeln" daarentegen is altijd ver
keerd en het wil mij voorkomen, dat
in dezen de regeering het automobilisme
tracht te massregeln". Er bestaat
een Hollandsche spreekwoord: De
kruik gaat zoo lang te water tot hij
breekt"; het zou goed zijn indien hier
aan bij de bespreking van het onderha
vige wetsontwerp werd gedacht. Er is
plaats voor zoowel een spoorweg
bedrijf als een automobielverkeer en
beide middelen van vervoer kunnen
elkander prachtig aanvullen, vermits
ieder dan ook op zijn eigen terrein
blijft, waarbij men rekening zal moeten
houden met het feit, dat een belangrijk
deel van het werk, dat vroeger door
de spoorwegen werd gedaan, thans
beter en goedkooper door de auto
mobiel kan geschieden.
C. VAN STBBNDBRBN JR.
T7\
f