De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 10 juli pagina 6

10 juli 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

EEN PSYCHOLOGISCH RAADSEL Jeroen Bosch, fayzeur de diables" - w . Dr. THEODOR REIK OVER het leven van den sterk persoonlijken kunstenaar Jeroen Bosch weten wij slechts weinig. Een diepgaande psychologische studie over hem is nog niet geschreven. Wie dit zou willen doen, zou aan een grondige kennis der kunst geschiedenis een diep inzicht in de godsdienstige en maatschappelijke toestanden van des schilders tijd moeten paren. Wanneer in de volgende opmer kingen een poging wordt gedaan, iets te gissen van de psychische processen die zich in hem moeten hebben afgespeeld, dan bssef ik zeer wel, dat hier mede slechts, zser algemeene en voorloopige hypcthesen worden opgesteld. Jeroen Bosch is wel is waar een beroemd schilder, doch hij is zelden begrepen, dikwijls verkeerd be grepen. Zijn werk heeft twee facetten welker vereeniging ons verbijstsrt. Hij is realist n fantast, scherp waarnemer n onwezenlijk droomer, visueel n visionair. Wil men iets begrijpen van de vermenging van schijnbaar zoo tegengestelde eigenschappen, dan moet men uitgaan van het aanschouwelijke beeld, maar men mag het daarbij niet laten. Men moet de psychische oppervlakte, die in dit werk aan den dag treedt, bestudeèren, doch deze bovenlaag allén zoo zorgvuldig onderzoeken omdat hierin geheimen tot uitdrukking komen. Verborgen en verdrongen gevoelens hebben hier hun uitloopers in het bawuste. Bij het beschouwen van schilderijen als de Ver zoeking van den Heiligen Antonius, den Tuin der Lusten of den Hooiwagen is men geneigd aan Schiller's epigram te denken: Wilt gij den wereldschen mensch en ook den vrome behagen, Schilder den wellust, doch.... schilder den duivel er bij ! Jeroen Bosch heeft den wellust in vele gedaanten geschilderd, en bovendien den duivel zonder op houden. Werd hij niet fayzeur de diables" ge noemd ? En toch zou men hem onrecht doen als men de verzen van Schiller op hem van toepassing wilde brengen. Hij heeft den wellust geschilderd, zeker, doch nooit verleidelijk, eerder ontnuchterend, want hij heeft hem altijd naakt afgebeeld, nooit ont sluierd. Hij heeft ook niet den duivel geschilderd, maar duizend duivels, zijn wereld is vol demonen, demonen, heksen, nymfen, booze geesten, en dat berooft den duivel van zijn individualiteit. In de hel is een duivel geen bezienswaardigheid. Doch de fantastiek van dezen kunstenaar is gevat in nuchter heid; tegenover het gruwzame van deze spook achtige wereld staat een haarscherpe waarneming der werkelijkheid. In vele gevallen treedt deze tegen stelling haast te duidelijk aan den dag: op het schilderij van Johannes op Padmos ziet men in den linker hoek de Madonna zweven, rechts naast den heilige drukt een afschuwelijk duivelachtig monster zich tegen den muur. HIER hebban wij een eerste gegeven voor de oplossing van het raadsel van dezsn merkwaardigen kunstenaar. In dezen mensch zijn drie persoonlijkheden vereenigd en gescheiden: een driftenmensch, die onstuimig de bevrediging van al zijn lusten najaagt, in de taal van zijn tijd een zondaar ; een asceet, die zichzelf streng straft voor de gefan taseerde bevrediging en als rest een natuurlijk, ja vroolijk Ik, dat de wereld en zichzelf scherp waar neemt en de dingen op hun juiste waarde schat. Deza drie deelen der persoonlijkheid hebben vermoedelijk in den kunstenaar naast elkander kunnen bestaan. In den regel waren zij afdoende van elkander ge scheiden; soms echter hadden er wonderlijke ver mengingen plaats. Men kan met vrij groote zeker heid zeggen, 'dat deze mensch neurotisch is geweest in hoogen graad. Misschien heeft juist zijn werk er hem voor behoed, zwaar zenuwziek te worden, mis schien was zijn kunst een soort dijk die verhinderde dat de stroom zijner driften hem als een vloedgolf meesleurde. Telkens weer heeft Jeroen Bosch de verzoekingen der heiligen geschilderd en hen omgeven met mon sterlijke en .fantastische diermenschen, steeds weer heeft hij hun schrik en afweer tegen de verlok kingen van de vrouw, van wreedheid en eerzucht in beeld gebracht. In deze heiligen-in-verzoeking moet hij zijn levend evenbeeld hebben gezien misschien in zijn schutspatroon, den heiligen Hi ronymus, die in de woestijn vluchtte voor de verlok kingen des vleesches en er daar aan ten of f er viel. Waarschijnlijk heeft hij zich zelf geschilderd in dien Hiëronymus die in gebsd ligt uitgestrekt in een merk waardig spookachtig en dreigend landschap. Een zoo sterk driftenleven als deze man had be hoeft niet noodzakelijk in daden te worden uitge leefd. Juist de onuitputtelijke fantasie waarmede hij tallooze verzoekings- en verleidingsscènes schilderde spreken hier tegen. De beëedigde broeder der Onze Lieve Vrouwe Broederschap, die bijna zijn geheele leven in het kleine 's Hertogenbosch heeft door gebracht, is ongetwijfeld een gehoorzaam zoon der Kerk en een goed burger, misschien zelfs wel een klein burgermannetje geweest. Doch hij moet veel woeste, sensueele droomen hebben gehad. Dergelijke tegenstellingen zijn in de dieptepsychologie niet on bekend ; een Duitsch schrijver drukte het eens aldus uit: Het meisje was arm maar rein, hacr droomen waren het tegendeel". Wie zoo den toeschouwer door schrikwekkende droombeelden, door onbarmhartige, uit dieren, menschen, planten en werktuigen opgebouwde schepse len, gedrochten, demonen en lemuren angst weet aan te jagen, moet zelf dikwijls zulk een angst hebben ervaren. Hij heeft slechts in het actieve om gezet wat hij passief heeft ondergaan. Wie in zoo overstroomende volheid een apotheose van het vleesch weet te schilderen als Jeroen Bosch in den Tuin der Aardsche Lusten, moet zelf een onbevre digd verlangen naar alle lusten hebben gekend. Doch hij moet vooral den angst hebben gekend voor de bevrediging ervan. Deze angst voor de onvermij delijke aardsche en meer nog helsche straf spreekt nog uit het sadistische karakter van dezen lust, die niet dronken is, doch verhit, kwellend en gekweld. De Tuin der Aardsche Lusten is tevens een jardin des supplices. De Hel en het Jongste Gericht, die in de schilderijen van Jeroen Bosch zoowel fantas tisch als realistisch zijn, wijzen op dezen samenhang, want elke lust wordt daar op overeenkomstige wijze gestraft, alsof ook daar de oude wet van het ,,oog om oog, tand om tand" gold. Sexueele en wrèedaardige, agressieve en grof egoïstische wenschen, waartegen het Ik zich verzet, worden naar het onbewuste verdrongen en krijgen hierdoor een schijn van bijzondere gevaarlijkheid. In de schilderijen van Jeroen Bosch, die zser zeker niet verdraagzaam was tegenover zijn eigen wen schen van dien aard, blijkt dit karakter uit de afge weerde verzoekingen. De zondaar-in-gedachten ziet ook de straf voor de gefantaseerde bevrediging in verschrikkelijke vormen. Het monsterlijke en spook achtige der gestalten die déheiligen op de schilderijen van Bosch benauwen is zonder twijfel een uitdruk king van dien angst. IN den verbitterden strijd tusschen onbewuste ver langens eenerzijds en angst anderzijds gebeurt het bij Bosch dikwijls dat de tegenstanders om zoo te zeggen van aangezicht verwisselen. De zonde kan dan merkwaardigerwijze den vromen schilder als Jeroen Bosch: Schets of» de achterzijde van de Kruisiging" (Weenen) het eenige begeerenswaardige voorkomen en de deugd schijnt van minder belang. In zijn voorstel lingen uit de gewijde geschiedenis zijn de figuren welke, de Christenheid vereert vaak onpersoonlijk, bleek en passief geteekend. Hoewel zij eigenlijk de helden van de dramatische geschiedenissen zijn, staan zij psychisch op den achtergrond. De blik blijft niet op hen rusten, niet op den Christus, die de Lijder zonder meer is, niet op Maria, als e;n traditioneele Moeder Gods gezien, en niet op den heiligen Antonius, die slechts als een buit voor duivels en demonen is geschilderd. Esrder nog op den genotzuchtigen Franciskaner monnik met zijn rooden neus die op het schilderij van de Kruisiging de biecht hoort. De wereld van Jeroen Bosch is vol spookgestalten; zij suizen door de lucht, duiken uit het wat:r op, ontstaan uit boomen en rotsen, uit huizen en holen, kruipen uit huisraad, kuilen en slooten. Men weet dikwijls niet waarom de duivel er is, maar steeds is hij er eensklaps: Lucifer ex machina. En de schilderwijzs getuigt er van hoe de sterkste aandacht van den kunstenaar op deze vijanden des Heeren gericht is geweest. Met hen moet zijn fantasie zich veel meer hebben bezig gehouden dan met de heilige personen die hij uit de evangeliën en vrome legenden zoo goed kende. Bosch was ongetwijfeld geen renasissancenatuur en hij zou ontzet zijn geweest indien iemand hem had gezegd, dat hij twijfelde aan de waarheden des chrjstelijken geloofs. En toch was deze vrome man ontiewust een godslasteraar. In hem wortelde, zonder dat hij het wist, een fel protest tegen de heilige leer. Wie, zooals in de Kroning met de Doornenkroon of in de Kruisdraging, Christus' vijanden slechts als schurken en beesten, als idioten en fanatici, als liederlijke en wraakzuchtige wezens kan zijn, die kan niet met volle liefde den traditioneelen Christus aanhangen. Vrome schilders eer en de figuur van den Heiland ook in zijn tegenstanders. Zij beseffen dat men een held niet eert als men hem een zwakken, verachtelijken tegenstander geeft. De duivel is de tegen-schepper. Lucifer was oorspronkelijk een engel des Heeren. Bosch moet onbewust een sterk verzet tegen ds gestalte van den Heiland hebben gevoeld, als hij zijn vijanden zoo vernedert. ,,0n n'est trahi que par les siens." DOCH naast den strijd tusschen goed en kwaad komt het derde deel van zijn persoonlijkheid tot uitdrukking. Buiten het dualisme om, dat door het Christendom gegeven is, blijft zijn levende wer kelijkheidszin behouden, die met vreugde de menschelijke natuur waarneemt. Als vrucht van die realistische opvatting ontstaan humoristisch ge tinte genrestukken als de Goochelaar, het Concert en tal van schetsen. De ondergrondsche samenhang van deze werken met de schilderingen van hel en lusten is slechts schijnbaar moeilijk te doorgronden. Van den diepen angst, die den schilder bedreigt door zijn verdrongen en toch doorbrekende wenschen en die hem zelden loslaat, bevrijdt hij zich soms door den lach. Steeds weer doet hij zijn best den kleinen stap te doen die het schrikwekkende scheidt van het ridicule, doch steeds weer is hij, staande tegenover het ridicule, genoodzaakt zich het schrikwekkende voor te stel len. Zoo wordt hij heen en weer geslingerd tusschen angst en lach. Hij was niet in staat, zich los te maken van den zwaren druk, dien déangst van zijn tijd op hem legde doch in de verte verschenen reeds de teekenen van een nieuwen tijd. Terwijl op den voorgrond der schilderijen van Jeroen Bosch heiligen strijden tegen de listen en lagen van den booze, zich vertwijfeld weren tegen dood en duivel, worden op den achter grond wijde vlakten zichtbaar, verre heuvels onder een hoogen horizon. De schilder stierf in 1516. Een jaar later sloeg Luther in Wittenberg zijn stellingen aan de deur der slotkapel en deed zoo een poging die weliswaar slechts kort duurde de kloof tus schen zinnelijkheid en z:delijkheid, waarin Bosch verteerde, te overbruggen. Geslingerd tusschen het paradijs en de hel, die hij in zijn buitengewone fantasie zich steeds weer mosst voorstellen en die hij onophoudelijk moest uitbeel den, kon de kunstenaar geen uitweg vinden. Slechts zelden vond het Ik in dit dilemma de kracht, de aarde lief te hebben. Doch nimmer zou hij tot de glim lachende opvatting hebben kunnen komen, die Tristan Bernard onlangs geestig formuleerde: Wat klimaat betreft zou ik den hemel verkiezen, maar wat het gezelschap bstreft zcu ik zeer zeker de voor keur geven aan de hel." 'PAG. 8 DE GROENE No. 3084 Fragment uit het middenpaneel van de Verzoeking van den Heiligen Antonius door Jeroen Bosch, in het bezit van het museum te Lissabon, thans aanwezig op de tentoonstelling in het Museum Boymans te Rotterdam &*?. t'-.'fri

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl