Historisch Archief 1877-1940
EEN PSYCHOLOGISCH RAADSEL
Jeroen Bosch, fayzeur de diables"
- w
. Dr. THEODOR REIK
OVER het leven van den sterk persoonlijken
kunstenaar Jeroen Bosch weten wij slechts
weinig. Een diepgaande psychologische studie
over hem is nog niet geschreven. Wie dit zou willen
doen, zou aan een grondige kennis der kunst
geschiedenis een diep inzicht in de godsdienstige
en maatschappelijke toestanden van des schilders
tijd moeten paren. Wanneer in de volgende opmer
kingen een poging wordt gedaan, iets te gissen van
de psychische processen die zich in hem moeten
hebben afgespeeld, dan bssef ik zeer wel, dat hier
mede slechts, zser algemeene en voorloopige
hypcthesen worden opgesteld.
Jeroen Bosch is wel is waar een beroemd schilder,
doch hij is zelden begrepen, dikwijls verkeerd be
grepen. Zijn werk heeft twee facetten welker
vereeniging ons verbijstsrt. Hij is realist n fantast,
scherp waarnemer n onwezenlijk droomer, visueel
n visionair.
Wil men iets begrijpen van de vermenging van
schijnbaar zoo tegengestelde eigenschappen, dan
moet men uitgaan van het aanschouwelijke beeld,
maar men mag het daarbij niet laten. Men moet de
psychische oppervlakte, die in dit werk aan den dag
treedt, bestudeèren, doch deze bovenlaag allén
zoo zorgvuldig onderzoeken omdat hierin geheimen
tot uitdrukking komen. Verborgen en verdrongen
gevoelens hebben hier hun uitloopers in het bawuste.
Bij het beschouwen van schilderijen als de Ver
zoeking van den Heiligen Antonius, den Tuin der
Lusten of den Hooiwagen is men geneigd aan
Schiller's epigram te denken:
Wilt gij den wereldschen mensch en ook den vrome
behagen,
Schilder den wellust, doch.... schilder den duivel
er bij !
Jeroen Bosch heeft den wellust in vele gedaanten
geschilderd, en bovendien den duivel zonder op
houden. Werd hij niet fayzeur de diables" ge
noemd ? En toch zou men hem onrecht doen als men
de verzen van Schiller op hem van toepassing wilde
brengen. Hij heeft den wellust geschilderd, zeker,
doch nooit verleidelijk, eerder ontnuchterend, want
hij heeft hem altijd naakt afgebeeld, nooit ont
sluierd. Hij heeft ook niet den duivel geschilderd,
maar duizend duivels, zijn wereld is vol demonen,
demonen, heksen, nymfen, booze geesten, en dat
berooft den duivel van zijn individualiteit. In de hel
is een duivel geen bezienswaardigheid. Doch de
fantastiek van dezen kunstenaar is gevat in nuchter
heid; tegenover het gruwzame van deze spook
achtige wereld staat een haarscherpe waarneming
der werkelijkheid. In vele gevallen treedt deze tegen
stelling haast te duidelijk aan den dag: op het
schilderij van Johannes op Padmos ziet men in den
linker hoek de Madonna zweven, rechts naast den
heilige drukt een afschuwelijk duivelachtig monster
zich tegen den muur.
HIER hebban wij een eerste gegeven voor de
oplossing van het raadsel van dezsn
merkwaardigen kunstenaar. In dezen mensch zijn drie
persoonlijkheden vereenigd en gescheiden: een
driftenmensch, die onstuimig de bevrediging van al zijn
lusten najaagt, in de taal van zijn tijd een zondaar ;
een asceet, die zichzelf streng straft voor de gefan
taseerde bevrediging en als rest een natuurlijk, ja
vroolijk Ik, dat de wereld en zichzelf scherp waar
neemt en de dingen op hun juiste waarde schat. Deza
drie deelen der persoonlijkheid hebben vermoedelijk
in den kunstenaar naast elkander kunnen bestaan.
In den regel waren zij afdoende van elkander ge
scheiden; soms echter hadden er wonderlijke ver
mengingen plaats. Men kan met vrij groote zeker
heid zeggen, 'dat deze mensch neurotisch is geweest
in hoogen graad. Misschien heeft juist zijn werk er
hem voor behoed, zwaar zenuwziek te worden, mis
schien was zijn kunst een soort dijk die verhinderde
dat de stroom zijner driften hem als een vloedgolf
meesleurde.
Telkens weer heeft Jeroen Bosch de verzoekingen
der heiligen geschilderd en hen omgeven met mon
sterlijke en .fantastische diermenschen, steeds weer
heeft hij hun schrik en afweer tegen de verlok
kingen van de vrouw, van wreedheid en eerzucht
in beeld gebracht. In deze heiligen-in-verzoeking
moet hij zijn levend evenbeeld hebben gezien
misschien in zijn schutspatroon, den heiligen Hi
ronymus, die in de woestijn vluchtte voor de verlok
kingen des vleesches en er daar aan ten of f er viel.
Waarschijnlijk heeft hij zich zelf geschilderd in dien
Hiëronymus die in gebsd ligt uitgestrekt in een merk
waardig spookachtig en dreigend landschap.
Een zoo sterk driftenleven als deze man had be
hoeft niet noodzakelijk in daden te worden uitge
leefd. Juist de onuitputtelijke fantasie waarmede hij
tallooze verzoekings- en verleidingsscènes schilderde
spreken hier tegen. De beëedigde broeder der Onze
Lieve Vrouwe Broederschap, die bijna zijn geheele
leven in het kleine 's Hertogenbosch heeft door
gebracht, is ongetwijfeld een gehoorzaam zoon der
Kerk en een goed burger, misschien zelfs wel een
klein burgermannetje geweest. Doch hij moet veel
woeste, sensueele droomen hebben gehad. Dergelijke
tegenstellingen zijn in de dieptepsychologie niet on
bekend ; een Duitsch schrijver drukte het eens aldus
uit: Het meisje was arm maar rein, hacr droomen
waren het tegendeel".
Wie zoo den toeschouwer door schrikwekkende
droombeelden, door onbarmhartige, uit dieren,
menschen, planten en werktuigen opgebouwde schepse
len, gedrochten, demonen en lemuren angst weet
aan te jagen, moet zelf dikwijls zulk een angst
hebben ervaren. Hij heeft slechts in het actieve om
gezet wat hij passief heeft ondergaan. Wie in zoo
overstroomende volheid een apotheose van het
vleesch weet te schilderen als Jeroen Bosch in den
Tuin der Aardsche Lusten, moet zelf een onbevre
digd verlangen naar alle lusten hebben gekend.
Doch hij moet vooral den angst hebben gekend voor
de bevrediging ervan. Deze angst voor de onvermij
delijke aardsche en meer nog helsche straf spreekt
nog uit het sadistische karakter van dezen lust, die
niet dronken is, doch verhit, kwellend en gekweld.
De Tuin der Aardsche Lusten is tevens een jardin
des supplices. De Hel en het Jongste Gericht, die
in de schilderijen van Jeroen Bosch zoowel fantas
tisch als realistisch zijn, wijzen op dezen samenhang,
want elke lust wordt daar op overeenkomstige wijze
gestraft, alsof ook daar de oude wet van het ,,oog
om oog, tand om tand" gold.
Sexueele en wrèedaardige, agressieve en grof
egoïstische wenschen, waartegen het Ik zich verzet,
worden naar het onbewuste verdrongen en krijgen
hierdoor een schijn van bijzondere gevaarlijkheid.
In de schilderijen van Jeroen Bosch, die zser zeker
niet verdraagzaam was tegenover zijn eigen wen
schen van dien aard, blijkt dit karakter uit de afge
weerde verzoekingen. De zondaar-in-gedachten ziet
ook de straf voor de gefantaseerde bevrediging in
verschrikkelijke vormen. Het monsterlijke en spook
achtige der gestalten die déheiligen op de schilderijen
van Bosch benauwen is zonder twijfel een uitdruk
king van dien angst.
IN den verbitterden strijd tusschen onbewuste ver
langens eenerzijds en angst anderzijds gebeurt het
bij Bosch dikwijls dat de tegenstanders om zoo te
zeggen van aangezicht verwisselen. De zonde kan
dan merkwaardigerwijze den vromen schilder als
Jeroen Bosch: Schets of» de achterzijde
van de Kruisiging" (Weenen)
het eenige begeerenswaardige voorkomen en de
deugd schijnt van minder belang. In zijn voorstel
lingen uit de gewijde geschiedenis zijn de figuren
welke, de Christenheid vereert vaak onpersoonlijk,
bleek en passief geteekend. Hoewel zij eigenlijk de
helden van de dramatische geschiedenissen zijn,
staan zij psychisch op den achtergrond. De blik
blijft niet op hen rusten, niet op den Christus, die
de Lijder zonder meer is, niet op Maria, als e;n
traditioneele Moeder Gods gezien, en niet op den
heiligen Antonius, die slechts als een buit voor
duivels en demonen is geschilderd. Esrder nog op
den genotzuchtigen Franciskaner monnik met zijn
rooden neus die op het schilderij van de Kruisiging
de biecht hoort.
De wereld van Jeroen Bosch is vol spookgestalten;
zij suizen door de lucht, duiken uit het wat:r op,
ontstaan uit boomen en rotsen, uit huizen en holen,
kruipen uit huisraad, kuilen en slooten. Men weet
dikwijls niet waarom de duivel er is, maar steeds is
hij er eensklaps: Lucifer ex machina. En de
schilderwijzs getuigt er van hoe de sterkste aandacht van
den kunstenaar op deze vijanden des Heeren gericht
is geweest. Met hen moet zijn fantasie zich veel meer
hebben bezig gehouden dan met de heilige personen
die hij uit de evangeliën en vrome legenden zoo goed
kende.
Bosch was ongetwijfeld geen renasissancenatuur
en hij zou ontzet zijn geweest indien iemand hem
had gezegd, dat hij twijfelde aan de waarheden des
chrjstelijken geloofs. En toch was deze vrome man
ontiewust een godslasteraar. In hem wortelde, zonder
dat hij het wist, een fel protest tegen de heilige leer.
Wie, zooals in de Kroning met de Doornenkroon
of in de Kruisdraging, Christus' vijanden slechts als
schurken en beesten, als idioten en fanatici, als
liederlijke en wraakzuchtige wezens kan zijn, die
kan niet met volle liefde den traditioneelen Christus
aanhangen. Vrome schilders eer en de figuur van den
Heiland ook in zijn tegenstanders. Zij beseffen dat
men een held niet eert als men hem een zwakken,
verachtelijken tegenstander geeft. De duivel is de
tegen-schepper. Lucifer was oorspronkelijk een engel
des Heeren. Bosch moet onbewust een sterk verzet
tegen ds gestalte van den Heiland hebben gevoeld,
als hij zijn vijanden zoo vernedert. ,,0n n'est trahi
que par les siens."
DOCH naast den strijd tusschen goed en kwaad
komt het derde deel van zijn persoonlijkheid
tot uitdrukking. Buiten het dualisme om, dat door
het Christendom gegeven is, blijft zijn levende wer
kelijkheidszin behouden, die met vreugde de
menschelijke natuur waarneemt. Als vrucht van
die realistische opvatting ontstaan humoristisch ge
tinte genrestukken als de Goochelaar, het Concert
en tal van schetsen.
De ondergrondsche samenhang van deze werken
met de schilderingen van hel en lusten is slechts
schijnbaar moeilijk te doorgronden. Van den diepen
angst, die den schilder bedreigt door zijn verdrongen
en toch doorbrekende wenschen en die hem zelden
loslaat, bevrijdt hij zich soms door den lach. Steeds
weer doet hij zijn best den kleinen stap te doen die
het schrikwekkende scheidt van het ridicule, doch
steeds weer is hij, staande tegenover het ridicule,
genoodzaakt zich het schrikwekkende voor te stel
len. Zoo wordt hij heen en weer geslingerd tusschen
angst en lach.
Hij was niet in staat, zich los te maken van den
zwaren druk, dien déangst van zijn tijd op hem legde
doch in de verte verschenen reeds de teekenen van
een nieuwen tijd. Terwijl op den voorgrond der
schilderijen van Jeroen Bosch heiligen strijden tegen
de listen en lagen van den booze, zich vertwijfeld
weren tegen dood en duivel, worden op den achter
grond wijde vlakten zichtbaar, verre heuvels onder
een hoogen horizon. De schilder stierf in 1516. Een
jaar later sloeg Luther in Wittenberg zijn stellingen
aan de deur der slotkapel en deed zoo een poging
die weliswaar slechts kort duurde de kloof tus
schen zinnelijkheid en z:delijkheid, waarin Bosch
verteerde, te overbruggen.
Geslingerd tusschen het paradijs en de hel, die hij
in zijn buitengewone fantasie zich steeds weer mosst
voorstellen en die hij onophoudelijk moest uitbeel
den, kon de kunstenaar geen uitweg vinden. Slechts
zelden vond het Ik in dit dilemma de kracht, de aarde
lief te hebben. Doch nimmer zou hij tot de glim
lachende opvatting hebben kunnen komen, die
Tristan Bernard onlangs geestig formuleerde: Wat
klimaat betreft zou ik den hemel verkiezen, maar
wat het gezelschap bstreft zcu ik zeer zeker de voor
keur geven aan de hel."
'PAG. 8 DE GROENE No. 3084
Fragment uit het middenpaneel van de Verzoeking van den Heiligen Antonius door Jeroen Bosch, in het bezit van het museum te Lissabon, thans aanwezig op de tentoonstelling
in het Museum Boymans te Rotterdam
&*?.
t'-.'fri