Historisch Archief 1877-1940
/*5
«1
Letterkundig leven
EEN ONDANKBAAR WERK
waar we dankbaar voor moeten zijn
W. l>. M. K. van Leeuwen: Drift en
Beilnnlng. Beknopte geacltledenls
der nieuwe Xoord-Xed«rland»che
letterkunde (Wereldbibliotheek,
Amsterdam)
HET is niet gemakkelijk een
boek als dit recht te doen, ja,
bijna onvermijdelijk doet ieder
oordeel het onrecht. En wel uit twee
oorzaken.
In de eerste plaats: Dergelijke over
zichten voorzien, gelijk het banaal maar
waar heet, in een behoefte. Ze compi
leren en ordenen een hoeveelheid gege
vens, die anders slechts met veel per
soonlijke inspanning opgespoord kunnen
worden, tot een handzaam instrument.
En de velen journalisten, leraren, be
langstellenden in het algemeen?die da*
gelijks de behoefte aan zo'n instrument
voelen, zullen den schrijver gul-dank
baar zijn voor deze dienst zonder
zich al te veel te bekommeren over de
wijze, waarop de schrijver gemeend
heeft zijn taak te moeten opvatten.
En zo bsgint in de waardering het on
recht al. Want het mag dan óók de b
doeling van den schrijver geweest zijn
een practische dienst te bewijzen aan
zijn naar naam of jaartal speurende
tijdgenoten, hoofdzaak en het meest
aantrekkelijke in zijn taak moet hem
geweest zijn de mentaliteit der nieuw
ste literatuur te zien als een deel van de
totale geestelijk-stoffelijke constructie
van de wereld onzer dagen". Uit een
aantal titels van hoofdstukken en perio
den zoals: De Vlucht in het Verleden,
De Vlucht uit de Materie, De grote
Catastrophe, Verscheurdheid en Bezin
ning, De Oorlogsgeneratie, strijdbaar,
waakzaam en vroom, e.d. blijkt reeds
hoe de schrijver getracht heeft zijn
weerbarstig en chaotisch materiaal
onder bepaalde aspecten samen te
vatten, in de losse feiten» en verschij
ningen-massa continuïteit en ontwik
kelingslijnen te ontdekken.
Het is geen toeval, maar ook geen
overheersen van schoolmeesterseisen
bij de lezers, dat dit voor den schrijver
natuurlijk belangrijkste deel van zijn
werk, voor zijn publiek bijzaak moet
worden. Immers zijn zakelijke ge
gevens kan ieder waarderen, maar
zodra wij bereid zijn het beschouwe
lijke gedeelte als hoofdzaak te aan
vaarden, stuiten we op de tweede oor
zaak van noodzakelijke miskenning:
de normenloze tijd, waarin wij leven.
Of moeten wij juist van een overdaad
aan normen spreken? In ieder geval:
het ontbreken van algemeen geldende
maatstaven van waardering en
critiek, maakt een objectieve beoordeling
van deze poging om een zo recent ver
leden, ja het heden zelf in het licht
der historie te plaatsen, vrijwel onmo
gelijk. Ondanks de onmiskenbaar ern
stige wil van den schrijver, alle stro
mingen en verschijningen tot hun
recht te doen komen, zullen vele van
zijn lezers geneigd zijn de accenten
anders te leggen en ook onderling
zullen zij het daarbij zelden eens zijn.
Het lijkt me daarom zinloos bij wijze
van kritiek die accenten naar mijn
inzicht te gaan verschuiven.
Slechts op n bezwaar van meer
algemene strekking wil ik hier in het ?
kort ingaan. De schrijver, die enerzijds
het l'art-pour-1'art standpunt afwijst,
anderzijds polemiseert tegen een ver
keerd begrepen en sterk gevulgariseerd
historisch-materialisme, wil zijn object
zien, zoals we hierboven reeds aan
haalden als een deel van de totale
geestelijk-stoffelijke constructie van
de wereld onzer dagen". Practisch
komt het hier op neer dat hij de litera
tuur ziet als déuitingsvorm van die
totaliteit. En dat sluit m.i. een schro
melijke, ja soms naar het comische
neigende, overschatting van de litera
tuur in n van de levensgebieden, waar
de literatuur of wél de literaten
met die totaliteit in contact komen.
Het meest krasse staaltje daarvan is
wel, waar een iet-wat katterig vers van
Van Vriesland over zekere
landerigsnobbistische kunstenaars"-sociëteit
te Amsterdam, een uitstekend" beeld
moet geven van teleurstelling, afstom
ping en verzadiging bij de generatie,
die de oorlog bewust mee-maakte.
Maar ook elders en steeds sterker naar
mate schrijver de eigen tijd beschouwt,
mist men inzicht in het feit, dat het
hier gaat om een zeer kleine kring,
waarvan de werkingssfeer door een
slechts iets grotere kring daaromheen
wordt omsloten. Een zere plek in ons
cultuurleven, die men, eenmaal de
totaliteit tot uitganspunt genomen,
noch met persoonlijke waardering
voor de kwaliteit der kringgenoten,
noch met beschouwingen over de
horde al of niet opgestaan afdoet.
Maar ook dit ruimere bezwaar doet
aan de bruikbaarheid en de betrouw
baarheid van het boekje van den heer
Van Leeuwen als vademecum van
onze 20e eeuwse literatuur niets af.
Hij heeft een ondankbaar werk onder
nomen waar velen hem dankbaar
voor zullen zijm.
A. ROMBIN?VERSCHOOR
Duitsche boeken
RADIUM
Roman van een element
R n dolf Brnnngraber: Radium (Ernst
Itowohlt Verlag, Berlijn)
OP het oogenblik dat de dochter
van Maria Curie Sklodowska
minister in de regeering Blum
werd, verscheen in Duitschland een
roman, waarin de ontdekking van het
radium, het levenswerk der familie
Curie, beschreven wordt. Het is een
verheugend en hoopgevend teeken, dat
in een land, waar chauvinistische
spekslagers en geüniformeerde
hysterici de lakens uitdeelen, nog boeken ge
schreven worden, zooals deze roman,
waarin met wetenschappelijke objec
tiviteit en zuivere erkentelijkheid, vrij
van ieder spoor van nationalistische
afgunst, verslag gegeven wordt van
een der belangrijkste gebeurtenissen
van internationaal belang uit de laatste
decennia: de ontdekking van een
nieuw element. Zoowel door het ge
geven, als door de wijze waarop dit door
den schrijver behandeld werd, is deze
roman een belangrijk en lezenswaardig
werk geworden.
Wij sloegen dit boek van den on
bekenden schrijver open met de on
achtzaamheid, waartoe men, na de
ambtshalve verplichte kennisname van
veel middel- en minderwaardigs nood
zakelijk komen moet. Toen wij echter
op het titelblad lazen, dat de roman
in het jaar 1936 in de hoofdstad van
het Derde Rijk verschenen was, maakte
onze onverschilligheid voor sceptisme
plaats en herinnerden wij ons ergens
gelezen te hebben, dat uit Nazareth
niets goeds komen kan. De schrijver
had echter weinige bladzijden noodig
om ons van deze vergissing te over
tuigen en wij hebben dezen
merkwaardigen roman met een stijgend gevoel
van waardeering gelezen.
In de alles doordringende straling
van deze levenbrengende en l
venvernietigende Radium", schrompel
den Jules Verne's verhalen tot schrale,
leerstellige vertellingen van een ro
mantisch aangelegden
natuurkundeleeraar ineen; James Jeans' reizen in
den micro- en macrocosmos werden tot
goed georganiseerde week-end
autobusritten van een reisvereeniging, in
vergelijking tot dezen wilden en
adembenemenden tocht door het
radiumatoom; van Moszkowski's Insein der
Weisheit blijft weinig meer over dan
een paar onbeduidende stipjes in dezen
oceaan van vrij-gemaakte energie en
electro-magnetische golven. H. G. Wells
rest ons als de eenige auteur, met
wien Brunngrabers kwaliteiten als
romancier en als physicus vergeleken
kunnen worden.
/"\P de basis der historische feiten
^ is het den schrijver gelukt een
verhaal op te bouwen, dat nergens
geforceerd of gezocht aandoet en dat
onze aandacht tot de laatste bladzijde
gespannen houdt. De reis door deze
wonderlijke wereld vangt aan met de
toevallige ontdekking der straling van
een stuk uraanerts in Henri
Becquerel's laboratorium. Hierna neemt de
schrijver ons mee naar het Instltut
de France, waar Maria Sklodowska
begint te twijfelen aan de juistheid
der uiteenzettingen van haar leer
meester en het besluit neemt het onder
zoek voort te zetten. Dan gaan wij naar
de laboratoria der Curie's, naar de
vindplaatsen der radiumhoudende
ertsen in Bohemen, Amerika en Afrika,
haar de wereld der haute finance, waar
de ontdekking van het nieuwe element
opschudding veroorzaakt en per
spectieven voor winstbejag opent, naar
hospitalen en klinieken, waar pogingen
gedaan worden om kanker door de
gammastraling der radium te gene
zen. Dit alles levert stof voor een avon
turenroman van de beste soort, maar
door het verhaal heen openbaart de
schrijver ons telkens opnieuw weer het
wonder van het universum en ervaren
wij zijn bewondering en geestdrift voor
een schepping, waarvan door den
ernstigen en volhardenden onder
zoeker veel verklaard kan worden,
maar die uiteindelijk ook voor hem
een onoplosbaar mysterie blijkt.
Ongetwijfeld heeft dit boek ook
fouten, maar deze zijn gering in ver
gelijking tot zijn kwaliteiten. Zoo zijn
de onwetende personen, waarvan de
schrijver zich bedient om den lezer
in zijn atomen-, ionen- en
golvenlabyrinth ietwat wegwijs te maken,
meer leerlingen van een hoogere bur
gerschool, die een eerste natuurk
ndeles ontvangen, dan verantwoorde en
aannemelijke figuren, die litterair ge
lijkwaardig aan de hoofdpersonen uit
dit boek zijn. Wij vergeven hem het
gebruik van dit hulpmiddel bij zijn
waardevol onderwijs echter gaarne.
Zoolang in Duitschland nog boeken
als dit Radium" geschreven worden,
zal het den op Deutschen Boden stam
pende n bruinen horden niet gelukken,
het cultuuratoom onder hun rijlaarzen
te versplinteren.
MAURITS DEKKER
.Namaak~,Napoleon
Alfred Neumann: Kaiserrelch
(Allert d e* Lange, Amsterdam)
ER zijn duidelijke gezichten en
minder duidelijke gezichten. Ik
bedoel niet gezichten, die klaar
van expressie zijn, onklare gezichten
kunnen juist door hun onklaarheid
zeer duidelijk wezen.
Het boek, de roman Kaiserreich"
van Alfred Neumann zou men een boek
kunnen noemen, dat van het gelicht
van Napoleon III is afgeschreven. Door
het geheele boek staat, de stijl en de
ontwikkeling der ,,Tatsachen"
beheerschend, het gezicht van Napoleon
III, met zijn ondanks de versluiering
door de moeie, neerhangende oogleden
niette verbergen onzekere uitdrukking.
Reeds het vorige boek Neuer Caesar,,.
dat zijn opgang behandelt, leek gedacht
en beleefd door Napoleon III. Hier,
nu de afmetingen grooter geworden zijn
en ook het gezicht van den Keizer,
nu de Keizer veel meer nog zichzelf
representeert dan de pretendent en
president het deed, lijkt zijn geheele
Keizerrijk een vermenigvuldiging van
Napoleon Ui-gezichten, gevormd naar
het imperial-baardje en de knevels,
het masker overigens voor zeer ver
schillende individualiteiten tot het
Mephistopheles-achtige toe: dat van
zijn opponent den pamflettist
Rochefort!
Wat Neumann's roman ons op
meesterlijke wijze toont en onafwend
baar doet voelen, dat is, dat dit ger.eele
nagemaakte Tweede Keizerrijk met
zijn onovertuigenden en onovertuigden
Keizer een dwangvoorstelling van de
Napoleon-legende is geweest. De groote
eerste Napoleon was tezeer omgeven
met een imperators-aureool gestorven
dan dat hij op St. Helena zijn einde had
kunnen vinden, hij leefde voort totdat
de tijd nogmaals de begoocheling wilde
van zijn groctei naam en een erfge
naam zocht. Het was Louis Napoleon,
die het avontuur" waagde, onder de
suggestie van de Napoleontische legen
de en omhoog gedragen vooral door zijn
helpers en hun belangen. Maar deze
nieuwe Napoleon had zelf geen doel"
hij was slechts de figurant, die zich
schikte naar wat de massa wilde, die
hem in het middelpunt van een apo
theose plaatste, een moe en au fond
zachtmoedig man in de Keizersloge
van zijn dynastie, overschreeuwd door
de rauwe Spaansche stem van zijn
vrouw Eugenie, die alleen voor den
zoon Loulou werkte, niet voor haar
man Louis en hij wist het. Wellicht
heeft dat ook veel aan zijn indolentie
toe gedaan; hij leefde nu eenmaal
onder de schaduw van den grooten N
en werd omringd door diens ruwe
afgietsels in de Napoleon-koppen van
Pionpion, Walewski en den ergsten
van allen, den unheimischen" gek en
tot reusachtigen athleet gegroeiden
onechten zoon, de Comte Léon, de
nachtmerrie van de sprekende" ge
lijkenis voor hem, die naar het uiterlijk
wel allerminst op den grooten N leek.
Zooals Neumann hem beschrijft
voelen wij dezen Napoleon III waarlijk
gekneld in het noodlot van een
Napoleonide. En wat wordt ten slotte de
politiek van /ulk een man? Een even
onovertuigde en onovertuigende poli
tiek als zijn gezicht, een politiek zonder
lijn of object, een politiek van laten
gebeuren"; en hoe moe is een boven
dien ziek man, de ongelukkige paard
rijder met den steen, die de dood geen
verschrikking meer vindt en toch den
Keizer moet blijven spelen en een Waar
de vertegenwoordigen, die de dingen
allang niet meer voor hem hadden. Hij
glimlachte toen hij stierf, zegt Neu
mann, en daarna glimlachte hij nog.
Kaiserreich " is een waardig
epitaaph geworden voor een veel verguisde
en hard beoordeelde. De man was niet
dom of ijdel, geen parvenu. Hij was
zeer sympathiek en alleen, misschien,
een beetje te levenswijs en daardoor
niet opwindbaar.
CONSTANT VAN WESSEM
HOOFDSEIZOEN 1 JULI-31 AUG.
KAMER MET VOLLEDIG PENSION
PRIJSREDUCTIES KURZAAL - BUITENBADEN - PIER
PAG. ? DE GROENE No. 3085
-IJ
f |%
l Wl
25
LAND
ZIJDE
.L
1911
HANl
IN OUDE KUNST IN
1936
i
RIJKSMUSEUM
AMSTERDAM
JULI AUG. SEPTEMBER
1936
TENTOONSTELLING
OUDE KUNST
UIT HET BEZIT VAN DEN
INTERNATIONALEN HANDEL
i
f
t 'iJ- ^H
A
l
TOEGANGSPRIJS DINSDAGS EN VRIJDAGS VAN 10-5 UUR 50 CENT
ELKEN AVOND (BEHALVE ZONDAG) VAN 8-10.30 UUR 50 CENT
OVERIGE DAGEN VAN 10-5 UUR INCLUSIEF TOEGANG RIJKSMUSEUM
Fliu
l
r
PAG. 9 DE GROENE No. 3085