De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 25 juli pagina 2

25 juli 1936 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

OM EEN NEDERLANDSCH BELANG Mussert con i UIT den treure heeft onze tegenwoordige Regeering herhaald, dat een gezond econo misch herstel voor ons land slechts denkbaar is bij uitbreiding van het internationale handels verkeer en het aandeel, dat wij daarin zullen kunnen nemen. Het bezigen van dit argument bij het afwijzen van allerhand initiatief voor een nationale recon structie schept voor de Regeering die het gebruikt, de verplichting dan ook niets na te laten wat onder de gegeven omstandigheden mogelijkheid biedt tot het versterken van onze positie op de buitenlandsche markten en het openen van nieuwe arbeidsvelden voor ons bedrijfsleven daarop. Inderdaad heeft de Regeering speciaal in het laatste jaar blijk gegeven van toenemende activiteit te dezen aanzien. Haar, naar het zich laat aanzien succesvolle, bemoeiingen in Noord- en ZuidAmerika bewijzen dat op dit gebied wel het een en ander te bereiken is. Te verwonderlijker is het daarom, dat zij nog steeds vrijwel alles verzuimt, wat dienstig kan zijn aan. de bevordering van de Nederlandsche handelsbelangen op de eenige groote, ja de grootste markt der wereld die in het laatste decennium in plaats van, gelijk vrijwel alle andere, gesloten, voor den internationalen handel geopend is en vrijwel onbeperkte mogelijkheden biedt: de Rus sische. Met Zwitserland (hoe lang nog?) en Portugal is Nederland het eenige land in Europa dat de U.S.S.R. nog niet heeft erkend, of juister gezegd, met dezen staat nog geen normaal diplomatiek en consulair verkeer heeft geopend en daardoor nalatig is geble ven in de vervulling van de allereerste voorwaarde voor een behoorlijke behartiging van onze handels belangen in dat onmetelijke Rijk, waar vcor veel wat elders verloren ging ruimschoots compensatie gevonden zou kunnen worden. Zoo ergens dan heeft immers in het tegenwoor dige Rusland onze handel den steun en de voorlich ting van onze diplomatieke en consulaire apparatuur noodig. Er heeft zich daar na de Revolutie van 1917 een maatschappelijke orde en economisch systeem ontwikkeld, van structuur en dynamiek zoozeer ver schillend van de elders ter wereld bestaande, dat de normale outillage en routine van den particulie ren handel voor een intensief verkeer daarmede niet toereikend zijn en dringend aanvulling behoeven die slechts van Regeeringswege kan worden verschaft. Aanvankelijk, en wel in een tijd waarin nog nie mand kon vermoeden hoe groot alras de belangen zouden blijken die hier op spel staan, toonde de toen malige Regeering te begrijpen wat in deze door het Nederlandsche bedrijfsleven van haar verwacht mocht worden. In 1924, toen Rusland zich nog nau welijks begon te herstellen van de eerste revolutionnaire convulsies en de daarop gevolgde internationale blokkade en interventiepogingen, paraisseerde op de Nederlandsche begrooting, zij het uiteindelijk slechts pro memorie, reeds een post voor een diplo matieke vertegenwoordiging in de U.S.S.R. en Werden door onze Regeering, het eerste kabinetColijn, met de Russen te Berlijn onderhandelingen aangeknoopt over het sluiten van een handelsover eenkomst, welke natuurlijk de erkenning van de Sowjet-regeering zou impliceeren. ,,De Nederlandsche Regeering betreurt het", zoo verklaarde zij later bij monde van minister Van Karnebeek in de Tweede Kamer, dat Europa nog verkeert in een toestand waarin tusschen de staten geen normale betrekkingen bestaan, en de Regee ring staat op het standpunt, dat zij in principe niet afwijzend mag staan tegenover pogingen om tot nor maliseering van betrekkingen te komen." Wanneer de gevoerde onderhandelingen voorshands niet tot een resultaat hadden gevoerd, was dat, zoo meende zij, zeer zeker niet aan haar te wijten geweest. Het Nederlandsche standpunt is in dezen tegemoetko mend geweest, het is redelijk geweest, het heeft zelfs ,^^> Voor ?«& ? *ï!"*"i;»r *tó rtuog BSSStSsaar..-* ttA xOBQ**^?^^^^ ' ? «f f 19 ['"?"'??^""?vNTtii blijk gegeven van een groote liberaliteit." Principieele quasties werden zelfs van Nederlandsche zijde niet te berde gebracht." Maar de Russen wenschten de dezerzijds verlangde en ook aangeboden meestbegunstiging slechts zoodanig geclausuleerd te aanvaarden, dat zij naar de voorloopige meening der Regeering vrijwel iedere beteekenis verloor. Van Nederlandsche zijde, zoo werd intusschen uitdruk kelijk verklaard, was men echter geneigd de ge voerde onderhandelingen veeleer als slechts ge schorst dan als definitief afgebroken te beschouwen. Of in de toekomst betere resultaten te verwachten waren, zou er slechts van afhangen of men van Rus sische zijde bereid zou blijken dezerzijds onrede lijk geachte eischen te laten vallen. Waarom sedert de onderhandelingen niet zijn her vat, is nooit recht duidelijk geworden. Als op gezette tijden uit het Parlement de vraag werd gesteld hoe de Regeering tegenover de hervatting van de normale betrekkingen met Rusland stond, werd die vraag stereotiep beantwoord met de simpele mededeeling dat men het in 1924 kenbaar gemaakte standpunt onveranderd handhaafde. Tot serieuze discussies over dit zoo belangrijke vraagstuk kwam het in onze volksvertegenwoordiging niet meer. Ook niet toen de eene staat voor, de andere na tot erken ning der U.S.S.R. overging en het belang van Rus land voor de wereldmarkt niet alleen relatief maar ook absoluut in verrassend tempo groeide. Of onze opeenvolgende Regeeringen zelfs maar hebben over wogen of de dezerzijds aanvankelijk gevoelde be zwaren tegen de door de Russen geconditioneerde restricties op de meestbegunstigingsclausule, waar van de wezenlijkste ook door alle andere landen werden aanvaard, in den loop der jaren niet goed deels hun gewicht hadden verloren, is uit niets ge bleken. En evenmin of wel werd onderzocht of niet op eenige meerdere tegemoetkomendheid der Rus sen ten aanzien van eventueel nog restende geschil punten te rekenen viel, nadat zij eenmaal hun ver houding tot andere landen geregeld hadden en dus voor precedenten niet meer zoo bevreesd behoefden te zijn als tevoren. DAT alles is zeer vreemd. Vreemder is echter nog, dat, nadat meer dan tien jaar lang vier opeenvol gende Regeeringen, waaronder ook zij zelve, hadden verklaard het in 1924 geformuleerde standpunt onge wijzigd te handhaven, plotseling in.het najaar van I93S de tegenwoordige Regeering haar inzicht radicaal gewijzigd bleek te hebben en te kennen gaf in het ,,a-religieuze karakter" van den Sowjetstaat en het gevaar van door diplomatieke immuni teit gedekte communistische propaganda wel degelijk principieele bezwaren te zien tegen een erkenning, en bovendien het nut daarvan voor de bevordering der handelsrelaties te betwijfelen. Met voorbijgaan van de wel zeer te elfder ure ontdekte principieele bezwaren, die elders in dit nummer door meer bevoegden worden gewogen, zij hier nog slechts gewezen op de onhoudbaarheid van het gebezigde opportuniteitsargument. Als de Regeering daarmede slechts te kennen heeft willen geven, dat van een erkenning alleen wellicht geen grooten invloed op de van Russische zijde te betoonen bereidheid tot zaken doen met ons land te ver wachten zou zijn, en niet het nut van een diploma tieke en consulaire organisatie, waaraan jaarlijks tonnen gouds ten koste worden gelegd, in twijfel heeft willen trekken, laat haar stelling de sterkste argumenten van de voorstanders der erkenning eenerzijds geheel onaangetast, en snijdt zij ander zijds slechts zeer ten deele hout, omdat daarbij over het hoofd Wordt gezien, dat volharding bij een dergelijk uitzonderlijk en denigreerend stand punt als thans wordt ingenomen, wel eens een zeer nadeeligen invloed op de in de laatste jaren betrekke lijk gunstige ontwikkeling van onzen handel op Rusland zou kunnen hebben. De daling van den Duitschen export naar Rusland van 324,4 millioen in 1932 tot 21,7 millioen roebel in 1935, doet duide lijk genoeg zien welk een terugslag politieke bisbilles op de ontwikkeling van handelsrelaties met de U.S.S.R. kunnen hebben. Een groot Nederlandsch belang, en dat alleen, gebiedt een spoedige en radicale wijziging in onze tot nog toe tegenover de U.S.S.R. gevolgde politiek. Hoezeer die overtuiging reeds is doorgedrongen in steeds breeder en belangrijker wordende kringen in den lande en hoe weinig daartegen valt in te brengen, moge blijken uit de hier volgende bijdragen van vertegenwoordigers der meest verschillende richtingen en professies, waarvan wel geen enkele verdacht zal worden bij de bepaling van zijn stand punt andere dan zuiver Nederlandsche belangen te laten medespreken. MR. R. H. DIJKSTRA fA«,2 Dt GROENE N*. keev Brouwer ?chrljft onm : DE Heer A. A. Mussert heeft in het Utrechtse Dagblad van Maandagmorgen 20 Juli een dementi gegeven van datgene wat in De Groene van de vorige week over hem is gepubliceerd. Hij geeft in dit dementi onder meer te kennen, dat hij in het genoemde onderhoud niet zou hebben gesproken over de politieke toekomst van ons volk, de Kerk en het Germaansche volkskarakter". Dit deel van het onderhoud zou volmaakt uit den duim gezogen" zijn. Aangaande het onderdeel van het gesprek over de verschillende medewerkers aan het referendum verklaarde de Heer Mussert, dat de namen van twee der door mij genoemde mede werkers nooit in het geding zijn geweest. Deze namen las hij voor het eerst in het verslag van h tra De Groene verzoek een onderhoud gehad met twee leidende iguren uit de N.S.B. Omtrent publicatie is niets afgesproken. Ik zou het echter onbehoorlijk en in strijd met de goede trouw achten, indien ik mijn lezing van dat gesprek zou publiceeren zonder daartoe machtiging van degenen met wie ik heb gesproken te hebben gevraagd. Omdat dat gesprek kennelijk een vertrouwelijk karakter droeg. Met het gesprek Mussert?Brouwer was dat echter niet het geval. Integendeel. De Heer Brouwer had om dat onderhoud verzocht, ten einde den Heer Mussert namens de referendumcommissie een artikel te vragen. De Heer Mussert heeft dat geweigerd, wat zijn recht is. Hij heeft die weigering gemoti veerd en aan die motiveering een aantal mede^eelingen van anderen aard toegevoegd. Het lag "voor de hand, dat de Heer Brouwer die mededeelingen onderhoud." Ook verklaart Mussert het voor | aan de referendumcommissie zou overbrengen, daartoe waren zij uit den aard der zaak bestemd. De Heer Mussert ontkent dat karakter van die mededeelingen. Als de Heer Brouwer beweert, dat hij gedurende het gesprek heeft zitten schrijven, dan verklaar ik die bewering voor gelogen", heeft de Heer Mussert gezegd. Verschillende leden van de redactie en het bureau van De Groene hebben echter die aanteekeriingen gezien, onmiddellijk nadat de Heer Brouwer in Amsterdam was teruggekeerd. Zij zijn bereid dat onder eede te bevestigen. Vrijwel alle mededeelingen van den Heer Mussert uit het verslag kwamen daarin letterlijk voor. Uit die aanteekeningen heeft de Heer Brouwer kort daarop zijn verslag opgemaakt. Had de Heer Brouwer in het uitvoerige verslag van zijn bevindingen bij het vragen van medewer king voor het referendum, eertijds in De Groene opgenomen, ook deze mededeelingen verwerkt, niemand had er hem een verwijt van gemaakt. gelogen", dat ik aanteekeningen maakte gedurende het gesprek. Op dit dementi antwoord ik, dat ik mijn mededeeling van de vorige week letter voor letter staande houd. De Heer Mussert moet voor zich zelf verant woorden wat hij naar aanleiding van onze publi catie wil verklaren. Op n punt evenwel is ook voor een buiten staander objectief na te gaan waar onwaarheid werd gesproken. De Heer van Geelkerken verklaart o.m. in het Utrechtsen Nieuwsblad van Maandag 20 Juli, dat de Heer Brouwer aan den N.S.B., .leider de lijst met namen heeft laten zien, betrekking hebbend op het referendum. De heer Mussert heeft daarop deze lijst met namen doorgeloopen en den Heer Brouwer aangetoond, dat het referendum onder marxistischen invloed stond." Op deze lijst kwamen natuurlijk ook de namen voor van die medewerkers, waarvan Mussert persoonlijk verklaart dat hij ze niet eerder las dan in het verslag van het onderhoud. ANTON M. BROUWER H Mocht hij die mededeelingen dan niet afzonderlijk \ publiceeren ? ET belangrijkste geschilpunt uit den strijd!*Éq Met die publicatie is gewacht totdat het referentusschen den Heer Mussert en De Groene is dum geheel afgewerkt was, omdat het uit den aard der zaak ongewenscht is tijdens den duur van een referendum onrust te verwekken onder de mede werkers aan en de schrijvers over het referendum, wat door die publicatie op dat tijdstip stellig zou zijn geschied. Hiermede is de zaak tot haar juiste verhoudingen teruggebracht. De redactie van De Groene meent stellig niet onbehoorlijk te hebben gehandeld. Allerminst past dat verwijt van onbehoorlijkheid aan de N.S.B., die zich niet heeft gegeneerd een brief van den Heer Heidring aan den Heer Asscher, die kennelijk een vertrouwelijk karakter droeg en die toevallig aan het verkeerde adres was bezorgd en door een ander dan den geadresseerde geopend, te publiceeren. En die bovendien onlangs een verslag publiceerde van een vergadering van den Vrijheidsbond, welke de vraag, of de mededeelingen van den Heer Brouwer omtrent het gesprek juist zijn. De Heer Mussert verklaart, dat de Heer Brouwer het voor naamste deel van het gesprek volmaakt uit den duim heeft gezogen". De Heer Brouwer houdt vol, dat de weergave woord voor woord juist is. Het spreekt vanzelf, dat De Groene niet tot de publicatie van het verslag over is gegaan, dan nadat de Heer Brouwer verzekerd had, dat zijn verslag volkomen betrouwbaar was. Van groot belang is ook de vraag, of het be hoorlijk is den inhoud van een dergelijk gesprek aan de openbaarheid prijs te geven zonder machti ging van de wederpartij. Bij een interview is het veelal gebruikelijk de andere partij den tekst van het verslag ter goedkeuring voor te leggen. Maar regel is dat niet. Het gesprek van de Heeren Mussert en Brouwer was echter geen interview. Was het dan misschien een vertrouwelijk gesprek? Ik zelf heb enkele maanden geleden op mijn j ^ v» ** * * ^^Vergadering eveneens kennelijk van vertrouwelijken DE NIEUWE GOU 1TV.E nieuwe Gouverneur-Generaal van Ned. i i Oost-IndiëJhr. Mr. A. W. L. Tjarda van ** Starkenborgh Stachouwer heeft eenige dagen geleden aan een noenmaal, hem door den Ned. Journalistenkring aangeboden, een rede gehouden. Het was niet de bedoeling van de gastheeren en evenmin van den gast, dat in die rede onthullingen zouden worden gedaan omtrent de plannen van den nieuwen Gouverneur-Generaal. De spreker heeft den tact getoond zich van het uitspreken van ieder oordeel omtrent zijn toekomsttgen werkkring te onthouden. Had hij zich dienaangaande tot algemeenheden bepaald, men zou gezegd hebben: dat is niet de moeite waard. Ware hij in bijzonder heden getreden, men zou geneigd geweest zijn op te merken: wat weet hij, die nooit in Indi geweest is, daarvan. Sprekers ambtsvoorganger in Büitenzorg heef t zich 5 jaren geleden in ongeveer dezelfde positie bepaald tot de mededeeling, dat hij groote ver wachtingen had van zijn toekomsttgen werkkring, maar dat hij toch ook betreurde van sommige dingen afscheid te moeten nemen, o.a. van zijn verzameling orchideeën. Men heeft toen in Indi Jhr. de Jonge kwalijk genomen, dat hij blijkbaar niet eens wist, dat zich in den tuin van het paleis in Büitenzorg een collectie orchideeën bevindt, die misschien de mooiste ter wereld is. Zelfs een simpele mededeeling omtrent bloemen kan dus kwaad bloed zetten. Wat de nieuwe Gouverneur-Generaal omtrent de verhouding tot Belgiëheeft gezegd muntte ook aard was. A. C. JOSEPHUS JlTTA VERNEUR-GENERAAL niet uit door verrassende nieuwigheden. Dat kon men van den redenaar op die plaats ook niet verwachten. De bedoeling van het noenmaal en de rede was, dat de Nederlandsche journalisten uit de eerste hand een indruk zouden ontvangen van de persoonlijkheid van den functionnaris, die een zoo hoogst belangrijke en verantwoordelijke functie zal gaan bekleeden. Dat doel is volkomen bereikt. De groote ver wachtingen, die in de pers van alle richtingen bij het bekend worden der benoeming zijn uit gesproken er heerschte dienaangaande zeld zame eenstemmigheid zijn door dit noenmaal volkomen bevestigd. Omtrent den eenvoud, de degelijkheid en de frischheid van den nieuwen Mverneur-Generaal ging onder de aanwezige \ journalisten slechts n roep. Men heeft derhalve alle redenen omtrent deze ambtsvervulling de beste verwachtingen te koesteren. Er waren onder de aanwezigen zelf s journalisten, die zoo ver gingen met hun voorspellingen, dat zij in onderlinge gesprekken de hoop en de ver wachting uitspraken, dat de Heer Tjarda, nadat hij in Büitenzorg zijn werk zal hebben verricht) in het openbare leven hier te lande nog een rol van beteekenis zal spelen. Men moet niet te ver in de toekomst willen zien. Voorspellingen, die ver in de toekomst liggen, kunnen door allerlei onverwachte factoren, geheel anders uitkomen. foor met die reserve scheen voor deze voorspelling Jtoch heel wat te zeggen. A. C. J. J. MiNISTBlf PBLBOS HEEFT ZXJN~ZIN GEKREGEN. De Locarno-conferentie is tóch bij elkaar gekomen. Of het iets zal helpen, is ten slotte een andere kwestie.... De Engelschen maken den indruk niet heel vlug van begrip te zijn; in ieder geval zijn zij niet vlug van decisie. Ongetwijfeld is de publieke opinie in Engeland nu snel aan het veranderen, wat haar visie op Europeesche zaken betreft. Maar van dit nog vrij vage gevoel van ernstige bezorgdheid tot aan het bewustzijn dat er nu ook iets gebeuren moet om de gevaren te bezweren dat is nog een heel eind l Het laatste kabinet Baldwin (men mag al wel spreken van het laatste") ziet voorshands nog geen andere consekwentie dan een zeer snel op voeren der bewapening. Tot een of andere wérkelijk konsekwent volgehouden actie op het terrein der buitenlandsche politiek durven de heeren van Westminster nog niet te besluiten. Dat is dan ook de reden dat Delbos zich niet heeft laten afschepen en doorgezet heeft. Zou hij er in geslaagd zijn Eden te overtuigen, dat er nu werkelijk eens wat gedaan moest worden? Zooals men weet, had Londen liever heelemaal geen conferentie gewild, op dit oogenblik, maar de zaken maar liever heel gewoontjes per telefoon afdoen. Dat was immers zoo'n gemakkelijke methode, vond Eden. Het gebeurde vaak, dat hij dan beteekenis hoeft hieraan niet gehecht te worden in plaats van meneer, mevrouw Delbos aan 't toestel kreeg. Eden moet tenminste, juist een maand geleden, aan haar het allereerst gezegd hebben, dat hij zich gedwongen zag de sanctie-politiek vaarwel te zeggen. Bepaald zelfbewust moet zijn stem toen niet geklonken hebben. Toen zij eenigen tijd later eens vroeg: ,,Hallo, hallo, qu'y a-t-il de nouvelles ?" antwoordde hij aan Madame la Marquise, dat alles heel goed ging, heel erg best zelfs, en dat Engeland het bijstandsverdrag in de Middellandsche Zee, dat nu nergens meer voor diende, natuurlijk zou gestand doen. Op een volgenden oproep antwoordde Eden: Tout va tres bien, Madame la Marquise, tout va tres bien. De vloot die moet terug! Want de Italianen vinden het niet erg vriendelijk, ziet U, en die kunnen we natuurlijk niet voor 't hoofd stooten." Tout va tres bien. in Danzig. Meneer Greiser trekt zich nu niets meer van mij aan. Maar U be grijpt wel, dat we daar vooral geen ruzie om moeten maken, vooral geen moeilijkheden.... Tout va tres bien, ook met de Italianen. Ze willen niet meer meedoen aan een bespreking der Locarnisten, of hun nieuwbakken vrienden, de Duitschers, moeten er bij zijn. Nu, dat gaat natuur lijk niet erg goed, en dus gelooven wij dat het maar beter is om de heele vergadering niet door te laten gaan " Totdat Madame la Marquise, of Madame Delbos, of Madame Marianne met een zucht de telefoon op den haak legde en besloot dat het nu maar eens uit moest zijn en dat de'bijeenkomst in ieder geval wél door zou gaan. Wanneer Eden dat liever wilde, dan maar in Londen. Dat was juist wel goed. Want het ging er tenslotte niet om, nu nog stappen te onder nemen inzake de Rijnlandbezetting. Dat was toch een gedane zaak. Het eigenlijke doel van deze bespreking is, om Engeland duidelijk te maken dat het inzake het Verdrag van Locarno ook verplich tingen heeft, verplichtingen, die het niet loochenen kan, niet zoozeer omdat de Rechtvaardigheid Groot-Brittanniëverbiedt deze plichten te loochenen, maar omdat Inzicht en Eigenbelang het voor schrijven zijn handteekening te honoreeren. Het zelfde Inzicht en hetzelfde Eigenbelang dat Engeland twaalf jaar geleden tot het aangaan van dit accoord noopte. AL SCHIJNT IN SPANJE DE REGEERING VAN HET VOLKSFRONT DE OVERHAND TE BEHOUDEN, het ziet er voor de toekomst van dat onrustige land toch niet rooskleurig uit. De moord pp Sotelo was het sein voor een opstand van de fascistische en royalistische elementen. Die moord was een wan daad?des te grooter wandaad omdat de politie beambten die zich tot deze beestachtigheid hadden laten meesleepen, niet handelden in opdracht van de regeering (er was tegen Sotelo zelfs geen arrestatie bevel uitgevaardigd), maar zich enkel lieten leiden door een gevoel van wraak. Het gaat nu hard tegen hard. En het zijn de officieren, die zich tegen het bewind verzetten. Onder Generaal Franco hebben zij in Spaansch Marocco de leiding der zaken aan zich getrokken. Vervolgens hebben zij in de provincie vele steden voor hun zaak gewonnen, maar daarna liep hun actie dood. Madrid bleef tot nog toe vrijwel onge stoord in handen van het gouvernement en de berichten melden dat de regeering op den gewapenden steun der bevolking kan blijven rekenen. BIJNA EVEN ERNSTIG ZIET HET ER IN DANZIG UIT. Om de zaak nog iets scherper toe te spitsen, heeft zich de heer Foerster er weer in gemengd. De heer Foerster, nationaal-socialistisch gouwleider, heeft er feitelijk niets te maken omdat hij geen Danziger is. Maar wat doet dat er toe, volgens nationaal-socialistische opvattingen? Lega liteit is een woord dat in deze ideeën-wereld een zinledig begrip geworden is. De nationaal-socialisten zijn er nu bezig stuk voor stuk de rechten af te breken die, onder garantie van den Volkenbond, constitutioneel aan de Danzigers gewaarborgd zijn. Van kolonel Beek, den Poolschen minister van Buitenlandsche Zaken, verwacht de wereld niet dat hij zal opkomen voor de belangen van de ,,demoliberalen", van de katho lieken en de joden. Maar in Polen zelf gaan er wél waarschuwende stemmen op, dat het zóó te ver gaat. Ook in Frankrijk en Engeland begint de publieke opinie zich te roeren. Er is een commissie ad hoc ingesteld (Frankrijk, Engeland en Portugal) om de rapporten van Beek en Lester te bestudeeren en zoonoodig den Volkenbondsraad van advies te dienen. Bemoeit deze commissie zich met de zaak, dan is het niet uitgesloten dat de Raad weer bijeen komt om hier nog eens een waarschuwing te laten hooren. Of wij daar veel van verwachten?.... ONS LAND is EEN OASE temidden van al deze weinig verkwikkelijke gebeurtenissen, al ver oorzaken zekere vlegelachtige elementen soms wat opschudding. Politiek heeft dat echter niets te be duiden. Op dat gebied heerscht er vacantie-stemming. Slechts hooren wij tot onze voldoening dat men bij de plannen tot Grondwetswijziging de pers vrijheid volledig wil handhaven. De straten van onze goede Amstelstad wor den bevolkt door drommen belangstellenden uit de provincie, die, wanneer zij uit het CentraalStation komen, er soms in slagen de barrière te verbreken van de nijvere boetelieden die hen trachten te overbluffen met de verlokkingen van Marken. Volen-, E- of Zaandam. Is deze hindernis eenmaal genomen, dan spoeden zij zich ter leering van hun talrijk kroost naar de diverse musea en tentoon stellingen. Het is tóch jammer dat het Panopticum niet meer bestaat! Voor de diverse sensationeele vertooningen zorgt overigens op voortreffelijke wijze onze N.S.B. Te Leiden hebben eeriige vertegenwoordigers van de partij, die beweert op te komen voor Orde en Staats gezag, de etalage van een geëmigreerdenjoodschen juwelier en horlogemaker vernield. Natuurlijk werden deze belhamels officieel gedesavoueerd door hun leiders, maar wanneer men leest wat er in Volk en Vaderland over emigranten ge schreven wordt, kan men moeilijk het gevoel van zich af zetten, dat tenminste moreel indien al niet juridisch de hoogste instanties van deze partij ten volle medeverantwoordelijk zijn. Ook in Naarden veroorzaakten deze kampioenen der orde wanordelijkheid volgens de beproefde Hitleriaansche methode. Dat een heethoofdig antifascist te Leiden deze nationaal-socialisten niet de zelfde munt betaald wilde zetten was een groote fout. Een dubbele fout; in de eerste plaats omdat er hier nog een werkelijk en legaal gezag is dat in staat is de orde te hand haven en ordeverstooringen te wraken, zoodat het geen pas geeft gewelddadigheden met daden van geweld te beantwoorden, in de tweede plaats omdat deze onbesuisdheid zelfs niet aan het atavistisch principe beantwoordt van oog.om oog, tand om tand". De etalage der zwart-roode bentgenooten herbergt immers niets dat verkocht kan worden onder het keur van echtheid en zuiverheid van gehalte. DE GROENE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND OPGERICHT IN 1877 - 60ste JAARGANG No. 3086 - Hoofdredacteur: Prof. Mr. A. C. JOSEPHUS ITTA Redactie : Mr. M. KANN, TH. MOUSSAULT, Dr. P. H. RITTER Jr., Mr. N. J. C. M. KAPPEIjNE VAN DE COPPELLO en Mr. R. H. DIJKSTRA AMSTERDAM C - KEIZERSGRACHT 355, Tel. 37964 - Postgiro 72880 - Gem. G 1000 PAG. 3 DE GROENE No. 308* ?a-i ? ?' V ? l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl