Historisch Archief 1877-1940
OM EEN NEDERLANDSCH BELANG
Mussert
con
i
UIT den treure heeft onze tegenwoordige
Regeering herhaald, dat een gezond econo
misch herstel voor ons land slechts denkbaar
is bij uitbreiding van het internationale handels
verkeer en het aandeel, dat wij daarin zullen
kunnen nemen.
Het bezigen van dit argument bij het afwijzen
van allerhand initiatief voor een nationale recon
structie schept voor de Regeering die het gebruikt,
de verplichting dan ook niets na te laten wat onder
de gegeven omstandigheden mogelijkheid biedt tot
het versterken van onze positie op de buitenlandsche
markten en het openen van nieuwe arbeidsvelden
voor ons bedrijfsleven daarop.
Inderdaad heeft de Regeering speciaal in het
laatste jaar blijk gegeven van toenemende activiteit
te dezen aanzien. Haar, naar het zich laat aanzien
succesvolle, bemoeiingen in Noord- en
ZuidAmerika bewijzen dat op dit gebied wel het een en
ander te bereiken is.
Te verwonderlijker is het daarom, dat zij nog
steeds vrijwel alles verzuimt, wat dienstig kan
zijn aan. de bevordering van de Nederlandsche
handelsbelangen op de eenige groote, ja de grootste
markt der wereld die in het laatste decennium
in plaats van, gelijk vrijwel alle andere, gesloten,
voor den internationalen handel geopend is en
vrijwel onbeperkte mogelijkheden biedt: de Rus
sische.
Met Zwitserland (hoe lang nog?) en Portugal is
Nederland het eenige land in Europa dat de U.S.S.R.
nog niet heeft erkend, of juister gezegd, met dezen
staat nog geen normaal diplomatiek en consulair
verkeer heeft geopend en daardoor nalatig is geble
ven in de vervulling van de allereerste voorwaarde
voor een behoorlijke behartiging van onze handels
belangen in dat onmetelijke Rijk, waar vcor veel
wat elders verloren ging ruimschoots compensatie
gevonden zou kunnen worden.
Zoo ergens dan heeft immers in het tegenwoor
dige Rusland onze handel den steun en de voorlich
ting van onze diplomatieke en consulaire apparatuur
noodig. Er heeft zich daar na de Revolutie van 1917
een maatschappelijke orde en economisch systeem
ontwikkeld, van structuur en dynamiek zoozeer ver
schillend van de elders ter wereld bestaande, dat
de normale outillage en routine van den particulie
ren handel voor een intensief verkeer daarmede niet
toereikend zijn en dringend aanvulling behoeven die
slechts van Regeeringswege kan worden verschaft.
Aanvankelijk, en wel in een tijd waarin nog nie
mand kon vermoeden hoe groot alras de belangen
zouden blijken die hier op spel staan, toonde de toen
malige Regeering te begrijpen wat in deze door het
Nederlandsche bedrijfsleven van haar verwacht
mocht worden. In 1924, toen Rusland zich nog nau
welijks begon te herstellen van de eerste
revolutionnaire convulsies en de daarop gevolgde internationale
blokkade en interventiepogingen, paraisseerde op
de Nederlandsche begrooting, zij het uiteindelijk
slechts pro memorie, reeds een post voor een diplo
matieke vertegenwoordiging in de U.S.S.R. en
Werden door onze Regeering, het eerste
kabinetColijn, met de Russen te Berlijn onderhandelingen
aangeknoopt over het sluiten van een handelsover
eenkomst, welke natuurlijk de erkenning van de
Sowjet-regeering zou impliceeren.
,,De Nederlandsche Regeering betreurt het", zoo
verklaarde zij later bij monde van minister Van
Karnebeek in de Tweede Kamer, dat Europa nog
verkeert in een toestand waarin tusschen de staten
geen normale betrekkingen bestaan, en de Regee
ring staat op het standpunt, dat zij in principe niet
afwijzend mag staan tegenover pogingen om tot nor
maliseering van betrekkingen te komen." Wanneer
de gevoerde onderhandelingen voorshands niet tot
een resultaat hadden gevoerd, was dat, zoo meende
zij, zeer zeker niet aan haar te wijten geweest. Het
Nederlandsche standpunt is in dezen tegemoetko
mend geweest, het is redelijk geweest, het heeft zelfs
,^^>
Voor ?«& ? *ï!"*"i;»r *tó rtuog
BSSStSsaar..-*
ttA xOBQ**^?^^^^ ' ? «f f 19
['"?"'??^""?vNTtii
blijk gegeven van een groote liberaliteit."
Principieele quasties werden zelfs van Nederlandsche zijde
niet te berde gebracht." Maar de Russen wenschten
de dezerzijds verlangde en ook aangeboden
meestbegunstiging slechts zoodanig geclausuleerd te
aanvaarden, dat zij naar de voorloopige meening der
Regeering vrijwel iedere beteekenis verloor. Van
Nederlandsche zijde, zoo werd intusschen uitdruk
kelijk verklaard, was men echter geneigd de ge
voerde onderhandelingen veeleer als slechts ge
schorst dan als definitief afgebroken te beschouwen.
Of in de toekomst betere resultaten te verwachten
waren, zou er slechts van afhangen of men van Rus
sische zijde bereid zou blijken dezerzijds onrede
lijk geachte eischen te laten vallen.
Waarom sedert de onderhandelingen niet zijn her
vat, is nooit recht duidelijk geworden. Als op gezette
tijden uit het Parlement de vraag werd gesteld
hoe de Regeering tegenover de hervatting van de
normale betrekkingen met Rusland stond, werd die
vraag stereotiep beantwoord met de simpele
mededeeling dat men het in 1924 kenbaar gemaakte
standpunt onveranderd handhaafde. Tot serieuze
discussies over dit zoo belangrijke vraagstuk kwam
het in onze volksvertegenwoordiging niet meer. Ook
niet toen de eene staat voor, de andere na tot erken
ning der U.S.S.R. overging en het belang van Rus
land voor de wereldmarkt niet alleen relatief maar
ook absoluut in verrassend tempo groeide. Of onze
opeenvolgende Regeeringen zelfs maar hebben over
wogen of de dezerzijds aanvankelijk gevoelde be
zwaren tegen de door de Russen geconditioneerde
restricties op de meestbegunstigingsclausule, waar
van de wezenlijkste ook door alle andere landen
werden aanvaard, in den loop der jaren niet goed
deels hun gewicht hadden verloren, is uit niets ge
bleken. En evenmin of wel werd onderzocht of niet
op eenige meerdere tegemoetkomendheid der Rus
sen ten aanzien van eventueel nog restende geschil
punten te rekenen viel, nadat zij eenmaal hun ver
houding tot andere landen geregeld hadden en dus
voor precedenten niet meer zoo bevreesd behoefden
te zijn als tevoren.
DAT alles is zeer vreemd. Vreemder is echter nog,
dat, nadat meer dan tien jaar lang vier opeenvol
gende Regeeringen, waaronder ook zij zelve, hadden
verklaard het in 1924 geformuleerde standpunt onge
wijzigd te handhaven, plotseling in.het najaar van
I93S de tegenwoordige Regeering haar inzicht
radicaal gewijzigd bleek te hebben en te kennen gaf
in het ,,a-religieuze karakter" van den
Sowjetstaat en het gevaar van door diplomatieke immuni
teit gedekte communistische propaganda wel degelijk
principieele bezwaren te zien tegen een erkenning,
en bovendien het nut daarvan voor de bevordering
der handelsrelaties te betwijfelen.
Met voorbijgaan van de wel zeer te elfder ure
ontdekte principieele bezwaren, die elders in dit
nummer door meer bevoegden worden gewogen,
zij hier nog slechts gewezen op de onhoudbaarheid
van het gebezigde opportuniteitsargument. Als de
Regeering daarmede slechts te kennen heeft willen
geven, dat van een erkenning alleen wellicht geen
grooten invloed op de van Russische zijde te
betoonen bereidheid tot zaken doen met ons land te ver
wachten zou zijn, en niet het nut van een diploma
tieke en consulaire organisatie, waaraan jaarlijks
tonnen gouds ten koste worden gelegd, in twijfel
heeft willen trekken, laat haar stelling de sterkste
argumenten van de voorstanders der erkenning
eenerzijds geheel onaangetast, en snijdt zij ander
zijds slechts zeer ten deele hout, omdat daarbij
over het hoofd Wordt gezien, dat volharding bij
een dergelijk uitzonderlijk en denigreerend stand
punt als thans wordt ingenomen, wel eens een zeer
nadeeligen invloed op de in de laatste jaren betrekke
lijk gunstige ontwikkeling van onzen handel op
Rusland zou kunnen hebben. De daling van den
Duitschen export naar Rusland van 324,4 millioen
in 1932 tot 21,7 millioen roebel in 1935, doet duide
lijk genoeg zien welk een terugslag politieke
bisbilles op de ontwikkeling van handelsrelaties met
de U.S.S.R. kunnen hebben.
Een groot Nederlandsch belang, en dat alleen,
gebiedt een spoedige en radicale wijziging in onze
tot nog toe tegenover de U.S.S.R. gevolgde politiek.
Hoezeer die overtuiging reeds is doorgedrongen in
steeds breeder en belangrijker wordende kringen
in den lande en hoe weinig daartegen valt in te
brengen, moge blijken uit de hier volgende bijdragen
van vertegenwoordigers der meest verschillende
richtingen en professies, waarvan wel geen enkele
verdacht zal worden bij de bepaling van zijn stand
punt andere dan zuiver Nederlandsche belangen te
laten medespreken.
MR. R. H. DIJKSTRA
fA«,2 Dt GROENE N*.
keev Brouwer ?chrljft onm :
DE Heer A. A. Mussert heeft in het Utrechtse
Dagblad van Maandagmorgen 20 Juli een
dementi gegeven van datgene wat in De
Groene van de vorige week over hem is gepubliceerd.
Hij geeft in dit dementi onder meer te kennen,
dat hij in het genoemde onderhoud niet zou hebben
gesproken over de politieke toekomst van ons
volk, de Kerk en het Germaansche volkskarakter".
Dit deel van het onderhoud zou volmaakt uit den
duim gezogen" zijn. Aangaande het onderdeel van
het gesprek over de verschillende medewerkers aan
het referendum verklaarde de Heer Mussert, dat
de namen van twee der door mij genoemde mede
werkers nooit in het geding zijn geweest. Deze
namen las hij voor het eerst in het verslag van h
tra De Groene
verzoek een onderhoud gehad met twee leidende
iguren uit de N.S.B. Omtrent publicatie is niets
afgesproken. Ik zou het echter onbehoorlijk en in
strijd met de goede trouw achten, indien ik mijn
lezing van dat gesprek zou publiceeren zonder
daartoe machtiging van degenen met wie ik heb
gesproken te hebben gevraagd. Omdat dat gesprek
kennelijk een vertrouwelijk karakter droeg.
Met het gesprek Mussert?Brouwer was dat
echter niet het geval. Integendeel. De Heer Brouwer
had om dat onderhoud verzocht, ten einde den Heer
Mussert namens de referendumcommissie een artikel
te vragen. De Heer Mussert heeft dat geweigerd,
wat zijn recht is. Hij heeft die weigering gemoti
veerd en aan die motiveering een aantal
mede^eelingen van anderen aard toegevoegd. Het lag
"voor de hand, dat de Heer Brouwer die mededeelingen
onderhoud." Ook verklaart Mussert het voor | aan de referendumcommissie zou overbrengen,
daartoe waren zij uit den aard der zaak bestemd.
De Heer Mussert ontkent dat karakter van die
mededeelingen. Als de Heer Brouwer beweert, dat
hij gedurende het gesprek heeft zitten schrijven,
dan verklaar ik die bewering voor gelogen", heeft
de Heer Mussert gezegd.
Verschillende leden van de redactie en het
bureau van De Groene hebben echter die
aanteekeriingen gezien, onmiddellijk nadat de Heer
Brouwer in Amsterdam was teruggekeerd. Zij zijn
bereid dat onder eede te bevestigen. Vrijwel alle
mededeelingen van den Heer Mussert uit het verslag
kwamen daarin letterlijk voor. Uit die
aanteekeningen heeft de Heer Brouwer kort daarop zijn
verslag opgemaakt.
Had de Heer Brouwer in het uitvoerige verslag
van zijn bevindingen bij het vragen van medewer
king voor het referendum, eertijds in De Groene
opgenomen, ook deze mededeelingen verwerkt,
niemand had er hem een verwijt van gemaakt.
gelogen", dat ik aanteekeningen maakte gedurende
het gesprek.
Op dit dementi antwoord ik, dat ik mijn
mededeeling van de vorige week letter voor letter staande
houd. De Heer Mussert moet voor zich zelf verant
woorden wat hij naar aanleiding van onze publi
catie wil verklaren.
Op n punt evenwel is ook voor een buiten
staander objectief na te gaan waar onwaarheid
werd gesproken. De Heer van Geelkerken verklaart
o.m. in het Utrechtsen Nieuwsblad van Maandag
20 Juli, dat de Heer Brouwer aan den
N.S.B., .leider de lijst met namen heeft laten zien,
betrekking hebbend op het referendum. De heer Mussert
heeft daarop deze lijst met namen doorgeloopen
en den Heer Brouwer aangetoond, dat het
referendum onder marxistischen invloed stond." Op
deze lijst kwamen natuurlijk ook de namen voor
van die medewerkers, waarvan Mussert persoonlijk
verklaart dat hij ze niet eerder las dan in het verslag
van het onderhoud. ANTON M. BROUWER
H
Mocht hij die mededeelingen dan niet afzonderlijk
\ publiceeren ?
ET belangrijkste geschilpunt uit den strijd!*Éq Met die publicatie is gewacht totdat het
referentusschen den Heer Mussert en De Groene is dum geheel afgewerkt was, omdat het uit den aard
der zaak ongewenscht is tijdens den duur van een
referendum onrust te verwekken onder de mede
werkers aan en de schrijvers over het referendum,
wat door die publicatie op dat tijdstip stellig zou
zijn geschied.
Hiermede is de zaak tot haar juiste verhoudingen
teruggebracht.
De redactie van De Groene meent stellig niet
onbehoorlijk te hebben gehandeld. Allerminst past
dat verwijt van onbehoorlijkheid aan de N.S.B.,
die zich niet heeft gegeneerd een brief van den
Heer Heidring aan den Heer Asscher, die kennelijk
een vertrouwelijk karakter droeg en die toevallig
aan het verkeerde adres was bezorgd en door een
ander dan den geadresseerde geopend, te publiceeren.
En die bovendien onlangs een verslag publiceerde
van een vergadering van den Vrijheidsbond, welke
de vraag, of de mededeelingen van den Heer
Brouwer omtrent het gesprek juist zijn. De Heer
Mussert verklaart, dat de Heer Brouwer het voor
naamste deel van het gesprek volmaakt uit den
duim heeft gezogen". De Heer Brouwer houdt vol,
dat de weergave woord voor woord juist is.
Het spreekt vanzelf, dat De Groene niet tot de
publicatie van het verslag over is gegaan, dan nadat
de Heer Brouwer verzekerd had, dat zijn verslag
volkomen betrouwbaar was.
Van groot belang is ook de vraag, of het be
hoorlijk is den inhoud van een dergelijk gesprek
aan de openbaarheid prijs te geven zonder machti
ging van de wederpartij. Bij een interview is het
veelal gebruikelijk de andere partij den tekst van
het verslag ter goedkeuring voor te leggen. Maar
regel is dat niet. Het gesprek van de Heeren Mussert
en Brouwer was echter geen interview.
Was het dan misschien een vertrouwelijk gesprek?
Ik zelf heb enkele maanden geleden op mijn
j ^ v» ** * *
^^Vergadering eveneens kennelijk van vertrouwelijken
DE NIEUWE GOU
1TV.E nieuwe Gouverneur-Generaal van Ned.
i i Oost-IndiëJhr. Mr. A. W. L. Tjarda van
** Starkenborgh Stachouwer heeft eenige dagen
geleden aan een noenmaal, hem door den Ned.
Journalistenkring aangeboden, een rede gehouden.
Het was niet de bedoeling van de gastheeren en
evenmin van den gast, dat in die rede onthullingen
zouden worden gedaan omtrent de plannen van
den nieuwen Gouverneur-Generaal. De spreker
heeft den tact getoond zich van het uitspreken van
ieder oordeel omtrent zijn toekomsttgen werkkring
te onthouden. Had hij zich dienaangaande tot
algemeenheden bepaald, men zou gezegd hebben:
dat is niet de moeite waard. Ware hij in bijzonder
heden getreden, men zou geneigd geweest zijn
op te merken: wat weet hij, die nooit in Indi
geweest is, daarvan.
Sprekers ambtsvoorganger in Büitenzorg heef t
zich 5 jaren geleden in ongeveer dezelfde positie
bepaald tot de mededeeling, dat hij groote ver
wachtingen had van zijn toekomsttgen werkkring,
maar dat hij toch ook betreurde van sommige
dingen afscheid te moeten nemen, o.a. van zijn
verzameling orchideeën. Men heeft toen in Indi
Jhr. de Jonge kwalijk genomen, dat hij blijkbaar
niet eens wist, dat zich in den tuin van het paleis
in Büitenzorg een collectie orchideeën bevindt,
die misschien de mooiste ter wereld is. Zelfs een
simpele mededeeling omtrent bloemen kan dus
kwaad bloed zetten.
Wat de nieuwe Gouverneur-Generaal omtrent
de verhouding tot Belgiëheeft gezegd muntte ook
aard was.
A. C. JOSEPHUS JlTTA
VERNEUR-GENERAAL
niet uit door verrassende nieuwigheden. Dat kon
men van den redenaar op die plaats ook niet
verwachten. De bedoeling van het noenmaal en
de rede was, dat de Nederlandsche journalisten
uit de eerste hand een indruk zouden ontvangen
van de persoonlijkheid van den functionnaris,
die een zoo hoogst belangrijke en verantwoordelijke
functie zal gaan bekleeden.
Dat doel is volkomen bereikt. De groote ver
wachtingen, die in de pers van alle richtingen
bij het bekend worden der benoeming zijn uit
gesproken er heerschte dienaangaande zeld
zame eenstemmigheid zijn door dit noenmaal
volkomen bevestigd. Omtrent den eenvoud, de
degelijkheid en de frischheid van den nieuwen
Mverneur-Generaal ging onder de aanwezige
\ journalisten slechts n roep.
Men heeft derhalve alle redenen omtrent deze
ambtsvervulling de beste verwachtingen te koesteren.
Er waren onder de aanwezigen zelf s journalisten,
die zoo ver gingen met hun voorspellingen, dat
zij in onderlinge gesprekken de hoop en de ver
wachting uitspraken, dat de Heer Tjarda, nadat
hij in Büitenzorg zijn werk zal hebben verricht)
in het openbare leven hier te lande nog een rol
van beteekenis zal spelen. Men moet niet te
ver in de toekomst willen zien. Voorspellingen,
die ver in de toekomst liggen, kunnen door allerlei
onverwachte factoren, geheel anders uitkomen.
foor met die reserve scheen voor deze voorspelling
Jtoch heel wat te zeggen.
A. C. J. J.
MiNISTBlf PBLBOS HEEFT ZXJN~ZIN GEKREGEN.
De Locarno-conferentie is tóch bij elkaar
gekomen. Of het iets zal helpen, is ten slotte
een andere kwestie....
De Engelschen maken den indruk niet heel vlug
van begrip te zijn; in ieder geval zijn zij niet vlug
van decisie. Ongetwijfeld is de publieke opinie in
Engeland nu snel aan het veranderen, wat haar
visie op Europeesche zaken betreft. Maar van dit
nog vrij vage gevoel van ernstige bezorgdheid tot
aan het bewustzijn dat er nu ook iets gebeuren moet
om de gevaren te bezweren dat is nog een heel
eind l Het laatste kabinet Baldwin (men mag al
wel spreken van het laatste") ziet voorshands nog
geen andere consekwentie dan een zeer snel op
voeren der bewapening. Tot een of andere wérkelijk
konsekwent volgehouden actie op het terrein der
buitenlandsche politiek durven de heeren van
Westminster nog niet te besluiten.
Dat is dan ook de reden dat Delbos zich niet
heeft laten afschepen en doorgezet heeft. Zou hij
er in geslaagd zijn Eden te overtuigen, dat er nu
werkelijk eens wat gedaan moest worden? Zooals
men weet, had Londen liever heelemaal geen
conferentie gewild, op dit oogenblik, maar de zaken
maar liever heel gewoontjes per telefoon afdoen.
Dat was immers zoo'n gemakkelijke methode,
vond Eden. Het gebeurde vaak, dat hij dan
beteekenis hoeft hieraan niet gehecht te worden in
plaats van meneer, mevrouw Delbos aan 't toestel
kreeg. Eden moet tenminste, juist een maand geleden,
aan haar het allereerst gezegd hebben, dat hij zich
gedwongen zag de sanctie-politiek vaarwel te
zeggen. Bepaald zelfbewust moet zijn stem toen
niet geklonken hebben.
Toen zij eenigen tijd later eens vroeg: ,,Hallo,
hallo, qu'y a-t-il de nouvelles ?" antwoordde hij aan
Madame la Marquise, dat alles heel goed ging, heel
erg best zelfs, en dat Engeland het bijstandsverdrag
in de Middellandsche Zee, dat nu nergens meer
voor diende, natuurlijk zou gestand doen.
Op een volgenden oproep antwoordde Eden:
Tout va tres bien, Madame la Marquise, tout va
tres bien. De vloot die moet terug! Want de
Italianen vinden het niet erg vriendelijk, ziet U,
en die kunnen we natuurlijk niet voor 't hoofd
stooten."
Tout va tres bien. in Danzig. Meneer Greiser
trekt zich nu niets meer van mij aan. Maar U be
grijpt wel, dat we daar vooral geen ruzie om moeten
maken, vooral geen moeilijkheden....
Tout va tres bien, ook met de Italianen. Ze
willen niet meer meedoen aan een bespreking der
Locarnisten, of hun nieuwbakken vrienden, de
Duitschers, moeten er bij zijn. Nu, dat gaat natuur
lijk niet erg goed, en dus gelooven wij dat het maar
beter is om de heele vergadering niet door te laten
gaan "
Totdat Madame la Marquise, of Madame Delbos,
of Madame Marianne met een zucht de telefoon op
den haak legde en besloot dat het nu maar eens uit
moest zijn en dat de'bijeenkomst in ieder geval wél
door zou gaan. Wanneer Eden dat liever wilde, dan
maar in Londen. Dat was juist wel goed. Want het
ging er tenslotte niet om, nu nog stappen te onder
nemen inzake de Rijnlandbezetting. Dat was toch
een gedane zaak. Het eigenlijke doel van deze
bespreking is, om Engeland duidelijk te maken dat
het inzake het Verdrag van Locarno ook verplich
tingen heeft, verplichtingen, die het niet loochenen
kan, niet zoozeer omdat de Rechtvaardigheid
Groot-Brittanniëverbiedt deze plichten te loochenen,
maar omdat Inzicht en Eigenbelang het voor
schrijven zijn handteekening te honoreeren. Het
zelfde Inzicht en hetzelfde Eigenbelang dat Engeland
twaalf jaar geleden tot het aangaan van dit accoord
noopte.
AL SCHIJNT IN SPANJE DE REGEERING VAN HET
VOLKSFRONT DE OVERHAND TE BEHOUDEN, het
ziet er voor de toekomst van dat onrustige land
toch niet rooskleurig uit. De moord pp Sotelo was
het sein voor een opstand van de fascistische en
royalistische elementen. Die moord was een wan
daad?des te grooter wandaad omdat de politie
beambten die zich tot deze beestachtigheid hadden
laten meesleepen, niet handelden in opdracht van de
regeering (er was tegen Sotelo zelfs geen arrestatie
bevel uitgevaardigd), maar zich enkel lieten leiden
door een gevoel van wraak.
Het gaat nu hard tegen hard. En het zijn de
officieren, die zich tegen het bewind verzetten.
Onder Generaal Franco hebben zij in Spaansch
Marocco de leiding der zaken aan zich getrokken.
Vervolgens hebben zij in de provincie vele steden
voor hun zaak gewonnen, maar daarna liep hun
actie dood. Madrid bleef tot nog toe vrijwel onge
stoord in handen van het gouvernement en de
berichten melden dat de regeering op den
gewapenden steun der bevolking kan blijven rekenen.
BIJNA EVEN ERNSTIG ZIET HET ER IN DANZIG
UIT. Om de zaak nog iets scherper toe te
spitsen, heeft zich de heer Foerster er weer in
gemengd. De heer Foerster, nationaal-socialistisch
gouwleider, heeft er feitelijk niets te maken omdat
hij geen Danziger is. Maar wat doet dat er toe,
volgens nationaal-socialistische opvattingen? Lega
liteit is een woord dat in deze ideeën-wereld een
zinledig begrip geworden is.
De nationaal-socialisten zijn er nu bezig stuk
voor stuk de rechten af te breken die, onder garantie
van den Volkenbond, constitutioneel aan de
Danzigers gewaarborgd zijn. Van kolonel Beek,
den Poolschen minister van Buitenlandsche Zaken,
verwacht de wereld niet dat hij zal opkomen voor
de belangen van de ,,demoliberalen", van de katho
lieken en de joden. Maar in Polen zelf gaan er wél
waarschuwende stemmen op, dat het zóó te ver
gaat. Ook in Frankrijk en Engeland begint de
publieke opinie zich te roeren. Er is een commissie
ad hoc ingesteld (Frankrijk, Engeland en Portugal)
om de rapporten van Beek en Lester te bestudeeren
en zoonoodig den Volkenbondsraad van advies te
dienen. Bemoeit deze commissie zich met de zaak,
dan is het niet uitgesloten dat de Raad weer bijeen
komt om hier nog eens een waarschuwing te laten
hooren. Of wij daar veel van verwachten?....
ONS LAND is EEN OASE temidden van al deze
weinig verkwikkelijke gebeurtenissen, al ver
oorzaken zekere vlegelachtige elementen soms wat
opschudding. Politiek heeft dat echter niets te be
duiden. Op dat gebied heerscht er
vacantie-stemming. Slechts hooren wij tot onze voldoening dat
men bij de plannen tot Grondwetswijziging de pers
vrijheid volledig wil handhaven.
De straten van onze goede Amstelstad wor
den bevolkt door drommen belangstellenden uit
de provincie, die, wanneer zij uit het
CentraalStation komen, er soms in slagen de barrière te
verbreken van de nijvere boetelieden die hen trachten
te overbluffen met de verlokkingen van Marken.
Volen-, E- of Zaandam. Is deze hindernis eenmaal
genomen, dan spoeden zij zich ter leering van hun
talrijk kroost naar de diverse musea en tentoon
stellingen. Het is tóch jammer dat het Panopticum
niet meer bestaat!
Voor de diverse sensationeele vertooningen zorgt
overigens op voortreffelijke wijze onze N.S.B. Te
Leiden hebben eeriige vertegenwoordigers van de
partij, die beweert op te komen voor Orde en Staats
gezag, de etalage van een geëmigreerdenjoodschen
juwelier en horlogemaker vernield. Natuurlijk
werden deze belhamels officieel gedesavoueerd door
hun leiders, maar wanneer men leest wat er
in Volk en Vaderland over emigranten ge
schreven wordt, kan men moeilijk het gevoel van
zich af zetten, dat tenminste moreel indien al
niet juridisch de hoogste instanties van deze
partij ten volle medeverantwoordelijk zijn.
Ook in Naarden veroorzaakten deze kampioenen
der orde wanordelijkheid volgens de beproefde
Hitleriaansche methode.
Dat een heethoofdig antifascist te Leiden deze
nationaal-socialisten niet de zelfde munt betaald
wilde zetten was een groote fout. Een dubbele fout;
in de eerste plaats omdat er hier nog een werkelijk
en legaal gezag is dat in staat is de orde te hand
haven en ordeverstooringen te wraken, zoodat het
geen pas geeft gewelddadigheden met daden van
geweld te beantwoorden, in de tweede plaats omdat
deze onbesuisdheid zelfs niet aan het atavistisch
principe beantwoordt van oog.om oog, tand om
tand". De etalage der zwart-roode bentgenooten
herbergt immers niets dat verkocht kan worden onder
het keur van echtheid en zuiverheid van gehalte.
DE GROENE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
OPGERICHT IN 1877 - 60ste JAARGANG No. 3086 - Hoofdredacteur: Prof. Mr. A. C. JOSEPHUS ITTA
Redactie : Mr. M. KANN, TH. MOUSSAULT, Dr. P. H. RITTER Jr., Mr. N. J. C. M.
KAPPEIjNE VAN DE COPPELLO en Mr. R. H. DIJKSTRA
AMSTERDAM C - KEIZERSGRACHT 355, Tel. 37964 - Postgiro 72880 - Gem. G 1000
PAG. 3 DE GROENE No. 308*
?a-i
? ?' V
?
l