De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 25 juli pagina 6

25 juli 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

TOEGEPASTE KUNST IN HET RIJKSMUSEUM^ i A Aft M ' & Een harmonische tentoonstelling ONDER toegepastekunst" rang schikken wij al die voorwerpen die in den loop der tijden door de hand der menschen zijn gewrocht om ons leven aangenaam en gemakkelijk te maken. Maar bovendien draagt deze kunst in hooge mate er toe bij, luister te schenken aan dit menschelijk be staan. Het zijn nuttige vrienden, waar mee wij eiken dag in een vertrouwelijken omgang staan. Dit is een der vele redenen waarom er zulke hooge eischen aan worden gesteld: zij moeten zich niet alleen aan de zeden van hun tijd aanpassen, doch bovendien beant woorden aan het schoonheidsideaal van den mensch. Op deze tentoonstelling zien wij alleen maar datgene wat de beste kunstenaars op dit gebied hebben ge presteerd. In de eerste plaats de Fran sche afdeeling, welke in elk opzicht buitengewoon goed is vertegenwoor digd. Ja, men kan gerust zeggen: zoo volmaakt heeft men tot nu toe den geest der Fransche achttiende eeuw hier in Holland nog nimmer kunnen bestudeeren. De Fransche meubel kunst, die langzaam uit de zeventiende eeuw opbloeide, is tot de meest ge raffineerde meubelkunst gekomen, welke Europa ooit heeft gehad. Welke tijd verstond op zoo'n meesterlijke wijze de kunst van het zitten als die van Lodewijk XV? Een prachtige reeks fauteuils met een canapé(cat. no. 319) is wel het charmantste dat ooit een schrijnwerker tot stand heeft weten te brengen. Niet alleen de sierlijk gebogen lijnen zijn het geheim waardoor deze fauteuils zoo gemakkelijk zitten. In de eerste plaats de prachtige verhou dingen, die zoo volmaakt overeen komen met die van het menschelijk lichaam. En met welk een wijd gebaar staat zulk een fauteuil plastisch in de ruimte ! Dat moeten werkelijk vorste lijke vertrekken zijn geweest, waar zulk een kunstwerk in ademen kon! Wij bewonderen het fijne met de hand gesneden en vergulde ornament, het kleurige rijke en toch niet protsige gobelin waarmede het meubel is be kleed. En het merkwaardigste van alles: deze fauteuils, die zóó fragiel TENTOONSTELLING OUDE KUNST (Rijksmuseum, Amsterdam) Links een bokaal 'm diamant, stippeltech niek van Frans Greenwood (1739); col lectie A. Vecht. Onder een kijkje op de Fransche afdeeling: meubelen, schilderijen en gobelins uit de 18de eeuw. ' JAN LAUWERIKS Wetenich. Assistent Rijksmuseum en breekbaar lijken, zijn ware tech nische meesterwerken. Menige moderne stoel is niet zoo stevig en solide ge bouwd. Diezelfde elegance en zwier, be schaving en rijkdom vertoonen in hooge mate de kleine schrijf- en bijzet tafeltjes en de groote gewichtige comhier in Holland zoo uitermate zeldzame Fransche Sevres-porcelein. Kleuren als rose-dubarry, appelgroen, turquoise blauw, alle in een exquise volmaakt heid, werden toegepast. Al zullen vele bezoekers deze voorwerpen niet waar deeren, als technische prestaties dwin gen zij respect af. Elk stuk is vol maakt; een blauw vlak is zoo glad en collectie toont verschillende meer of "minder geslaagde stalen. Het Delftsche aardewerk met blauw decor is nog een van de beste voortbrengselen dezer pottenbakkerij. Vooral de twee prachtig geteekende tegels van Frijtom zijn ware wonderen van kunst en techniek. Ook van de voorloopers dezer Delftsche werkplaats, het oud-Hollandsche aardewerk van omstreeks 1600 (cat. 579?589), dat eens zooveel op schudding wekte (meer dan het ver diende) is zeer goed te bestudeeren. Dan is daar de onovertreffelijke collectie glas, waaronder de statige, waarachtig scheutige roemers onzer Hollandsche voorouders een vooreffen, dat men nergens het gerings+%f*gffelijk figuur maken. Zulk een roe-?.M M . ^ + * ? ^^^^r .? foutje kan ontdekken l Als wij nu toch over porcelein modes. Ook zij zijn evenals de fauteuils spreken, dan moeten wij vooral ook A « «_ _ _m ^» «_ * - 4/_A>A^k^lM_ *JM4- «*«&?* MNbiMo»**** «suhwtA** ftf e>r»l«k J**tv* VtA* stukken plastiek geworden; zelfstandige vormen, welke zich naar alle zijden uiten. Wij weten niet wat wij meer moeten bewonderen: de teere lijn van de pooten of het prachtige inlegwerk, waarmede deze juweelen zijn bedekt. De kostbaarste houtsoorten uit alle landen der wereld werden op n klein meubel tot een symphonisch geheel samengevoegd. Op een buitengewoon knappe manier worden onderdeelen met verguld bronzen ornamenten be kleed, die het meubel grillig omkleeden en het tevens in zijn hoofdvormen accentueeren. Zooals alle kunsten ge durende het tijdperk van Lodewijk XV is ook deze speelsch, luchtig en grillig. Hoe knap deze bronsgieters eigenlijk zijn, zien wij aan de kandelabers en wandlusters. Een spel van vormen, zooals wij alleen in de natuur zelf kunnen terugvinden! F L. g dan de kunst der gobelins. De groote zalen werden met de meest fantastische wandtapijten bekleed. Een kunst die zeer oud is, en in Frankrijk in de veertiende en vijftiende eeuw reeds meesterlijke voortbrengselen (cat. 332?334) tot stand heeft ge bracht. De achttiende eeuw is op een ? uitmuntende wijze op deze tentoon stelling, door de kunst der tapijtmakers vertegenwoordigd. In de eerste plaats de vier wandtapijten uit de Koninklijke Spaansche fabriek te Madrid, die op een kostelijke wijze tafereelen uit de geschiedenis van Don Quichotte weer geven. In de Fransche afdeeling ver melden wij nog de schitterende serie van vier gobelins, ontworpen door Bérain. Een kunst, die in denoordelijke Nederlanden helaas maar al te zuinig werd en heden ten dage nog wordt beoefend. De fijnheid der achttiende eeuw komt misschien wel het meest tot haar recht in het porcelein, dat voor Europa in die eeuw opnieuw werd uitgevonden. In het verre Oosten was deze kunst reeds lang bekend. Op deze ten toonstelling zijn twee vitrines met het dat van Meissen noemen. Ofschoon het garnituur van vijf opengewerkte vaas jes, komende uit de werkplaats van Loosdrecht, zeer zeker niet te ver smaden is (cat. no. 536). WELK een tegenstelling vormen de Fransche meubelen met de imoerkistje met zilver en twee biibe??? .i ? l* . . . * nier vol wijn is een gebaar, dat wij in onzen tijd haast niet meer kunnen verwerken en in ons kunnen opnemen. Cp een der Duitsche glazen staat dan ook de karakteristieke spreuk: Trinck mich ausz und würft mich nider. Heb mich auf und völl mich wider. Bij den ingang der tentoonstelling staat een vitrine vol met de kostbaarste preciosc Hie de wereld kent: een parelEngelsche l In Frankrijk gratie, aristo cratie, aan de andere zijde van het Kanaal zware, lijvige en corpulente vormen naast schrale. Welk een deftigen indruk maken de groote ronde Engelsche schrijftafel, het blad met een gloeiend rood leer bekleed, en de mahoniehouten boekenkast, die er naast staat. Hoe licht en luchtig daar tegenover het Sheraton damesbureau en de angstig dunne sofa. In diezelfde afdeeling de lijvige commodes van licht hout uit denzelfden tijd. De Ho1. landsche meubelkunst is met enkele voorbeelden buitengewoon goed ver tegenwoordigd. Vooral door de prach tige, uit 1635 gedateerde beeldenkast en een groote, typisch Hollandsche ebbenhouten kast. Verder zijn er eenige uit stekende zeventiende eeuwsche fau teuils met hun boeiend snijwerk. In de afdeeling meubelen vinden wij aan de eene zijde der tentoonstelling een zeer geslaagde opstelling van Hol landsen zilver en aan de andere zijde in hoofdzaak Engelsen werk. Ook hier groote verschillen van smaak en spraak, uitingen van verschillende geesteshoudingen. Wat kunstnijverheid betreft is Hol land boven alle verwachtingen goed vertegenwoordigd op het gebied van 't glas en van het reeds zoo beroemce Delftsche aardewerk. Van dit laatste heeft voor den bezoeker een zeer aparte attractie het zwarte Delftsch, dat zóó zeldzaam is, dat de op de ten toonstelling aanwezige collectie zwart hoorende vazen uit de zestiende eeuw; en gouden geëmailleerde coupe met eksel, toegeschreven aan Benvenuto ?llini, den beroemden Italiaanschen oudsmid; vroeg middeleeuwsch email werk uit Limoges, stukken die ieder op hun beurt rariteiten zijn. Verder op en kleine vitrine met de kostbaarste gouden geëmailleerde snuifdoozen uit f e achttiende eeuw. Wij begrijpen nu et manuaal van het snuiven en het volle ervan. .vjenslotte een apart heiligdom dezer oonstelling: het zaaltje met het ineesche porselein. Wat daar tusclien vier wanden is bijeengebracht ehoort tot het mooiste wat deze unst vermag te bieden. Niettegen'aande het hooge vuur der ovens s alles intact gebleven! Dit zijn ware meesterwerken. Tusschen twee vitrines i een kleine vitrine een zeer aparte chthoekige vaas met een rood fond. Zoo zouden wij nog vele zeer belangi.jke kunstvoorwerpen kunnen opmmen, doch de ruimte maakt dit inmogelijk. De lezer zal uit bovenaande regels wel hebben begrepen, t wij hier met een manifestatie op t gebied der toegepaste kunsten te laken hebben, zooals wij die hier in olland jammer genoeg niet veel zien. ;e zij ertoe bijdragen dat er meer teresse bij het publiek voor dit iderwerp ontstaat, want het verdient t meer dan dat tot nu toe het [eval is geweest. Voorwerpen uit alle elen der wereld afkomstig en uit alle Delftsch aardewerk reeds voor menig- lijden zijn hier op een zeer deskundige een een aanleiding moet zijn deze grootsche show met een bezoek te vereeren. De zwarte kleur is nl. technisch zeer moeilijk te vervaardigen en dus buitengewoon kostbaar. Deze "ijze broederlijk samengebracht tot m harmonische tentoonstelling, die en bezoeker niet vermoeit maar stof seft tot veel vreugde en overpein:mg. .J "t *£ De Aziaten en wij ALBERT PLASSCHAERT AxlatUebe kun*t,Stedelijk Museum HET eerste, dat ge u afvraagt, wanneer ge deze bizondere ver zameling hebt bezien en waar enkele voorwerpen zeker uw bewon dering wekken; andere door ongewoons, tijdens den rondgang, uw aandacht ver levendigen en de meeste door ambacht en perfectie van techniek uw eerbied voor het Oosten niet dan kunnen doen toenemen, is: wat zijn het eigenlijk voor lieden, die deze dingen verzame len ; wat drijft hen hiertoe, welke gees telijke baat winnen zij daaruit? Het verzamelen toch van deze Aziatische kunst, is het voor hen een bezigheid als een andere of is het een heimwee naar iets anders dan wat de meesten verzamelen; is het een schoone nieuws gierigheid naar een volledige kennis van het menschelijke, aesthetische we zen; is het een verwantschap met het wat ongewone, dat ons toch nooit gegeheel-en-al vreemd kan zijn, want dan zouden wij het niet verstaan; is het vreemde terreinen verkiezen boven de eigene; is het snobisme; een hang naar een andere levensbeschouwing, die zich, natuurlijkerwijze, treffend uit in het aesthetische, dat eeuwig extract van de menschelijke roeringen? Is het soms winstbejag? Is het een genoegen scheppen in het voortreffelijks, door ambacht na emotie, en daardoor bijna koele en eenzame ? Is het vreemder psy chologische kanten van den mensch verwerkelijkt willen zien of is het enkel geleerden-lust, te willen weten en meer te willen weten dan anderen (dit is ook een menschelijke lust) en is het verder feitelijk onverschillig zijn voor de schoonheid, waardoor deze dingen toch alleen onweerstaanbaar en altijd gees telijk voedsel kunnen zijn? Ook is het sensueel gevoel, niet door een voor stelling opgewekt, maar toch door den tastzin ten eerste genoten hetzij door den vorm (er zijn lieden, die lust genie ten, door welvingen van vormen en buigingen, in hun vingers, dun van vel), is het gepolijst steen en jade streelen, on verderfelijk materiaal, waaraan, wie zal dat ontkennen, vroegere streelin gen een geheim mede gaven voor latere streelingen? Is het een haast onvruchtbaar steigeren naast de schoonheid? Het is alles dat en het is ook het smetteloos worden van het gevoel te genover den onsterfelijken eenvoud van een^voorwerp, dat eenvoudig is geworden, in den geest eerst of tijdens het bewerken; van een eenvoud, die het eind is van alle saamgesteldheid (er zijn hier op deze tentoonstelling enkele van die voorwerpen, die de niet» verfijnde als doodgewoon moet zien, een kopje b.v. maar waarvan de vorm door het volledige en ook ijle de materie zelf schijnt om te zetten in geest, een kristal van den geest uit getemde stof ontstaan!).... Het is, zóó is het tenminste normaal, niet aan te nemen, dat zij, die deze ten toonstelling bezoeken, over deze dingen allen een oogenblik nadenken. Dat hoeft ook niet, zoo zij n dezer gevoelens maar latent in zich hebben. Waar schijnlijk zijn dat zelfs niet velen, het zou te verheugend zijn; waarschijnlijk zijn er maar weinigen, die begrijpen wat deze Aziatische kunst toch ten eerste verduidelijkt: de eenheid van 't begrip der menschen ten opzichte van vormen en van psychologie; het algemeen ver staan daarvan, iets dat bij nadenken logisch is, en dat den triumph van het gevoel is tegenover het scheidend ver stand. Zelden kunt ge deze stelling zoo overtuigend bewezen zien als op zulke tentoonstelling, waar verscheidenheid van tijdvak, van volk en van religieus dogma aanwezig is in anders ongekende mate. Hier is de dikwijls pijnlijk ge zochte eenheid gevonden, de eenige eenheid, die wij kunnen erkennen.... Een Engelsche tentoonstelling, in hetzelfde museum, is een eenvoudige lectuur" voor de meesten. Allerlei on middellijk verband maakt ons weg wijs; het verband is minder abstract; dikwijls zoo goed als tastbaar. Veel dingen zijn dezelfde met een maar lichte wijziging, schakeering. Sommige eigenschappen zijn daar alleen minder aanwezig dan bij ons, de kleur; andere dingen reiken nooit tot dezelfde diepten als bij ons in het geestelijke bereikt wordt (bedenk Rembrandt, herzie Vermeer's groote innigheid); nog andere dingen zijn gemeenzamer daar dan bij ons weer: een algemeener gevoel voor de ruimte in de figuur.... er is dus veel, dat dadelijk gemeenzaam is en dat op een zelfde cultuur berust.... Er is bij het Aziatische werk en in het Aziatische werk menig kostbaars, wat onze tegenwoordige staat aan het verspelen is. Zelfs al kunnen wij daar tegen weinig doen (wij hopen daarom in een aantal gevallen op heilzame reactie), daarom is het, uit bijgeloof of feitelijk hoogmoed, nog niet noodig om maar vriendelijk te gaan zitten en tegen onzen tijd te zitten knikken. De meeste rebellies hebben toch in iets gelijk; laten wij blijven rebelleeren. Wat verliezen wij thans, dat die Aziaten hier bezaten ? Voor ons geldt: in snelheid en in mas sa; het is bij de Aziaten: weinig en persoonlijk. Tot nu toe zijn wij gebaat wat het nut aangaat, niet in dat, wat déschoonheid vordert; nut en schoon heid zijn twee, niet bepaald dezelfde eigenschappen, blijkt daaruit. Er ont staat tegenwoordig te weinig persoon lijke intimiteit tusschen den maker en de te modelleeren stof; er ontstaat geen geestelijke verhouding; wij loopen snel ler; wij graven minder diep. Het een voudige voorwerp, eenvoudig wat de technische makelij aangaat, wordt, omdat het nooit meer persoonlijk is, nooit kostbaar. Kostbaarheid berust gedeeltelijk op afzonderlijkheid, op een kenmerk, op een speciaal doel. Daardoor zijn de vroegere voorwerpen voor ons haast levende wezens (door de schoonheid natuurlijk ten eerste); vele der tegenwoordige voorwerpen, verloren, haast geen verlies. Een vroeger Aziatisch voorwerp, uit welke landstreek ook, is altijd persoonlijk het krijgt de alleenigheid van het kostbare zeker ten slotte. Het Aziatische voorwerp is een product van de kennis van het vak, M Knielende dienares. Chineesch, zes dynastie n-periode. Hoogte 23 cM. Tentoonstelling van Aziatische kunst. (Foto Mono, A'dam.) van het geduld, en van de phantaisie. De zittende heeft meer phantaisie dan de voortrennende; het rennen verhindert en verdunt de aandacht. Wij vinden dus in het Aziatische voorwerp meer geduldige phantaisie. Soms is dat een phantaisie, die voor ons het uitbundige heeft van een overrijken, plantaardigen groei, soms is het een phantaisie, die berust op een inwendig schouwen en een schijnbaar eenvoudig voorwerp, dat daaruit ontstond, maakt als een diepe, koele bron, die vanwaar zij opwelt, de geheimen van een diepen grond openbaart. Ik kan niet aannemen, dat alle ver zamelaars van de dingen dezer tentoon stelling besef hebben van wat ik hun zou toewenschen. Dan waren zij ver zamelaars met rede en recht. Ik ken er echter wien ik deze goede dingen, goede eigenschappen gaarne toekende. Maar toch zij konden ook andere dingen verzamelen. Zij verzamelen ech ter nu nutteloozer voorwerpen maar juist daardoor durender, blijvender. Dat is een baat onwillekeurig, ongewild, on bedacht voor wie thuis zijn in het durende. Wij doen dus eenvoudig-weg het veiligst de verzamelaars, voor zoo ver dat kan, te scheiden (schrik niet) geestelijk soms te scheiden van de verzamelde voorwerpen, behalve hen, bij wie het verzamelen liefde tot het aesthetische is, dwaasheid door de schoonheid, niet verstand om de we tenschap alleen of om het bezit. ZIE onze puzzles "H"" op pagina 19 ! k ; A i / ' PAG. 10 EN II DE GROENE, 30» -~-7-r-~

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl