De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 1 augustus pagina 5

1 augustus 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

tëfc* -HL rJ Ti,^,,, Letterkundig leven LYRISCHE INVENTARIS S. Vestdijk De tragedie van den dichter Raymond Brulez , Tbeutt d« Vries: Stiefmoeder Aarde. (Tan iKHthnm Slatera», Arnhem) NA een pseudoklassicistisch meesterwerk" en een mis lukte revolutieroman treedt de romancier Theun de Vries voor het front met een epos over het Friesche boerenleven, dat de beide vorige producten verre overtreft. Het is een belangrijk werkstuk, met zijn fouten, zeker, maar die op zijn minst reeds wegvallen tegenover de waarde van zeer breed opgezette, interessante voorstudies. Deels op de gewestelijk sociale historie van Friesland betrek king hebbend, het optreden van Domela Nieuwenhuis speelt b.v. een rol in dezen boerenroman, die ongeveer loopt tusschen 1840 en 1900, voor een ander deel ontleend aan het boerenbedrijf en hier en daar blijkbaar aan authentieke boerenlevens, laat naar mijn meening de beteekenis van dit bruto materiaal zoowel de psycho logie der hoofdfiguren als de lyrische beschrijvingskunst rondom de zakelijke gegevens achter zich. Beide elementen kunnen niet tegen het dossier op, dat de Vries met veel eigengereiden speurzin, uit de meest uiteenloopende documenten samenstelde; en dit is werkelijk een geval van qualiteitsverschil, niet het gevolg van een quantitatief overwicht van het laatste. Want er mogen dan wat erg veel feiten genoemd zijn de opsomming van al de zorgen des landmans werkt zeker vermoeiend op den duur wat veel geofferd zijn aan informatieve zakelijkheid, ook de, al te lyrische omvorming dezer gegevens lijdt onder een te veel, een te dik aangezetten toon, een fatale opzettelijkheid, nu en dan ontaardend in mooischrijverij. (Ont aardend, inderdaad, de boeren zijn hier weinig mee gediend ) Reeds de Auftakt" vóór het begin, een lyrische samenvatting van den inhoud, die m. i. niet boven het peil uitkomt van dergelijke prologen en interludia in Alraune van Hanns Heinz Ewers, toont ons waar we aan toe zijn. Achteraf valt het dan mé. Veelal wint de rustige verteltrant het toch wel van de Kitsch; het is in zekeren zin zelfs spannend dezen strijd tusschen epiek en (slechte) lyriek, tusschen klassieke concentratie en heftige of bijna larmoyante erupties ter wille van den lezer, gade te slaan; en de ergste excessen van Eroica zijn in dit boek zeker vermeden, behalve dan in de erotische passages l Ik wil over dit laatste punt hier niet uit weiden; er waren stijlbloempjes bijeen te brengen (pag. 221, 390!) die wat bronstig burgerlijke geepateerdheid be treft moeilijk hun wederga vinden; maar het zwaartepunt van den roman ligt nu eenmaal elders, en zelfs onder de lyrische" of dichterlijke fragmen ten vindt men dan nog veel treffends dat ons vergevingsgezind stemt: een mooi, sober elegisch hoofdstukje op pag. 41, een enkele alinea, zooals op pag. 298?299, die bewijst wat Theun de Vries aan synthetische beschrij vingskunst zou kunnen geven, indien Ter voorkoming van vertraging in de bestel ling wordt onzen abonnés verzocht TIJDIG k e n n i s te geven van ad r es verand erin gen onder opgave of deze tijdelijk of blijvend zijn. Administratie GROENE hij zich beperking oplegde. Het lijdt geen twijfel, of in klassieke" vereen voudiging en harmoniseering liggen zijn beste kansen. Vooral in de groote lijnen, zoowel als literaire constructie als in de monumentale" psychologie, is deze roman sterk. De wijze b.v. waarop de verschillende aspecten van natuur geweld en boerenleven in Friesland over het boek verdeeld zijn de tegenstelling tusschen klei- en veenbedrijf, de paardenfokkerij onder het tweeledig gezichtspunt van stad en land, de maaitijd, de vervening, de meren, ijsvermaak, en zooveel meer dat ook folkloristisch boeiend is dwingt bewondering af. Voor zoover men het niet als een drie-generatie-roman" beschouwen wil, is Stiefmoeder Aarde gebouwd op een traditioneel Kain-en-Abel-motief: op de antithese tusschen de broers Jarig en Tjalling Wiarda, den hartstochtelijken Zigeuner" en den recht schapen, wat sloomen boerenzoon, die te veel zoon" blijft om vader" te kunnen zijn voor zijn eigen kinderen. Deze twee figuren werken als typen, en zij zijn door typen begrensd, die telkens een bepaalden kant van hun karakter releveeren: Jarig b.v. door den pooier Brand de Leeuw, de, dit keer bijna gegarandeerd Zigeu nerachtige Regina, en den volks menner Karel Zwets, om wien zich de gebeurtenissen en figuren uit den socialistischen strijd in '90 groepeeren. Op een afstand gezien zijn de meeste van deze personen realiteiten, men meent ze in Friesland ontmoet te hebben, en ook hun conflicten zijn reëel, met uitzondering misschien van den driehoek" Jarig - Regina Karel, die niet geheel aannemelijk is gemaakt. Maar, het mag dan waar zijn dat boeren een simplistisch ruwer karakteristiek verdragen dan stadsmenschen, in détails, in analyse en introspectie, doet toch veel aan als psychologisch minder sterk, en soms mislukt. Voor een gedeelte hangt dit samen met het niveau", waarop ook de behandeling der erotiek staat, en is dus moeilijk voor demonstratie vatbaar anders dan door voorbeelden en citaten, die hier uiteraard te veel plaatsruimte zouden eischen. Maar ook draagt de al te consequente inven tarisatie" schuld! Folkloristische kennis wordt te opzettelijk gelucht in het kader der kinderpsyche (p. 227). Jarig Wiar da, uit de gevangenis ontslagen, loopt langs winkels met spiegelruiten, water tandend van alle heerlijkheden er achter, die men tot in finesses en met literairen geestdrift beschreven vindt, maar hij kijkt geen moment naar zijn eigen spiegelbeeld, na 15 jaar l Dit zijn kleine fouten, maar van symptomatische beteekenis. De heele Jarig-figuur trouwens vervlakt naar het slot, de demonische, wellicht op Heathcliff uit Wuthering Heights geïnspireerde, althans zeer onfriesch aandoende boer wordt meer en meer van binnen uit" bekeken, wij kennen hem dan in al zijn zorgvuldig geno teerde gedachten, maar hij treft niet meer, en is ons eigenlijk ook niet nader gekomen dan toen hij als raadsel op de zathe van zijn vader rondliep. Heel goed een détail dit keer, en een van gewicht is de dialoog in stadfriesch: beknopt samenvattend, en toch natuurgetrouw. Ook valt te prijzen, dat de Vries de socialistische strijders in de venen niet al te veel idealiseert. Dit, en natuurlijk zijn desondanks onmiskenbare sym pathie voor deze bollenjagers0, plaatst Stiefmoeder Aarde mijlen ver van elke bluboliteratuur. Sfanrlce GllUom»: Eliaa of het gevecht met de Nachtegalen (Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen) DEZE eerste roman van een jongen Vlaamschen auteur, die door enkele dichtbundels al thans bij de happy few was bekend geraakt, is ongetwijfeld het eigen aardigste prozawerk dat in den loop der laatste vijf jaren in Vlaanderen is verschenen. Een roman" kan dit boek echter bezwaarlijk heeten. Veeleer is het een reeks, meestal schetsmatig gebleven, jeugdherinneringen, die slechts af en toe geromanceerd worden. De behandelde gebeurtenissen, b.v. het spelen van twee knapen met papieren bootjes op een beek, zijn van een zeer schralen feitelijken inhoud; maar deze thema's worden in zulk een evocatieve atmosfeer geplaatst en tevens beladen met een zoo sterke esoterische potentie, dat meteen het geheel op een tweede, poëtische" plan komt te staan, waarvan de bekoring ongemeen indringend is. Elias wordt gedreven door het ver langen, op mystisch gemeenzame wijze om te gaan met de onbezielde dingen en de natuur. Ook aan menschen en dieren schenkt zijn verbeelding beteekenissen waarover hij zich schaamt er openlijk van te vertellen". De held beschouwt dus zelf dit verdichten der werkelijkheid als een soort perversie", en aan deze tweespalt zal hij ten slotte ten ondergaan. Hij heeft zich geintoxikeerd met droomen. Hij is als een onmatig rooker die na jaren met blindheid wordt bedreigd". Toch reageert hij en tracht zich aan het geestelijke en het sociale leven aan te passen; hetgeen de auteur allegorisch uitbeeldt door het bouwen van een kapel en van een arbeiderstuinwijk. De ondergang van den held (iet-wat melo dramatisch verzinnebeeld door een zelfmoord door electrocutie) is onver mijdelijk geworden, wanneer het blijkt dat hij, in den strijd met de Nachtegalen (dit zijn zijn onzalige droomverbeeldingen), het onderspit heeft moeten delven, zooals destijds de Ridder van de Droevige Figuur in zijn gevecht met de windmolens. Op dezen Elias past uitstekend de klacht van Arthur Rimbaud: que d'heures j'ai veillé, cherchant pourquoi il voulait tant s'évader de la réalité". Deze roman is de tragedie van den dichter in het algemeen. Zeer juist wordt het conflikt gesitueerd in de jeugd. Wij kunnen hierbij even ver wijzen naar de bekende theorie van Menno ter Braak, die in zijn Carnaval der Burgers en zijn Démasquéder Schoonheid, een innig verband tusschen de puberteitscrisis en den poëtischen roes. De jonge dichter bedeelt de nuchtere werkelijkheid met een esote rische essentie die zij, op den duur, al evenmin vermag te behouden als een zakdoek een subtiel parfum. Op den herfstoag dat de Natuur ontluisterd verschijnt van den schoonen waan, moet de dichter ook noodgedwongen sterven. Het is deze tragiek, uitgewerkt in een zeer persoonlijken, soms werkelijk fantastischen vorm, die aan dit boek een zeldzaam aangrijpend accent ver leent. Van een verrassende beeldende kracht zijn ook sommige droomevocaties; al is het dat men op het gebied van het mysterieuze ook wel eens des guten zuviel" krijgt, zooals b.v. wanneer de auteur gewaagt van on aangeroerde boterhammen die schij nen te luisteren naar het licht".... Voor zoover ik weet, kunnen slechts bepaalde metalen dienen als accumulatoren. Ook blijkt het dat niet alle voorwerpen met poëtisch fluidium kunnen geladen worden. Dergelijk ongeval, waarbij onze goochelaar er niet in slaagt het poëtisch konijntje uit den hoogen hoed van zijn verbeelding te tooveren, doet echter niets af aan de groote litteraire waarde van dit boek. Sommige critici hebben reeds den naam van Gilliams in n adem genoemd met die van Rainer Maria Rilke en Alain Fournier. Of dit terecht of ten onrechte geschiedt, wil ik niet uitmaken; mijnerzijds wensch ik hier aan slechts toe te voegen dat, uit de be schrijving van zekere natuurstemmin gen en vooral uit de evocatie van de atmosfeer die heerscht op het kasteel waar de held zijn kinderjaren doorbf.i^t, een melancholische bekoring straalt, zooals uit de beste bladzijden van Möricke. Weet je oog wel? BJUrn BJOrnaon: Mur Jagend. Eln Leben vol l kunst, Frohslnn und Uebe (Tal A Co., Lelpilg-Weenen) DE ware stijl van de persoonlijke herinneringen is het tweegesprek. Alleen in de sfeer van het; weet je nog wel ?" krijgen ze hun volle glans en kleur, hun zin ook. En in boekvorm uitgegeven herinneringen ge lijk deze van Björnson, die niet op de n of andere wijze een beroep doen op onze zakelijke historische of psy chologische belangstelling en literair het niveau van den vlotten anecdotenverteller niet te boven gaan, moeten het hebben van de verbreding van die weetje nog wel ?"-stemming, van een sterke gedachten- en herinneringengemeenschap tusschen schrijver en lezers. In hoeverre bestaat die gemeen schap hier ? Björn Björnston was toen hij ze schreef de zeventig ver gepas seerd en deze herinneringen gaan over de tijd, waarin hij, zelf een door Euro pa zwervend aankomend toneelspeler, nog geheel en al in de schaduw van zijn vader, den schrijver Björnsterne Björnson, leefde, waar hij trouwens nooit geheel onder vandaan gekomen is. Maar voor ons is deze Jupiter tonans al geschiedenis geworden en zelfs al wat verbleekte geschiedenis. Zijn geruchtmakende toneelstukken zijn van het repertoire verdwenen, wie leest SynÖve Solbakken en zijn andere idyllische boerenverhalen nog, en zijn roerige pennestrijd, literair en sociaalethisch met Ibsen, Brandes en anderen, politiek radicaal en Noorsnationalistisch tegen de Zweedse overheerser", wie verdiept er zich nog in ? Ook zijn zoon niet, hoe vaak hij ook vol liefde en bewondering over hem spreekt en hij hij laat zich daarmede een kans ontgaan ons met een stuk Europese geestesgeschiedenis vertrouwd te ma ken. Een kans overigens die hij nauwe lijks nastreeft. Hij keuvelt. Over zijn jeugd, waaraan hij zich zijn leven lang na en vertederd verwant voelde. Het strenge woord van prof. Winkler, dat hij inderdaad oud wordt, die zegt de druk der jaren niet te voelen, kent hij blijkbaar niet. Hij keuvelt, springt van de hak op de tak, haalt meer op dan hij vertelt, en snijdt ook wel eens een klein onschuldig beetje op. Maar het is alles zo heel en al welmenend, zo innig opgewekt en trouwhartig van toon, dat men graag ondanks alle inner lijke twijfel zou willen instemmen met de wens van den schrijver, die uit iedere bladzijde spreekt: dat vele ande ren er net zo van zullen genieten als hij zelf. A. ROMEIN?VERSCHOOR 1911 HANDELAREN ' »"*i'»«-'L«JUruviim 4f\ws IN OUDE KUNST IN NEDERLAND *936 4> b s i ? SS II' . i DAM JULI AUG.-SEPTEMBER 1956 TENTOONSTELLING OUDE KUNST UIT HET BEZIT VAN DEN TOEGANGSPRIJS DINSDAGS EN VRIJDAGS VAN 10?5 UUR 50 CENT ELKEN AVOND (BEHALVE ZONDAG) VAN 8?10.30 UUR 50 CENT OVERIGE DAGEN VAN 10-5 UUR INCLUSIEF TOEGANG RIJKSMUSEUM FI.PA«. ? M GROENE N». 3087 r - ?. PAG. 9 DE GROENE No.30«7

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl