De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 8 augustus pagina 5

8 augustus 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

r L-l ' Letterkundig Lvcn GOEDHEID en NAASTENLIEFDE Elisabeth de Roos t i j l l t d fi ?r . > \ ie AldouH Huxley; UyclvMS In (Cbatto and Wrlmlug, Londen) DIT nieuwe Point counter Point" is vol preoccupatie met de politiek, die heden voor de. intelligentsia de aesthetische en metaohysische problemen van weleer ver vangt. Via zijn hoofdpersoon Anthony Beavis, wiens dagboekbladen Huxley zeker persoonlijk onderteekcnen zou, al zijn ze dan meer sociologisch dan litterair gericht (maar altijd met ? den biologischen inslag die Huxley lief is) zoekt hij, gepraedestineerd individua list, zijn verhouding met de gemeen schap. Dat Huxley antifascist is, ligt voor de hand: hij is te intelligent om in het massa-instinct de compensatie te zoe ken voor wat hij zelf aan cerebraliteit teveel heeft. Maar hetzelfde gaat min of meer op voor het communisme. De dictatuur in het algemeen dus, het geweld, en de totalitaire staat denkt Huxley, althans Anthony Beavis, te bestrijden en te vermijden door middel van het zonnetje van binnen. Dit is op zijn minst een verrassing. ! ' En het is des te moeilijker er kritiek op uit te oefenen, omdat hij de meest voor de hand liggende ironische reacties (,,Watch the doctor trying his best anthropological bedside manner on Gene ra! Goering. There'll be some hearty laughs") al aan een van zijn intelli gentste personages in den mond gegeven heeft. Maar met die voorkomende zelf kritiek mee moet ook de lezer constateeren dat Huxley's anthropologisch omkleede, biologisch voorgedragen theo rie over de goedheid en de naasten* liefde (zou men niet gelooven dat Burlap met Philip Quarles van plaats verwisseld heeft?) even weinig over tuigend klinken als destijds in den essay bundel Do what you will" de Gidef ->T*w?che en Lawrenciaansche aanvaar ding van het instinct, het onderbewust zijn en het leven. Toch is er een klein verschil: terwijl Huxley destijds bij volv komen aanvaardbare redeneeringen 'den toon van de spontaneïteit die hij Meed, niet vinden kon, heeft hij in de tste hoofdstukken van Eyeless Gaza" het accent van zijn nieuwe naifzachtheid al vrij aardig te pakken. In een onlangs gepubliceerd ge schrift verdedigt Huxley de geweldloos heid als het eenige middel om den vrede te bewaren, en de noodzaak om ; de landen, die in moeilijkheden ver\ keeren, te hulp te komen inplaats van ( hun aanval af te wachten. In Roundthe ' Mexique Bay" reeds zette hij zijn theojrie uiteen, ingenieus maar de middelen tot verwezenlijking buiten beschou,' 'wing latend, dat de wereld alleen nog ' maar geregenereerd kan worden door een psychologische modificatie, dat de comité's van technische en economische experts vervangen moesten worden door anthropologische. Van dit alles krijgt men in Eyeless in Gaza" de geromanceerde lezing. Dit boek valt duidelijk in twee stukken uiteen: de roman . van Anthony Beavis en Helen Amberly, een repliek, als men wil, van Point counter Point", en de geschie denis (maar als geschiedenis merk waardig summier) van een bekeering. De kritieke punten voor de combinatie ^van de twee zijn de ontdekking van '' Anthony Beavis op zijn drie-en-veertigste jaar, dat hij zichzelf op gevoels gebied heeft drooggelegd, en het be wijs, gedurende een tocht in Mexico waar een dronken barbezoeker hem met een pistool bedreigt, dat hij physiek laf is. Na de mislukking van zijn ^fdesgeschiedenïs ontmoet hij in den vorm van een Schotschen dokter den Europeeschen Ghar.di, die hem tot de goedheid" bekeeren zal een com pensatie die men over het algemeen vaker in een vrouwenbestaan tegen komt. En als pendant van de scène met het pistool zien wij Anthony in het laatste hoofdstuk een dreigbrief krijgen zooals heldhaftige fascisten die aan sprekers op pacifistische' meetingen plegen toe te zenden, en, zijn angst overwinnend in een nevelachtige medi tatie, waarin Huxley's hereditaire voor liefde voor de biologie zich tracht te ver smelten met zijn nieuwe quaker houding, de overtuiging opdoen dat wat hem ook overkomen mag, goed zal zijn. Daaraan is een eerder dagboekfragment de volkomen belachelijke beschrijving voorafgegaan van een meeting waarbij de schotsche dokter zich volgens het non-resistentie prin cipe herhaalde malen door eenzelfden tegenstander van het podium heeft laten slaan en er telkens weer glim lachend op teruggeklommen is. Be lachelijk omdat het volkomen spanningloos is, en twee-dimensionaal; het mist zoowel de derde dimensie van het overtuigend waar-gebeurde'1 als de vierde van den dieperen weerklank. Want Huxley ziet de scène voorzoover hij haar dan ziet (gezien in litterairen zin zou natuurlijk waargebeurd" kunnen vervangen) met de verbaasde instemming van een zoeten leerling. Het gevolg is dat de lezer den geslagen schotschen dokter als Jan Klaassen ziet en zonder reactie blijft; niet: Jan Klaassen en weerzin wekkend (want Huxley onthoudt zich hier van het satyrieke talent dat hij bezit) en evenmin: Jan Klaassen maar obsedeerend (want Huxley heeft geen tragisch talent). V OOR ZOOVER deze roman de laat ste hoofdstukken voorbereidt, heeft hij veel goeds. Als kritisch zelfportret (portret althans van het type mensch waartoe Huxley behoort) is Anthony Beavis zeer geslaagd, geslaagder mis schien, maar tegelijk toch ook eenzij diger, dan Philip Quarles. In al zijn beste werk heeft Huxley personages die zich achter een pose nog meer voor zichzelf dan voor hun medemenschen verschuilen, uitstekend kunnen maken; Anthony Beavis is een proeve van het zelfde talent, met een sterker behoefte tot zelfinkeer" en zelfverwerping. Er zijn een paar zeer goede kostschool scènes en in denzelfden stijl de begra fenis van Anthony's moeder op zijn elf de jaar, misschien het compleetste ge deelte van het boek. Een enkele maal komt die compleetheid nog terug: in de kinderlijke en ongegronde hoop van den volwassen Anthony na een be slissende scène met Helen, dat zijn nieuw-ontdekte goede wil voldoende zou kunnen zijn om een onhandig ge baar met magische overtuigingskracht te laden. In zijn stijl en de teekening van de bij figuren wordt Huxley hoe langer hoe journalistieker. Hij gebruikt stylistische stoplappen zonder gewetenswroe ging, en herhaalt n enkel typeerend vondstje precies even vaak en in dezelf de termen als hij het betrokken per sonage opvoert. Er blijft een zekere typische ge lijkenis te constateeren tusschen Hux ley als romancier en Ter Braak als romancier (met een sterker talent voor den roman bij Huxley en een grooter gave tot authenticiteit bij Ter Braak). Er is bijvoorbeeld dezelfde neiging om aan het domme" incident een ge wichtige rol toe te kennen in een innerlijke ontwikkeling, en dat niet om litteraire maar om geloofs-" redenen. En door eenzelfde noodlot blij ven die incidenten er ongeassimileerd uitzien, of in ieder geval overladen met een bateekenis, die ze juist bij deze auteurs niet verdienen (vgl. o.a. den slagersjongen in Dr. Dumay verliest", den dronken Mexicaan bij Huxley). Bij Huxley is trouwens het invoegen van gewelddadige anecdotes ook nog een litteraire gewoonte, maar de ont voering van een duitsch communist in Base l door de Nazi's brengt ons hier al niet dichter bij afgrijzen of tranen dan de moord in Point counter Point" ons bij Dostojevsky bracht.1). Bij een tweede punt van verwant schap tusschen Huxley en Ter Braak houdt ook meteen de vergelijking op. Zij zijn beiden gedwongen altijd den roman van een innerlijke ontwikke ling te schrijven (de eeuwige Lehrjahre"), en zich een weg te banen door de wereld waarin zij zich bevinden met de caricaturale visie als hakmes. Maar terwijl Ter Braak er met een waar absolutisme naar streeft om aan het eind de schoone lei" te bereiken, richt Huxley halverwege een Van Haaf ten" op, tot wie hij zich bij het slot van zijn roman nog geheel passief verhoudt. In Point counter Point" was het Mark Rampion, in Eyeless in Gaza" is het Dokter Miller. Er is in het gevoel: I shall go and make myself ridiculous with Dr. Miller", als men wil iets bewonderenswaardigs, maar het heeft bij Huxley een bijsmaak van onderwijzerschap inplaats van in tensiteit. De werkelijke intensiteit ligt ook in Eyeless in Gaza" nog in de afrekening met zichzelf, maar het lijkt erop of Huxley nu voorgoed meent gevonden" te hebben. ') Dat de theorie omtrent het menschelijk drama, bepaald door den smaak van het ochtendbeschuitje, Huxley lief is, blijkt nog eens uit een opmerking van een der personages over Anna Karenina, maar het voorbeeld kon moeilijk slechter ge kozen zijn: Tolstoi was een meester in het zinluigelijke en alledaagsche detail. BOERENLEVEN Herman de Man: De barre winter van '9O: (Bosch en Keunlng, Rtmrn) HERMAN de Man is in dit boek van de opvatting uitgegaan, dat een krasse inbreuk op het normale verloop der seizoenen een demoraliseerenden invloed moet uit oefenen op alle levende wezens en van de menschen in het bijzonder op den boer, omdat diens leven inniger met de natuur is verbonden dan dat van den stedeling. De abnormaal lange en strenge winter van het jaar 1890 heeft het leven der boeren ernstig ontwricht. De natuur, waar naar zij hun werkzaamheden regelen, doemde hen tot een langdurigen lediggang en deze heeft tot gevolg gehad dat zwakheden en minder goede eigenschappen gelegenheid kregen aan de oppervlakte te komen. Deze gedachte heeft De Man kenne lijk zoozeer geboeid, dat hij kans heeft gezien in een negental novellen den lezer van de waarheid van zijn opvat ting te overtuigen. De samenhang tusschen de lotgevallen der verschillen de personen blijft uiterst los, maar toch voelt men het boek als een eenheid, doordat De Man den doem van het natuurgebeuren werkelijk in alle ver halen weet voelbaar te maken. Hij is een uitstekend verteller; die nog juist den schijn van objectiviteit weet te bewaren en daarmee de suggestie bewerkt dat hij zijn waarheden den lezer niet opdringt. Zijn psychologie is niet diep of verfijnd, maar niette min weet hij de meeste figuren ten voeten uit te teekenen. Ook is het boek niet vrij van sentimentaliteit en men zou de verhouding van de dochter tegenover haar vader, Houten Gert, graag wat scherper en vooral sterker verantwoord zien. Maar De barre winter van '90" is zelfs voor diegenen die een tegenzin hebben tegen boerenromans, een zeer leesbaar boek. HERMAN de Man heeft de eigen aardigheid zich te bedienen van het Algemeen Beschaafd", dat hij doorspekt met dialectische uitdruk kingen van de streek, waarin zijn ver halen spelen. Deze methode om de couleur locale" aan te geven wordt door verschillende critici afgekeurd omdat zij gemaniëreerd zou zijn. Toch heeft ze m. i. een groot voordeel boven de realistische werkwijze die o.a. door Gooien en, A. M. de Jong wordt gevolgd. Deze laatsten geven de ge sprekken der personen in hun plaatse lijk dialect weer en maken daardoor hun boeken tweetalig en dus ook tweeslachtig. De Man vermijdt dezen hinderlijken, telkens herhaalden over gang in het vreemde dialect, en boven dien weet hij den lokalen kleur over het geheele boek gelijkmatig uit te spreiden, waardoor hij een grootere atmosferische eenheid bereikt. . Ten slotte zou men aan De Man's methode de voorkeur kunnen geven, omdat op deze wijze makkelijker dialectische woorden kunnen over gaan in het Algemeen Beschaafd", hetgeen een verrijking van onzen woordenschat zou kunnen beteekenen. H. MARSMAN OUDE KUNST IN HET RIJKSMUSEUM Bibliografie G. Brugmans: Het Keizerlijk Weeiien. (Erven A. d e.Jager, («rollingen) DIT boek bevat een aantal lezingen, die déschrijfster voor de Groningsche en Rotterdamsche volksuniversi teiten over dit onderwerp heeft ge houden en is volgens het voorwoord een compilatie en een bewerking van verschillende wetenschappelijke his torische boeken, die zij alle met name noemt. Het maakt dan ook geen aan spraak op originaliteit, maar het be oogt op aangename en populaire wijze een beeld te geven van de Oosten rij ksche geschiedenis van 1830 tot het einde van het Keizerrijk. Dit heeft de schrijfster gedaan door ons de voor naamste personen uit het Habsburgsche Huis en de geheele familie Strauss ten tooneele te voeren, en zij is er in geslaagd het karakter en de lotgevallen van den koning van Rome, den ongelukkigeh zoon van Napoleon, van keizer Frans Jozef en vooral het eenzame leven van zijn vrouw Sisi, den Strijd van kroonprins Rudolf met zijn vader, en het drama van Mayerling zoo levendig voor ons te beschrijven, dat het geheel tot een bosienden roman" werd. Ferrelra de 4'astrn: De Paradijs Plantage (Van Kampen * Koon, Amsterdam) DIT boek ontleent zijn belang aan zijn auto-biographisch karakter. De schrijver heeft als student deel genomen aan een politieke beweging in Portugal en moest vluchten naar Zuid-Amerika, waar hij, na een reeks mislukkingen, werkzaam was op een rubberplantage in het Amazonegebied. Het afmattende leven der rubber tappers, de geheimzinnigheid van de oerwouden, het voortdurend waak zaam moeten zijn tegen menschelijke en dierlijke vijanden wordt op sugges tieve, onderhoudende, maar wel ietwat omslachtige wijze verteld. De Schilderijen . HEV GEHEELE SEIZOEN KAMER MET VOLLEDIG PENSION PRIJSREDUCTIES KURZAAi - BUITENBADEN PIEJt DE titel dezer tentoonstelling verraadt geenszins wat er op de groote Oostelijke binnen plaats van het Rijksmuseum te zien is. Dit wijst er op, dat een programma ontbreekt, dat men niet moet verwach ten een tentoonstelling te zien, die aan een bepaalde kunst uit een bepaald land gewijd is. Dit zou echter ook niet mogelijk zijn, waar de kunsthandelaars, ieder op hun beurt gespecialiseerd, juist een overzicht willen geven van het velerlei, dat heden op de kunst markt is. Het is dus een kijk-tentoonstelling in den besten zin des woords; men krijgt een gevarieerd beeld van schilderkunst, meubelkunsten, kunst nijverheid, zooals wel zelden in Holland te zien is geweest. In menig opzicht biedt deze verzameling zelfs een tijdelij ke aanvulling op ons museaal bezit, want noch aan Engelsche, noch aan Fransche kunst werd in ons land veel aandacht gewijd. Het bezichtigen van deze expositie is daardoor niet gemak kelijk, want de verscheidenheid is mis schien al te groot voor het opnemings vermogen der bezoekers, terwijl het geëxposeerde het kan niet anders een toevallig bezit is, dat geen onder ling verband heeft. Geeft men zich hiervan rekenschap, dan zal men deze tentoonstelling met genoegen bezoeken en bovendien telkens weer geboeid worden door bijzonder fraaie stukken. Daar bovendien in vele kringen hier te lande het visueel genot als het belangrijkste kunstcriterium' wordt beschouwd, beantwoordt deze verzameling zeker aan den smaak van heel veel bezoekers. IN de niet zeer groote verzameling primitieven deze worden steeds zeldzamer in den handel vallen vooral twee paneelen van Quinten Matsijs op. Vermoedelijk maken deze deel uit van een groot altaar, waarop de Zeven Smarten van Maria waren voorgesteld. Hier zijn merkwaardig gaaf de twee voorstellingen van de Heilige Vrouwen aan het Graf en de Rust op de Vlucht naar Egypte. In melodieuse lijnen en nobele kleuren, waarin het rood en blauw domineeren, zijn de figuren in een landschap van glooiende heuvels en ragfijn uitge werkte stadsbeelden geplaatst. Matsijs is. op het randje van sentimenteel, hoewel de liefde voor zijn werk, zooals zij uit deze beide stukken spreekt, ieder onecht gevoel moet uitsluiten. Joos van Cleve, nuchterder, maar eveneens een voortreffelijk handwerks man, is goed vertegenwoordigd door een helderkleurige Heilige Familie, een wat decoratief opgevatte Lucretia en een niet al te diepzinnig portret van een braven Vlaamschen Patriciër. Gossaert's Abt is vooral te waardeeren door de grootsche compositie, waarin de geportretteerde, ten halven lijve zichtbaar, geplaatst is tegen een achter grond van architectuur. Ook de Duitsche primitieven zijn met. enkele stukken vertegenwoordigd. Heit minia tuurachtige portretje van Erasmus, dat zoo sterk aan de werkwijze van Holbein i herinnert, valt op, zoowel door de steeds weer zoo spiritueele uitdrukking van den humanist als door de scherpe en fijne contouren waarmede de figuur tegen den helder blauwen achtergrond is geplaatst. De groote Adam en Eva van Cranach vertoonen die steeds zoo merkwaardige anatomie, waarin wij een mengsel van zoogenaamde primitiviteit en boersch expressionisme meenen te moeten zien. Grand Seigneur is de Nederlander Anthonis Mor met zijn portret van een edelman, wiens gelaatstrekken hij als steeds meedoogenloos scherp weergeeft zonder evenwel al te veel te detailleeren. De Italiaansche school is door enkele uitzonderlijk goede werken vertegen» woordigd. Het is jammer dat het eenige voortreffelijke schilderij uit het Quat trocento, nl. de Madonna met Heiligen van Filippo Lippi, door haar eenzaam heid niet tot volle gelding komt. Als groep spreekt veel sterker het groot sche portret van Sebastiano del Piombo, te midden van den visionairen Titiaan en den poëtischen Dosso Dossi. Deze drie schilderijen, geflankeerd door twee decoratieve Magnasco's, geven werkelijk terstond een suggestie van het Italiaansche kunstideaal, dat zoo scherp contrasteert met dat der Hollandsche 17de eeuwers die diezelfde zaal vullen. De Romeinsche senator van Sebastiano met zijn redenaarsgebaar en zijn bijna antiek Romeinschen kop domineert de ruimte. Deze Venetiaan heeft de warme Venetiaansche kleuren nog bijgehouden terwijl hij in Rome den machtigen in vloed van Michelangelo onderging. Nauwkeurig geschilderd schijnt het schilderij van Dosso Dossi te zijn. De door Circe in dieren veranderde tochtgenooten van Odysseus zijn vredig om de vrijwel naakte toovenares ge groepeerd. De Ferrareesche schilder benadert hier de idyllische stemmingen van Giorgione's landschappen. DE Hollandsche i7de eeuwers zijn, zooals wel te verwachten was, het best vertegenwoordigd. Wel zijn het niet de grootste namen wier doeken ons het meeste frappeeren. De land schapschilders Cuyp, Salomon van Ruysdael en Jan van Goyen komen sterk naar voren, ofschoon van alle drie slechts n schilderij hangt. Hier blijkt weer eens hoe de kwaliteit primeert. Het groote gezicht op de Maas bij Dordrecht van Albert Cuyp zou in een der Nederlandsche Musea een plaats moeten vinden, want in geen enkele verzameling vinden wij dezen schilder met werkelijk goede werken. Hobbema's watermolen en boschgezicht (No. 72) behooren tot de meesterwerken der landschapskunst. Van de portretten boeien het meest twee kleine protretten, de predikant Swalenius van Frans Hals en de oude man van Fabritius. De statige beelte nissen van Govert Flinck zijn knap, maar lichtelijk vervelend. Van de genre achtige stukken vermelden wij nog de Bruiloft van Jan Steen en de Turflossers van Adriaen van Ostade. Steeds weer dezelfde bewondering voor atmospheer, boert en jolijt" te uiten schijnt ons overbodig, men excuseere dus deze opsomming. De salonkunst der Fransche i8de eeuw is ons eigenlijk vreemd. Slechts zij die de bijzonder geraffineerde schil dering en het changeerende coloriet weten te waardeeren genieten van dit genre. De Lancrets zijn hier van bij zondere kwaliteit, een kleine Watteau doet nog sterk aan Wouwerman's voorbeeld denken. Aantrekkelijker van onderwerp zijn de schilderijen van Hubert Robert, wiens Romeinsche gezichten doorgloeid zijn van Italiaan sche zon en liefde voor de Antieken. Het Louvre, na Lodewijk XVI en dank zij den rooftochten van Napoleon, van Paleis tot een rijk museum gemaakt, heeft deze meester bijna als Guardi geschilderd. De brug naar de ipde eeuw vormt Goya. De verscheidenheid is groot, ieder kan hier zeker iets naar zijn smaak vinden en het zou verheugend zijn, indien misschien dank zij deze ten toonstelling nog enkele belangrijke stukken door Nederlandsche verzame laars werden verworven. D. V. BIJ DE ILLUSTRATIES Boven: Christus en Maria" door Domen/co Jheotocopoulos, genaamd El Creco. Midden: Go/er/e du Louvre" door Hubert Robe/t. Onder: Gezicht op de Maas" door Albert Cuyp. (Ttntoonitelllnf Oud» Kuntt uit htc txxit van d«n Inurnatlonaltn Handel) r- s PAG. 8 DE GROENE No. 3088 PAG. 9 DE GROENE Ne. 3088

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl