De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 22 augustus pagina 5

22 augustus 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

J T ?*?> »*?? ;J; . ? r .- * -. i Kan Een Room se h Dichter D. A. M. Binnendijk ONWEZENLIJKHEID EN REALITEIT E, do Perron <?. \\IJilevel.l: Het Voorst-hot (IM> <.CIlieeilNelia|>, lult ItOVCIl) MISSCHIEN zijn de gedichten van Gerard Wijdeveld in nog sterker mate dan de poëzie van Jan Engelman verzadigd van Roomsch ge voel en voortgesproten uit een typisch Roomsche geloofswereld, welke voor deze dichters tevens een geloofskracht inhoudt. Hun religieuse sfeer verschilt zoo sterk en duidelijk van die, welke het Protestantisme of eenig Pantheïsme kenmerkt, dat men zich zelfs niet aan getrokken gevoelt tot de taak, de dog matische standpunts-onderscheiden op te sporen, indien deze al uit den inhoud van Wijdeveld's verzen zouden zijn af te leiden. Niet de inhoud namelijk, maar de toon en de, in deze gedichten tot verbeelding geworden, wereld wor telen kennelijk in het Roomsch geloof en het leven ervan wordt bespeurbaar in den adem, die de verzen voortbe weegt. Wijdeveld's poëzie mist de zwie rige, soms luchthartige en sensueele sierlijkheid van die van Jan Engelman, maar vaak bezit zij denzelfden gloed. Zij is ernstig, maar nooit vertoont zich de ernst met het masker der beklem mende plechtstatigheid; zij is eenvou dig en oprecht en haar vroomheid ont beert het bijna dreigend karakter, dat religieuse poëzie eigen kan zijn; zij is bloeiend en warm, vloeiend en soms gemoedelijk. Zooals het Roomsche geloofsleven, ondanks een cultureele ontwikkeling van eeuwen, nog steeds een ietwat pri mitief en kinderlijk karakter heeft be houden, dragen ook de gedichten van Wijdeveld dit kenmerk door de overstel pende, kleurige beeldrijkheid der taal, die in de beste momenten de hoogte punten der extase kan bereiken. Niet steeds echter is hem dit mogen geluk ken. De ,,Opdracht in den Tempel" is een te brokkelig verteld verhaal gewor den, zonder gloed of innigheid, terwijl juist de ,,Annunciatie" deze eigen schappen in zoo hooge mate bezit. In het algemeen kan ik dezen nieu wen bundel Het Voorschot" geen volstrekten vooruitgang noemen in vergelijking met ,,Het Vaderland", die hier grootendeels werd herdrukt. Hoe wel Wijdeveld ongetwijfeld oorspronke lijker van toon en onbevangener van verbeelding is geworden de domineerende voorbeelden van Gerard Bruning en Marsman heeft hij prijsgege ven zijn deze gedichten van eigener aard minder beheerscht en geconcen treerd naar mate zij langer en minder bezield, naar mate zij korter zijn dan zijn vroegere. De kleine verzen missen, op enkele uitzonderingen na (De kla gende; Avondster), de innerlijke kracht en den helderen gloed der taal, welke dergelijke beknopte lyrische uitdruk kingsvormen vereischen. In de groot opgezette, visionnair geconcipieerde poëmen ontwikkelt de dichter, begrij pelijkerwijze overigens, nogal eens die, vooral aan Roomsche predikers eigene, weelderige en declameerende taalbe handeling, welke onder den dwang der vervoering kan ontstaan. Zelfs een kort gedicht als ,,De Zondaar" zet in met. zulk een toon, dat men een lang en breedvoerig vers redelijkerwijze zou mogen verwachten. Als uitmuntende gedichten, oorspronkelijk van behan deling en van voortdurend overtuigende bezieling, noem ik Het laatst gesprek" er ,,0de aan mijn Engelbewaarder". Bij de verheerlijking van de Holland sche Heilige Sinte Lydwina wil het noodzakelijk wonder ook dat der poëzie zich niet zoo gemakkelijk manifesteeren. Van de vertalingen zijn vooral die naar Coventry Patmore en Francis Thompson (Aan Olivia) uitstekend. V U-tor U. vuu Yrit'shtud: Afevhoid van tl t» Wereld in Drie Hauen (l»e Malaimtnder-reeks, <|uerido, Am sterdam) HET eerste wat men bij deze her druk moet zeggen, is dat enige bekortingen, z;er goed aan gebracht, het boek geconcentreerder, gaver, vlotter zelfs, hebben gemaakt. Van Vriesland's Afscheid" was nooit werkelijk of laat ons zeggen: was nooit zomaar een roman. Het was het niet in de bedoeling, en niet in de techniek. Het boek maakte de indruk uit losse stukken te bestaan, ieder af zonderlijk met zorg geschreven, maar die lang naast elkaar in portefeuille ge houden waren. Een voorbeeld hiervan was de mijmering van de hoofdpersoon in de kerk, die men als gedicht in Voorwaardelijk uitzicht" terug kon vinden en daar een van Van Vries land's ontroerendste lyrische uitingen vormt: Aanroep". Ondanks alles juis ter als directe uiting van Van Vriesland dan van zijn hoofdpersoon Johan, ziet men met genoegen, en niet alleen omdat het als ,,dubbel" aandeed, dit fragment bijv. uit de roman verwijderd. Evenzo de lange ontboezeming van de juffrouw op de bank tegen Johan, waarvan de stijl, ook als het onbetwist baar blijft dat het leven zich aldus aan Johan kan hebbïn voorgedaan, slecht aanvaardbaar was binnen deze roman. Daarentegen spijt mij persoonlijk het ontbreken van de passage waarin Johan, in de tram zittend, zijn mede reizigers bekijkt en zich met bevreem ding afvraagt, wat hen ervan weer houdt elkaar te verscheuren. Een herlezing van dit Afscheid" doet ons nauwelijks minder vreemd staan tegenover de hier uitgedrukte wereld dan een eerste kennismaking. Ongetwijfeld heeft de schrijver het zo gewild: deze voortdurende malaise, ver oorzaakt door gegeven en vertolking, door de eindeloz; kontrastering van het onwezenlijke en de realiteit. Het ge geven is beklemmend, tegelijk een voudig en bizar: een ziener, die alles zou moeten hebben van een charlatan, kondigt iemand zijn dood aan binnen 3 dagen, en met dezen ziener bagint het al; daar hij zelf twijfelachtig is, blijft zijn uitspraak het ook, en de laatste regels van het boek heffen de ban van onwezenlijke bedreiging niet op, want met een logisch en toch bijna ongeoor loofd raffinement wordt ons hier nog verborgen of Johan inderdaad dood gaat of niet. Het is zonder twijfel de grootste kracht van den schrijver ge weest dat hij zijn kroniek van de 3 dagen gehouden heeft binnen het ge woonste bestaan dat men zich denken kan: nauwelijks stoort de mededeling dat Johan zulke erg dure inkopen deed, en dit is het meest buitensporige dat hij waagt. Dat hij van kantoor wegblijft, de kerk bezoekt, zijn vriendin in een brief vaarwel zegt (zijn vriendin aan wie het leven met zo administra tieve zorg ook al zijn opvolger toe schuift), dat hij droomt over zijn ver leden (het bszoek bij den professor en de wandeling met diens dochter behoren tot de meest geslaagde bladzijden), het is alles minder beangstigend dan die dure inkopen. Maar ook di ofschoon te zeer voor de hand liggend als uitspatting aanvaardt men. Sober in de keuze van zijn stof, is Van Vriesland bijna komisch deftig in de behandeling ervan, in zijn woord keus. Het voortdurend gebruik van zijne" en eene", de plechtigheid die aan een duitsch wetenschappelijk werk lijkt ontleend,.... men kan niet aan nemen dat hij overal zonder ingehouden pret deze stijl beoefend heeft, en als men hem van Johan's vriendin hoort getuigen: Zij was nooit in sterke en volkomen vervoering gekomen bij de nachtelijke aanrakingen van hunnen omgang", voelt men zich gestemd om in dezelfde toon voert te gaan: Want hun was de Zondag te zeer geheiligd gebleven om eene namiddaglijke proef neming te wagen, die tevens een protest ware geweest tegen den dwang van het kantoor". Dit Afscheid" is niet een van de meest geslaagde, maar om vele redenen een van de merkwaardigste voort brengselen in onzj levende literatuur. In de eerste plaats om een element waar zoveel over t; doen is geweest: de intelligentie. Het gesprek, niet alleen als commentaar of hulpmiddel van de handeling, maar om zichzelfs wil, is hier, misschien voor het eerst in onze romanliteratuur, zo bewust en knap toegepast. En het zeer eigen mengsel van droom en realiteit dat men hier ondergaat, doet betreuren dat Van Vriesland's voorgenomen roman Grabock" fantastischer nog van gegeven ons nog steeds onthouden bleef. De fouten" van Afscheid", als men die zou willen nagaan, zijn kenmerkend die van een eerste roman. Maar zoals het boek is zelfs in zijn oorspronke lijke lezing verkiest men het verre boven al de romans, waarvan de ge slaagde" vlotheid alleen evenredig is aan de hopeloze banaliteit van tech niek en inhoud; dit boek heeft immers ook een eigen vorm, waar menig mo derner werk zich klakkeloos richtte naar een modern voorbeeld in het buitenland. Bibliografie Keu Uossers : Echtpaar '/i. K. (W. L. Salm A. Co.. Amsterdam) EVENMIN als de jonge volleerde arbeiders, die er niet in slagen kunnen arbaid te vinden, hebben de afgestudeerde jonge intellectueelen het tegenwoordig gemakkelijk. Dit Echt paar z. k.", dat meer een reeks van langdradige en onbenullige dialogen, dan een roman geworden is, vertelt van een jong echtpaar, waarvan de man jurist is en werkloos wordt. Het tweetal weet echter van aanpakken en gaat in betrekking bij een rijken jonker; de vrouw als keukenprinses, de man als chauffeur-huisknecht. Ge lukkig loopt het drama precies zoo af, als de schrandere lezer reeds na tien bladzijden gelezen te hebben, verwacht: de jonker ontdekt het be drog, doet wat iedere behoorlijke jonker in een dergelijk geval zou doen en zorgt bij een glas wijn en een goede sigaar voor de reclasseering van het pootige echtpaar. En zij leefden nog heel veel jaren gelukkig met elkaar.... Anthoiiln Donker: Het Rook der Ver troosting: (I,eidsehe l'ltgcvers-ÜIIj) HET komt er bij zulk een boek van 366 citaten, welke volgens den ellenlange n titel de uitkomst bevatten der wijsheid van stervelingen uit alle eeuwen, maar heelemaal op aan, wien het in handen valt. Er zullen sensibele, weinig belezen menschen zijn, bij wie ieder zinnetje, of het nu afkomstig is van Jean Paul of van Marcus Aurelius, van Confucius of Prof. Donders, als balsem in de ziel druppelt. Maar er zullen minder argelooze lieden zijn, die het een min of meer vermakelijk schouwspel vinden: dezen bonten stoet van wereldwijze ingewijden, waartusschen zelfs de grapjas C. J. Kelk en de opperkok J. W. F. Werumeus Buning mét den profetenmantel om de schouders opduiken. Het zijn natuurlijk stuk voor stuk sublieme wijs heden, welke in dezen precieuzen bundel, zorgvuldig gesorteerd, worden opgedischt. De bronnen: van Islam tot Marginalia, van Bismarck tot Albert Verwey, staan hiervoor volledig borg. Mae.r zoo wreed uit hun verband ge rukt worden het wel een beetje waarheden-als-een-koe. En dan dringt zich de vraag nog op, waarom juist Anthonie Donker deze anthologie moest samenstellen. Want waarvoor anders is ons aller herder en vertrooster Roei Houwink groot gebracht? UIJ7.fr: \irnr In- 1 Lielit (Itriinii. l trecht) VOLGENS een mededeeling op het naar binnen gevouwen ge deelt: van den omslag dost de schrijver hier een poging om voelbaar te maken, welk een groot gevaar fraseologen en snobs voor de beginsjlen van een partij zijn, die berust op een werkelijk ideaal". Nu, dat voelen wij allemaal ! Ook wel zonder dit hollewaaiige boek met zijn snaterenden verteltoon, zijn erotischen bombast en zijn grappigvertrouwelijke knipoogjes naar den natuurlijk aandachtigen" lezer, die schrander genoeg is om te begrijpen, dat Gerrit weer niet heelemaal acoholvrij was" .... Max Kijzer, de auteur van de al even luid fanfaronneerende Honderd Kwatrijnen", probeert rea lisme en naturalisme op gewelddadige wijze in de kinderschoenen terug te wringen. l'rol. W. van der IMu.vui : LrolirMtrl. ilc seliildt'r en zi.jii werk (\.V. do I, Amsterdam) Cabaret DE bibliotheek der Nederlandsche Beeldende Kunst is téklein, dan dat men niet een verheugenis zou ondergaan als een schilder, die meetelt bij de hedendaagschen, zijn beschrijver vindt. Het geschiedt werke lijk veel te weinig, eensdeels omdat het Hollandsche publiek traag is in hst aanschaffen van boeken (en zeker wanneer het, door de reproducties, niet al te goedkoop kan uitvallen), anderdeels omdat de weinigen, die over beeldende kunst met smaak schrijven, bang zijn zich in de vingers te snijden als het om kunstenaars gaat die door de historie nog niet gecanoniseerd zijn. En kleine monographién kunnen toch wezenlijk mee werken, om het leven der beeldende kunst wat boeiender en afwisselender te maken. De tekst, die prof. van der Pluym aan Leo Gestel en zijn werk wijdde, is van voorzichtige voorzichtigheid niet vrij te pleiten. Hij geeft bijna niet dan een nauwgezstte opsomming van feiter. en slechts heel aan 't eind komt er iets van waardeering en karakteristiek. Toch neemt men het boek graag in de hand, want Gestel is een sprekend en typisch voorbeeld van de schilders, die de vorm-verschuivingen der beel dende . kunst, welke kort vóór den oorlog inzetten, levend en actiet hebben ondergaan. Wie zich alleen bij oude kunst veilig voelt, onderschat licht het worstelen om klaarheid en nieuwheid der hedendaagschen. Het kaf kan men opruimen, het koren dient gewaardeerd. En tot dit korei. heeft Gestel, de vaardige teekenaar bijgedragen. Bovendien heeft hij het aan hem gewijde boek zelf met gees' en smaak geïllustreerd. Daarom zettei we dit werk in de kast en zullen het e nog wel eens uithalen, wanneer d< aangename uren van plaatjeskijkei terugkomen. In den winter, als d> kachel brandt. Welke schilder volgt? J. E De oogen van Amsterdam kij-t ken door een bril van Schmidl J. M. SCHMIDT, opticien, RoUin 72 P' i ?; r:1 en revue H. B. FORTUIN QUATORZE JUILLET" CABARET in Holland is het zor genkind van het armzalig huis houden van het tooneel. Wan neer ons, Hollanders, reeds de snelle gedachtenwisselingen van den dialoog en de gevoelsmodulaties van de tooneelsituatie weinig liggen, hoeveel meer komen wij dan bij de geëlectrificeerde atmosfeer van het cabaret aan snelwerkende zintuigen te kort. Het gevolg is, dat het cabaret in Holland geen cabaret is, maar een vertraagde opeen volging van revuescènes, gebaseerd op goeden of botten humor, gemengd met acteurs en actrices, met wat aan- of verkleeding, het geheel voorzien van teksten van min- of meerdere onbe holpenheid en van grootere of mindere lengte; maar cabaret is het dan nog niet. Ik zou nu kunnen probeeren, uit te leggen, wat volgens mij cabaret is; maar het is beter om eerst aan te geven, wat het niet is. Het is niet een los ver bonden reeks sketches en monologen. Het is m'el een groep actrices en acteurs, die die sketches en die monologen voordraagt, elk wat hij of zij kan, of maar moet kunnen. Cabaret zooals het zijn moet, is eenheid, een onverbreke lijke eenheid, samengehouden door een idee. Het is volkomen bijzaak, welke of wat die idee zij. Zij behoeft ook niet manifest, niet uitgesproken of uiterlijk aantoonbaar te zijn. Maar zij moet latent, innerlijk te vermoeden zijn. Die idee kan een idee fixe zijn van leider of een leidster, of, zeldzamerwijze, van het geheele groepje. Dan ontstaat een soort ideeële stootbrigade, bezield van die idee. Een vrijwel ideale, maar vrijwel nooit bestaande toestand. En het kan, dat de grond-idee zeer vaag voorhanden was bij een aantal schep pers van teksten en melodieën, bij den regisseur of bij een groepje spelers. En dat zal bij onze Westersche, niet van fixe ideeën, maar wel van gemeen schappelijke sfeer bezeten intelligentia wel het meeste voorkomen. Wanneer we nu, om het begrip ca baret scherp te stellen, het plaatsen tegenover den uitingsvorm revue", moeten we daar tegenover de centrale, centraliseerende idee een veel uiterlijker bindmiddel stellen: den draad. Door een revue, althans als zij goed gecom poneerd is, loopt een draad, waaraan de losse scènes, als men de vergelijking wenscht, als schitterende imitatieedelsteenen geregen zijn. PAG. B DE GROFNE No.3090 A.H.C. t'abaret-revue: Daar xit miiy.lek In (Leldschepleintheater) WAT was nu bij de A. B. C. Cabaret-revue Daar zit muziek in" van dit alles te constateeren ? Aller eerst dat A. B. C. de eerste letters van het woord C A Bare t zijn, maar in ver keerde volgorde. En zoo was het ook. Want hier waren primair het publiek, de tooneelspelers (niet Cabaretiers) en de avond plus de kas, die gevuld moest worden. Maar niet was primair de idee, of zelfs maar 'n idee. En wanneer men het toetst aan het bovenomschreven essentieele bestanddeel van de revue, den draad, vindt men hier, dat zulk een verband eveneens ontbrak. Dit alles heeft zich in het programma weer spiegeld. Cor Hermus is anders een zeer knap acteur, Louis Gimberg is steeds geestig. Tilly Perin Bouw meester heb ik al vaker op de cabaretplanken gezien en Fientje Berghegge is mooi en begint zich steeds meer tot een geroutineerde chansonnière te ont wikkelen. Corry Vonk is kostelijk, geestig, oorspronkelijk en Wim Kan treedt in dit Cabaret te weinig op den voorgrond (hoewel hij in dit genre wer kelijk wat kan). Maria Marletto bleek plotseling, toen ze los durfde te komen, tot voortreffelijke dingen in staat te PAG. 9 DE GROENE No. 3089 zijn. En met Beuker en Denijs is dan de bezetting volledig. Maar met dat al is dat nog geen cabaret. Wel was er de aanloop er toe. Er is o.a. een sketch geweest van een jalousiescène tusschen man en vrouw, in vier talen met drie acteurs, die zich op die wijze verviervoudigd hebben: Louis Gimberg als stoere, strenge Hollander, als luchtige Franschman, als verveelde Engelschman en als etende Duitscher en Maria Marletto als viermaal aan gepaste huisvrouw (een uitstekende prestatie) met als derde Wim Kan, steeds een béte winkelbediende. Dat was cabaretprestatie, die er we zen mocht, Corry Vonk heeft in dit programma van het succes veel op haar rekening staan. Zij heeft prachtige vondsten, heeft contact met het publiek en kan al door haar kunstig ,,plat" de zaal doen lachen. Zoo was er veel goeds. En ook wel wat foutiefs. De slotscène, vrij wel overgenomen uit De Lachhoek, eenige misplaatste sketches, als Huwelijksstorm, waarvoor een Duitsch tooneelstuk wel met zeer vrijmoedige hand was verminkt, een overigens goede bioscoopscène, waartoe Kurt Tucholsky, Robert Siodmak en Corry Vonk samenwerkten. Nu is nog slechts dit de vraag: Hoe lang blijven deze spelers bijeen, opdat wij eindelijk, eindelijk eens goed caba ret zouden kunnen krijgen ? Wiener Siiiel'/eiigschaclitel: Alles l'Urs H e r 7, (Mtadsschoim burg. Am sterdam) ANDERS is het met de Wiener Spielzeugschachtel" die met de revue Alles fürs Herz" voor het eerst naar Holland is gekomen. Hier de maatstaven aan te leggen, die wij, streng, op onze landgenooten van het A. B. C.-cabaret hebben toegepast ware absurd. De Weeners hebben gemeend, dat voor het Hollandsche publiek een revue, nog bewaard uit den Kersttijd 1935, ruim voldoende was. Zij hebben ons een revue meegebracht, zooals de Oosténrijksche provincie wellicht met genoegen zal slikken om de aardige wijsjes, om de grapjes uit 1910, om de mooie" costuums, om dien leuken" conférencier Leo Stoll, maar die in den Amsterdamschen Stads schouwburg niet geduld behoefde te worden. Want het is nu eenmaal een feit, dat Holland alle slechte revues, die het noodig heeft, zelf volkomen kan vervaardigen. Het is daarom onbegrijpelijk, dat voor een dergelijk gezelschap een vergunning verkregen kan worden. Wanneer de cabaretkunst van Erica Mann, voorloopig onver vangbaar in Holland, zich hier een gelegenheid tot uiting zoekt, als ge beurd is voor een der laatste weken van Juli, komt een vergunning niet af. Hier spreken de wonderlijkste beslis singen van het bureaucratisme van den Rijksdienst, tenzij.. .. ? Voor de Wie ner Spielzeugschachtel" zijn twee ge zanten, die van Oostenrijk en die van Duitschland, in het krijt ge treden. Achter Erica Mann staat er geen.... De Weensche revue heeft een aantal goed-getrainde en aantrekkelijke Donaumadel, eenige talentjes, o.a. de pitt'gi en begaafde Georgette Dorée, een wei-grappige komiek, Franz J ohann, veel fleurige costuums en soms entrain, en is geheel geïnspireerd op het Weenen, zooals het lang voor den oorlog volgens het oordeel van eenige verdwaalde romantici geweest had kunnen zijn. Maar de romantiek heeft zich sedertdien gewijzigd. De driekwartsmaat heeft plaats moeten maken voor het marsrhrythme.... ROMAIN Rolland heeft ongeveer twintig jaar geleden het stuk Quatorze Juillet geschreven. Het beleefde een klein aantal vertooningen en deed" niets. Na de overwinning van het volksfront aan de stembus van 3 Mei is het opgedolven en ziet, toen liep het storm naar het Alhambra. Het comitéhad aan den Ch teletschouwburg gedacht, maar het gemeentebe stuur, dat over deze zaal te zeggen heeft, toonde zich zoo weinig mee gaande, dat de besprekingen afgebro ken werden en de groote hal achter de Place de la République, dus midden in een volksbuurt, eraan dienstbaar is gemaakt. De première ging enkele dagen vóór den :4den Juli en werd door Blum in eigen persoon bijgewoond. Hij kwam tijdens een rustpoos en werd met een bosch van geheven vuisten en luid gejuich ontvangen en minister Jean Zay is nadien nog enkele malen komen kijken. Romain Rolland zond bij het begin een telegram van dank en aan moediging en onder den druk van de door den uitslag van den electoraten strijd gewekte verwachtingen is het een gebeurtenis geworden, niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats van dra matisch belang. Want het zij terstond gezegd, dat het stuk zwak is. Rolland is een eerbied wekkende figuur, allesbehalve een tooneelschrijver. Weliswaar moest men van hem geen historisch stuk verwach ten; hij zelf waarschuwde het met de werkelijkheid bij het ontstaan van de groote revolutie niet te nauw genomen te hebben. Hem was het om iets anders dan het opfrisschen van het geheugen te doen: deze fresco's ontrollen zich op den wand van de ideologie. Woorden, ,w;0orden hoort men, want het is alles ''reciet, al beproefde de regisseur er wat beweging in te brengen door gezel schappen van communistische dilet tanten voor massa te laten spelen. Deze toeleg is mislukt. Beweging mocht er zijn, het ontbrak aan bewo genheid en rythrne. Als hoor- of leekenspel opgevat, ware deze tekst te redden geweest: door samenpersing en verkor ting. Nu Romain Rolland de officieele dramaturg van het vernieuwde Frank rijk geworden is, in den trant van wijlen Gorky voor de Sowjet-Unie en Paderewski voor het herboren Polen, ver bood de meest elementaire kieschheid aan deze lange tirades te raken. De rhetoriek heeft het publiek niet gehinderd. Wie er enkele franken neer telde vroeg niet beter dan de geestdrift hieraan als aan een fakkel te ontsteken. De revolutie, waarover ze op school leerden en die soms op meetings nog opgeld doet, werd hun voor oogen gesteld. Ze zagen hoe ken van Parijs uit dien tijd, zs hoorden de helden", die de revolutie doorzetten. Ze braken er zich niet het hoofd over, of alles nu wel precies zoo gebeurd was, noch of de voorstelling van Danton en andere, met de feiten klopt. Met generaal Hoche was dit stellig niet het geval. Maar de schrijver kan zich erop baroepen, dat niet allen als dramatis personae in aanmer king komen. En Rolland is immers nooit een realist ge weest, hij bediende zich van die schimmen als spreek trompetten. DEZE opvatting hield in, dat hij zich niet tot de voorstanders van de omwen teling beperkte. Om de vonk te laten ontspringen moet er wrijving zijn. Deze geestesbotsingen ko men ook op cliché-manier tot stand. We maken er kennis met den schraapzuchtigen aristocraat, het onschuldige meis je, dat in zake de naburige toekomst den geest krijgt, den edelmoedigen scheurmaker. Als een heropstanding, van de middeleeuwsche moraliteit had dit er door gekund, nu Romain Rolland historische namen noemde kwam hij op twee gedachten te hinken en ontstond een histoire romancée, waar een ieder uit kon putten wat hem lustte. Wie wil, schelde dit een pretentieuze opvatting. Als een partij- of gelegen heidsstuk is het opgediend; al wie niet van de partij is moest thuis blijven of zijn critiek voor zich houden. Zeker verdienden spelers en speelsters hulde. Men had hen uit verschillende thea ters samengezocht en het was verwon derlijk, zoo zuiver als alles klopte. Er was eenheid, zij het niet die van den eersten rang, want Marie Bell, die de vrouwelijke hoofdrol vervulde en van de Comédie Francaise is, kon niet ter stond den toon of toontjes van dien troep afleggen. Wel had ze zich spoedig bij den slotzang van Marseillaise en Internationale het heffen van de rech tervuist eigen gemaakt. En kameraden gingen zich niet minder aan huilerige pathetiek te buiten. Helaas kon het oordeel over de mise en scène evenmin onvoorwaardelijk prijzend luiden. Men had den leider een vuriger revolutionnairen zin in deze richting toegewenscht. Russische regisseurs hadden er wel iets anders in de richting van het constructieve van gemaakt. Echter het revolutiefeest, waarmee de avond sloot, getuigde van een verdienstelijken greep. Inmiddels heeft de minister van nationale opvoeding een tip van den sluier opgelicht, die zijn tooneelvoornemens bedekte. Hij wil deze kunst onder het volk brengen of liever, het volk naar het tooneel. Daartoe moeten om te beginnen aan den buitenkant van de stad drie groote zalen verrijzen en de toegang tot de door den staat gesubsi dieerde theaters vergemakkelijkt wor den. En gelijk tot de vertooningen van Quatorze Juillet Picasso met een scherm en ook de voornaamste Fransche componisten voor begeleidende of in leidende muziek hebben samenge werkt zonder dat dit rammelde, zoo wil de regeering met behulp van het Maison de la culture, waarin toon aangevende schrijvers, schilders, vooral decoratieve architecten en toonzetters zich groe. peerden, een nieuwe aera openen, welke aan de massa geestesvoedsel of opbeu ring van deugdelijk gehalte wil voor zetten. H. VAN LOON '' i!.Marie Bell, die de vrouwelijke hoofdrol ver tolkt in Romain Kolland's Quatorze Juillet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl