Historisch Archief 1877-1940
J
T ?*?> »*??
;J; . ?
r .- * -. i
Kan
Een Room se h
Dichter
D. A. M. Binnendijk
ONWEZENLIJKHEID EN REALITEIT
E, do Perron
<?. \\IJilevel.l: Het Voorst-hot (IM>
<.CIlieeilNelia|>, lult ItOVCIl)
MISSCHIEN zijn de gedichten van
Gerard Wijdeveld in nog sterker
mate dan de poëzie van Jan
Engelman verzadigd van Roomsch ge
voel en voortgesproten uit een typisch
Roomsche geloofswereld, welke voor
deze dichters tevens een geloofskracht
inhoudt. Hun religieuse sfeer verschilt
zoo sterk en duidelijk van die, welke
het Protestantisme of eenig Pantheïsme
kenmerkt, dat men zich zelfs niet aan
getrokken gevoelt tot de taak, de dog
matische standpunts-onderscheiden op
te sporen, indien deze al uit den inhoud
van Wijdeveld's verzen zouden zijn af
te leiden. Niet de inhoud namelijk,
maar de toon en de, in deze gedichten
tot verbeelding geworden, wereld wor
telen kennelijk in het Roomsch geloof
en het leven ervan wordt bespeurbaar
in den adem, die de verzen voortbe
weegt. Wijdeveld's poëzie mist de zwie
rige, soms luchthartige en sensueele
sierlijkheid van die van Jan Engelman,
maar vaak bezit zij denzelfden gloed.
Zij is ernstig, maar nooit vertoont zich
de ernst met het masker der beklem
mende plechtstatigheid; zij is eenvou
dig en oprecht en haar vroomheid ont
beert het bijna dreigend karakter, dat
religieuse poëzie eigen kan zijn; zij is
bloeiend en warm, vloeiend en soms
gemoedelijk.
Zooals het Roomsche geloofsleven,
ondanks een cultureele ontwikkeling
van eeuwen, nog steeds een ietwat pri
mitief en kinderlijk karakter heeft be
houden, dragen ook de gedichten van
Wijdeveld dit kenmerk door de overstel
pende, kleurige beeldrijkheid der taal,
die in de beste momenten de hoogte
punten der extase kan bereiken. Niet
steeds echter is hem dit mogen geluk
ken. De ,,Opdracht in den Tempel" is
een te brokkelig verteld verhaal gewor
den, zonder gloed of innigheid, terwijl
juist de ,,Annunciatie" deze eigen
schappen in zoo hooge mate bezit.
In het algemeen kan ik dezen nieu
wen bundel Het Voorschot" geen
volstrekten vooruitgang noemen in
vergelijking met ,,Het Vaderland", die
hier grootendeels werd herdrukt. Hoe
wel Wijdeveld ongetwijfeld oorspronke
lijker van toon en onbevangener van
verbeelding is geworden de
domineerende voorbeelden van Gerard
Bruning en Marsman heeft hij prijsgege
ven zijn deze gedichten van eigener
aard minder beheerscht en geconcen
treerd naar mate zij langer en minder
bezield, naar mate zij korter zijn dan
zijn vroegere. De kleine verzen missen,
op enkele uitzonderingen na (De kla
gende; Avondster), de innerlijke kracht
en den helderen gloed der taal, welke
dergelijke beknopte lyrische uitdruk
kingsvormen vereischen. In de groot
opgezette, visionnair geconcipieerde
poëmen ontwikkelt de dichter, begrij
pelijkerwijze overigens, nogal eens die,
vooral aan Roomsche predikers eigene,
weelderige en declameerende taalbe
handeling, welke onder den dwang der
vervoering kan ontstaan. Zelfs een
kort gedicht als ,,De Zondaar" zet in
met. zulk een toon, dat men een lang en
breedvoerig vers redelijkerwijze zou
mogen verwachten. Als uitmuntende
gedichten, oorspronkelijk van behan
deling en van voortdurend overtuigende
bezieling, noem ik Het laatst gesprek"
er ,,0de aan mijn Engelbewaarder".
Bij de verheerlijking van de Holland
sche Heilige Sinte Lydwina wil het
noodzakelijk wonder ook dat der
poëzie zich niet zoo gemakkelijk
manifesteeren.
Van de vertalingen zijn vooral die
naar Coventry Patmore en Francis
Thompson (Aan Olivia) uitstekend.
V U-tor U. vuu Yrit'shtud: Afevhoid
van tl t» Wereld in Drie Hauen (l»e
Malaimtnder-reeks, <|uerido, Am
sterdam)
HET eerste wat men bij deze her
druk moet zeggen, is dat enige
bekortingen, z;er goed aan
gebracht, het boek geconcentreerder,
gaver, vlotter zelfs, hebben gemaakt.
Van Vriesland's Afscheid" was nooit
werkelijk of laat ons zeggen: was
nooit zomaar een roman. Het was
het niet in de bedoeling, en niet in de
techniek. Het boek maakte de indruk
uit losse stukken te bestaan, ieder af
zonderlijk met zorg geschreven, maar
die lang naast elkaar in portefeuille ge
houden waren. Een voorbeeld hiervan
was de mijmering van de hoofdpersoon
in de kerk, die men als gedicht in
Voorwaardelijk uitzicht" terug kon
vinden en daar een van Van Vries
land's ontroerendste lyrische uitingen
vormt: Aanroep". Ondanks alles juis
ter als directe uiting van Van
Vriesland dan van zijn hoofdpersoon Johan,
ziet men met genoegen, en niet alleen
omdat het als ,,dubbel" aandeed, dit
fragment bijv. uit de roman verwijderd.
Evenzo de lange ontboezeming van de
juffrouw op de bank tegen Johan,
waarvan de stijl, ook als het onbetwist
baar blijft dat het leven zich aldus aan
Johan kan hebbïn voorgedaan, slecht
aanvaardbaar was binnen deze roman.
Daarentegen spijt mij persoonlijk het
ontbreken van de passage waarin
Johan, in de tram zittend, zijn mede
reizigers bekijkt en zich met bevreem
ding afvraagt, wat hen ervan weer
houdt elkaar te verscheuren.
Een herlezing van dit Afscheid"
doet ons nauwelijks minder vreemd
staan tegenover de hier uitgedrukte
wereld dan een eerste kennismaking.
Ongetwijfeld heeft de schrijver het zo
gewild: deze voortdurende malaise, ver
oorzaakt door gegeven en vertolking,
door de eindeloz; kontrastering van het
onwezenlijke en de realiteit. Het ge
geven is beklemmend, tegelijk een
voudig en bizar: een ziener, die alles
zou moeten hebben van een charlatan,
kondigt iemand zijn dood aan binnen
3 dagen, en met dezen ziener bagint het
al; daar hij zelf twijfelachtig is, blijft
zijn uitspraak het ook, en de laatste
regels van het boek heffen de ban van
onwezenlijke bedreiging niet op, want
met een logisch en toch bijna ongeoor
loofd raffinement wordt ons hier nog
verborgen of Johan inderdaad dood
gaat of niet. Het is zonder twijfel de
grootste kracht van den schrijver ge
weest dat hij zijn kroniek van de 3
dagen gehouden heeft binnen het ge
woonste bestaan dat men zich denken
kan: nauwelijks stoort de mededeling
dat Johan zulke erg dure inkopen
deed, en dit is het meest buitensporige
dat hij waagt. Dat hij van kantoor
wegblijft, de kerk bezoekt, zijn vriendin
in een brief vaarwel zegt (zijn vriendin
aan wie het leven met zo administra
tieve zorg ook al zijn opvolger toe
schuift), dat hij droomt over zijn ver
leden (het bszoek bij den professor en de
wandeling met diens dochter behoren
tot de meest geslaagde bladzijden),
het is alles minder beangstigend dan
die dure inkopen. Maar ook di
ofschoon te zeer voor de hand liggend
als uitspatting aanvaardt men.
Sober in de keuze van zijn stof, is
Van Vriesland bijna komisch deftig in
de behandeling ervan, in zijn woord
keus. Het voortdurend gebruik van
zijne" en eene", de plechtigheid die
aan een duitsch wetenschappelijk werk
lijkt ontleend,.... men kan niet aan
nemen dat hij overal zonder ingehouden
pret deze stijl beoefend heeft, en als
men hem van Johan's vriendin hoort
getuigen: Zij was nooit in sterke en
volkomen vervoering gekomen bij de
nachtelijke aanrakingen van hunnen
omgang", voelt men zich gestemd om
in dezelfde toon voert te gaan: Want
hun was de Zondag te zeer geheiligd
gebleven om eene namiddaglijke proef
neming te wagen, die tevens een protest
ware geweest tegen den dwang van
het kantoor".
Dit Afscheid" is niet een van de
meest geslaagde, maar om vele redenen
een van de merkwaardigste voort
brengselen in onzj levende literatuur.
In de eerste plaats om een element
waar zoveel over t; doen is geweest:
de intelligentie. Het gesprek, niet alleen
als commentaar of hulpmiddel van de
handeling, maar om zichzelfs wil, is
hier, misschien voor het eerst in onze
romanliteratuur, zo bewust en knap
toegepast. En het zeer eigen mengsel
van droom en realiteit dat men hier
ondergaat, doet betreuren dat Van
Vriesland's voorgenomen roman
Grabock" fantastischer nog van gegeven
ons nog steeds onthouden bleef. De
fouten" van Afscheid", als men die
zou willen nagaan, zijn kenmerkend
die van een eerste roman. Maar zoals
het boek is zelfs in zijn oorspronke
lijke lezing verkiest men het verre
boven al de romans, waarvan de ge
slaagde" vlotheid alleen evenredig is
aan de hopeloze banaliteit van tech
niek en inhoud; dit boek heeft immers
ook een eigen vorm, waar menig mo
derner werk zich klakkeloos richtte
naar een modern voorbeeld in het
buitenland.
Bibliografie
Keu Uossers : Echtpaar '/i. K.
(W. L. Salm A. Co.. Amsterdam)
EVENMIN als de jonge volleerde
arbeiders, die er niet in slagen
kunnen arbaid te vinden, hebben de
afgestudeerde jonge intellectueelen het
tegenwoordig gemakkelijk. Dit Echt
paar z. k.", dat meer een reeks van
langdradige en onbenullige dialogen,
dan een roman geworden is, vertelt
van een jong echtpaar, waarvan de
man jurist is en werkloos wordt. Het
tweetal weet echter van aanpakken en
gaat in betrekking bij een rijken
jonker; de vrouw als keukenprinses,
de man als chauffeur-huisknecht. Ge
lukkig loopt het drama precies zoo
af, als de schrandere lezer reeds na
tien bladzijden gelezen te hebben,
verwacht: de jonker ontdekt het be
drog, doet wat iedere behoorlijke
jonker in een dergelijk geval zou doen
en zorgt bij een glas wijn en een goede
sigaar voor de reclasseering van het
pootige echtpaar. En zij leefden nog
heel veel jaren gelukkig met elkaar....
Anthoiiln Donker: Het Rook der Ver
troosting: (I,eidsehe l'ltgcvers-ÜIIj)
HET komt er bij zulk een boek van
366 citaten, welke volgens den
ellenlange n titel de uitkomst bevatten
der wijsheid van stervelingen uit alle
eeuwen, maar heelemaal op aan, wien
het in handen valt. Er zullen sensibele,
weinig belezen menschen zijn, bij wie
ieder zinnetje, of het nu afkomstig is
van Jean Paul of van Marcus Aurelius,
van Confucius of Prof. Donders, als
balsem in de ziel druppelt. Maar er
zullen minder argelooze lieden zijn, die
het een min of meer vermakelijk
schouwspel vinden: dezen bonten stoet
van wereldwijze ingewijden,
waartusschen zelfs de grapjas C. J. Kelk en
de opperkok J. W. F. Werumeus
Buning mét den profetenmantel om
de schouders opduiken. Het zijn
natuurlijk stuk voor stuk sublieme wijs
heden, welke in dezen precieuzen
bundel, zorgvuldig gesorteerd, worden
opgedischt. De bronnen: van Islam tot
Marginalia, van Bismarck tot Albert
Verwey, staan hiervoor volledig borg.
Mae.r zoo wreed uit hun verband ge
rukt worden het wel een beetje
waarheden-als-een-koe. En dan dringt zich
de vraag nog op, waarom juist
Anthonie Donker deze anthologie moest
samenstellen. Want waarvoor anders is
ons aller herder en vertrooster Roei
Houwink groot gebracht?
UIJ7.fr: \irnr In- 1 Lielit (Itriinii.
l trecht)
VOLGENS een mededeeling op het
naar binnen gevouwen ge deelt:
van den omslag dost de schrijver hier
een poging om voelbaar te maken,
welk een groot gevaar fraseologen en
snobs voor de beginsjlen van een
partij zijn, die berust op een werkelijk
ideaal". Nu, dat voelen wij allemaal !
Ook wel zonder dit hollewaaiige boek
met zijn snaterenden verteltoon, zijn
erotischen bombast en zijn
grappigvertrouwelijke knipoogjes naar den
natuurlijk aandachtigen" lezer, die
schrander genoeg is om te begrijpen,
dat Gerrit weer niet heelemaal
acoholvrij was" .... Max Kijzer, de auteur
van de al even luid fanfaronneerende
Honderd Kwatrijnen", probeert rea
lisme en naturalisme op gewelddadige
wijze in de kinderschoenen terug te
wringen.
l'rol. W. van der IMu.vui : LrolirMtrl.
ilc seliildt'r en zi.jii werk (\.V. do
I, Amsterdam)
Cabaret
DE bibliotheek der Nederlandsche
Beeldende Kunst is téklein,
dan dat men niet een verheugenis
zou ondergaan als een schilder, die
meetelt bij de hedendaagschen, zijn
beschrijver vindt. Het geschiedt werke
lijk veel te weinig, eensdeels omdat
het Hollandsche publiek traag is in
hst aanschaffen van boeken (en zeker
wanneer het, door de reproducties,
niet al te goedkoop kan uitvallen),
anderdeels omdat de weinigen, die
over beeldende kunst met smaak
schrijven, bang zijn zich in de vingers
te snijden als het om kunstenaars
gaat die door de historie nog niet
gecanoniseerd zijn. En kleine
monographién kunnen toch wezenlijk mee
werken, om het leven der beeldende
kunst wat boeiender en afwisselender
te maken.
De tekst, die prof. van der Pluym
aan Leo Gestel en zijn werk wijdde, is
van voorzichtige voorzichtigheid niet
vrij te pleiten. Hij geeft bijna niet dan
een nauwgezstte opsomming van feiter.
en slechts heel aan 't eind komt er
iets van waardeering en karakteristiek.
Toch neemt men het boek graag in de
hand, want Gestel is een sprekend
en typisch voorbeeld van de schilders,
die de vorm-verschuivingen der beel
dende . kunst, welke kort vóór den
oorlog inzetten, levend en actiet
hebben ondergaan. Wie zich alleen
bij oude kunst veilig voelt, onderschat
licht het worstelen om klaarheid en
nieuwheid der hedendaagschen. Het
kaf kan men opruimen, het koren
dient gewaardeerd. En tot dit korei.
heeft Gestel, de vaardige teekenaar
bijgedragen. Bovendien heeft hij het
aan hem gewijde boek zelf met gees'
en smaak geïllustreerd. Daarom zettei
we dit werk in de kast en zullen het e
nog wel eens uithalen, wanneer d<
aangename uren van plaatjeskijkei
terugkomen. In den winter, als d>
kachel brandt.
Welke schilder volgt? J. E
De oogen van Amsterdam kij-t
ken door een bril van Schmidl
J. M. SCHMIDT, opticien, RoUin 72
P'
i ?;
r:1
en revue
H. B. FORTUIN
QUATORZE JUILLET"
CABARET in Holland is het zor
genkind van het armzalig huis
houden van het tooneel. Wan
neer ons, Hollanders, reeds de snelle
gedachtenwisselingen van den dialoog en
de gevoelsmodulaties van de
tooneelsituatie weinig liggen, hoeveel meer
komen wij dan bij de geëlectrificeerde
atmosfeer van het cabaret aan
snelwerkende zintuigen te kort. Het gevolg
is, dat het cabaret in Holland geen
cabaret is, maar een vertraagde opeen
volging van revuescènes, gebaseerd op
goeden of botten humor, gemengd met
acteurs en actrices, met wat aan- of
verkleeding, het geheel voorzien van
teksten van min- of meerdere onbe
holpenheid en van grootere of mindere
lengte; maar cabaret is het dan nog
niet.
Ik zou nu kunnen probeeren, uit te
leggen, wat volgens mij cabaret is;
maar het is beter om eerst aan te geven,
wat het niet is. Het is niet een los ver
bonden reeks sketches en monologen.
Het is m'el een groep actrices en acteurs,
die die sketches en die monologen
voordraagt, elk wat hij of zij kan, of
maar moet kunnen. Cabaret zooals het
zijn moet, is eenheid, een onverbreke
lijke eenheid, samengehouden door een
idee. Het is volkomen bijzaak, welke
of wat die idee zij. Zij behoeft ook niet
manifest, niet uitgesproken of uiterlijk
aantoonbaar te zijn. Maar zij moet
latent, innerlijk te vermoeden zijn.
Die idee kan een idee fixe zijn van
leider of een leidster, of,
zeldzamerwijze, van het geheele groepje. Dan
ontstaat een soort ideeële stootbrigade,
bezield van die idee. Een vrijwel ideale,
maar vrijwel nooit bestaande toestand.
En het kan, dat de grond-idee zeer vaag
voorhanden was bij een aantal schep
pers van teksten en melodieën, bij den
regisseur of bij een groepje spelers. En
dat zal bij onze Westersche, niet van
fixe ideeën, maar wel van gemeen
schappelijke sfeer bezeten intelligentia
wel het meeste voorkomen.
Wanneer we nu, om het begrip ca
baret scherp te stellen, het plaatsen
tegenover den uitingsvorm revue",
moeten we daar tegenover de centrale,
centraliseerende idee een veel uiterlijker
bindmiddel stellen: den draad. Door
een revue, althans als zij goed gecom
poneerd is, loopt een draad, waaraan
de losse scènes, als men de vergelijking
wenscht, als schitterende
imitatieedelsteenen geregen zijn.
PAG. B DE GROFNE No.3090
A.H.C. t'abaret-revue: Daar xit
miiy.lek In (Leldschepleintheater)
WAT was nu bij de A. B. C.
Cabaret-revue Daar zit muziek in"
van dit alles te constateeren ? Aller
eerst dat A. B. C. de eerste letters van
het woord C A Bare t zijn, maar in ver
keerde volgorde. En zoo was het ook.
Want hier waren primair het publiek,
de tooneelspelers (niet Cabaretiers) en
de avond plus de kas, die gevuld moest
worden. Maar niet was primair de idee,
of zelfs maar 'n idee. En wanneer men
het toetst aan het bovenomschreven
essentieele bestanddeel van de revue,
den draad, vindt men hier, dat zulk een
verband eveneens ontbrak. Dit alles
heeft zich in het programma weer
spiegeld. Cor Hermus is anders een
zeer knap acteur, Louis Gimberg is
steeds geestig. Tilly Perin Bouw
meester heb ik al vaker op de
cabaretplanken gezien en Fientje Berghegge
is mooi en begint zich steeds meer tot
een geroutineerde chansonnière te ont
wikkelen. Corry Vonk is kostelijk,
geestig, oorspronkelijk en Wim Kan
treedt in dit Cabaret te weinig op den
voorgrond (hoewel hij in dit genre wer
kelijk wat kan). Maria Marletto bleek
plotseling, toen ze los durfde te komen,
tot voortreffelijke dingen in staat te
PAG. 9 DE GROENE No. 3089
zijn. En met Beuker en Denijs is dan
de bezetting volledig. Maar met dat al
is dat nog geen cabaret.
Wel was er de aanloop er toe. Er is
o.a. een sketch geweest van een
jalousiescène tusschen man en vrouw, in vier
talen met drie acteurs, die zich op die
wijze verviervoudigd hebben: Louis
Gimberg als stoere, strenge Hollander,
als luchtige Franschman, als verveelde
Engelschman en als etende Duitscher
en Maria Marletto als viermaal aan
gepaste huisvrouw (een uitstekende
prestatie) met als derde Wim Kan,
steeds een béte winkelbediende.
Dat was cabaretprestatie, die er we
zen mocht,
Corry Vonk heeft in dit programma
van het succes veel op haar rekening
staan. Zij heeft prachtige vondsten,
heeft contact met het publiek en kan
al door haar kunstig ,,plat" de zaal
doen lachen.
Zoo was er veel goeds. En ook
wel wat foutiefs. De slotscène, vrij
wel overgenomen uit De Lachhoek,
eenige misplaatste sketches, als
Huwelijksstorm, waarvoor een Duitsch
tooneelstuk wel met zeer vrijmoedige
hand was verminkt, een overigens
goede bioscoopscène, waartoe Kurt
Tucholsky, Robert Siodmak en Corry
Vonk samenwerkten.
Nu is nog slechts dit de vraag: Hoe
lang blijven deze spelers bijeen, opdat
wij eindelijk, eindelijk eens goed caba
ret zouden kunnen krijgen ?
Wiener Siiiel'/eiigschaclitel: Alles
l'Urs H e r 7, (Mtadsschoim burg. Am
sterdam)
ANDERS is het met de Wiener
Spielzeugschachtel" die met de
revue Alles fürs Herz" voor het eerst
naar Holland is gekomen. Hier de
maatstaven aan te leggen, die wij,
streng, op onze landgenooten van het
A. B. C.-cabaret hebben toegepast ware
absurd. De Weeners hebben gemeend,
dat voor het Hollandsche publiek een
revue, nog bewaard uit den Kersttijd
1935, ruim voldoende was. Zij hebben
ons een revue meegebracht, zooals de
Oosténrijksche provincie wellicht met
genoegen zal slikken om de aardige
wijsjes, om de grapjes uit 1910,
om de mooie" costuums, om dien
leuken" conférencier Leo Stoll, maar
die in den Amsterdamschen Stads
schouwburg niet geduld behoefde te
worden. Want het is nu eenmaal een
feit, dat Holland alle slechte revues,
die het noodig heeft, zelf volkomen
kan vervaardigen. Het is daarom
onbegrijpelijk, dat voor een dergelijk
gezelschap een vergunning verkregen
kan worden. Wanneer de cabaretkunst
van Erica Mann, voorloopig onver
vangbaar in Holland, zich hier een
gelegenheid tot uiting zoekt, als ge
beurd is voor een der laatste weken van
Juli, komt een vergunning niet af.
Hier spreken de wonderlijkste beslis
singen van het bureaucratisme van den
Rijksdienst, tenzij.. .. ? Voor de Wie
ner Spielzeugschachtel" zijn twee ge
zanten, die van Oostenrijk en die
van Duitschland, in het krijt ge
treden. Achter Erica Mann staat er
geen....
De Weensche revue heeft een aantal
goed-getrainde en aantrekkelijke
Donaumadel, eenige talentjes, o.a. de
pitt'gi en begaafde Georgette Dorée,
een wei-grappige komiek, Franz J
ohann, veel fleurige costuums en soms
entrain, en is geheel geïnspireerd op
het Weenen, zooals het lang voor den
oorlog volgens het oordeel van eenige
verdwaalde romantici geweest had
kunnen zijn. Maar de romantiek
heeft zich sedertdien gewijzigd. De
driekwartsmaat heeft plaats moeten
maken voor het marsrhrythme....
ROMAIN Rolland heeft ongeveer
twintig jaar geleden het stuk
Quatorze Juillet geschreven. Het
beleefde een klein aantal vertooningen
en deed" niets. Na de overwinning
van het volksfront aan de stembus van
3 Mei is het opgedolven en ziet, toen
liep het storm naar het Alhambra. Het
comitéhad aan den Ch
teletschouwburg gedacht, maar het gemeentebe
stuur, dat over deze zaal te zeggen
heeft, toonde zich zoo weinig mee
gaande, dat de besprekingen afgebro
ken werden en de groote hal achter de
Place de la République, dus midden in
een volksbuurt, eraan dienstbaar is
gemaakt.
De première ging enkele dagen vóór
den :4den Juli en werd door Blum in
eigen persoon bijgewoond. Hij kwam
tijdens een rustpoos en werd met een
bosch van geheven vuisten en luid
gejuich ontvangen en minister Jean
Zay is nadien nog enkele malen komen
kijken. Romain Rolland zond bij het
begin een telegram van dank en aan
moediging en onder den druk van de
door den uitslag van den electoraten
strijd gewekte verwachtingen is het een
gebeurtenis geworden, niet alleen en
zelfs niet in de eerste plaats van dra
matisch belang.
Want het zij terstond gezegd, dat het
stuk zwak is. Rolland is een eerbied
wekkende figuur, allesbehalve een
tooneelschrijver. Weliswaar moest men
van hem geen historisch stuk verwach
ten; hij zelf waarschuwde het met de
werkelijkheid bij het ontstaan van de
groote revolutie niet te nauw genomen
te hebben. Hem was het om iets anders
dan het opfrisschen van het geheugen
te doen: deze fresco's ontrollen zich op
den wand van de ideologie. Woorden,
,w;0orden hoort men, want het is alles
''reciet, al beproefde de regisseur er
wat beweging in te brengen door gezel
schappen van communistische dilet
tanten voor massa te laten spelen.
Deze toeleg is mislukt. Beweging
mocht er zijn, het ontbrak aan bewo
genheid en rythrne. Als hoor- of
leekenspel opgevat, ware deze tekst te redden
geweest: door samenpersing en verkor
ting. Nu Romain Rolland de officieele
dramaturg van het vernieuwde Frank
rijk geworden is, in den trant van wijlen
Gorky voor de Sowjet-Unie en
Paderewski voor het herboren Polen, ver
bood de meest elementaire kieschheid
aan deze lange tirades te raken.
De rhetoriek heeft het publiek niet
gehinderd. Wie er enkele franken neer
telde vroeg niet beter dan de geestdrift
hieraan als aan een fakkel te ontsteken.
De revolutie, waarover ze op school
leerden en die soms op meetings nog
opgeld doet, werd hun voor
oogen gesteld. Ze zagen hoe
ken van Parijs uit dien tijd,
zs hoorden de helden", die
de revolutie doorzetten. Ze
braken er zich niet het hoofd
over, of alles nu wel precies
zoo gebeurd was, noch of de
voorstelling van Danton en
andere, met de feiten klopt.
Met generaal Hoche was dit
stellig niet het geval. Maar
de schrijver kan zich erop
baroepen, dat niet allen als
dramatis personae in aanmer
king komen. En Rolland is
immers nooit een realist ge
weest, hij bediende zich van
die schimmen als spreek
trompetten.
DEZE opvatting hield in,
dat hij zich niet tot de
voorstanders van de omwen
teling beperkte. Om de vonk
te laten ontspringen moet er
wrijving zijn. Deze geestesbotsingen ko
men ook op cliché-manier tot stand. We
maken er kennis met den
schraapzuchtigen aristocraat, het onschuldige meis
je, dat in zake de naburige toekomst den
geest krijgt, den edelmoedigen
scheurmaker. Als een heropstanding, van de
middeleeuwsche moraliteit had dit er
door gekund, nu Romain Rolland
historische namen noemde kwam hij op
twee gedachten te hinken en ontstond
een histoire romancée, waar een ieder
uit kon putten wat hem lustte.
Wie wil, schelde dit een pretentieuze
opvatting. Als een partij- of gelegen
heidsstuk is het opgediend; al wie niet
van de partij is moest thuis blijven of
zijn critiek voor zich houden. Zeker
verdienden spelers en speelsters hulde.
Men had hen uit verschillende thea
ters samengezocht en het was verwon
derlijk, zoo zuiver als alles klopte. Er
was eenheid, zij het niet die van den
eersten rang, want Marie Bell, die de
vrouwelijke hoofdrol vervulde en van
de Comédie Francaise is, kon niet ter
stond den toon of toontjes van dien
troep afleggen. Wel had ze zich spoedig
bij den slotzang van Marseillaise en
Internationale het heffen van de rech
tervuist eigen gemaakt. En kameraden
gingen zich niet minder aan huilerige
pathetiek te buiten.
Helaas kon het oordeel over de mise
en scène evenmin onvoorwaardelijk
prijzend luiden. Men had den leider
een vuriger revolutionnairen zin in
deze richting toegewenscht. Russische
regisseurs hadden er wel iets anders
in de richting van het constructieve
van gemaakt. Echter het revolutiefeest,
waarmee de avond sloot, getuigde van
een verdienstelijken greep.
Inmiddels heeft de minister van
nationale opvoeding een tip van den
sluier opgelicht, die zijn
tooneelvoornemens bedekte. Hij wil deze kunst
onder het volk brengen of liever, het
volk naar het tooneel. Daartoe moeten
om te beginnen aan den buitenkant van
de stad drie groote zalen verrijzen en de
toegang tot de door den staat gesubsi
dieerde theaters vergemakkelijkt wor
den. En gelijk tot de vertooningen van
Quatorze Juillet Picasso met een scherm
en ook de voornaamste Fransche
componisten voor begeleidende of in
leidende muziek hebben samenge
werkt zonder dat dit rammelde, zoo wil
de regeering met behulp van het Maison
de la culture, waarin toon aangevende
schrijvers, schilders, vooral decoratieve
architecten en toonzetters zich
groe. peerden, een nieuwe aera openen, welke
aan de massa geestesvoedsel of opbeu
ring van deugdelijk gehalte wil voor
zetten. H. VAN LOON
''
i!.Marie Bell, die de vrouwelijke hoofdrol ver
tolkt in Romain Kolland's Quatorze Juillet