De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 29 augustus pagina 7

29 augustus 1936 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

IN OUDE KUNST IN HANDELAREN |Q*6 | .?f JL T^TT"V * ^ V^^"^ ISBBBSH^gm^^^^^^^^MVi^BfJIl m m * ????»?»-'? RIJKSMUSEUM AMSTERDAM JULI AUC.-SEPTEMBER TENTOONSTELLING OUDE KUNST UIT HET BEZIT VAN DEN ?? , ? ' ' ? <*m. -r-B?^fc. '?""'1T WIJZIGING TOEGANGSPRIJZEN Madeira.,, elck wat wils WEET ge, dat er zelfs in dezen zomer nog een plekje is in Europa, waar de zon altijd door schijnt? Zoo'n echte zomer zon dan, warm en stralend uit een diepblauwen hemel ? Wel blijkt uit een kijk op de kaart, dat dit plekje Europa al naast de Afrikaansche kust ligt; maar als provincie behoort het nog aan Portugal: Madeira. Mist en storm in het Kanaal; regen en storm langs de Golf van Biskaje; de laatst zichtbare landpunt Finisterre, de noordwesthoek van Spanje schemert van verre en geluidloos door den nevel. Maar dan wordt het lichter, de deining lang en gelijkmatig, de zon breekt door. En twee dagen later liggen wij in het zicht van een helder, zonnig eiland. Nog niet Ma deira is het het is Porto Santo, het strandbad voor vele Madeirensers die hier hun zomeroptrekjes hebben, het eiland met de zoetste druiven van den Atlantischen Oceaan, en met altijd een dikke zwarte wolk in den achter grond. En deze wolk, is Madeira. Thans, als we enkele uren later op de reede van Funchal voor anker gaan, is ook hier geen wolk meer die is aan de noordkust blijven hangen, maar allén zon en licht en kleuren, die ons den heelen tijd van ons verblijf trouw zullen blijven. Wie dikwijls naar het Zuiden reisde en zuidelijke havens kent, die zal de aankomst in Funchal niet mér waar deeren dan een landing op Corsica of ergens in Zuid-Italiëof in Griekenland. Ook hier palmen tot aan het haven hoofd, kleine witte huizen met groene blinden die tegen de zon potdicht gesloten zijn, bloemenverkoopers aan boord en een heele vloot roeibootjes langs het schip. Kleine duikercoöpera ties, bestaande uit den man die roeit, den schreeuwer en den duiker, trach ten met man en macht de aandacht van de passagiers van het rietwerk en de borduursels af, en op henzelf te leiden: ,,Hello, Mister Brown, a penny for a small boy!" en ieder dubbeltje wordt met handige zekerheid uit het tot den bodem kristalheldere water opgedoken. Zuidelijk, pittoresk m.... al te bekend. Ge doet ook stukken beter, de reis ^oo in te richten, dat Madeira niet ??nkel maar een landuitstapje" blijft. Want dan zou het eiland voor u be?.taan uit enkele bloemenvrouwtjes in bonte boerenkleeding zooals ze jaren niet meer wordt gedragen uit blauw-witte ossensleden?die ge bij langer verblijf toch door auto's vervangt , een hotelterras met een fraai uitzicht op uw boot in de haven want van uitzichten geniet ge toch alleen als ge bekende dingen van ver kunt groeten! de sensatie van een toboggan-slierslee, en het te dure inkoopen van dingen die ge toch niet zult gebruiken te duur, want de prijzen stijgen automatisch zoodra er een schip op de reede ligt, en hun hoogte is zoowaar afhankelijk van de nationaliteit der schepen.... Op Madeira moet ge enkele dagen blijven. Dan alleen zult ge het eiland werkelijk genieten. Gaat in een van de uitstekend verzorgde hotels en doet wat vreemdelingen gewoonlijk op Ma deira doen: klimaatschieten. Mr. W. J. van Balen noemt het zoo in zijn aardig boekje i), waarvan de eenige fout is dat hij er teveel eerste-klas in reist. Het dagwerk van onzen klimaatschie ter: zich van n gemakkelijken stoel op den anderen verplaatsen, en niets doen. Wilt ge bepaald zeer bezig zijn, dan gaat ge nog zwemmen het water is kostelijk en zóó zout dat het allersympathiekst uw gemakzucht te gemoet komt en dan gaat ge een wandelingetje maken door Funchal om bij een lemon-squash opeencaf terras aan de haven verder te luieren. Waarom loopen, als er toch het heele Madeirenser leventje aan u langs trekt? Zoo alleen geniet ge Madeira. Zijn gelijkmatig zoele lucht, zijn warme, maar nooit onaangename zon, zijn geur en onbeschrijfelijke kleuren; ge wordt erin gesponnen. Ge hebt er vacant ie van uw eigen zelf: het,,geluk zalige eiland". Er is ook nog een ander Madeira, n voor menschen die iets willen zien: uitstapjes op zee en tochten de bergen in, trips per boot, te voet, per auto. Daar is bijv. die heel kleine wagen, die ,,abelinha" van Senhor Sardinha (nh= nj), die u de smalste en steilste wegen over, door de dolste kuilen en tegen trapjespaden op tot de lastigste toppen omhoogbrengt naar de romanusche watervallen van Rabac.al, naar de iets ruwere Noordkust bij Sao Vicente en Ponta Delgada, die aan de schoon ste gedeelten van de Riviera herinne ren, over den hoogsten pas (1500 M.) naar Ribeiro Frio en het ,,Balcon", waar ge, bij zon, een verrukkelijker! kijk hebt op de Noordkust, het hooge gebergte en, als zwemmend in een lichten sluierdamp, Porto Santo; of, De reede van Funchal, de oorikomst op Madoira bij mist, fotojacht kunt maken op verwilderde zwijnen; of ook naar den Grande Curral, waar ge duizend meter diep in den ouden kraterketel het dorpskerkje van Curral ziet liggen, naar het wit-in« blauw verstarde visschershaventje van Camara de Lobos, en naar Santa Cruz en de groote kam peerterreinen van Machico. Overal door zon en bloemen, door bananenen suikerriet-plantages, door boomhooge wingerds, rnimosa- en eucalyptusbosschen, monstercactussen, en tusschen menschen die wel ontzettend arm zijn. Want gelukzalig, dat is het eiland enkel voor vreemdelingen, of het nu toeristen of zakenmenschen zijn. Laat het waar zijn, dat de bevolking van Madeira zeer bescheiden is van aard, dat er geen winter dreigt; maar haar armoe gaat tot de laatste penny, en die vraagt nog de kerk op voor vuur werk en vlaggen ,bij kerkelijke feest dagen. Hebt ge overigens al eens ge vangenen gezien, die door hun cel tralies heen voorbijrijdende toeristen toewuiven; neen ? Gaat dan op Madeira eens naar Santa Cruz.... Wel be ginnen Madeirenser intellectueelen" en zakenlui tegen die buitenlandsche overheersching wat kwaad te worden en te doen al is Madeira Portugeesch gebied; het eiland staat toch bijna xoo pCt. onder Engelschen in vloed?maar het volk weet daar niet veel van, en houdt van de toeristen, omdat deze hun,jpenny-penny" geven. Heele bibliotheken zijn over Ma deira volgeschreven in elke taal, op ieder gebied: ge kunt ze alle lezen en vooruitstudeeren en weet er precies welke straatjes ge moet doorwandelen en welke bloemen er bloeien. En dan gaat ge als toerist erheen. En al uw wetenschap wordt zoo belangloos als maar kan, want ge geniet Madeira nooit zoo sterk met hersens als met gevoel. En dat is de werkelijke Madeiraziekte.... niet het onlekker-zijn door dat ge wat teveel inheemsch fruit hebt gegeten; maar het opgaan in die bal semende pracht van natuur en klimaat, het verlies van ieder denken, en het niet meer terug willen varen, wat vooral gebeurt als ge op Madeira zoo goed verzorgd zijt als wij het waren. Wat ge ervoor hebt te doen ? Er staat een huis in Amsterdam. Het Scheepvaarthuis. Gaat erheen, vraagt er om inlichtingen en doet zoo als de men schen van K.N.S.M. het u zeggen. Zij beloven niet te veel en ze houden veel meer. Ze brengen u naar Madeira, maar ze halen u ook weer terug. Gelukkig dat er ieder jaar vacanties zijn. ANNEMARIE VAN DEN BERGH /) De Gelukzalige Eilanden" door Mr. W. J. van Balen, uitg. 1936, Van Holkema en Warendorf N. V., Am sterdam. ZONDAGS (-S), D.NSDAGS N AVOND (BEH. ZONDAGS) De dorpsjongens wisten niet wat ik om hunnent?vil had uit te staan. Zij namen het heel leuk op lat ik zoo uitermate mij inspande om in niets anders e zijn dan zij.... om mij dan bij de geringste meenigheid met het schrikkelijke woord ,,jongeneertje" te wonden-. Ik schaam mij voor het eerst Verder herinner ik mij uit m'n vroegste kinderiren nog hoe ik mij voor 't eerst met bewustzijn ii uit eigen gemoedsbeweging geschaamd heb. k. droeg nog een jurkje en zat op een bankje in en tuin terwijl mijn vader in den bijenstal bezig vas. Toen kwam er een mooi beestje aangevlogen at op mijn hand ging zitten Maar plotseling begon ik evig te schreeuwen. Dat beestje was een bij, die r met recht Over verstoord mocht zijn dat meneer 'Orninee de gevulde honigraten uit de bijenkorven >am en die daarom het domineeszoontje stak. Op lijn geschreeuw stormde het heele huis bij elkaar. edereen beklaagde mij. Daar ik door mijn ongeval oo belangwekkend geworden was, huilde ik met aar genoegen, tot ik eensklaps bemerkte dat ik anen stortte zonder meer pijn te voelen. Mijn geeten zeide mij dat ik moest ophouden. Maar om >g verder interessant te zijn, jammerde ik nog at door en liet mij verdere vertroostingen welge* illen, Daarbij kwam ik mezelf zoo slecht voor, dat i* er dagen lang ongelukkig over was. Hoe dikwijls heeft deze gebeurtenis mij tot waarschuwing gediend wanneer ik als volwassene in de verzoeking kwam gewichtig te doen met dat gene wat mij wedervoer. Het leed om het lijden EEN Jood uit een naburig dorp, Mausche geheeten, die handel dreef, in vee en landerijen, kwam met zijn ezelkarretje af en toe door Günsbach. Daar er bij ons in dien tijd geen Joden woonden, was dat iederen keer voor dédorpsjongens een gevallet j e. Ze liepen hem na en jouwden hem uit. Om te toonen dat ik me ook al als groote jongen begon te gevoelen, kon ik niet anders dan op zekeren dag ook eens met de anderen mee te doen, Ik liep dus met de jongens achter hem en zijn ezel aan en schreeuwde mee: Mausche l Mausche l" Maar Mausche, met z'n zomersproeten en zijn grau wen baard, liep even bedaard door als zijn ezel. Alleen keek hij af en toe om en glimlachte dan verlegen en goedig tegen ons. Dat glimlachen overweldigde mij. Van Mausche heb ik voor 't eerst geleerd wat het zeggen wil onder vervolging rustig te zwijgen. Hij is mij een groot leermeester geworden. Van toen aan groette ik hem eerbiedig. Later, als gymnasiast, maakte ik het mij tot gewoonte hem een hand te geven en een eindje met hem op te loopen. Het praatje ging dat hij een woekeraar en scharrelaar was. Ik heb het nooit nagegaan. Vóór mij is hij Mausche met den vergevensgezinden glimlach gebleven, die mij, thans nog tot geduld aanzet waar ik tot drift en woede zou kunnen vervallen Een diepen indruk maakte op mij een gebeur tenis uit mijn zevende of achtste jaar. Hendrik Brasch en ik hadden slingers van gummislangen[gemaakt, waarmee men steentjes kon wegslingeren. 't Was in 't voorjaar, in de lijdensweken. Op een Zondagmorgen zei hij tegen me: ,,Kom, laten we eens naar den Rebberg gaan om vogels te schieten." Dit plan vond ik verschrikkelijk, maar ik dorst het niet af te slaan uit angst dat hij mij eens mocht uitlachen. Zoo kwamen we dan dicht.bij een nog bladerloozen boom waarin de vogels, zonder voor ons bang te zijn, hun liefelijk morgenlied zongen. Zich bukkend als een Indiaan op de jacht, legde mijn kameraad een kiezelsteentje in het leer van zijn slinger en spande dien- Gehoorzamend aan zijn gebiedenden blik, deed ik onder vreeselijke ge wetenswroeging hetzelfde, mij vast voornemend er naast te schieten. Op hetzelfde oogenblik begonnen de kerkklokken hare tonen te voegen bij den zonne schijn en het vogelenlied. Het was het ,,eerste luiden," een half uur vóór den aanvang van den dienst, waarbij er weer geluid werd. Voor mij was het een stem uit den hemel. Ik gooide mijn slinger weg, joeg de vogels op om ze te laten wegvliegen en veilig te doen zijn voor den slinger van mijn vriendje, en rende naar huis. En iederen keer als de klokken in de lijdensweken weer luiden bij zonneschijn en kale boomen, denk ik er met aan» doening en dankbaarheid aan hoe ze me eens het gebod: gij zult niet dooden," in 't hart geluid hebben. fAo. U 01 GROENE PAG. 13 DE GROENE N*. M»)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl