De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 5 september pagina 9

5 september 1936 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

?'« KI CHANSON D'AMO Een verhaal voor De Groene van B. Roest Crollius WANNEER ze de dekens opslaat wappert de kaarsvlam. Haar reusachtige schaduw op de muur maakt een grillig zwaaiende beweging. Ze kijkt even om naar de kaars en stapt het bed in. Ze glijdt in de ronding die haar gewicht onder de dekens maakt en huivert. Eenige malen schuift ze haar lichaam heen en weer en als alle openingen, waardoor de kou haar kan belagen, zijn toegestopt, blijft ze rustig liggen. Op het , plafond is een kring van licht, die nu en dan trilt wanneer de kaars knettert. Ook de schaduwen op da muren staan niet stil. Haar handen heeft ze boven de dekens samengevouwen, want nu gaat ze aan hem denken. Eerst wil het niet en blijft ze gedachtenloos. Het getril van de lichtplek op het plafond leidt haar af. Ze sluit de oogen en in het don ker ziet ze de strakke lijnen van een boot. En tusschen de vele gestalten op de boot zijn gestalte. Uit de vele stemmen hoort ze n stem. De glimmende strook water tusschen de kademuur en de hoogoprijzende bootromp wordt langzaam grooter. Dan verdwijnt het beeld en nu ziet ze zich in de trein naar het dorp. En over de straat met de hobbelkeien naar haar huis. In de donkere gang doet ze haar mantel uit. Haar ouders staan vreemd tegenover haar een zaamheid. Zij willen graag eenige juiste woorden zeggen, maar bij haar zwijgen en zachte doen zijn woorden zwaar gewichtig. Wanneer ze stil naar boven gaat, laten ze haar gaan. Op haar kamer, in het veilige bed, denkt ze meer aan haar ouders, die ze in haar verlatenheid zoo weinig nabij voelde, dan aan hem. Ze onderdrukt het verlangen naar ze toe te gaan om met hen de middag en avond door te brengen, want ze wil aan hém denken. Hij zal ook aan haar denken. Ze grijpt het portret van de tafel en houdt het recht voor zich, zóó dat een straal zonlicht er vlak op valt. Hij ziet haar onbewogen aan. Met de wijs vinger strijkt ze zacht over zijn gezicht. Eigenlijk is hij heelemaal niet weg, want over twee jaar komt hij terug. Ze legt het portret op haar borst en vouwt er de handen over. Onderwijl wordt het avond. Ze schrikt er van, zóó stil staat de lichtkring op het plafond. Ze wendt haar gezicht naar de kaars, langzaam om geen wind te maken. Doodstil staat de vlam, die een zacht en warm licht werpt over het portret, dat achter de kandelaar staat. Even houdt ze haar adem in, maar dan, in een speelsche lust de onbewegelijkheid te breken, tuit ze haar lippen en blaast ze naar de vlam die slingert en wappert in de windstroom. De schaduwen op de muur dansen op en neer. Een grijsblauwe walm trekt een kronkel naar het plafond. Nóg eens blaast ze. Harder. Sputterend houdt de vlam zich staande. . Het gedwarrel van licht en donker op de muur doet haar hart sneller gaan. Opeens is het donker. Een kaarswalm verspreidt zich. Nu zal ze béter aan hem denken, intenser. Ze grijpt het portret van de tafel, legt het op haar borst en vouwt er haar handen over. Nog nmaal wil ze hem bij zich hebben, voor het laatst. Ze neuriet zijn lievelingslied en heft haar hand een weinig Omhoog om er een streelende beweging mee te maken als was daar ergens zijn hoofd. champagne kruq brut (( J.- ''" / qu.elle imessa: EEN jaar geleden is hij vertrokken. Elke week ontving ze een brief waarin hij schreef dat hij leed omdat ze zoo ver weg was. ledere week schreef zij dat ze zijn gemis niet voelde en dat hij steeds bij haar was alleen al door de zekerheid van zijn terugkomst. ,,Ja, jongen, soms ga ik voor de klok zitten en telkens als de groote wijzer bij een streepje aanlandt is een minuut verstreken van de tijd die we nog wachten moeten." 's Avonds laat ze hem bij zfch komen. Eerst bekijkt ze zijn portret net zoo lang tot zijn gezicht begint te leven, waarna ze de kaars uitblaast en het portret op haar borst legt, de handen er over heen gevouwen. En tusschen waken en droomen houden zijn armen haar omhelsd en strijkt zijn adem langs haar gezicht. Diep in haar keel zijn lied neuriënd wiegt ze hem zachtjes heen en weer, terwijl haar handen voorzichtig streelen over zijn haar. Zijn hoofd, dat hij in de ronding van haar hals bergt, begraaft ze in haar armen. Zoo kan hem niets gebeuren. Ze kan zich goed begrijpen hoe hij lijdt, zonder haar in het verre land. Want eenzaam ben je altijd geweest, niet waar, zelfs in mijn om helzing huiverde je om je eigen alleenheid." Ze zal wakker blijven om hem te behoeden als hij slaapt. Zachter en langzamer zingt ze nu het lied. Straks is het stil, maar nu voert ze hem door haar zang het droomenland binnen. Tegen het donker ziet ze de strakke lijnen van een bootromp, die naderbij komt en steeds hooger uit het water oprijst. De glimmende strook tusschen de steile romp en de kademuur wordt kleiner en kleiner. Op de dekken verdringen zich de passagiers. PAG. 16 DE GROENE No. 3092 Ze tuurt en zoekt, met de hand boven haar oogen, en dan, tusschen de vele gestalten herkent ze hem. Hij zwaait met zijn arm en uit het geluid van de vele stemmen hoort ze zijn stem. Zijn geluid. Nu staat hij voor haar, groot, bruin, een beetje verweerd. In de omhelzing legt hij, evenals vroeger, zijn hoofd tegen haar schouder en zegt niets. Ben je weer thuis?" Hij knikt zwijgend. Dan verdwijnt het beeld en nu ziet ze zich met hem in de trein naar hun dorp. En over de breede straat naar hun huis. In de gang is een geur van bloemen, seringen. Hij helpt haar de mantel uittrekken, voorzichtig. Moeder heeft tranen in de oogen en vader weet weinig te zeggen. Welkom, welkom, zeggen beide, maar wat er volgen wil houden ze terug. Woorden zijn gering bij de vreugde van dit weerzien. In de kamers zijn vele bloemen, roode en witte, en het is of er voortdurend muziek klinkt. Zij verstaat weinig van wat er tijdens de maaltijd ge sproken wordt. Het is alles melodie, n groot welkomstlied. Als ze samen op het bed in haar kamer zitten is het vreemd stil. Zij grijpt het portret van de tafel en sluit het weg in een lade. ,,Je bent er nu zelf". Hij ziet haar aan, zwijgend. Met de hand strijkt ze over zijn gezicht en daarmee toovert ze er een glimlach op, die haar van zijn geluk vertelt. Ze legt haar arm om zijn schouder en trekt hem voor zichtig achterover op het bed. Hij zegt haar naam. Meer hoeft hij ook niet te zeggen. Zij vouwt haar handen over zijn hoofd dat op haar borst rust. Onderwijl wordt het avond. PLOTSELING schrikt ze wakker. Hij is er niet. Ze gooit de dekens van zich af, maar haar handen grijpen in de ruimte. De kou van de kamer valt als water over haar heen. Haar oogen schieten vol tranen om het gemis, dat ze nu des te pijnlijker voelt, omdat hij zooeven nog bij haar was. In haar hart is nog de warmte van haar droom. ,,Ik kan je niet laten gaan. Je zult vannacht nog bij me blijven." Ze trekt de dekens weer over zich heen. Waar ben je?", maar de stilte sart met een piepend geluid. Ze kan de droom niet loslaten. Als ze weer ontwaakt is het nog donker, maar door de ramen is het aan de lucht te zien, dat het naar de morgen loopt. Haar gedachten gaan over de komende dag en over het werk, dat de uren sneller doet gaan. Als de dag voorbij zal zijn, is zijn terugkomst weer wat naderbij. Haar handen vinden onder de dekens zijn portret, dat ze vergeten heeft op tafel te zetten. Ze zal de kaars aansteken en het nog eens goed b2kijken. Eigenlijk kun je er nooit genoeg naar zien. Als sissend de lucifer vlam vat, springen de schaduwen wild op en neer en eerst bij het kalme branden van de kaars komen ze tot rust. Ze grijpt het portret, maar door de wind, dir haar beweging maakt, wappert de vlam weer en trillen de schaduwen als huiverden ze vóór iets angstwekkends. Het portret legt ze op haar borst, maar haar aandacht is nog gevangen door het bewegen van licht en donker. Ze is hoog boven een diep blauwe zee, waarin de witte zeilen van kleine bootjes tintelen als sterren in een zomerhemel. Ze valt.... valt de lucht fluit langs haar ooren ... het blauw komt naderbij.... de zeilen zijn al groote witte plekken .... help, help maar ze kan geen geluid geven. Haar armen grijpen in de lucht. Nergens houvast. ,,Ik verdrink .... help". De vlam wappert en slingert in de windstroom van haar zwaaiende armen. De schaduwen dansen en trillen en verspringen. De schaduwen zijn blauw. De lichte plekken zijn zeilen. Ze is bang, doodsbang. Haar hart bonst met zware langzame slagen. Ze werpt de dekens van zich af en stapt op het koude zeil. Hoor, zijn ademhaling. Zo luistert aandachtig, het hoofd een weinig overgebogen. Waarom houdt hij zich schuil ? Ze z?' hem vinden, hier op zee tusschen de wiegelende zeilen. Diep in haar keel zijn lied neuriënd, dwaalt zr op de punten van haar .teenen door de kamer. luchtig en gracieus als danste ze op de langzam* maten van het lied. Over de stoelen buigt ze ziel heen. Met de vlakke hand strijkt ze over de tafel. Van haar bed doorwoelt ze de dekens. In de donker* hoeken buigt ze zich neer .... Het is haar of z* zweeft over de golven, over de wijde blauwe zee En bij ieder rank bootje, dat parmantig een wi zeil naar het blauw heft, houdt ze stil als de vlinde op een bloem. .... tot hij recht voor haar staat, groot, bruii' een beetje verweerd. In de omhelzing legt hij, evenal vroeger, zijn hoofd tegen haar schouder en zegt niet^ Ben je weer thuis?" Hij knikt zwijgend. .... tot ze met een gil klaar wakker d spiegelkast loslaat, snel terzijde springend om ni'' door het vallend gevaarte getroffen te worden. ut DE BLIJDE GEBEURTENIS Hierbij incroduceeren wij bij de lezers van De Groene een nieuwe figuur, wiens levensgang door den teekenaar Visser is vastgelegd. Wij wenschcn onzen lezers met de wederwaardigheden van Toto, zijn Baasje" en het Vrouwtje" veel genoegen. CAFETERIA'S Hendrik Kist. Ober-keilner: lik \ \< 'Tl, ui?Isr 'lllli |KI»KI{KN dag. j-'t ik spreek geluk kig nog ma-arfiguurlijk.brengl on/.e moderne tijd een nieuwe vloek. Als Hrillant de Savarin in on/.o lagen geleefd y.ou hebben, /on hij ? aal-schijnlijk eerder en ontijdig van ? ?t leven afscheid hebben genomen. nilieti l'aul Hoboiix het ongeluk /on ebben buiten /ijn geliefd Frankrijk leven, waar althans de kunst van ? ?t eten nog in eere wordt p-houden. >ii ook hij waarschijnlijk reeds Jevensi'iedo /ijn geworden. Maar men bc>eft /.elfs geen epicurist te /ijn om te ' rdeii geschokt door di-wijze waarop moderne mensch zich voedt. In de dagen van weleer waren er i' uit vindingen, waarvoor u ij den 't \inder en den Hemel danken. nog ? ?l tot stand gekomen, maai-ook. . . . iren er geen eafetoria's en geuikten wij oti/.e maaltijden nog als ^< haaide menseden en niet als Idell. die ill een Verbeten IIKiliH'lll i stuk van een dier aftrekken en ? loopeiide. zittende, staande of hoe ? uit mag komen, verslinden., U ij ur'-n aan tafel niet de hedaefilxaam<l van een man. die \veet wat hij t doen. liet was een telkens toruguende gebeurtenis in de dagen van uotoiiic. y.ooals nu on/e gang naar liiosroop een telkens terugkomende ? ?iirtenis is. waaraan wij niettemin laelit besteden. Wij loopen maar /?>o binnen, Wij gaan wel terdege wal de biosroopman op /ijn iiek menu heeft staan en bevalt ons niet. dan gaan wij elders. Men js een kunst en nog nooit «?n kunst /oo gedegenereerd. Wij 'pon ons vol met een soort voedsel. uit automaten komt. Voor e< n ver een lik. voor een kwartje grootere lik of meerdere likken. r het blijven likk'-n. f' eet van lik. uw buurman eet van den lik Ie mooie juffrouw, die ccn paar tseii verder op oen hoop- tabourot ;( als een helnd aan de waschlijn, >ok van den lik.-Allemaal dezelfde Vandaag is bet k ie/el i tusschcn : en 2. morgen i.s hot lik .'{ en ?! ;ia afloop durven we nog togen ir te /eggen, dat het lekker was! ?'?g is.de man, die we uit minder orden hinden nog kennen, do 1 kollncr, die u als een vaderlijk 'd door het labyrint h van ootnglen leidde. Heden ten dage in ons nuchtere Holland een of meer geslaagde platinablonde n kapporsjas achter een toonbank 'telt als een automaat af, dat er :'tag gestoofde visch of rolpcns appelmoes en aardappelen /.ijn. voor aardappelen, wat voor ? hot gaat u niet aan,' het is lik 'uer zoo voel. Alles kust hetzelfde en het is den verkoopcr. want van restaurateur i.s niet meer te spreken, glad om het even of u /ijn visch of /ijlt rolpens opeet. Als het maar opkomt i-n als u maar opschiet, want achter uw kruk staat al weer een allder om den volgenden lik te bestellen. Kn /.oodra liet bord voer dooi' uw keelgat is. /.et de platinablonde een venijnige streep op het kaartje, dat u aan den ingang is gegeven. MAAK ik ben beu van d:* likken en van de kaart j es en bovenal van de gestandaardiseerde platinablondes. die we met liet liksysteem van Amerika hebben geërfd. Ik hunker terug naai den tijd van mijn groot vader, leen MV thuis kwamen met «Ie brandende \raag: Moeder, wal eten \ve vandaag:' Klken dag weer was liet een ge beurtenis, bijna een kleine plechtig heid. ... Maar on/e wreede tijd bolt 'door. we lachen om een oorlog, waarin te weinig dooden vallen, wc haasten ons /onder eenige I-eden en laten ons allen verleiden tot Lik l of Lik L'. geserveerd dooi' de platinablonde met het vcnijtiigselirappendo potlood. dat een groote streep /et bij don prijs voordat er nog een hap dool- de keel is. /ijn we dan inderdaad reeds verwor den tot auto's, die op een gebiedend moment aan de pomp woei' moeten worden bijgevuld;' Is ons voedsel teruggebracht tot hot essctit ieole: brandstof:' A. T. Het publiek komt terug IK weet niet, maar in de leege uren kijk je je eigen eens aan in de spiegel op de biljartdeur. En dan word je ouder. Ik word ouder ook, net als mijn vrouw, die nooit erg jong geweest is, ofschoon..... Het is nou, dat d** Heeren en Dames klanten weer wat terug zijn met vacantie want anders . Ik zeg tegen een Dame die net gereisd had naar het warme Zuiden: Heel poosje weg geweest, Dame. Ja, zegt zij en nou weer terug ook weet u dat ik het niet eens erg vind. Ik zeg waarom niet en zegt zij je verlangt naar je vrienden en ken nissen en u ook als je eiken dag een uitgeperste van u krijgt en kijkt mij zoo aan en ik krijg een kleur en dacht nog wel in den spiegel dat ik oud word! Want lief is ze. De Heer Rutten met zijn bril kijkt nu tevreden nu zijn Rubber uitkomt en is het bij ons een eer wie hem zijn glas brengt. Want dat heeft hij zeker uit Rubber geleerd. Ik dacht op Koninginnedag dat ik het nooit zou halen. Het heele terras vol en niet weten wat ze bestellen willen. Geef maar een pils, nee Ober Voorburgje, nee toch maar pils of heb je liever een croquet? Dan maar een croquet en breng je een croquet dan: ik heb toch pils besteld en dat een heele avond. En ik loop met een blad met ifiiiiHiiiiiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimininiinmiiniiNiiiMiniiHimiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiHiiiinniiiiui DE DOOD VAN MARIA LECINA Illlttlllll j Wie is er zoek? wie is er zoek? Maria Lécina uit het boek. Men heeft hacr schoonen omslagdoek teruggevonden in een hoek. De roode zijde was gescheurd en rooder door het bloed gekleurd. De man die hem heeft opgebeurd werd van een zoet parfum omgeurd. S De havenstad leeft in het nauw l en allerwege tiert het grauw. * Mijn God, waar zit zoo'n lichte vrouw, die schoon wordt met de avonddauw? Niet op de kade of het plein, niet bij den dans of bij den wijn, niet op haar sprei bij lampeschijn waar mag die Maria dan zijn? Zij wandelt in haar bataljon met schietgeweér en veldkanon nu legt zij.aan, zoo goed zij kon, op 't witte borstkleed van een non. Aan J W. F. Werumeus Buning iiiHHiiiintiiiiiniitti PAG. 17 DE GROENE No. 3092 Velt zij God's koren mét het kaf? Wat deert het! aarzelen is laf. Maar vóór het dood'ijk schot ging af, dacht zij een oogwenk aan haar graf en sidderde-en was verward. Toen heeft de non, en zonder smart, wat doet een dier, tot angst getart ? ? haar dwars geschoten door het hart. Want beiden waren zij in 't nauw, g de witte en de zwarte vrouw; l de morgen- en de avonddauw I zijn bij den dood gelijklijk grcuw. 5 £n wat is duister, wat is licht, f wanneer het zoete aangezicht der vrouwen op ons is gericht en weerstand tot ontroering zwicht ? Nu is zij zoek, nu is zij zoek, Mdria Lécina uit het boek. Men heeft haar schoonen omslagdoek teruggevonden in een hoek. JAN ENGELMAN pilsjes, die croquetten, en croquetten die klaart j es hadden moeten zijn en een acrobaat maakt met zijn tweeën een stand en gaat weer op den grond staan wat mag van de politie en slaat mij met zijn pet het blad, dat het rinke lend op straat en zoo een oploop en lachen en hossen. Wel veel gedronken, maar is dat een manier om Koninginne Dag te vieren van onze Geëerbiedigde Ko ningin Haar Verjaardag? In Hoorn, waar ik op de Groote Paardenmarkt 5 jaar alleen gestaan heb Winter en Zomer altijd op den Dag van het Oranje Huis een wijdingsrede. En nu hebben wij hier de I.C.A. en de Heeren om een tafel bij het raam 3 weken van te voren om af te spreken wie er spre ken moest. En ik 5 maal heen en weer en Kist nog een rondje voor de Heeren en toen in eens een vuist op het tafeltje dat de aschbak rinkelend op den grond en erg gevloek en een zegt ik noem geen namen: Jij bent een ijdel zwijn tegen een anderen Heer en opstaan en geeft die dikke die van het rondje een zetje en ik loop toe en steun hem na het rondje en in 2 taxi's naar huis en deze Koninginne Dag was daarom geheel geen wijding van een rede. Alleen maar dronken en ik heb niets tegen mijn vrouw gezegd, maar toen hét sluiting was ben ik nog gauw naar de Warmoesstraat en naar Zee mans Welvaren en het bier was niet dat van ons maar wel lol. Ik zeg dan leef je tegen dien Heer die zelf ook nog al eens leeft. Dat het met het terras niet lang meer duurt weten wij ook als de Heer van Dalsem er weer zit en kijkt. Met den heer Defresne, dat is me een stel. Nu gaat de Heer Defresne zegt hij Jeanne d'Arc opvoeren met mevrouw C. Kohier als Johannna, dat is weer eens wat anders. Willem zegt, nou gaat mevrouw de Boer (van Rijk) spelen De Kleine Lord in travestie. Dat nu de Heer Rost ook al journa list van een nationaal blad is geworden. De tafel Heeren van De Telegraaf zaten met sippe gezichten zeker om de con currentie om 2 pils en 3 koffie. Ik heb in de mobilisatie met den Heer Rost in garnizoen gelegen als jij en U en moet ik hem nu in het vervolg op de leestafel leggen in een democratisch café, omdat die ook be talen? Het is moeilijk zeg ik tegen Kwart voor Twaalf om het publiek naar den zin te maken, maar U hebt geen klagen, en ik kreeg 20 cent fooi. e oogen van Amsterdam kij ken door een bril van Schmidt' J. M. SCHMIDT, opticien, Rokin 72

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl