Historisch Archief 1877-1940
?'«
KI
CHANSON
D'AMO
Een verhaal voor De Groene van B. Roest Crollius
WANNEER ze de dekens opslaat wappert
de kaarsvlam. Haar reusachtige schaduw
op de muur maakt een grillig zwaaiende
beweging. Ze kijkt even om naar de kaars en stapt
het bed in. Ze glijdt in de ronding die haar gewicht
onder de dekens maakt en huivert. Eenige malen
schuift ze haar lichaam heen en weer en als alle
openingen, waardoor de kou haar kan belagen,
zijn toegestopt, blijft ze rustig liggen. Op het ,
plafond is een kring van licht, die nu en dan trilt
wanneer de kaars knettert. Ook de schaduwen op
da muren staan niet stil. Haar handen heeft ze
boven de dekens samengevouwen, want nu gaat
ze aan hem denken. Eerst wil het niet en blijft ze
gedachtenloos. Het getril van de lichtplek op het
plafond leidt haar af. Ze sluit de oogen en in het don
ker ziet ze de strakke lijnen van een boot. En tusschen
de vele gestalten op de boot zijn gestalte. Uit de vele
stemmen hoort ze n stem. De glimmende strook
water tusschen de kademuur en de hoogoprijzende
bootromp wordt langzaam grooter. Dan verdwijnt
het beeld en nu ziet ze zich in de trein naar het dorp.
En over de straat met de hobbelkeien naar haar
huis. In de donkere gang doet ze haar mantel uit.
Haar ouders staan vreemd tegenover haar een
zaamheid. Zij willen graag eenige juiste woorden
zeggen, maar bij haar zwijgen en zachte doen zijn
woorden zwaar gewichtig. Wanneer ze stil naar
boven gaat, laten ze haar gaan.
Op haar kamer, in het veilige bed, denkt ze meer
aan haar ouders, die ze in haar verlatenheid zoo
weinig nabij voelde, dan aan hem. Ze onderdrukt
het verlangen naar ze toe te gaan om met hen
de middag en avond door te brengen, want ze wil
aan hém denken. Hij zal ook aan haar denken.
Ze grijpt het portret van de tafel en houdt het
recht voor zich, zóó dat een straal zonlicht er vlak
op valt. Hij ziet haar onbewogen aan. Met de wijs
vinger strijkt ze zacht over zijn gezicht. Eigenlijk
is hij heelemaal niet weg, want over twee jaar
komt hij terug. Ze legt het portret op haar borst
en vouwt er de handen over. Onderwijl wordt
het avond.
Ze schrikt er van, zóó stil staat de lichtkring op
het plafond. Ze wendt haar gezicht naar de kaars,
langzaam om geen wind te maken. Doodstil staat
de vlam, die een zacht en warm licht werpt over
het portret, dat achter de kandelaar staat. Even
houdt ze haar adem in, maar dan, in een speelsche
lust de onbewegelijkheid te breken, tuit ze haar
lippen en blaast ze naar de vlam die slingert en
wappert in de windstroom. De schaduwen op de
muur dansen op en neer. Een grijsblauwe walm
trekt een kronkel naar het plafond. Nóg eens blaast
ze. Harder. Sputterend houdt de vlam zich staande.
. Het gedwarrel van licht en donker op de muur doet
haar hart sneller gaan. Opeens is het donker. Een
kaarswalm verspreidt zich.
Nu zal ze béter aan hem denken, intenser. Ze
grijpt het portret van de tafel, legt het op haar borst
en vouwt er haar handen over. Nog nmaal wil ze
hem bij zich hebben, voor het laatst. Ze neuriet
zijn lievelingslied en heft haar hand een weinig
Omhoog om er een streelende beweging mee te
maken als was daar ergens zijn hoofd.
champagne
kruq brut
(( J.- ''" /
qu.elle imessa:
EEN jaar geleden is hij vertrokken. Elke week
ontving ze een brief waarin hij schreef dat hij
leed omdat ze zoo ver weg was. ledere week schreef
zij dat ze zijn gemis niet voelde en dat hij steeds bij
haar was alleen al door de zekerheid van zijn
terugkomst. ,,Ja, jongen, soms ga ik voor de klok
zitten en telkens als de groote wijzer bij een streepje
aanlandt is een minuut verstreken van de tijd die
we nog wachten moeten."
's Avonds laat ze hem bij zfch komen. Eerst
bekijkt ze zijn portret net zoo lang tot zijn gezicht
begint te leven, waarna ze de kaars uitblaast en
het portret op haar borst legt, de handen er over
heen gevouwen. En tusschen waken en droomen
houden zijn armen haar omhelsd en strijkt zijn
adem langs haar gezicht. Diep in haar keel zijn lied
neuriënd wiegt ze hem zachtjes heen en weer,
terwijl haar handen voorzichtig streelen over zijn
haar.
Zijn hoofd, dat hij in de ronding van haar hals
bergt, begraaft ze in haar armen. Zoo kan hem
niets gebeuren. Ze kan zich goed begrijpen hoe hij
lijdt, zonder haar in het verre land. Want eenzaam
ben je altijd geweest, niet waar, zelfs in mijn om
helzing huiverde je om je eigen alleenheid."
Ze zal wakker blijven om hem te behoeden als
hij slaapt. Zachter en langzamer zingt ze nu het
lied. Straks is het stil, maar nu voert ze hem
door haar zang het droomenland binnen.
Tegen het donker ziet ze de strakke lijnen van
een bootromp, die naderbij komt en steeds hooger
uit het water oprijst. De glimmende strook tusschen
de steile romp en de kademuur wordt kleiner en
kleiner. Op de dekken verdringen zich de passagiers.
PAG. 16 DE GROENE No. 3092
Ze tuurt en zoekt, met de hand boven haar oogen,
en dan, tusschen de vele gestalten herkent ze hem.
Hij zwaait met zijn arm en uit het geluid van de vele
stemmen hoort ze zijn stem. Zijn geluid.
Nu staat hij voor haar, groot, bruin, een beetje
verweerd. In de omhelzing legt hij, evenals vroeger,
zijn hoofd tegen haar schouder en zegt niets. Ben
je weer thuis?" Hij knikt zwijgend. Dan verdwijnt
het beeld en nu ziet ze zich met hem in de trein
naar hun dorp. En over de breede straat naar hun
huis.
In de gang is een geur van bloemen, seringen.
Hij helpt haar de mantel uittrekken, voorzichtig.
Moeder heeft tranen in de oogen en vader weet
weinig te zeggen. Welkom, welkom, zeggen beide,
maar wat er volgen wil houden ze terug. Woorden
zijn gering bij de vreugde van dit weerzien.
In de kamers zijn vele bloemen, roode en witte,
en het is of er voortdurend muziek klinkt. Zij
verstaat weinig van wat er tijdens de maaltijd ge
sproken wordt. Het is alles melodie, n groot
welkomstlied.
Als ze samen op het bed in haar kamer zitten is
het vreemd stil. Zij grijpt het portret van de tafel en
sluit het weg in een lade. ,,Je bent er nu zelf".
Hij ziet haar aan, zwijgend. Met de hand strijkt
ze over zijn gezicht en daarmee toovert ze er een
glimlach op, die haar van zijn geluk vertelt. Ze legt
haar arm om zijn schouder en trekt hem voor
zichtig achterover op het bed. Hij zegt haar naam.
Meer hoeft hij ook niet te zeggen. Zij vouwt haar
handen over zijn hoofd dat op haar borst rust.
Onderwijl wordt het avond.
PLOTSELING schrikt ze wakker. Hij is er niet.
Ze gooit de dekens van zich af, maar haar
handen grijpen in de ruimte. De kou van de kamer
valt als water over haar heen. Haar oogen schieten
vol tranen om het gemis, dat ze nu des te pijnlijker
voelt, omdat hij zooeven nog bij haar was. In haar
hart is nog de warmte van haar droom. ,,Ik kan
je niet laten gaan. Je zult vannacht nog bij me
blijven." Ze trekt de dekens weer over zich heen.
Waar ben je?", maar de stilte sart met een
piepend geluid. Ze kan de droom niet loslaten.
Als ze weer ontwaakt is het nog donker, maar
door de ramen is het aan de lucht te zien, dat het
naar de morgen loopt. Haar gedachten gaan over
de komende dag en over het werk, dat de uren
sneller doet gaan. Als de dag voorbij zal zijn, is zijn
terugkomst weer wat naderbij. Haar handen vinden
onder de dekens zijn portret, dat ze vergeten heeft
op tafel te zetten. Ze zal de kaars aansteken en het
nog eens goed b2kijken. Eigenlijk kun je er nooit
genoeg naar zien. Als sissend de lucifer vlam vat,
springen de schaduwen wild op en neer en eerst bij
het kalme branden van de kaars komen ze tot rust.
Ze grijpt het portret, maar door de wind, dir
haar beweging maakt, wappert de vlam weer en
trillen de schaduwen als huiverden ze vóór iets
angstwekkends.
Het portret legt ze op haar borst, maar haar
aandacht is nog gevangen door het bewegen van
licht en donker. Ze is hoog boven een diep blauwe
zee, waarin de witte zeilen van kleine bootjes
tintelen als sterren in een zomerhemel. Ze valt....
valt de lucht fluit langs haar ooren ... het
blauw komt naderbij.... de zeilen zijn al groote
witte plekken .... help, help maar ze kan
geen geluid geven. Haar armen grijpen in de lucht.
Nergens houvast. ,,Ik verdrink .... help".
De vlam wappert en slingert in de windstroom
van haar zwaaiende armen. De schaduwen dansen
en trillen en verspringen. De schaduwen zijn blauw.
De lichte plekken zijn zeilen.
Ze is bang, doodsbang. Haar hart bonst met zware
langzame slagen. Ze werpt de dekens van zich af en
stapt op het koude zeil. Hoor, zijn ademhaling. Zo
luistert aandachtig, het hoofd een weinig
overgebogen. Waarom houdt hij zich schuil ? Ze z?'
hem vinden, hier op zee tusschen de wiegelende
zeilen.
Diep in haar keel zijn lied neuriënd, dwaalt zr
op de punten van haar .teenen door de kamer.
luchtig en gracieus als danste ze op de langzam*
maten van het lied. Over de stoelen buigt ze ziel
heen. Met de vlakke hand strijkt ze over de tafel.
Van haar bed doorwoelt ze de dekens. In de donker*
hoeken buigt ze zich neer .... Het is haar of z*
zweeft over de golven, over de wijde blauwe zee
En bij ieder rank bootje, dat parmantig een wi
zeil naar het blauw heft, houdt ze stil als de vlinde
op een bloem.
.... tot hij recht voor haar staat, groot, bruii'
een beetje verweerd. In de omhelzing legt hij, evenal
vroeger, zijn hoofd tegen haar schouder en zegt niet^
Ben je weer thuis?" Hij knikt zwijgend.
.... tot ze met een gil klaar wakker d
spiegelkast loslaat, snel terzijde springend om ni''
door het vallend gevaarte getroffen te worden.
ut
DE BLIJDE GEBEURTENIS
Hierbij incroduceeren wij bij de lezers van De Groene een nieuwe figuur, wiens levensgang door den teekenaar Visser is
vastgelegd. Wij wenschcn onzen lezers met de wederwaardigheden van Toto, zijn Baasje" en het Vrouwtje" veel genoegen.
CAFETERIA'S
Hendrik Kist. Ober-keilner:
lik
\
\<
'Tl,
ui?Isr
'lllli
|KI»KI{KN dag. j-'t ik spreek geluk
kig nog ma-arfiguurlijk.brengl on/.e
moderne tijd een nieuwe vloek.
Als Hrillant de Savarin in on/.o
lagen geleefd y.ou hebben, /on hij
? aal-schijnlijk eerder en ontijdig van
? ?t leven afscheid hebben genomen.
nilieti l'aul Hoboiix het ongeluk /on
ebben buiten /ijn geliefd Frankrijk
leven, waar althans de kunst van
? ?t eten nog in eere wordt p-houden.
>ii ook hij waarschijnlijk reeds
Jevensi'iedo /ijn geworden. Maar men
bc>eft /.elfs geen epicurist te /ijn om te
' rdeii geschokt door di-wijze waarop
moderne mensch zich voedt.
In de dagen van weleer waren er
i' uit vindingen, waarvoor u ij den
't \inder en den Hemel danken. nog
? ?l tot stand gekomen, maai-ook. . . .
iren er geen eafetoria's en
geuikten wij oti/.e maaltijden nog als
^< haaide menseden en niet als
Idell. die ill een Verbeten IIKiliH'lll
i stuk van een dier aftrekken en
? loopeiide. zittende, staande of hoe
? uit mag komen, verslinden., U ij
ur'-n aan tafel niet de
hedaefilxaam<l van een man. die \veet wat hij
t doen. liet was een telkens
toruguende gebeurtenis in de dagen van
uotoiiic. y.ooals nu on/e gang naar
liiosroop een telkens terugkomende
? ?iirtenis is. waaraan wij niettemin
laelit besteden. Wij loopen maar
/?>o binnen, Wij gaan wel terdege
wal de biosroopman op /ijn
iiek menu heeft staan en bevalt
ons niet. dan gaan wij elders.
Men js een kunst en nog nooit
«?n kunst /oo gedegenereerd. Wij
'pon ons vol met een soort voedsel.
uit automaten komt. Voor e< n
ver een lik. voor een kwartje
grootere lik of meerdere likken.
r het blijven likk'-n. f' eet van
lik. uw buurman eet van den lik
Ie mooie juffrouw, die ccn paar
tseii verder op oen hoop- tabourot
;( als een helnd aan de waschlijn,
>ok van den lik.-Allemaal dezelfde
Vandaag is bet k ie/el i tusschcn
: en 2. morgen i.s hot lik .'{ en ?!
;ia afloop durven we nog togen
ir te /eggen, dat het lekker was!
?'?g is.de man, die we uit minder
orden hinden nog kennen, do
1 kollncr, die u als een vaderlijk
'd door het labyrint h van
ootnglen leidde. Heden ten dage
in ons nuchtere Holland een
of meer geslaagde platinablonde
n kapporsjas achter een toonbank
'telt als een automaat af, dat er
:'tag gestoofde visch of rolpcns
appelmoes en aardappelen /.ijn.
voor aardappelen, wat voor
? hot gaat u niet aan,' het is lik
'uer zoo voel. Alles kust hetzelfde
en het is den verkoopcr. want van
restaurateur i.s niet meer te spreken,
glad om het even of u /ijn visch of
/ijlt rolpens opeet. Als het maar
opkomt i-n als u maar opschiet, want
achter uw kruk staat al weer een
allder om den volgenden lik te bestellen.
Kn /.oodra liet bord voer dooi' uw
keelgat is. /.et de platinablonde een
venijnige streep op het kaartje, dat
u aan den ingang is gegeven.
MAAK ik ben beu van d:* likken en
van de kaart j es en bovenal van de
gestandaardiseerde platinablondes. die
we met liet liksysteem van Amerika
hebben geërfd. Ik hunker terug naai
den tijd van mijn groot vader, leen MV
thuis kwamen met «Ie brandende
\raag: Moeder, wal eten \ve vandaag:'
Klken dag weer was liet een ge
beurtenis, bijna een kleine plechtig
heid. ... Maar on/e wreede tijd bolt
'door. we lachen om een oorlog, waarin
te weinig dooden vallen, wc haasten
ons /onder eenige I-eden en laten ons
allen verleiden tot Lik l of Lik L'.
geserveerd dooi' de platinablonde
met het vcnijtiigselirappendo potlood.
dat een groote streep /et bij don prijs
voordat er nog een hap dool- de keel is.
/ijn we dan inderdaad reeds verwor
den tot auto's, die op een gebiedend
moment aan de pomp woei' moeten
worden bijgevuld;' Is ons voedsel
teruggebracht tot hot essctit ieole:
brandstof:' A. T.
Het publiek komt terug
IK weet niet, maar in de leege uren
kijk je je eigen eens aan in de spiegel
op de biljartdeur. En dan word je
ouder. Ik word ouder ook, net als mijn
vrouw, die nooit erg jong geweest is,
ofschoon.....
Het is nou, dat d** Heeren en Dames
klanten weer wat terug zijn met
vacantie want anders . Ik zeg tegen een
Dame die net gereisd had naar het
warme Zuiden: Heel poosje weg
geweest, Dame. Ja, zegt zij en nou weer
terug ook weet u dat ik het niet eens
erg vind.
Ik zeg waarom niet en zegt zij
je verlangt naar je vrienden en ken
nissen en u ook als je eiken dag een
uitgeperste van u krijgt en kijkt mij
zoo aan en ik krijg een kleur en dacht
nog wel in den spiegel dat ik oud word!
Want lief is ze.
De Heer Rutten met zijn bril kijkt
nu tevreden nu zijn Rubber uitkomt en
is het bij ons een eer wie hem zijn glas
brengt. Want dat heeft hij zeker uit
Rubber geleerd.
Ik dacht op Koninginnedag dat ik
het nooit zou halen. Het heele terras
vol en niet weten wat ze bestellen
willen. Geef maar een pils, nee Ober
Voorburgje, nee toch maar pils of heb
je liever een croquet? Dan maar een
croquet en breng je een croquet dan:
ik heb toch pils besteld en dat een heele
avond. En ik loop met een blad met
ifiiiiHiiiiiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimininiinmiiniiNiiiMiniiHimiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiHiiiinniiiiui
DE DOOD VAN MARIA LECINA
Illlttlllll
j
Wie is er zoek? wie is er zoek?
Maria Lécina uit het boek.
Men heeft hacr schoonen omslagdoek
teruggevonden in een hoek.
De roode zijde was gescheurd
en rooder door het bloed gekleurd.
De man die hem heeft opgebeurd
werd van een zoet parfum omgeurd.
S De havenstad leeft in het nauw
l en allerwege tiert het grauw.
* Mijn God, waar zit zoo'n lichte vrouw,
die schoon wordt met de avonddauw?
Niet op de kade of het plein,
niet bij den dans of bij den wijn,
niet op haar sprei bij lampeschijn
waar mag die Maria dan zijn?
Zij wandelt in haar bataljon
met schietgeweér en veldkanon
nu legt zij.aan, zoo goed zij kon,
op 't witte borstkleed van een non.
Aan J W. F. Werumeus Buning
iiiHHiiiintiiiiiniitti
PAG. 17 DE GROENE No. 3092
Velt zij God's koren mét het kaf?
Wat deert het! aarzelen is laf.
Maar vóór het dood'ijk schot ging af,
dacht zij een oogwenk aan haar graf
en sidderde-en was verward.
Toen heeft de non, en zonder smart,
wat doet een dier, tot angst getart ? ?
haar dwars geschoten door het hart.
Want beiden waren zij in 't nauw, g
de witte en de zwarte vrouw; l
de morgen- en de avonddauw I
zijn bij den dood gelijklijk grcuw. 5
£n wat is duister, wat is licht, f
wanneer het zoete aangezicht
der vrouwen op ons is gericht
en weerstand tot ontroering zwicht ?
Nu is zij zoek, nu is zij zoek,
Mdria Lécina uit het boek.
Men heeft haar schoonen omslagdoek
teruggevonden in een hoek.
JAN ENGELMAN
pilsjes, die croquetten, en croquetten
die klaart j es hadden moeten zijn en
een acrobaat maakt met zijn tweeën
een stand en gaat weer op den grond
staan wat mag van de politie en slaat
mij met zijn pet het blad, dat het rinke
lend op straat en zoo een oploop en
lachen en hossen.
Wel veel gedronken, maar is dat
een manier om Koninginne Dag te
vieren van onze Geëerbiedigde Ko
ningin Haar Verjaardag? In Hoorn,
waar ik op de Groote Paardenmarkt
5 jaar alleen gestaan heb Winter en
Zomer altijd op den Dag van het
Oranje Huis een wijdingsrede. En nu
hebben wij hier de I.C.A. en de Heeren
om een tafel bij het raam 3 weken van
te voren om af te spreken wie er spre
ken moest. En ik 5 maal heen en weer
en Kist nog een rondje voor de Heeren
en toen in eens een vuist op het tafeltje
dat de aschbak rinkelend op den grond
en erg gevloek en een zegt ik noem
geen namen: Jij bent een ijdel zwijn
tegen een anderen Heer en opstaan en
geeft die dikke die van het rondje een
zetje en ik loop toe en steun hem na
het rondje en in 2 taxi's naar huis en
deze Koninginne Dag was daarom
geheel geen wijding van een rede.
Alleen maar dronken en ik heb niets
tegen mijn vrouw gezegd, maar toen
hét sluiting was ben ik nog gauw
naar de Warmoesstraat en naar Zee
mans Welvaren en het bier was niet
dat van ons maar wel lol. Ik zeg dan
leef je tegen dien Heer die zelf ook nog
al eens leeft. Dat het met het terras
niet lang meer duurt weten wij ook als
de Heer van Dalsem er weer zit en kijkt.
Met den heer Defresne, dat is me een
stel. Nu gaat de Heer Defresne zegt hij
Jeanne d'Arc opvoeren met mevrouw
C. Kohier als Johannna, dat is weer
eens wat anders. Willem zegt, nou
gaat mevrouw de Boer (van Rijk) spelen
De Kleine Lord in travestie.
Dat nu de Heer Rost ook al journa
list van een nationaal blad is geworden.
De tafel Heeren van De Telegraaf zaten
met sippe gezichten zeker om de con
currentie om 2 pils en 3 koffie.
Ik heb in de mobilisatie met den
Heer Rost in garnizoen gelegen als jij
en U en moet ik hem nu in het
vervolg op de leestafel leggen in een
democratisch café, omdat die ook be
talen? Het is moeilijk zeg ik tegen
Kwart voor Twaalf om het publiek
naar den zin te maken, maar U hebt
geen klagen, en ik kreeg 20 cent fooi.
e oogen van Amsterdam kij
ken door een bril van Schmidt'
J. M. SCHMIDT, opticien, Rokin 72