De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 12 september pagina 5

12 september 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

fc -_~ .~ . -_,. Letterkundig leven Kt OVER WILDE" LYRIEK Albcrt Heiman Itij K. Vo» Myduw: 1H C h t u ligt* 11 «U-r XutiirvillkiM* (l'hnldoii Verlug. \Vicn) TKItWI.IL godurondo «l»- laatsto k \\.-irtoou\v do booldondo kunst van do .,l>osoli;i:ifdo" \vorold do groot-to invlood van do plast it'k «'ii do kunstnijvorhoid hool'1 ondorvondon, tonvijl nok dt' primil iovo mu/iok vool van hot haiv hooft bijgodrasjon vi>ur do ont \\ikkoling van ili' hodond;iagso nui/.iok, is or van ????u soortgelijk»» invloed op lu-t gobiod dor literatuur hoegenaamd neen sprake. I>e literatuur, meer tlau alle antleiv kunsten gebonden aan bepaalde historische en inaatsehappelijke euiistollat ios, en arbeideiul niet namvkonrig-oinsohrijfbaro eoiu-opten. kan noch formeel. norh ideologisch iets van betekenis overnemen uit antlere eultuurkringon dan die waartoe /.ij /olvo beboort. Ken noo-hollenUmo is ook vandaag nog iiltijc' mogelijk; een litterair afriknnismc is echter niet jAiod denkbaar. Ken andere v ra au is evenwel, of de gewone schoon.ieitlsliefhebber niet in staat xou we/.en pri-niitieve vertel-of dichtkunst evenzeer te genieten als neger-plastiek of warimba-imi/.iek. Met vergt /oker oen grotere- mate van training, en een sterker vermogen zich te verdiepen in zulk een tikt aal vreemde geestenwereld: het eist een grotere afstand van alle tradities en gangbare canons. Ken modeartikel zal de primitieve literatuur dan ook nooit worden, en de ..wilde" lyriek eerst recht niet. Wel hebben sprookjes en vertellingen, mythen en legenden ook buiten vakkringen tot nu toe stellig enige belangstelling gevonden. Maar bij het ver talen, van. de lyrische producten der primitieven stond men voor grote moeilijkheden, en aan een enigszins veelzijdige verzameling is men nog zó weinig toe 'gekomen, dat von Sydow ..de eer voor zich opeist voor het eerst een doorsnee gegeven te hebben van een tot nog toe geheel onoverzichte lijke sector van de menselijke ziel." Het is een eer die hem overigens niet toekomt : men is hem zelfs in de Nederlandse taal al voor geweest. In een heel onderhoudend en veelzijdig bo«-k. getiteld ..Kunst van Vroeg en van Verre" gaf «Ie A'laamse ethnoloog Dr. Frans Olhreehts voor e»»n zestal jaren al een kleine bloemlezing van Indi aanse, Afrikaanse en Australische lyriek, die u wat keuze en verwoording, n wat toelichting be treft, zeker niet voor die van Kekart von Sydow onderdoet. Deze laatste heeft alleen het voordeel «lat zijn verzameling zeer veel uitgebreider is. en daardoor meer schoons bevat, instructiever is. en ook goede staaltjes van Eskimose en Siberische poëzie meedeelt. EK is. geloof ik. niemand ter wereld die van een dergelijke bundel ieder gedicht beoordelen kan naar zijn representatieve waarde. Want daar toe zou men al de talen en 'culturen waartoe ze behoren nauwkeurig moeten kennen. De vertalin gen «>ok niet van von Sydow zelf. maar in eerste instantie van de verschillende ethnologen die de oorspronkelijke teksten ter plaatse noteerden en de taal voldoende beheersten om een woordelijke transcriptie te kunnen leveren. Voor /over de/.i; vertalingen van ? duit se geleerden afkomstig waren. worden ze nagenoeg zonder enige verandering overgenomen, terwijl «Ie engelse en franse verta lingen nogmaals werden her-vertaald. Kr werden gelukkig nergens ..bewerkingen", gegeven dooi' de bloemlezer. Interessant was het. een gedeelte van deze lyriek dat mij roods lang nader bekend is. de. afrikaanse namelijk, eens te vergelijken met do originelen. om te zien wat er eigenlijk van zoo'n lied immers al deze gedichten zijn gezongen of gezongen-engedanste lyriek overbleef na aftrek van de muziek, de begeleiding, de eigen klankwaarde, do beeldingskracht van het idioom, de directe ..geur van het oerwoud" en al die bijkomstigheden meer. die toch nlle tezamen zulk een integrerend be standdeel vormen van wat wij gewend zijn ..de poëtische waarde" van een gedicht te noemen. Stel u eens voor wat er van een gedicht van Bout ons zou overblijven als het in het Congolees vertaald werd! En toch is het net zo goed in het Congolees te verwoorden als een Maori-liefdeslicd in het Duits. Kr zijn een paar Afrikanisten met dichterlijke begaafdheid die intussen een aantal ook aesthetisch-voortreffelijke vertalingen hebben gemaakt. De oude meettor der Bantooï.stiek, (,'arl Meinhoff, is er oen van. In zijn studie ..Die Dichtung der Afrikaner" heeft hij talloze'staaltjes geleverd, die bij oen bijna woordgetrouwe inhoud een go uropcaniso«T<lo vorm hebben, en op «l»-/.»- wijze liet sU'rkst aanspreken. Ken van zijn boste vertalingen, een Swaheli-lied. werd «loor v»m Sydow o\orgonomen: het is een prachtig gedicht vol van homerisrho kracht, met een klassieke golving. met stoere eindrijmen: het is e«-n «Ier hoogtepunten van doy.o verzameling, maar «Ie totaal-indruk er van heeft niet «Ie minste overeenkomst meer met «Ue van »'«'ii Svvaheli-gedicht. dat zoals «Ie verzen in al zulk»1 prefigérende talen -- vooral d«»«>r alliteratie »in klinkervariatie ..werkt". Maar daar evenmin een der andere vertalingen van afrikaanse gedichten in dit op/icht voldoen. heeft men hier tenminste het enorme voordeel van «'en aesthetisch volwaarilige vorm gepaard aan een trouw»' weergave van de godaehton-inhoud. Ook Vedder. die een reeks gedichten van tic Herg-dama's (uit X.W.Afrika) vertaalde, heeft deze meestal in een zeer gesloten en voor on/.e be grippen mooie vorm weten te gieten. Kn het is eigenaardig hoe juist dan deze primitieven zo modern-europees aandoen. Vooral dnn bij lie»leren die aan situaties beantwoorden welke ook wij medebeleven kunnen. Klaagliederen op hot sterven van «?en vrouw, een zuster, een kind: liefdesliederen. natuurlyriek van dit verarmde, het I lot t ent ot s radbrakende volkje, alle bezitten ze in Vedder's vertaling praegnante «luitse verzen die onmiddel lijk herinneren aan Hölderlin en Trakl. Is dit ge rechtvaardigd? SOMS weten zelfs de meest-ervaren vertalers niet goed raad en zijn ze gedwongen meer exegese dan eigenlijke vertaling te leveren. Met een gedicht, uit Dahomey. dat in de bloemlezing van von Sydow staat, is dit bijvoorbeeld het geval. Het werd twee maal, in twee heel verschillende werken en met een tussenpoos van meer dan twintig jaar. vertaal»! door een van de beste kenners der West-Soedantalen. door Maurice Delafos^e. Zijn eerste vertaling begint aldus: ..Xous arrachons. retournons. rejetons notre coeur: que l'homme fasse la récolte du manioc !" Terwijl in de tweede vertaling dit lied van de Amazones begint met een lezing dik- meer interpreteert dan vertaalt, als verluidt: ..Xous enlevons, retournons. rejetons la terre (i.e. les entrailles de rennemi): que Thomme ait les douleui's de l'enfantement !" Het is geen gering ver schil. Maar zo'n taal bezit zoveel eigen beelden. zulk een speciaal idioom. »lat het haast ondoenlijk wordt trouw te vertalen. Staat bijvoorbeeld in een Dahomey's gedicht het woord ..tnettuloj'^' dan heeft men dat te vertalen door ..maagd" omdat dit woord inderdaad deze bet eekenis heeft. Maar het is een nog altijd duidelijke samenstelling van mr (degene die) thi (houdt) aio (de hand) ji (erop). Men ziet aan dit ene woordje al. hoeveel'plastische rijk dom onvermijdelijk bij d»» vertaling wordt inge boet. Die zogenaamde ..primitieve" taaltjes zijn in dit opzicht juist veel minder primitief dan al onze gewichtige cultuurtalen. /e zijn »>ok veel concieser; in de oorspronkelijke taal luidt het citaat van het Amazone-lied kort genoeg: ..Mi (Je. tnla. /<////": sünu (VcijirJi ya.'" Men hoort onmiddellijk het opzwepende, strijdvaardige rhythme. dat hier nog duizendmaal krachtiger en praognanter is dan in de overigens niet onverdienstelijke versie van von Sydow: ..Auf! Lass uns die Krde aufreisson, umdrehen. umwerfen. Mogen «lie Miinner dafiir die Schnioi'zen der Kreissenden fühlen !" Degenen die geloven dat levensmoeheid, u-vitalitoit. skepsis. een bijna neurotische melancholie. speciale verschijnselen van onze maatschappij zijn. moeten overigens maar eens de gecultiveerde Kweliedercn lezen, of die van «Ie Pygniooon uit \Vest('«'ntraal-Afrika. welke naar het heet op do laagste ontwikkelingstrap staan, maar die waarschijnlijk vooralsnog de behoeders zijn' van de grootste cul tuurhistorische» geheimen. De I'Avo-liodoren iiiil Togtt. W.-Afrika) hebben net als «lie van sommige Idianenstammen een onmiski'iibaar ,.o\ orgo« uil i\ eerde" toon. In primitiev«' zin zijn ze vaak godslasterlijk ; /.»? zijn ogoronl risoli, Mihjoot iol'. or is oon oolilo ik-lvriok di«' in staat is zr«T fijne riiiances aan Ie go\on. \vaar\oor /«-Ifs een apart litterair dialect, het .l/i/n gebezigd werd. Tevens is het opm«Tkelijk dat bij «!*> Kweeërs naast »l»'/.e elegisch»' poëzie »>ok »-«'n zeer reli gieuze, ietwat piëtistisch-getinte zich ontwikkeld heeft. DU' religiositeit is nog sterker in tle l'ygmci en-lyriek: maar daarin gaat ze samen met »>*>n ong»'l«»«'flijke magische «>nt/etting. e«Mi sfe«-r van panisch*' schrik. »li«' z»-lls »l»> vertalingen nog biJK»'bleven is. De franse missionaris II. Trilles. »lie pas enkele jaren geleden d»- meest markante staaltjes van magisch»1 lyriek van »1«' onderste cultuur! rap gepubliceer»! heeft, dootl allo belangstellenden daar mee verbaas»! staan. Kr zijn .staaltjes die in hun gt'jh'tmgenheid en beoltling /.elfs in de aard van hun beelden in sterk«> mate herinneren aan «Ie klassieke chinese lyri«-k. Wat natuurlijk maar «en toevalligheid is. »li»' er all«'en op wijst tlat deze jxiëzie allesbehalve ..primitief" is in «Ie g«>won«- zin. /e is voor ons op bizondere wijze aangrijpend. \'«.n Sy«low's bl«>emlezing opi'nt tei'echt met hun lyriek «?n v«n»r de lezers ervan, die aanstonds gepakt /ui len worden «loor het suggcst i»»ve ooiste gedicht: ..Vi«'l«v Tage sind dahingegaiigen. Wir sind «las Lager das wamiert. Lichte 'Pago vor (uns), violleichl." laat ik v»)or tle aardigheid eens hel origineel volden, zooals '1'rilles dat hei'fl opg»»sclue\ en. liet luidt nog praegnanter dan <1«' \ortaliny;: ...\ilsnnijti iliuli i/om' !t»'/nt ( mi. ilr«Hii kin ." l'ix'/ie moet ook zonder commentaar kunnen sproken. Kn dat is ongetwijfeld hot ueval met het liicrcmlecl tier ViT/.on die von Sydow bij elkaar bracht. Dat er zóvei-1 zuiv»-re natuui 1> i-iokmul.T de ..wil«l«'u" g«'vondon wordt, zal voor do moesten \\-t.| een openbaring zijn. Maai' juist omdat hol ..primi tieven" g«'l«lt. die men maar al te zeer gonoiud i-, te ond«»r.s«'hatt«»n. is het'g«»o«l om een vor/uim van von Sydow te herstellen, on or mot nadruk op te wij/en »lat d»- lyriek i in ieder geval «lio uil Afrika. en waarschijnlijk o«>k «iio uit andere \\eielddeele!, ? bij de vertaling onvermijdelijk «Toto schade Beleden h«'eft. v«)oral in formeel opzicht, lihvthnio en klankwaarde zijn oiilK-riot'-pdijk \erl.nen ^e-aan. on toch m«)ot lyriek liet altijd on <>\eial vo,.r oen groot getleelte juist van de/o mu/ikale ei^ensehapp»'»n hebben. Speciaal in do /;//?<>/.? dor primitieven i< de inhoud heel dikwijls maar bij/aak. Von Sy«low vermaant zijn le./.or maai1 te\i.-i|in te zijn met »|o minder fraaie \ OIA\ i >ordiim. /»hinu or nog geen lülko is np^estaan die «loze ..uihle" lyriek volwaardig kan vertalen. Dat do hoop niet ongegrond is «lat zoiets inderdaad /.al verwezenlijkt wortlen. bewijzen «lo enkele vertalingen inaar \ eitalingen} van nouer-liodofen die Itlaiso .('ondrai^ gaf in zijn ..Anthologie mVro". Do echte «liehtoi vindt ook met zijn halfnaakte collega uit do ho»i-n oen soort van onmid«lellijk eonta« 1 dal honi in staal st«-lt j)oëtischo waardon te benaderen, die 1)0 ethn<>logon mot al hun geleerdheid en informaties Inch maar in do zeldzaamst«? gevallen weten Ie reali-^oron. Van «!«? mij bekende vertalingen zijn die van (Vndrars nog altijd die welke het meest de illusie geven van oen aesth«'tische primitiviteit: wat ze misschien aan uiterste nauwkeurigheid missen. hebben /e dubbel on «lwars gewonnen aan do geur van o«'hte wildhei»!, «lio hij (evenals in do vortolsolsi «?r in wist te behouden. Ifet is jammer dat hij tussen «!«? vele vortoHingoii maar amper, een dozijn ge dichten geeft. Maar niet zijn ongelooflijk flair lioofl h'j ivods in l !'li l «lo p< >i'l ischo waarde van do enkele tit.Mimaals bekende I'ygmoeën-liodoron ontdekt. en daarvan twee opgenomen «lio .nu-rkwaaHlige uitersten v.«¥rt(*genwo«irdigen: sociale olloiu'le .'on uitbuiting ener/.ijds. «-n anderzijds oen zo kinder lijke vreugde om al wat leeft oh beweegt on danst in de natuur, dat men tev«'rgoofs y.oekt' naar hol ouropcse .gedicht dat oen «'quivalonl In-vat voor zoveel bewuste, moedige lovcnsaanvaarding. Voor kleine verwondingen: het ideale Reeds vona ',15ct. 9-H Verkrijgbaar bij Apothekers en Drogisten STJOANNE VAN SHAW bij de A.TV. Eduard Verkade FRANKRIJK in het begin van de i £de eeuw. De eerste teeke nen, dat een nieuwe sociale ordening zich baan zal breken. Een enkeling, de geïnspireerde Jeanne d'Arc, vervult met totale negatie van de be staande maatschappelijke groepeering, uit energie, geloof en kracht, een groote nationale plicht, en vormt zoo een directe bedreiging voor de erkende machtsinstellingen kerk en feodalisme. Shaw moet gegrepen zijn door de grootheid van het onderwerp. Hij gaf iedere groep een zuivere, waardige vooraanstaande representant, en iedere representant een persoonlijk, gaaf, vol maakt gefundeerd karakter. De dra matische conflicten krijgen zoo een algemeene waarde, terwijl de dialoog nooit zijn eenvoudig, zuiver menschelijk karakter verliest, en opgebouwd is uit voortreffelijke psychologische contrasten. Het is zeer begrijpelijk, dat een geloovig katholiek zich niet kan vereeni gen met den epiloog en enkele zin sneden uit het stuk; maar Shaw is geen katholiek, en wie zou zich niet verheu gen wanneer een katholiek schrijver een dergelijk gegeven verwerkte, indien zijn werk eveneens op zulk een waar dige wijze zoovele problemen van onze eeuw, geprojecteerd in een vroeger tijdvak, belichtte. Wij hebben dit stuk, na de Nederlandsche voorstelling nu twaalf jaar geleden, met Nel Stants in de titelrol, gespeeld gezien in het Engelsen, Fransch en Duitsch. De Joanne-figuur zagen wij van de kleine vrouwtjes Fitoëff en Bergner. Beiden speelden de rol. als groote actrices, naar hun eigen wezen. Ludiiiilla Pitoeff teeder en stralend, daarna gebroken en ver pletterd. Bergner speelde een onge looflijk prachtige eerste scène, van een enthousiast onweerstaanbaar kind. maar daarna was er geen groei meer naar een door het leven gerijpte Jeanne, terwijl zij n in de kerkscène, n in de i;erechtsscène de schoone geschakeerde lange slot-clausen van Shaw eenvoudig tot een minimum comprimeerde en het /ich daardoor wel wat erg gemakkelijk maakte. Bovendien werd zij oninteres sant, zoodra zij voor zichzelf moest ?pkomen. Sybil Thorndyke, een groo>re, sterke vrouw, speelde de rol net veel technische nuanceering en ;wam de door Shaw bedoelde persoon iet meest nabij in uiterlijk en wezen, naar de geheele Engelsche voorstelling t>ed aan een tekort aan innerlijk begrip n karaktercontrasten. gaat nu van ons weg, inplaats van dreigend naar ons toe, en de stellages, waar de hoofdfiguren op zaten, waren ongunstig geplaatst, terwijl een over maat van onnoodige tafels en gebrek aan behoorlijke, naar de plaatsen lei dende trappen, veel van de waardigheid aan dezïhooge prelaten ontneemt. De belichting was onverzorgd. De costumeering is goed, alleen de monniken misten die zware lijn in hun kleedij, die pijen tot zulk een prachtige dracht maakt. PAG. 8 DE GROENE No. 3093 voorstelling van Defresne toonde veelal goed begrip, maar miste tijl; toch staat de opvoering in menig >pzicht boven het werk, dat de A.T.V. ;e laatste jaren bracht. Het stuk blijkt ug volkomen frisch, ai zijn wij twaalf aar ouder geworden, en het zal ongewijfeld op een groot verjongd publiek idruk hebben kunnen maken. Het decor van Limperg is een heel - i ad onder het zeldzaam geslaagde van ??Vijdeveld gebleven, dat meer ruimte, neer afmeting had, en betere moge? j kneden voor de mise en scène bood, wat in bijna alle tafereelen tot uiting <<wam. Het is nu kleuriger, maar eischt caardoor meer aandacht voor zichzelf ';,), terwijl de rivierscène en de droomne revue-achtig aandoen. Het gaat 'nar het poëtisch picturale van Jeanne c Are van Boutet de Monvel toe, maar Histdaardoor weinig bij Shaw. Technisch '?"juist zijn de torenkamer en de ge; -chtsscène. De laatste mist het in sluitende" der groepeering, terwijl de afgang zeer ongunstig is voor alle aan'ezi Het verbranden van Jeanne fHARLOTTE Kohier heefthettengere ^ figuurtje van Pitoeff en Bergner. Zij speelde de rol sober en eenvoudig, met groote concentratie. Zij heeft deze terecht naar haar eigen persoon toe getrokken, en niet getracht een ander te schijnen dan zij is, wat in deze rol per se tot typeering, inplaats van tot ,, innerlijke" uitbeelding moet leiden. Zij schoot echter te kort in geestelijk over wicht, uit een eenvoudig zuiver krach tig innerlijk, zoodat zij bijtijden beleerend aandeed, bij tijden n in stem n in houding te afhankelijk werd. Zoo buigt zij zich b.v. in de torenscène geheel over tot de Baudricourt (hoe jammer, dat van Dalsum zijn prachtige, geestige creatie van dezen dommen bulderenden landedelman niet weder om bracht!) en dit geeft niet den in druk, dat de overtuiging van haar uitstraalt. Van deze eerste scène en haar humor kwam weinig terecht, mede door de zwakke bezetting van de Baudricourt (wie zou bang voor hem zijn ?) en Poligny n door de technisch onjuiste tooneelindeeling, hoe aardig dan ook als plaatje" bij het opgaan van het doek. De tweede scène was beter, hoewel de groepeering niet gunstig was in het tweede deel voor het sloteffect, waar Jeanne te veel uit de groep treedt om uit te beelden, dat de hovelingen zich bij haar aansluiten. Goed en met veel rust was van Gasteren. De dauphin van Dick van Veen kan die van Klop pers niet evenaren en is teveel een typeering, te weinig een karakter ge worden. Natuurlijk heeft hij de lachers op zijn hand, en van Veen lanceert de geestigheden goed, maar hij kan zoo feitelijk iederen leeftijd hebben tusschen 30 en óo, en wij zien niet het conflict van zijn gemoed: koninklijk bloed en geest te bezitten zonder in staat te zijn zich te doen gelden, waar Jeanne hem overheen helpt. Men ziet steeds dezelfde mensch opkomen en afgaan, terwijl deze figuur voor de oogen van de toeschouwers groeien kan. Dit eischt echter een belangrijker acteur, en wij zijn verbaasd, dat niet Frits van Dijk den Dauphin speelde, inplaats van de voor hem ongeschikte rol van Dunois. Dunois is bedoeld als de mannelijke vriend van Jeanne, die haar persoonlijkheid aanvult, zooals zij hem de overwinningen mogelijk maakt. Van Dijk mist daarvoor de physiek, die door een zware stem alleen niet gesuggereerd kan worden. Zijn talent ligt haar de deemoedige, lieve, kinderlijke naturen, nimmer naar de heroïsche persoonlijkheden, tenzij in verslagen toestand, zooals een Arend van Aemstel. De rivierscène ging zoo geheel te loor. De wimpel keerde, maar de in nerlijke gemoedsverandering, die dit plausibel moest maken, het geestelijke keeren van den wind, ontbrak. j N de tentscène is Shaw op zijn aller?* best. De dialoog kwam in de eerste plaats door den brillianten Cauchon van Huf en door de intelligentie van Chapelle tot zijn recht; Doch déze laatste mist de autocratisch-sportieve zekere vierkante houding en figuur van een Warwick. Stogumber (Sternheim) was onnoodig en onjuist te veel hoofd persoon gemaakt in deze scène, mede door zijn plaatsing. Het gaat hier om de intellectueele spanning tusschen de vertegenwoordigers van de kerkelijke macht en niet om de inwerking op den aanwezigen fanaticus. Meer bescheiden terzijde, ware juister plaatsing geweest. Stogumber is hier het gevoelscontrast op deze beide hoogstaande intellecten. Het gaat niet om den indruk, die hun woorden op zijn bekrompen brein maken, maar om de uitbeelding, hoe storend een man, die niet zuiver ver standelijk kan denken, bij een geeste lijk hoogstaanden, in groote lijnen gevoerden dialoog kan werken. Deze op stelling maakt de toeschouwers tot kijkende Stogumbers in plaats van tot luisteraars naar Shaw. De kerkscène was minder gunstig van groepeering, en waar iedereen overigens den geheelen avond het woord richtte tot een ander die en scène was, is het niet duidelijk waarom hier een ieder bij spreken en luisteren plotseling de zaal voor zich neemt. De gloed van Jeanne, waar de aarts bisschop van spreekt, als gevaarlijke kracht in haar uitbarstingen", en La Hire als van ,,den geest krijgen", bleef hier achterwege. Beter zóó dan een onjuist sentiment, of een coupure a la Bergner, maar feitelijk eischt de rol hier een climax, waardoor ons alle vorige en volgende scènes duidelijk worden: den gloed van de onweer staanbare overtuiging, die haar tot martelares maakt en een ideaal van inspiratie voor alle tijden. De gerechtscène wordt beheerscht door van Dalsum en Paul Huf. Van Dalsum heeft het afgestorvene van V . _ .. _ w». J l/Uff f l C (Stadsschouwburg, Amsterdam) vroeger in den Inquisiteur laten vallen en is meer actief geworden, maar ook zóó is dit een meesterstuk van tooneelmatige welsprekendheid en bleef zijn toespraak het boeiendste moment van de voorstelling. De aanklager en Broeder Maarten zijn te zwak in dit geding en Stogumber eischt ook hier te veel aandacht. De woede van Sternheim mist de zwakte der hysterie, waardoor dezs figuur zoo aannemelijk en begrijpelijk wordt, zij is reëel gespeeld, doch het gaat niet om zijn vreugden en lijden, en hij werkt nadeelig op ons medeleven met Jeanne. Charlotte Kohier is geen waarachtig eenvoudig buitenmensch, en wij misten in haar klacht de liefde voor het land en de natuur, die haar den dood boven den kerker doet verkiezen. Ten slotte de droom. De opstelling was niet gunstig en de geheele scène te veel vastgehouden aan het begrip bed" en de gedachte, dat de Dauphin de eenige reëele figuur is. In een droom is de droomende persoon niet reëeler, dan de figuren waarvan hij droomt en wordt het bed vergeten; en omdat Shaw zichzelf niet in bed kon leggen, nam hij Karel voor dez» scène. Zoo als zij nu gespeeld wordt gaat er veel van den soldaat, Warwick, den Stogum ber, Dunois en vooral van Cauchon en Jeanne verloren, terwijl de heer van 1920 een scherpere aanval wordt dan Shaw heeft bedoeld. Deze scène is een aanval op hero-worship" en gebrek aan erkenning" en leidt uitsluitend naar de prachtige woorden van Jeanne aan hét slot, die in deze voorstelling vrijwel te loor gingen en hun uit werking mistten: O God, die deze heerlijke mooie aarde geschapen hebt, wanneer zal deze in staat zijn, uw Heiligen te ontvangen ? Hoe lang nog, o Heer? Hoe lang nog?" K. p b n m f'H PAG. 9 DE. GROENE No. 3093

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl