Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van De Groene
KI
er
hc:
dei
bc!
Te'
SCHIPPER LAURENT
Eugene Da bit
Eugene Dabit is dezer dagen gestorven.
Hij was 38 jaar. In 1930 verscheen zijn eerste,
min of meer autobiografische roman ,,Hotel du
Nor d", dat dadelijk bekroond werd met den Prix
Populiste. Onderstaand verhaal uit zijn laatsten,
pas verschenen bundel Trains de Vie" speelt
eveneens in de omgeving van zijn geboortehuis.
De titels van zijn andere boeken zijn: Petit
Louis", Faubourgs de Paris", Villa Oasis",
Un Mort tout Neuf" en La Zone Verte". Bij
zijn dood schreef Emmanuet Berl: ,,Hij schreef
over het volk omdat hij tot het volk behoorde.
De arbeiders waren voor hem geen publiek".
Hij begon als huisschilder en eind'gde als
schrijver, en in beide werkzaamheden wus hij een
knap vakman".
VAN Parijs tot Rouen, van Conflans tot
Tourcoing noemden ze hem Laurent Schipper,
net als op school. Een leven van harden
arbeid had hem een breede borst gegeven, stevige
armen, beenen die nooit moe werden en een stem
die klonk in de verte. Zijn gelaat was door de zon
verbrand, door koude verhard; het was een trotsch
gelaat met een hangsnor en lichte oogen waarin het
water der stroomen zich spiegelde. Hij was vlug van
beweging, handig, opgewekt, een goed kameraad;
hij kende sluiswachters en reeders en wist zijn
eigen boontjes te doppen zonder dat hij een ander
hinderde.
Ook voor hem gleden de jaren voorbij, snel en
ongrijpbaar als water. Hij had zijn vrouw leeren
kennen in een rookerige stad in het noorden; ie
had blond haar en leek op de moeder van Laurent;
ze was eenvoudig en dapper. Ze kregen n kind,
dat ze bij de grootouders uitbesteedden. Zoo komt
in het leven alles terug, dacht Laurent als hij op
zomeravonden op het achterschip zat, de hand aan
het roer, en de ,,Adrienne" weer de Seine afvoer.
Meulan, Mantes, Bonnières, Vernon, dan Rouen.
Hij kende de groene eilandjes waar de schepen aan
leggen, de lastige stroomen, de plaatsen waar veel
visch zit, de sluizen, de herbergen waar je een borrel
gaat drinken. Gisteren, vandaag, morgen, ze lijken
alle op elkaar, de dagen rollen voort als golven.
Er kwam een jaar waarin Laurent maar moeilijk
vracht kon vinden. Maatschappijen die heele vlooten
in eigendom hadden deden de eigen-schippers con
currentie aan; ze lieten motorschepen op de rivieren
varen. Vergeleken bij die ijzeren schuiten kroop de
,,Adrienne" voort, gerimpeld, geblakerd, moeizaam
als een oude rwemmer. Laurent voelde dat de schuit
het aflegde; vergeefs verzorgde hij ze, lapte hij haar
kwetsuren op.
Hij werd zelf ook oud. Hij zag niet meer met
vreugde de seizoenen komen, hij duchtte den ruwen
winter, den zomer en de zon die de rivier deed
dampen, den herfst die zijn nevelwolken uit
breidde; het voorjaar verrukte hem niet meer; het
gelaat van zijn vrouw was minder opgewekt, haar
oogen minder blauw; zijn zoon was gaan werken
op een fabriek. Het gebeurde nu wel dat hij weken
lang zonder lading lag, in Rouen, in
ConflansSainte-Honorine; hij dofte de Adrienne" op, maar
de goede dagen kwamen voor het schip niet gauw
terug en Laurent vrat zich op.
Dan slenterde hij langs de kaden. Hij liep een
kroeg binnen, bestelde een halve pint en dronk
langzaam. Soms kwamen er vrienden binnen, ze
riepen: ,,Hei, Laurent Schipper !" Hij schudde het
hoofd; hij voeldo zich vervallen, geslagen, over
bodig, net als de Adrienne". Het zou niet lan&
meer duren en dan ging hij niet meer de rivier op,
dan zou het zachte geklots der golven hem niet
meer in slaap zingen. Hij sloeg met de vuist op
de tafel en bestelde nog een halve pint. Eens had
hij ruzie gekregen met een kapitein van zoo'n ver
vloekte motorboot; hij had op zijn kop gekregen;
met een dollen kop van wijn, woede, schaamte en
wanhoop was hij we er op de ,,Adrienne" gekomen.
ER was geen werk meer en hij verloor <lo lust
er naar te zoeken. Aan een verlaten kade, waar
de schepen lagen te rotten, rode ook t\c Adrienne".
Laurent keek het schip niet meer aan, teerde hel
niet meer; geniepig sijpelde het water naar binnen,
eiken dag moest er gepompt worden. Wat kon het
Laurent schelen, de goede tijd voor de .schippert]
was voorbij. In smerige kroegjes verkondigde hij
het aan de jongere kerels; zijn herinneringen deden
hem pijn en maakten hem dronken als wijn. Even
als de ,,Adrienne" zakte hij in donker water weg.
Zijn ouders waren gestorven; hij had hun huis ver
kocht. Van dat geld leefde hij: hij werkte immers
niet meer.
Op zekeren dag brak de oorlog uit, die smeerlap
pen] ! Zijn zoon trok naar het front; hij sneuvelds.
Een paar maanden later stierf zijn vrouw, 't Was
maar goed ook; ze was verschoten, gebarsten net
als de Adrienne".
Hij bleef alleen op het schip achter. Uren lang
stond hij te pruimen en keek naar het stroomende
water, naar de sleepbooten op de Seine met de lange
aken er achter, waarvan de vlaggen klapperden in
den wind.
Toen hij geen geld meer had verkocht Laurent de
Adrienne" voor een habbekras aan een slooper.
Op een avond kwam hij in Parijs aan; in een onguur
logement aan het Saint-Martin-kanaal nam hij zijn
intrek. Maar uit het raam van zijn kamer kon hij
het groezelige water zien waardoor de aken gesleept
werden.
Iedereen kende hem; hij vond werk als sleeper
aan het kanaal. Hu-joep ! het touw sneed hem in
zijn schouder.
Zijn kleeren waren nog slechts lompen. Onder
zijn openhangend hemd zag men een harige borst;
hij ging maar zelden naar den kapper en had een
ruige baard. Laurent-oetang" noemden ze hem
nu. Zich wasschen deed hij nooit; bah ! van water
moest hij niets meer hebben. Zuiverheid, netheid,
geluk, dat waren doode herinneringen.
Op zomeravonden lag hij languit op den berm
van het kanaal, in de buurt van het Jaurès-plein.
Hij keek naar de waschvrouwen aan den overkant.
en wat verder naar de booten waarvan hij de namen
las; die herinnerden hem aan de steden waar hij
was geweest toen hij nog jong was. Lang lag hij zoo
in het kale gras, naast landloopers die hem
zoetwatermatroos noemden, want het was waar: nooit
was hij bij de rivieren weg geweest. Hij gaf een ant
woord en smeerde hem; langzaam slenterde hij do
kade af.
In alle logementen aan die kade had hij gehuisd;
uit alle was hij op den duur door armoede verdreven.
Bij een aanlegplaats van blinkend witte luxe-bootjes
bleef hij staan; ze deden hem denken aan
hetBerrykanaal, waar hij eens had gevaren op de aak van
een kameraad. Hij liep verder, de Toevlucht voor
Onbehuisden voorbij, want hij sliep tegenwoordig
in den stal van een vrachtrijder.
Onderweg liet hij zich verleiden een paar kroegjes
binnen te gaan waarvan de ruiten fonkelden als
vuur. Als hij de deur opendeed riepen ze binnen:
Aha, daar heb je Laurent-oetang !" Hij dronk zijn
karaf uit zonder zich met iemand te bemoeien.
En zoo gingen de weken voorbij; familie had hij
niet meer, maar tusschen la Villette en de Bastille
kende iedereen hem. Eens, bij de sluis van het
Arsenaal, had hij in een film meegespeeld: De
twee weeskinderen" was de titel en hij had de sluis
opengedraaid waardoor de twee jongens waren
ontsnapt. Daar hadden ze aan de kade nog lang
over gepraat; voor even was hij toen weer Laurent
Schipper geweest.
ZIEZOO, nu is alles uit. Laurent voelt zich ver
sleten, als je 't goed bekijkt is zijn leven toch heel
jjauw voorbijgegaan. Er is een tijd geweest waarin
hij een vroolijke kwant was en zelfs 's winters zwom
hij over 't kanaal, zeiden ze; een tijd waarin hij
11 iet bang was voor werken en het binnenvaren van
oen onbekend kanaal hem lokte als een avontuur.
En nu, niets bekoort hem meer.
Op een avond in November zit hij in een kroegje
waar ze hem nog crediet geven. Hij heeft den heelen
avond in zijn herinneringen gewoeld, zooals oude
tnenschen doen; nu gaat de baas zijn tafeltjes aan
kant zetten. Goed, hij moet er uit; hij staat op.
Het is koud; Laurent trekt zijn dunne jasje wat
dichter om zich heen, hij kromt de schouders, propt
zijn handen dieper in de leege zakken. De kaden zijn
verlaten, de lantaarns zijn uit, het water is donker.
Maar hij weet den weg met gesloten oogen te vinden,
hij is hier thuis ! Hier is een groot kantoor: Maat
schappij der Tinmijnen van Boven-Tonkin en Laos;
dat zijn hamen waar je op door kunt fantaseeren.
PAG. 16 DE GROENE No.13093
Het geboortehuis van Eugene Dobit CM de omgcv/ng
waarin zijn eerste roman speelt. Naar een /icuts/icdc
von Pau/
Zoetwater matroos, Laurent ! Wat verder zijn pak
huizen. daar liggen zeldzame, goede dingen opge
tast. Hij heeft niks. alleen zijn naakte huid, en
straks ligt hij weer in het stroo en luistert naar de
paarden. Net als in den goeden tijd op de ,, Adrienne".
Ja. kankeren doet hij niet, hij heeft zijn deel van
het geluk gehad, maar de rijken en de oorlog hebben
het hem ontnomen. Vrouw, kind, vrienden, alles
meegevoerd op den stroom der dagen, zooals ver
dronken menschen wegdrijven op de rivier. Nog wat
verder is een opslagplaats van steenkolen waar hij
een paar weken heeft gewerkt. Nu zijn er motoren op
de aken en de sluizen worden bediend door een
elertrische lier .Maar zakken van honderdpond kan hij op
zijn leef tijd niet meer sjouwen. Waarom zou hij ook?
Hij blijft staan; hii zegt: waarom zou ik verder
leven? Het is hem alsof hij zich maar in het kanaal
behoeft te laten vallen om weg te drijven naar zijn
vrouw, zijn ouders, aan den oever van de donkere
rivier. Kijk, een stapje naar voren, etn beetje durf,
Laurent, en alles is uit.
Een windvlaag rimpelt het water, hij hoort een
zacht gemurmel. Dat is het lied van de rivier, een
stem die hij kent, het geklots der golfjes tegen de
wanden van de Adrienne". Van dat grijze, blauwe.
groene, steeds veranderende water heeft hij meet
gehouden dan van zijn vrouw, en het heeft hen.
zijn liefde ruimschoots teruggeschonken. Dai
bedenkt hij hoe hij misschien zou moeten rusten ii
dichte, zware aarde, en die gedachte benauwt hem
Hij komt dichterbij, hij ziet zijn schaduw wegduikei
in het water, de droeve beeltenis van een Lauren
die hem roept.
Maar hij deinst achteruit. Vele malen heeft In
verdronkenen zien ophalen, grauwbleek gelaa'
gezwollen ledematen, de kleeren geplakt aan het lij t
Als zij ze vinden krijgen de sluiswachters een premi»
Als hij er hier in valt, bij de Grange-aux-Belle^
'straat, haalt de lange Grangereau hem er vast u;
met zijn haak. Weer een lijkie !" zal hij roepe;
En dan: 't Is Laurent-oetang, arme bliksem
Nog wat later gaan de jongens er eentje nemen ..i
't Caféde la Marine. Zou Laurent zelf ook doen.
Maar hij verroert zich niet. Het water stroon ?
stroomt zonder ophouden; een eindje verderop v; ;t
het in de sluis waar het een beetje schuimt; la 4
luistert hij naar het geruisch. Dan kijkt hij op; ' 'i
ziet de zwarte huizen, de fabrieken met haar scho'
steenen die zich als armen naar den hemel strekkf ?'?;
en eensklaps ziet hij zich omringd door sp
'lachende mannen, de mannen die hem al hebb 11
bedreigd van den tijd af dat ze begonnen zijn h"
motorschepen op de Seine te laten varen. Hij 7 "J
wel willen wegloopen, maar zijn beenen zijn v
rstijfd; hij zou uit Parijs willen wegloopen en i >g
nmaal den naakten horizon willen zien waar ?. t"
gedachten vergleden in droom, de oevers vol
bloemen waartegen het water van den stroom za^ M
klotste, de havens waar de vermoeide schepen
rustten, boord aan boord.
Hij vermant zich, doet een stap vooruit, ra;tkt
een meerpaal; hij struikelt, valt in de gapende
diepte en zegt ,, Ha"; het is een gekreun, maar «ok
een zucht van geluk.
HOE COMPROMITTEEREND
sommige vriendendiensten kunnen zijn
^?R Scheen i'*t*. *_ _??
w, v
ER scheen iets te zijn met de
vrouw van Raden Wrat, op de
flat boven de Knakkermannen,
die haar eerst drie nachten hadden
hooren loopen.
Zooals iedereen weet is Raden Wrat
een begenadigde danser met een hooge
re ondergrond, die momenteel door
Amerika trekt met een gamelang,
waarmee ie zich verlaagt omdat ze
hem daar tóch over een kam zullen
scheren met chorus girls, die zonder
bijbedoelingen dansen, wat hij niet
doet, omdat hij de wereld wat te zeggen
heeft met z'n kunst. En onder tusschen
zit zijn vrouw Primrose op haar flat
boven de Knakkermannen, wat ze doet
om haar man z'n vleugels te laten
uitslaan, wat ie al jarenlang doet.
Toen luitenant Knakkerman dus, na
zijn geforceerde huwelijk met Amélie
van Naeldwyek, vlak onder Primrose
kwam te zitten, vond z'n oude mama
dat heerlijk omdat 't altijd prettig is een
hoogstaande vrouw van middelbare
leeftijd bij de hand te hebben, en zoo
ontstond er een zekere vriendschap,
waardoor luitenant Knakkerman na
die derde avond naar boven ging om
te zien wat ze had.
Ze zag er vreeselijk opgewonden
uit, en deed griezelig vroolijk, wat alle
maal nog geaccentueerd werd door
haar uiterlijk. Ze is indertijd in Utrscht
geboren, maar heeft door haar man
tóch al iets Oostersch. Daarbij kwam,
dat ze die morgen pas was opgestaan,
zonder schmink.
Ze belde echter normaal om koffie,
maar ondertusschen leek het toch
of er binnen in haar iets borrelde, en
ondertusschen zwierven haar oogen, in
ee i krans van rimpeltjes, naar de
haard, waar iets smeulde.
Luitenant Knakkerman stapte er
dus gedachteloos heen, en zei, dat het
koud was, en dat Amélie ook alles had
aangestoken, maar toen was ze uit de
canapégesprongen, en had een be
zwerende hand uitgestrekt en geroepen,
dat ie moest vergeten wat ie had gezien
waar ie ontzettend van schokte, omdat
ie feitelijk nog niets had gezien, waarna
ie eigenlijk al weg was voor ie 't wist.
De volgende morgen kwam ze hals
over kop naar beneden. Amélie was
met een mandje naar de musschen, wat
Ie zaak in z'n geheel geen goed deed,
?vant ze kwam nu meteen op luitenant
Knakkerman zélf af die tegenspartelde
?mdat ie moest drillen in de kazerne,
vat ze, in haar opwinding niet eens
lóórde, omdat ze in z'n hand stond te
-nijpen en schor riep, dat hij altijd
en vriend was geweest, evenals z'n
rme Mama, dat ze jarenlang alles had
.eslikt, en dat ze nu een vertrouweling
vilde hebben vóór ze berstte.
Toen ze zoover was, liet luitenant
Cnakkerman de kazerne schieten, en
ing geboeid op een bank zitten.
Primrose ging door. Het bleek, dat
e drie maanden geleden, tijdens een
uweer, een lezing had gehouden over
; ;erusting, waarna er een thuisbezorgde
''ief was gekomen van een onbekende,
ie in de lezing was gestapt om te
.huilen voor de regen. Hij teekende
iet ,,Peter". Hij zei, dat ie 25 was, en
^itaal'gegrepen door haar woorden en
! rsoonlijkheid. Ook zegende hij het
< nweer en de plotselinge liefde, die
'?;in leven verlichte als champagne.
Zoo was er een schriftelijke band
tusschen ze ontstaan. Hij scheen een
.positie' te bekleeden, die geheim moest
's ij ven uit politieke overwegingen
Intusschen was de correspondentie
'?TI zijn kant steeds wilder geworden,
'' i Primrose. Hoe dan?" had
luite"-uit Knakkerman gevraagd, maar
d<''.ar ging ze niet op in. Zij daarentegen
Buurde hem lieve, moederlijke brieven,
wat hem juist ontzettend leek op te
zweepen, tot drie dagen geleden de
crisis begon en hij botweg insinueerde
over een klein hotelletje in Haarlem,
en of ze daar samen konden eten,
omdat ie 't niet meer uithield, waarom
hij haar zou opwachten voor een
sigarenwinkeltje met als
herkenningsteeken een opgerolde krant en een
Tuberculose-bloem van verleden jaar
Iemand, die a zegt, moet tegelijker
tijd ook b zeggen. Dat wist Primrose.
Maar tóch had ze nog nachtenlang
over het parket loopen kraken van
tweestrijd, want er is een kloof tusschen
schrijven en eten, en de maatschappij
zou leelijke dingen denken. Maar toen
de arme jongen met de dood dreigde,
nam ze een besluit. Ze schreef, dat ze
in een lichte wagen met een blauwe jas
naar het sigarenwinkeltje zou rijden,
als hij beJöfde zichzelf te bedwingen,
wat zij óók zou trachten te doen en al
die dingen meer. Ze vroeg hem boven
dien hun wederzijdsche corresponden
tie te verbranden aan de vooravond
van dit nieuwe tijdperk, omdat dat
verstandiger was, en ze had zijn brieven
die ze als zonnestralen bewaarde in
haar bureau, juist op de haard gelegd,
waar ze nog smeulden met de
onderteekeningen omhoog, toen luitenant
Knakkerman die morgen kwam om
poolshoogte te nemen.
Primrose wroette in haar pony. ,,Ik
hoop, dat je me begrijpt", zei ze. ,,Wij
moderne menschen.. .."
Luitenant Knakkerman knikte en
Primrose zei, dat ze had afgesproken
voor diezelfde middag, en dat Gerard
griep had (Gerard is de chauffeur, die
ze samen deelt met Gravin Knal),
en of hij haar nu zou willen brengen
omdat ze zélf zoo bibberde, en dat ie
later stil terug zou kunnen glippen met
een trein.
Enfin, luitenant Knakkerman was
zoo goed en zoo kwaad niet of hij reed
een uur later met haar in de richting
Haarlem.
Het winkeltje lag op een hoek. Aan
de andere kant, halfverscholen achter
een struik, glansde de blauwe schouder
van een man in het zonlicht. Luitenant
Knakkerman maakte zich klaar om te
verdwijnen. Toen stapte de man naar
voren. Hij zwaaide glimlachend met
een opgerolde krant, en strekte al z'n
handen uit.
Primrose was opgesprongen. Een
seconde later echter zakte ze naast
Knakkerman in elkaar als een zout
pilaar.
Doorrijden", zei ze toonloos. Door
rijden ....", en dat zei ze een heele tijd
later nóg.
Was 'm dat niet?" vroeg luitenant
Knakkerman, die 't vreeselijk benauwd
begon te krijgen, en ze zei: Ja. De
schoft! Het was Gerard." En ze liep re
gelrecht naar haar bureau om Gravin
Knal tot op zekere hoogte in te lichten,
en hem per aangeteekende brief te ont
slaan. Waar 't echter niet bij bleef
omdat Gerard zoo boos werd, dat ie
zijn brieven niet wilde verbranden,
maar ze haar stuk voor stuk verkocht
tegen fabelachtige sommen, tot ze in
haar wanhoop naar het Gerecht greep
wat ze achteraf beter niet had kunnen
doen, omdat hij de mooiste tot het
laatst had bewaard, die overal gepubli
ceerd werden, waardoor bleek, dat ze
heelemaal niet moederlijk" waren,
wat vreeselijk droevig was voor luite
nant Knakkerman, die als medeplich
tige moest getuigen, wat een vreeselijk
slechte indruk maakte op z'n superieu
ren en z'n carrière, waarmee ik maar
zeggen wil hoe Primrose feitelijk een
wespennest was, en hoe
compromitteerend sommige vriendendiensten kun
nen zijn. HENRIETTE VAN EIJK
X De herfst nadert..!
JC Neemt nu een
X gemeente-abonnement
voor den Stadsschouwburg
avonden per serie,
gegarandeerd door het
GEMEENTEBESTUUR
ONGEKEND LAGE PRIJZEN
alles inbegrepen
voorst. Amsterd. Tooneel Vereen.
Italiaansche Opera
Nieuw Schouwtooneel
Rotterd. Hofstadtooneel
Het Masker
Fritz Hirsch Operette
Per voorstelling:
?vwiwwii ....,, l.76
Parket . . . . 1.46
Parterre. . . 1.46
Zijloge 1.46
Ie Amphit. . ,, 1.16
2e Amphit. . 0.86
Ie Gaanderij 0.86
2e Gaanderij 0.40
Gemeente-giro.
A
HOTEL
LEIDSCHEPLEIN
HET CENTRUM VAN
AMSTERDAM
Comfortabel, rustig verblijf
op het fraaiste punt der stad
OPRUIMING TIJDSCHRIFTEN 1935
Complete, in goeden staat zijnde jaargangen worden
tegen onderstaande zeer lage prijzen uitverkocht
/'3.50 Aarde e. h. volken, ?2.50 Astra, /'2.00 Chr. vrouwenleven, f 6.50
Elsevier, ?3.50 Filmliga,.'f 3.50 Focus, ?3.00 Forum 10 nrs., /5.00'Gids,
?5.00 Gr. Nederland, f2.00 Gulden winckel, ?3.00 Haagscri maandbl.,
?3.00 Holl. revue, ?2.50 Kind, ?2.50 Kroniek, ?3.00 Leven en werken,
f5.50 Maandbl. v. b. kunsten, / 4.50 Natuur en techniek, / 5.00 Nederland,
?5.00 N. gids, ?4.00 Onze aarde, ?3.00 O, d. hoogte, J 3.00 Of d. uitkijk,
?3.50 Soc. gids, ? 4.00 Stem, ? 2.00 Tooneel, ?3.00 Vrouw e. h. huis, ?6.00
Wetensch. bl., f 2.50 Zonneschijn, ?4.00 Buiten, f 1.50 Cinema en theater,
? 2.50 Eigen haard, ?2.50 Groene A'dammer, ? 2'.00 Haagsche post, ?2.50
Kath. ill., ?1.50 Lach, ? 1.75 Leven, ? 2.50 Panorama, ?2.00 Piccolo,
?2.00 Prins, ? 1.50 Rev. d. sporten, ? 1.50 Sportkroniek, ? 1.50 Stuiversblad,
?2.50 Vliegveld, ?2.75 Wereldkroniek, ? 2.00 Wij, ?3.00 Femina, f 3.00
Je sais tout, ? 3.00 Lect. p. tous, ? 3.50 Mercure de France, ? 3.50 Nouv.
rev. Frangaise, f 3.00 Revue d. d. mondés, ?3.00 Revue de Paris, ? 5.00
Illustration + Kerstno., ? 2.00 Pet. Illustr. samen f6.00, ?2.50 Monde
illustré, f2,50 Rire, f3.00 Vu, ?3.00 Die Dame, f2.50 Deutsche Rundschau,
?3.00 Elegante Welt, ? 2.50 Magazin, ?3.00 Neue Rundschau, ?2.00
Sammlung 7 nrs., ?4,00 Velhagen & KI. Monatsh., ? 2.50 Wiener Magazin,
?.1.50 BerJ. 111. Ztg., ? 2.00 Daheim, ?2.00 Flieg. BI., ?2.00 Gartenlaube,
? 4.50 Illustr. Ztg., ?4.50 Jugend, ?2.50 Lustige BI., fï.M
»-..-?»?--buch. f3.00 Srhi»AJ»« .TH *???-
"*---National Geogr. Mag. ii
? a as! li
ondtr
"d
, Moo
l
'i'f'
m
PAG. 17 DE GROENE No. 3093
'*...