Historisch Archief 1877-1940
J J
y.
N
50
60
nu
V
V.
ei,
hc
ds
Te
il
Letterkundig leven
Van en over Buber
Reden ber das Judentnm, Karapf
um Israël. Die Stonde und die
Erkenntnla, Klon als Ziel und als
Anf«abe; Hans Konn. Martin Buber
(Schocken Verlag, Berlijn)
DE werken van Martin Buber, een
der leidende figuren in de bewe
ging die soms de Joodsche Renais
sance" wordt genoemd, zijn, als men
wil, in drie groepen onder te brengen.
Naast de filosofische en aesthetische ge
schriften, waaronder Ich und Du"
het hoofdwerk blijft, doch waartoe
men ook Daniël" rekent, een boek
dat in den oorlog grooten opgang
heeft gemaakt, kan men de
phenomenale bijbelvertaling zetten, die wat
de eerste vijf boeken betreft te zamen
met Rosenzweig tot stand is gebracht,
en het binnenkort in uitgebreider
herdruk verschijnende Königtum
Gottes", het eerste deel van Das
Kommende, Untersuchungen zur
Entstehungsgeschichte des Messianischen
Glaubjns." Daar naast dan, als derde
groep, de Jüdische Schriften," in
engeren zin, waarvan meer dan de
helft vrijwel uitsluitend het
chassidisme betreft, terwijl men de meer
algemeen Joodsche overpeinzingen, toe
lichtingen, redevoeringen en karakte
ristieken thans in drie deelen verzameld
vindt: Reden ber das Judentum"
Kampf um Israël" en het zooeven
verschenen Die Stunde und die
Erkenntnis", dat Bubers uitingen uit
de laatste jaren bevat (1933?1935).
Een uitstekende inleiding tot de laatste
drie boeken, en tevens een voorproef
is het in de Bücherei" verschenen
Zion als Ziel und als Aufgabe,
Gedanken aus drei Jahrzehnten". Het
is hier niet de plaats, een poging te
doen Buber synthetisch te
karakteriseeren ook de ruimte ontbreekt en
het is door Hans Kohn voortreffelijk
gedaan in een belangwekkende, goed
geschreven beschouwing Martin
Bubar, sein Werk und seine Zeit, ein
Versuch ber Religion und Politik"
(thans Schocken-Verlag). Het is hier nog
minder de plaats tegen Bubsr stelling
te nemen. Welke bezwaren men ook
tegen hem en zijn werk mag gevoelen,
het is niet te ontkennen, dat hij een
geweldigen invloed heeft gehad, en nog
heeft. Een enorme kennis, toegewijde
arbeid, volharding en overtuiging heb
ben van Buber een figuur en een leider
gemaakt van groote beteekenis. Een
rijke cultuur, een vooral als vertaler
creatieve macht, een sterk mystisch
besef, een modern geschoold filoso
fisch en theologisch denken, dit alles
vindt men in Buber, synthetisch opge
nomen en verwerkt in de eenheid
eener uitzonderlijke persoonlijkheid.
De beschouwing van Kohn, zooeven
genoamd, is echter niet alleen daarom
een belangwekkend geschrift, omdat
het in Buber n der meest bizondere
figuren van dit tijdsgewricht teekent
(en op buitengewoon verhelderende en
samenvattende wijzs), maar omdat het,
door Bubers ontwikkelingsgang daar
toe genoopt, zich uitvoerig verdiept in
vragen van mystischen, godsdienstigen,
socialen en philologischen aard. Door
dat Buber, ook door zijn Jodendom, in
relatie heeft gestaan met verschillende
groote persoonlijkheden en stroomin
gen van dezen tijd, doordat hij affini
teiten gehad heeft met de filosofie van
Bergson, Nietzsche, Dilthey en Simmel,
doordat de mystiek zijn misschien meest
innerlijke en eigen domein schijnt te
zijn, doordat hij in de maatschappijleer
van Tönnies, in het socialisme van
zijn vriend Landauer, in het later in
dien vorm bestreden zionisme van
Nordau en Herzl, in de leer van Achad
Haam, in de theologische filosofie van
Rosenzweig voorbeelden en verwant
schappen vond; doordat hij, omgekeerd,
. bezielend en voorbeeldig gewerkt heeft
op tal van menschen en stroomingen
van dezen tijd, werd de studie van Kohn
meer dan een boek over Buber, een
stuk cultuurgeschiedenis van den
tegenwoordigen tijd. H. MARSMAN
Tooneel
TWEEËRLEI REALISME
A. Romein?Verschoor
A. Atvdetenlto: Ik heb het leven
lief. Verf. Frank v. Duin (Arbei
derspers, Amsterdam)
A l Ja Rachmanowa: Fabriek van
nieuwe menschen
(Teultngs,'sHertogcnbosch)
DE post brengt ze in n pakje
en in een systematische cata
logus konden ze ook broederlijk
naast elkaar komen te staan onder het
hoofd: romans over het leven in de
Sowjet-Unie. Maar daarmee houdt de
gelijkenis op: Awdejenko vertelt, be
zingt zou men bijna zeggen hoe hij
van een verschoppeling uit het
stinkgat", een armzalige
mijnwerkersbuurt, onder het socialistisch bewind
uitgroeit tot een mens, die het leven
liefheeft; Alja Rachmanowa heeft zich
tot taak gesteld aan te tonen, dat bij
de revolutie op zijn best vlooien en
wandluizen baat gevonden hebben en
een aantal menselijke parasieten, die
vooraanstaande partijgenoten" heten.
Men kan het ook anders zien: een
vrijwel willekeurig citaat uit de Fa
briek van nieuwe menschen" brengt
ons als onvermijdelijke reactie het
woord kitsch" op de lippen het is
evenmin moeilijk om uit Ik heb het
leven lief" de bewijzen aan te voeren,
dat hier een jong, enthusiast mens aan
het woord is, zo al geen groot psycho
logisch romanschrijver, dan toch een
opmerkelijk beeldend en suggestief
talent. En deze vierhoek van tegen
stellingen eenmaal gegeven, is het voor
de eenvoudige van geest ook gemak
kelijk de verbindingslijntjes te trekken:
het positieve boek, het boek van de
enthusiaste bewonderaar moest na
tuurlijk het goede boek worden, het
negatieve, kritikasterende boek moest
even vanzelfsprekend ook literair een
prul worden. Zo eenvoudig zit het
zeker niet en toch kan men zich bij
het lezen van deze twee boeken niet
onttrekken aan de indruk dat het
standpunt tegenover hun onderwerp
bij deze beide auteurs niet los te maken
is van de literaire waarde van hun werk.
Vergelijken we ze daartoe wat nader.
Beide willen een realistisch beeld
geven van het huidige Rusland. Awde
jenko beschrijft ons daartoe zijn eigen,
zeer wisselvallige levensloop of sugge
reert ons althans dat al deze avonturen
de zijne zijn en de echtheid" zo al
niet van elk feit afzonderlijk, dan toch
stellig van die autobiografische opzet
wordt eer gewaarborgd dan aangetast
door het aantal en de krasheid van zijn
ervaringen; die lichte vleug van over
moedige bluf past geheel in het psycho
logisch portret van een jongen man
met de ervaring, maar daarom nog
niet de bezonken wijsheid van drie
generaties. In die zin volkomen echt
is het zwart-op-zwart van zijn tragisch
begin, de bonte overdaad van zijn
narrow escapes" in de burgeroorlog
jaren, zijn stralende vreugde om de
socialistische opbouw, die tegelijk voor
hem de opbouw van een eigen
begerenswaard leven is. Of dit leven de lezer al
of niet even begerenswaard lijkt kan
niets veranderen aan zijn indruk, dat
aan dit boek een onmiskenbaar talent,
een schat van scherp waargenomen
indrukken en ervaringen en een op
recht enthusiasme te pas zijn gekomen.
MEVROUW RACHMANOWA ver
siert haar titelblad met een zacht
zinnige uitspraak van een weinig zacht
zinnige geest, het woord van den apostel
Paulus, dat de vertaler als volgt weer
geeft: De liefde is lankmoedig, goeder
tieren, de liefde bedekt alles, verdraagt
alles. De liefde eindigt nimmer."
Welnu, er is een ding wat de vlam
mende geest, die uit de brieven van
Paulus spreekt nooit met de mantel
der liefde" zou willen bedekken, dat
is de opzettelijke misleiding, die uit
bijna iedere bladzijde van dit boek
spreekt en die daarin zijn straf vindt,
dat een schrijfster, die wel schrijven
en ook wel zien kan, zij het dan met
niet zo'n eigen blik als Awdejenko, een
zo door-en-door voos en prullig boek
in elkaar flanst, waarvan een aankon
diging alleen als waarschuwing zin
heeft. Wanneer mevrouw Rachmanowa
ons een realistisch beeld had gegeven
van de geestesgesteldheid en ervaringen
van den Russischen mens van het oude
regime in de sowjetwereld, dan had zij
ons mogelijk zijn afwijzende houding
daartegenover aannemelijk kunnen
maken. Had zij ons een door haat ver
wrongen beeld van de sowj et-maat
schappij gegeven, we hadden althans
een levende voorstelling kunnen krij
gen van die haat. Maar wat hier
gegeven wordt is geen van beide, de
schrijfster heeft realistischer" willen
zijn dan de werkelijkheid. Het is sma
kelijk toebereide klokspijs voor het
zwetend fatsoen, de bangelijke vroom
heid n de onfrisse sensatiezucht van
het kitsch-lievend publiek, dat hier
naar hartelust kan smullen van
madonna-achtige moederliefde, vervolgd
door vrouwe,nschendende rode soldaten
en partij-functionarissen, die preken
houden, waarin ze zich voornemen
alles wat geen proletariër is uit te
roeien en de kinderen, doorlopend
genummerd", zonder dat ze hun vader
of moeder kennen in staatsgestichten
op te voeden. Tegenover de grove wijze,
waarop dit procédéhier wordt toege
past, acht ik me n tegenover de
schrijfster n tegenover den vertaler
en den uitgever, die meenden de Neder
landse boekenmarkt met dit be
kroonde ! geschrift te moeten ver
rijken, ontslagen van de verplichting
bewijzende citaten aan te voeren.
Ieder die de moeite wil nemen het boek
op te slaan kan zich voldoende docu
menteren.
Wat de vertaling der beide boeken
betreft: aan die van mevrouw R.'s boek
is niet meer moeite besteed dan het
verdient; tegen de wijze, waarop
Awdejenko's werk blijkbaar niet uit het
oorspronkelijk, maar dat wordt niet
vermeld is overgezet, past een
woord van protest. Ook wanneer men
niet in de gelegenheid is de vertaling
met het oorspronkelijk te vergelijken,
is het duidelijk, dat deze vertaler niet
alleen een al-te-matig stylist is, maar
dat hij bovendien nergens de moeite
neemt zich te verdiepen in het verloop
en de terminologie van technische e.a.
processen die hem blijkbaar onbekend
zijn en voor zijn lezers bij gevolg vaak
onbegrijpelijk blijven. Wat te denken
van een stoker, die met zijn lange
ijzeren stok" (sleis?) de kachel"
stookt, een machinist gewapend met
een schroevendraaier (moersleutel ?) en
een wolbundeltje" (dotje werk?) of
een marktkoopvrouw die gebraden"
koekjes verkoopt?
Dit is een
met-de-muts-er-naargooien, dat niet bepaald van eerbied
voor den vertaalden auteur getuigt.
Bibliografie
Allee FIsdale Hobart: Olie voor
China's Lampen (8ervlre,Den Haag)
DE spanningen tusschen den blanke
en den Chinees, de gecompliceer
de verhoudingen in de samenleving der
Oosterlingen en het pionierswerk der
employé's van een Amerikaansche
petroleummaatschappij vormen den in
houd van dit boek. Bovendien wordt
het huwelijksleven van den hoofd
persoon meer onder de loupe genomen,
maar deze gedeelten zijn de zwakste,
daar de wrijvingen in de verhouding
der echtgenooten niet voldoende ver
antwoord worden, o.i. omdat het ge
compliceerde karakter van de vrouw
te weinigen te weinig diepgaand wordt
verklaard. .
Aristocratische
romankunst
Helene Marveil". Koman door
Reinier van Oenderen Stort (Sala
mander-reeks,
dam)
Querldo, A
materIK meen, dat het Du Perron was, die
in een interview van R. van
Genderen Stort zei: Hij is in ieder geval
een heer". Inderdaad, van Genderen
Stort vertegenwoordigt het aristocra
tisch element in de hedendaagsche
Ncderlandsche literatuur en Lambert
Brodeck, de centrale figuur in de
werken van de eeiste phase van zijn
schrijverschap: de verhalenbundels
Paul Hooz en Lambert Brodeck",
Idealen en Ironieën" en de roman
Helene Marveil", is een super-heer,
een verfijnd epicurist en stoïcijn beide.
Men kan zich wel eens yeimaken over
de onuitbluschbare bewondering en de
gesoigneerde welsprekendheid, waar
mede de schrijver zijn idool Brodeck
in bijna ieder van zijn verhalen in een
onbenaderbare volmaaktheid tracht
uit te beelden en men kan misschien
wel eens geïrriteerd worden door den
archaïstischen, uitgebalanceerde n stijl
met de velerlei terughoudingen van
veeleer" en nochtans", de wat
gemanierecrde bijwoorden als
ganschelijk", vagelijk", blootelijk" en
ruwelijk", door het coquette
vraagteeken waarop v. G. S. gaarne een
weligen volzin laat uitloopen, maar
men kan niet ontkennen, dat er een
adaequate eenheid bestaat tusschen
dezen stijl en Stort's milieus en figuren;
en Lambert Brodeck, van wiens
innerlijk en uiterlijk men een gaven,
afgeronden indruk ontvangt, is zonder
twijfel een boeiende verschijning, die
in de Nederlandsche literatuur een
geheel eigen plaats inneemt.
Stort's eerste verhalen spelen in
Den Haag en het is niet alleen door de
locale sfeer, dat zij hier en daar aan de
romans van Couperus herinneren. Doch
terwijl Couperus zich verdiepte in de
kleine zielen" en er de tragiek zoowel
als de zeurigheden minutieus van
ontleedde, voelt Stort zich tot de
uitersten aangetrokken: de menschen
van een geslepen verfijning en (zij het
ook sceptische) harmonische levens
wijsheid (Brodeck, Paul Hooz, Egbert
Rivalen) eenerzijds, en anderzijds (in
een bijna tendentieuze tegenstelling) de
plebejers Godert Brodeck, Hendrik
Zwart en de fraseoloog Tobias Peppel.
Stort was jaren achtereen met dezelfde
figuren bezig. Hendrik Zwart, d t
echtgenoot uit Helene Marveil"
(1912'15) kwam reeds voor in het verhaa:
Een misdeelde" ('06) en Paul Hooz.
een nevenfiguur in Helene Marveil"
leert men vollediger kennen in He
Vaderschap van Paul Hooz" ('12) en
Het Bedrog" ('03?'05). Het is
eigenlijk jammer, dat Stort de figuren
uit deze eerste phase niet (op de wijz?
van Couperus) in n groote roman
compositie heeft ondergebracht. Zij i
jeugdwerk heeft thans iets fragmen
tarisch, waaraan ook de roma i
Helene Marveil" niet geheel on
komen is. Doch wellicht ontbrak hen.,
den zeer gewetensvollen, eindeloos
ciseleer enden schrijver, toen nog (ie
vormkracht, welke pas in Kleire
Inez" werd bereikt.
Het vroegere werk van Stort, wiers
naam bij het publiek pas doordrong
met Kleine Inez", verdient een bet«:r
lot dan het aanvankelijk onderging r n
daarom kan men den herdruk van
Helene Marveil" als een van «ie
gelukkigste grepen der Salamander
reeks beschouwen. Misschien kan ook
de kleine roman De Grijsaard en i'.e
Jongeling" eens voor een herdruk in
aanmerking komen, want ook <lit
werk, een van de best geslaagde stalen
van Stort's verhaalkunst, is geheel ten
onrechte in vergetelheid geraakt.
WOUTER P)
HUISHEERrOT PRODUCENT?
Eduard Verkade
WETHOUDER Boekman, die
verklaarde: als dit niet lukt,
gelukt niets meer", zal het
doel, dat de afdeeling kunstzaken zich
voorloopig gesteld heeft, waarschijnlijk
bereiken. Het officieele abonnement
voor zes voorstellingen in den Stads
schouwburg, voor vier
tooneeluitvoeringen, n opera en n operette,
loopt goed, en ongetwijfeld zullen veel
plaatsen van alle zes de series verkocht
raken.
De vraag blijft nu echter, wat stelde
zich de afdeeling kunstzaken ten doel?
Treedt zij hier uitsluitend op als
exploitante van haar gebouw den
Stadsschouwburg", en beoogt zij op
deze wijze dit gebouw 36 maal bezet te
hebben, door, gelijk een particuliere
garantievereeniging, 24 overeengeko
men bedragen aan
tooneelgezelschappen, 6 aan een Italiaansch Operagezel
schap, 6 aan een Duitsch operette-dito
te garanderen? En daarvoor extra
groote reclame-onkosten te maken;
de geldende zaalhuur, bespreek- en
vestiairegelden en de stedelijke belas
ting aan zichzelf te vergoeden, en de
koopers dusdanige tegemoetkomingen
te beloven; een opzet als geen enkel
ondernemend particulier ongestraft
/ou kunnen riskeeren? Denkt men
iiezsn opzet zonder verlies voor de
stad te kunnen uitvoeren?
Het is vooraf te voorspellen, dat de
.ekening anders uit zal komen. De
onkosten-begrooting zal op uitver
kochte zalen gebaseerd zijn. De
zitp aats in den schouwburg is vooraf
te beoordeelen; het risico, dat het
gebodene beter of minder goed is, wil
men desnoods nog wel eens loopen.
Zeker is, dat deze exploitatie de
s; ad geld zal kosten, wat indirect
opgebracht moet worden door de
stedelijke belasting, die andere be
zoekers bij andere voorstellingen moe
ten opbrengen, om van andere exploi
tanten van gebouwen en daarin spe
lende kunstenaars niet te spreken.
Maar mocht de stad er in slagen op
cit-ze wijze het publiek wederom naar
haar Stadsschouwburg, dien het begon
te mijden, terug te brengen, dan kan
dit plan ondanks de kosten van een
zakelijk juist beleid der eigenaresse
van het gebouw getuigen. Hoewel een
z :iver commercieele exploitatie van
overheidswege, zoolang er een stede
lijke amusementsbelasting bestaat, tot
een oneerlijke concurrentie met alle
andere gebouwen n daaraan verbon
den tooneelgezelschappen moet leiden.
Het grootste voordeel van deze ge
deeltelijke eigen exploitatie van de
stad .is, dat het gemeentebestuur voor
het eerst zelf kennis zal maken met
al!» belemmeringen, die het de
tooneelsp.'elkunst in den weg heef t gesteld. In
d- eerste plaats de uitwerking van
20 PCt. stedelijke belasting (ook al
krijgt de gemeente deze indirect weer
terug). Want dit beduidt voor den
exploitant verhooging van den entree
prijs, zonder dat het product hierdoor
waardevoller kan worden. Tevens zal
dt stad nu een open oog leeren krijgen
vcor het noodlottige van de verplichte
v-!ksvoorstellingen als tegenprestatie
van verleende subsidie. Immers, óf
de stad moet nu op deze voorwaarde
iceds terugkomen, of de koopers van
abonnementen komen in het nadeel
tegenover de bezoekers van
volksvoorstcilingen.
De belangrijkste vraag is echter:
indien dit experiment min of meer
slaagt, is de stad dan voornemens dit
systeem uit te breiden, opdat op den
duur de ontvangsten van het geheele
speeljaar (inplaats van 36 avonden)
op deze wijzs vóór den aanvang van
het seizoen min of meer gegarandeerd
worden? En zal het gemeentebestuur
zich dan door andere dan commercieele
motieven laten leiden? Zullen zij er
in slagen in artistieken zin meer te
garandeeren dan de zitplaats alleen?
Zullen z'j de schadelijke invloeden
weten te ontgaan, die door
vereenigingen als Kunst voor Allen" Kunst
aan het Volk" en Volksuniversiteiten
in groote steden ondanks hun goede
bedoelingen in het leven zijn geroepen,
nl. een concentreeren van het publiek,
daarna een drukken van de garantie
betalingen voor de te geven voorstel
lingen aan de onderling concurreerende
gezelschappen, een dooden van alle
continuïteit in het overige theaterbe
drijf, zonder dat hiertegenover een
artistiek gefundeerde keuz; staat, die
een waarborg is voor het bevorderen
van de beste kunstproducten en het
aankweeken van den kunstzin?
De groote vraag bij gemeente
exploitatie is: hoe wordt de keuz; der
gezelschappen en hun uitvoeringen
voortaan bepaald? Blijft men ten
eeuwige dage bij de nu vastgelegde
verdeeling der avonden, of is men van
plan aan de hand van de prestaties in
het afgeloopen seizoen een volgend
jaar eventueel tot een geheel nieuwe
indeeling te komen? En zal deze her
verdeeling dan op commercieele of
artistieke overwegingen berusten? En
indien dit laatste het geval is, wie
moet dit dan uitmaken?
Is dit een voorbode van een geheel
nieuwe houding van de gemeente,
zoodat de stad niet alleen de verant
woordelijkheid voor het gebouw gaat
dragen, maar ook voor datgene wat
daarin ontstaat? En zal dan de ge
meente op den duur geen vasten
bespeler meer gaan aanwijzen, en zich
ten doel stellen alleen volle zalen te
verkrijgen avond aan avond, onver
schillig hoe en wat er in gegeven wordt ?
Het feit, dat nu reeds besloten werd
den geheelen a.s. zomer den Stads
schouwburg voor de Bouwmeester
revue, met Buziau, beschikbaar te
stellen, hoewel dit gebouw, met zijn
groote afscheiding tusschen de rangen
onderling, ten eenemale onbruikbaar
is gebleken en zal blijken voor revue
exploitatie, doet ons het ergste vreezen.
Of, tenslotte, is dit experiment de
eerste gelukkige daad in een scherp
omlijnd artistiek plan van grooten
omvang, waarbij bevoegde personen
noodig zijn ter beoordeeling, en waar
voor ter wille van de gemeenschap
eventueel offers zullen worden ge
bracht, zoodat dez j kunst niet langer
zal blijven ingedeeld bij publieke
vermakelijkheden" maar in eenzelfde
rubriek zal worden ondergebracht als
musea, om van muziek niet te spreken,
die international er is dan
tooneelspeelkunst en dus eerder, zij het gedeeltelijk
uit chauvinistische overwegingen, wordt
beschermd en aangekweekt?
Dit zijn alle vragen, die de afdeeling
kunstzaken zal hebben op te lossen in
den loop der tijden, nu zij eenmaal het
doodloopende pad der exploitatie van
het gebouw, zonder rechtstreeksche
verantwoordelijkheid voor hetgeen
daarin gebode.l wordt, voor een an
deren haar volkomen Onbekenden weg
heeft verlaten.
De stad Amsterdam is als huisheer
in den schouwburg begonnen, nu
neemt zij tevens gedeeltelijk den ver
koop in handen, wat op den duur moet
leiden via eigen exploitatie naar eigen
kunstproductie.
A. M. de Jong, de geestelijke vader van Merijntje Gijzen", als Pastoor in de film die naar
zijn boek is gemaakt en waarvan de première zoo juist gegaan is.
Filmkeuring
D. C. VAN DER POEL
HET toeval brengt een paar
Keuringsrapporten" op onze
schrijftafel. Over de film
Club de Femmes" welke deze
rapporten betreffen, schreven wij reeds
in ons nr. van 15 Aug., zodat deze in
dit verband slechts dient als meer al
gemeen voorbeeld. Hier interesseert
ons de keuring als zodanig en de beide
rapporten geven daarop in hun min
of meer stuntelig proza een merkwaar
dige kijk.
Bij de eerste keuring werd de film
toelaatbaar geacht voor personen boven
18 jaar, met de motivering, dat de film
het verhaal weergeeft zonder onbe
hoorlijke en zwoele scènes".
Daar een van de leden van de keu
ringscommissie herkeuring had aan
gevraagd moest de film opnieuw
worden gekeurd. Het Herkeurings
rapport" doet ons de schrik om het
hart slaan. Wanneer men ??dit lezen
de bedenkt, dat deze film eerst
toelaatbaar is verklaard en dat slechts
n lid van de commissie herkeuring
heeft verlangd, dan hebben de goede
zeden en de openbare orde niet
meer of minder dan de grondslagen
van onze maatschappijl toch op
dat moment wel heel erg aan een zijden
draadje gehangen.
Maar spot ter zijde. De beide rappor
ten wijzen pijnlijk scherp op het sub
jectieve oordeel, in verband met de
toevallige samenstelling van de com
missie, dat over belangrijke maat
schappelijke en commercieele belangen
beslist. Het eerste rapport verklaart
de film zonder onbehoorlijke en
zwoele scènes", het tweede rapport
zegt van precies de zelfde film: Boven
dien zijn er in de film eenige ernstige
en essentieele details die in verband
met het hiervoor genoemde, doch ook
op zich zelf voor openbare vertoning
niet in aanmerking mogen komen."
Het hiervoor genoemde" is overi
gens nog interessanter. Het betreft
het feit dat de film door zijn inhoud
het instituut der Tehuizen voor Vrou
wen in een verkeerd daglicht stelt:
De film levert van deze instellingen
een karikatuur, hetgeen tal van mensen
die er tot heden vertrouwen in stelden
of met deze arbeid niet bekend waren,
in verwarring zal brengen."
Wij cursiveren. Want keer op keer,
bij vrijwel elke keuring, worden door
het zalfde instituut der filmkeuring
films toelaatbaar geacht, waarvan
precies hetzelfde kan worden gezegd.
Alleen gaat het dan niet om een Tehuis
voor Vrouwen, maar om het leven.
En de verwarring, welke de film zou
kunnen brengen is dan niet een
niet gemotiveerd wantrouwen, maar
een lichtzinnig geloof in het happy end
van de meest bedenkelijke avonturen.
Overigens vermeldt het Herkeurings
rapport als inhoud een reeks gruwelen,
welke honderd maal op andere films
toelaatbaar zijn geacht.
Het totaal demonstreert een onge- .
wenste subjectiviteit en onzekerheid,
welke zeker niet in overeenstemming
zijn met de belangen waar het om
gaat. Want dat de film welke dit Her
keuringsrapport betreft objectief zou
zijn: In strijd met de goede zeden en
de openbare orde" is natuurlijk let
terlijke onzin.
m
Ifjpir
'.? : , l
litl
PAG. B DE GROENE No. 3094
PAG. 9 DE GROENE N0.30M
:'ir
i