De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 19 september pagina 7

19 september 1936 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

J J y. N 50 60 nu V V. ei, hc ds Te il Letterkundig leven Van en over Buber Reden ber das Judentnm, Karapf um Israël. Die Stonde und die Erkenntnla, Klon als Ziel und als Anf«abe; Hans Konn. Martin Buber (Schocken Verlag, Berlijn) DE werken van Martin Buber, een der leidende figuren in de bewe ging die soms de Joodsche Renais sance" wordt genoemd, zijn, als men wil, in drie groepen onder te brengen. Naast de filosofische en aesthetische ge schriften, waaronder Ich und Du" het hoofdwerk blijft, doch waartoe men ook Daniël" rekent, een boek dat in den oorlog grooten opgang heeft gemaakt, kan men de phenomenale bijbelvertaling zetten, die wat de eerste vijf boeken betreft te zamen met Rosenzweig tot stand is gebracht, en het binnenkort in uitgebreider herdruk verschijnende Königtum Gottes", het eerste deel van Das Kommende, Untersuchungen zur Entstehungsgeschichte des Messianischen Glaubjns." Daar naast dan, als derde groep, de Jüdische Schriften," in engeren zin, waarvan meer dan de helft vrijwel uitsluitend het chassidisme betreft, terwijl men de meer algemeen Joodsche overpeinzingen, toe lichtingen, redevoeringen en karakte ristieken thans in drie deelen verzameld vindt: Reden ber das Judentum" Kampf um Israël" en het zooeven verschenen Die Stunde und die Erkenntnis", dat Bubers uitingen uit de laatste jaren bevat (1933?1935). Een uitstekende inleiding tot de laatste drie boeken, en tevens een voorproef is het in de Bücherei" verschenen Zion als Ziel und als Aufgabe, Gedanken aus drei Jahrzehnten". Het is hier niet de plaats, een poging te doen Buber synthetisch te karakteriseeren ook de ruimte ontbreekt en het is door Hans Kohn voortreffelijk gedaan in een belangwekkende, goed geschreven beschouwing Martin Bubar, sein Werk und seine Zeit, ein Versuch ber Religion und Politik" (thans Schocken-Verlag). Het is hier nog minder de plaats tegen Bubsr stelling te nemen. Welke bezwaren men ook tegen hem en zijn werk mag gevoelen, het is niet te ontkennen, dat hij een geweldigen invloed heeft gehad, en nog heeft. Een enorme kennis, toegewijde arbeid, volharding en overtuiging heb ben van Buber een figuur en een leider gemaakt van groote beteekenis. Een rijke cultuur, een vooral als vertaler creatieve macht, een sterk mystisch besef, een modern geschoold filoso fisch en theologisch denken, dit alles vindt men in Buber, synthetisch opge nomen en verwerkt in de eenheid eener uitzonderlijke persoonlijkheid. De beschouwing van Kohn, zooeven genoamd, is echter niet alleen daarom een belangwekkend geschrift, omdat het in Buber n der meest bizondere figuren van dit tijdsgewricht teekent (en op buitengewoon verhelderende en samenvattende wijzs), maar omdat het, door Bubers ontwikkelingsgang daar toe genoopt, zich uitvoerig verdiept in vragen van mystischen, godsdienstigen, socialen en philologischen aard. Door dat Buber, ook door zijn Jodendom, in relatie heeft gestaan met verschillende groote persoonlijkheden en stroomin gen van dezen tijd, doordat hij affini teiten gehad heeft met de filosofie van Bergson, Nietzsche, Dilthey en Simmel, doordat de mystiek zijn misschien meest innerlijke en eigen domein schijnt te zijn, doordat hij in de maatschappijleer van Tönnies, in het socialisme van zijn vriend Landauer, in het later in dien vorm bestreden zionisme van Nordau en Herzl, in de leer van Achad Haam, in de theologische filosofie van Rosenzweig voorbeelden en verwant schappen vond; doordat hij, omgekeerd, . bezielend en voorbeeldig gewerkt heeft op tal van menschen en stroomingen van dezen tijd, werd de studie van Kohn meer dan een boek over Buber, een stuk cultuurgeschiedenis van den tegenwoordigen tijd. H. MARSMAN Tooneel TWEEËRLEI REALISME A. Romein?Verschoor A. Atvdetenlto: Ik heb het leven lief. Verf. Frank v. Duin (Arbei derspers, Amsterdam) A l Ja Rachmanowa: Fabriek van nieuwe menschen (Teultngs,'sHertogcnbosch) DE post brengt ze in n pakje en in een systematische cata logus konden ze ook broederlijk naast elkaar komen te staan onder het hoofd: romans over het leven in de Sowjet-Unie. Maar daarmee houdt de gelijkenis op: Awdejenko vertelt, be zingt zou men bijna zeggen hoe hij van een verschoppeling uit het stinkgat", een armzalige mijnwerkersbuurt, onder het socialistisch bewind uitgroeit tot een mens, die het leven liefheeft; Alja Rachmanowa heeft zich tot taak gesteld aan te tonen, dat bij de revolutie op zijn best vlooien en wandluizen baat gevonden hebben en een aantal menselijke parasieten, die vooraanstaande partijgenoten" heten. Men kan het ook anders zien: een vrijwel willekeurig citaat uit de Fa briek van nieuwe menschen" brengt ons als onvermijdelijke reactie het woord kitsch" op de lippen het is evenmin moeilijk om uit Ik heb het leven lief" de bewijzen aan te voeren, dat hier een jong, enthusiast mens aan het woord is, zo al geen groot psycho logisch romanschrijver, dan toch een opmerkelijk beeldend en suggestief talent. En deze vierhoek van tegen stellingen eenmaal gegeven, is het voor de eenvoudige van geest ook gemak kelijk de verbindingslijntjes te trekken: het positieve boek, het boek van de enthusiaste bewonderaar moest na tuurlijk het goede boek worden, het negatieve, kritikasterende boek moest even vanzelfsprekend ook literair een prul worden. Zo eenvoudig zit het zeker niet en toch kan men zich bij het lezen van deze twee boeken niet onttrekken aan de indruk dat het standpunt tegenover hun onderwerp bij deze beide auteurs niet los te maken is van de literaire waarde van hun werk. Vergelijken we ze daartoe wat nader. Beide willen een realistisch beeld geven van het huidige Rusland. Awde jenko beschrijft ons daartoe zijn eigen, zeer wisselvallige levensloop of sugge reert ons althans dat al deze avonturen de zijne zijn en de echtheid" zo al niet van elk feit afzonderlijk, dan toch stellig van die autobiografische opzet wordt eer gewaarborgd dan aangetast door het aantal en de krasheid van zijn ervaringen; die lichte vleug van over moedige bluf past geheel in het psycho logisch portret van een jongen man met de ervaring, maar daarom nog niet de bezonken wijsheid van drie generaties. In die zin volkomen echt is het zwart-op-zwart van zijn tragisch begin, de bonte overdaad van zijn narrow escapes" in de burgeroorlog jaren, zijn stralende vreugde om de socialistische opbouw, die tegelijk voor hem de opbouw van een eigen begerenswaard leven is. Of dit leven de lezer al of niet even begerenswaard lijkt kan niets veranderen aan zijn indruk, dat aan dit boek een onmiskenbaar talent, een schat van scherp waargenomen indrukken en ervaringen en een op recht enthusiasme te pas zijn gekomen. MEVROUW RACHMANOWA ver siert haar titelblad met een zacht zinnige uitspraak van een weinig zacht zinnige geest, het woord van den apostel Paulus, dat de vertaler als volgt weer geeft: De liefde is lankmoedig, goeder tieren, de liefde bedekt alles, verdraagt alles. De liefde eindigt nimmer." Welnu, er is een ding wat de vlam mende geest, die uit de brieven van Paulus spreekt nooit met de mantel der liefde" zou willen bedekken, dat is de opzettelijke misleiding, die uit bijna iedere bladzijde van dit boek spreekt en die daarin zijn straf vindt, dat een schrijfster, die wel schrijven en ook wel zien kan, zij het dan met niet zo'n eigen blik als Awdejenko, een zo door-en-door voos en prullig boek in elkaar flanst, waarvan een aankon diging alleen als waarschuwing zin heeft. Wanneer mevrouw Rachmanowa ons een realistisch beeld had gegeven van de geestesgesteldheid en ervaringen van den Russischen mens van het oude regime in de sowjetwereld, dan had zij ons mogelijk zijn afwijzende houding daartegenover aannemelijk kunnen maken. Had zij ons een door haat ver wrongen beeld van de sowj et-maat schappij gegeven, we hadden althans een levende voorstelling kunnen krij gen van die haat. Maar wat hier gegeven wordt is geen van beide, de schrijfster heeft realistischer" willen zijn dan de werkelijkheid. Het is sma kelijk toebereide klokspijs voor het zwetend fatsoen, de bangelijke vroom heid n de onfrisse sensatiezucht van het kitsch-lievend publiek, dat hier naar hartelust kan smullen van madonna-achtige moederliefde, vervolgd door vrouwe,nschendende rode soldaten en partij-functionarissen, die preken houden, waarin ze zich voornemen alles wat geen proletariër is uit te roeien en de kinderen, doorlopend genummerd", zonder dat ze hun vader of moeder kennen in staatsgestichten op te voeden. Tegenover de grove wijze, waarop dit procédéhier wordt toege past, acht ik me n tegenover de schrijfster n tegenover den vertaler en den uitgever, die meenden de Neder landse boekenmarkt met dit be kroonde ! geschrift te moeten ver rijken, ontslagen van de verplichting bewijzende citaten aan te voeren. Ieder die de moeite wil nemen het boek op te slaan kan zich voldoende docu menteren. Wat de vertaling der beide boeken betreft: aan die van mevrouw R.'s boek is niet meer moeite besteed dan het verdient; tegen de wijze, waarop Awdejenko's werk blijkbaar niet uit het oorspronkelijk, maar dat wordt niet vermeld is overgezet, past een woord van protest. Ook wanneer men niet in de gelegenheid is de vertaling met het oorspronkelijk te vergelijken, is het duidelijk, dat deze vertaler niet alleen een al-te-matig stylist is, maar dat hij bovendien nergens de moeite neemt zich te verdiepen in het verloop en de terminologie van technische e.a. processen die hem blijkbaar onbekend zijn en voor zijn lezers bij gevolg vaak onbegrijpelijk blijven. Wat te denken van een stoker, die met zijn lange ijzeren stok" (sleis?) de kachel" stookt, een machinist gewapend met een schroevendraaier (moersleutel ?) en een wolbundeltje" (dotje werk?) of een marktkoopvrouw die gebraden" koekjes verkoopt? Dit is een met-de-muts-er-naargooien, dat niet bepaald van eerbied voor den vertaalden auteur getuigt. Bibliografie Allee FIsdale Hobart: Olie voor China's Lampen (8ervlre,Den Haag) DE spanningen tusschen den blanke en den Chinees, de gecompliceer de verhoudingen in de samenleving der Oosterlingen en het pionierswerk der employé's van een Amerikaansche petroleummaatschappij vormen den in houd van dit boek. Bovendien wordt het huwelijksleven van den hoofd persoon meer onder de loupe genomen, maar deze gedeelten zijn de zwakste, daar de wrijvingen in de verhouding der echtgenooten niet voldoende ver antwoord worden, o.i. omdat het ge compliceerde karakter van de vrouw te weinigen te weinig diepgaand wordt verklaard. . Aristocratische romankunst Helene Marveil". Koman door Reinier van Oenderen Stort (Sala mander-reeks, dam) Querldo, A materIK meen, dat het Du Perron was, die in een interview van R. van Genderen Stort zei: Hij is in ieder geval een heer". Inderdaad, van Genderen Stort vertegenwoordigt het aristocra tisch element in de hedendaagsche Ncderlandsche literatuur en Lambert Brodeck, de centrale figuur in de werken van de eeiste phase van zijn schrijverschap: de verhalenbundels Paul Hooz en Lambert Brodeck", Idealen en Ironieën" en de roman Helene Marveil", is een super-heer, een verfijnd epicurist en stoïcijn beide. Men kan zich wel eens yeimaken over de onuitbluschbare bewondering en de gesoigneerde welsprekendheid, waar mede de schrijver zijn idool Brodeck in bijna ieder van zijn verhalen in een onbenaderbare volmaaktheid tracht uit te beelden en men kan misschien wel eens geïrriteerd worden door den archaïstischen, uitgebalanceerde n stijl met de velerlei terughoudingen van veeleer" en nochtans", de wat gemanierecrde bijwoorden als ganschelijk", vagelijk", blootelijk" en ruwelijk", door het coquette vraagteeken waarop v. G. S. gaarne een weligen volzin laat uitloopen, maar men kan niet ontkennen, dat er een adaequate eenheid bestaat tusschen dezen stijl en Stort's milieus en figuren; en Lambert Brodeck, van wiens innerlijk en uiterlijk men een gaven, afgeronden indruk ontvangt, is zonder twijfel een boeiende verschijning, die in de Nederlandsche literatuur een geheel eigen plaats inneemt. Stort's eerste verhalen spelen in Den Haag en het is niet alleen door de locale sfeer, dat zij hier en daar aan de romans van Couperus herinneren. Doch terwijl Couperus zich verdiepte in de kleine zielen" en er de tragiek zoowel als de zeurigheden minutieus van ontleedde, voelt Stort zich tot de uitersten aangetrokken: de menschen van een geslepen verfijning en (zij het ook sceptische) harmonische levens wijsheid (Brodeck, Paul Hooz, Egbert Rivalen) eenerzijds, en anderzijds (in een bijna tendentieuze tegenstelling) de plebejers Godert Brodeck, Hendrik Zwart en de fraseoloog Tobias Peppel. Stort was jaren achtereen met dezelfde figuren bezig. Hendrik Zwart, d t echtgenoot uit Helene Marveil" (1912'15) kwam reeds voor in het verhaa: Een misdeelde" ('06) en Paul Hooz. een nevenfiguur in Helene Marveil" leert men vollediger kennen in He Vaderschap van Paul Hooz" ('12) en Het Bedrog" ('03?'05). Het is eigenlijk jammer, dat Stort de figuren uit deze eerste phase niet (op de wijz? van Couperus) in n groote roman compositie heeft ondergebracht. Zij i jeugdwerk heeft thans iets fragmen tarisch, waaraan ook de roma i Helene Marveil" niet geheel on komen is. Doch wellicht ontbrak hen., den zeer gewetensvollen, eindeloos ciseleer enden schrijver, toen nog (ie vormkracht, welke pas in Kleire Inez" werd bereikt. Het vroegere werk van Stort, wiers naam bij het publiek pas doordrong met Kleine Inez", verdient een bet«:r lot dan het aanvankelijk onderging r n daarom kan men den herdruk van Helene Marveil" als een van «ie gelukkigste grepen der Salamander reeks beschouwen. Misschien kan ook de kleine roman De Grijsaard en i'.e Jongeling" eens voor een herdruk in aanmerking komen, want ook <lit werk, een van de best geslaagde stalen van Stort's verhaalkunst, is geheel ten onrechte in vergetelheid geraakt. WOUTER P) HUISHEERrOT PRODUCENT? Eduard Verkade WETHOUDER Boekman, die verklaarde: als dit niet lukt, gelukt niets meer", zal het doel, dat de afdeeling kunstzaken zich voorloopig gesteld heeft, waarschijnlijk bereiken. Het officieele abonnement voor zes voorstellingen in den Stads schouwburg, voor vier tooneeluitvoeringen, n opera en n operette, loopt goed, en ongetwijfeld zullen veel plaatsen van alle zes de series verkocht raken. De vraag blijft nu echter, wat stelde zich de afdeeling kunstzaken ten doel? Treedt zij hier uitsluitend op als exploitante van haar gebouw den Stadsschouwburg", en beoogt zij op deze wijze dit gebouw 36 maal bezet te hebben, door, gelijk een particuliere garantievereeniging, 24 overeengeko men bedragen aan tooneelgezelschappen, 6 aan een Italiaansch Operagezel schap, 6 aan een Duitsch operette-dito te garanderen? En daarvoor extra groote reclame-onkosten te maken; de geldende zaalhuur, bespreek- en vestiairegelden en de stedelijke belas ting aan zichzelf te vergoeden, en de koopers dusdanige tegemoetkomingen te beloven; een opzet als geen enkel ondernemend particulier ongestraft /ou kunnen riskeeren? Denkt men iiezsn opzet zonder verlies voor de stad te kunnen uitvoeren? Het is vooraf te voorspellen, dat de .ekening anders uit zal komen. De onkosten-begrooting zal op uitver kochte zalen gebaseerd zijn. De zitp aats in den schouwburg is vooraf te beoordeelen; het risico, dat het gebodene beter of minder goed is, wil men desnoods nog wel eens loopen. Zeker is, dat deze exploitatie de s; ad geld zal kosten, wat indirect opgebracht moet worden door de stedelijke belasting, die andere be zoekers bij andere voorstellingen moe ten opbrengen, om van andere exploi tanten van gebouwen en daarin spe lende kunstenaars niet te spreken. Maar mocht de stad er in slagen op cit-ze wijze het publiek wederom naar haar Stadsschouwburg, dien het begon te mijden, terug te brengen, dan kan dit plan ondanks de kosten van een zakelijk juist beleid der eigenaresse van het gebouw getuigen. Hoewel een z :iver commercieele exploitatie van overheidswege, zoolang er een stede lijke amusementsbelasting bestaat, tot een oneerlijke concurrentie met alle andere gebouwen n daaraan verbon den tooneelgezelschappen moet leiden. Het grootste voordeel van deze ge deeltelijke eigen exploitatie van de stad .is, dat het gemeentebestuur voor het eerst zelf kennis zal maken met al!» belemmeringen, die het de tooneelsp.'elkunst in den weg heef t gesteld. In d- eerste plaats de uitwerking van 20 PCt. stedelijke belasting (ook al krijgt de gemeente deze indirect weer terug). Want dit beduidt voor den exploitant verhooging van den entree prijs, zonder dat het product hierdoor waardevoller kan worden. Tevens zal dt stad nu een open oog leeren krijgen vcor het noodlottige van de verplichte v-!ksvoorstellingen als tegenprestatie van verleende subsidie. Immers, óf de stad moet nu op deze voorwaarde iceds terugkomen, of de koopers van abonnementen komen in het nadeel tegenover de bezoekers van volksvoorstcilingen. De belangrijkste vraag is echter: indien dit experiment min of meer slaagt, is de stad dan voornemens dit systeem uit te breiden, opdat op den duur de ontvangsten van het geheele speeljaar (inplaats van 36 avonden) op deze wijzs vóór den aanvang van het seizoen min of meer gegarandeerd worden? En zal het gemeentebestuur zich dan door andere dan commercieele motieven laten leiden? Zullen zij er in slagen in artistieken zin meer te garandeeren dan de zitplaats alleen? Zullen z'j de schadelijke invloeden weten te ontgaan, die door vereenigingen als Kunst voor Allen" Kunst aan het Volk" en Volksuniversiteiten in groote steden ondanks hun goede bedoelingen in het leven zijn geroepen, nl. een concentreeren van het publiek, daarna een drukken van de garantie betalingen voor de te geven voorstel lingen aan de onderling concurreerende gezelschappen, een dooden van alle continuïteit in het overige theaterbe drijf, zonder dat hiertegenover een artistiek gefundeerde keuz; staat, die een waarborg is voor het bevorderen van de beste kunstproducten en het aankweeken van den kunstzin? De groote vraag bij gemeente exploitatie is: hoe wordt de keuz; der gezelschappen en hun uitvoeringen voortaan bepaald? Blijft men ten eeuwige dage bij de nu vastgelegde verdeeling der avonden, of is men van plan aan de hand van de prestaties in het afgeloopen seizoen een volgend jaar eventueel tot een geheel nieuwe indeeling te komen? En zal deze her verdeeling dan op commercieele of artistieke overwegingen berusten? En indien dit laatste het geval is, wie moet dit dan uitmaken? Is dit een voorbode van een geheel nieuwe houding van de gemeente, zoodat de stad niet alleen de verant woordelijkheid voor het gebouw gaat dragen, maar ook voor datgene wat daarin ontstaat? En zal dan de ge meente op den duur geen vasten bespeler meer gaan aanwijzen, en zich ten doel stellen alleen volle zalen te verkrijgen avond aan avond, onver schillig hoe en wat er in gegeven wordt ? Het feit, dat nu reeds besloten werd den geheelen a.s. zomer den Stads schouwburg voor de Bouwmeester revue, met Buziau, beschikbaar te stellen, hoewel dit gebouw, met zijn groote afscheiding tusschen de rangen onderling, ten eenemale onbruikbaar is gebleken en zal blijken voor revue exploitatie, doet ons het ergste vreezen. Of, tenslotte, is dit experiment de eerste gelukkige daad in een scherp omlijnd artistiek plan van grooten omvang, waarbij bevoegde personen noodig zijn ter beoordeeling, en waar voor ter wille van de gemeenschap eventueel offers zullen worden ge bracht, zoodat dez j kunst niet langer zal blijven ingedeeld bij publieke vermakelijkheden" maar in eenzelfde rubriek zal worden ondergebracht als musea, om van muziek niet te spreken, die international er is dan tooneelspeelkunst en dus eerder, zij het gedeeltelijk uit chauvinistische overwegingen, wordt beschermd en aangekweekt? Dit zijn alle vragen, die de afdeeling kunstzaken zal hebben op te lossen in den loop der tijden, nu zij eenmaal het doodloopende pad der exploitatie van het gebouw, zonder rechtstreeksche verantwoordelijkheid voor hetgeen daarin gebode.l wordt, voor een an deren haar volkomen Onbekenden weg heeft verlaten. De stad Amsterdam is als huisheer in den schouwburg begonnen, nu neemt zij tevens gedeeltelijk den ver koop in handen, wat op den duur moet leiden via eigen exploitatie naar eigen kunstproductie. A. M. de Jong, de geestelijke vader van Merijntje Gijzen", als Pastoor in de film die naar zijn boek is gemaakt en waarvan de première zoo juist gegaan is. Filmkeuring D. C. VAN DER POEL HET toeval brengt een paar Keuringsrapporten" op onze schrijftafel. Over de film Club de Femmes" welke deze rapporten betreffen, schreven wij reeds in ons nr. van 15 Aug., zodat deze in dit verband slechts dient als meer al gemeen voorbeeld. Hier interesseert ons de keuring als zodanig en de beide rapporten geven daarop in hun min of meer stuntelig proza een merkwaar dige kijk. Bij de eerste keuring werd de film toelaatbaar geacht voor personen boven 18 jaar, met de motivering, dat de film het verhaal weergeeft zonder onbe hoorlijke en zwoele scènes". Daar een van de leden van de keu ringscommissie herkeuring had aan gevraagd moest de film opnieuw worden gekeurd. Het Herkeurings rapport" doet ons de schrik om het hart slaan. Wanneer men ??dit lezen de bedenkt, dat deze film eerst toelaatbaar is verklaard en dat slechts n lid van de commissie herkeuring heeft verlangd, dan hebben de goede zeden en de openbare orde niet meer of minder dan de grondslagen van onze maatschappijl toch op dat moment wel heel erg aan een zijden draadje gehangen. Maar spot ter zijde. De beide rappor ten wijzen pijnlijk scherp op het sub jectieve oordeel, in verband met de toevallige samenstelling van de com missie, dat over belangrijke maat schappelijke en commercieele belangen beslist. Het eerste rapport verklaart de film zonder onbehoorlijke en zwoele scènes", het tweede rapport zegt van precies de zelfde film: Boven dien zijn er in de film eenige ernstige en essentieele details die in verband met het hiervoor genoemde, doch ook op zich zelf voor openbare vertoning niet in aanmerking mogen komen." Het hiervoor genoemde" is overi gens nog interessanter. Het betreft het feit dat de film door zijn inhoud het instituut der Tehuizen voor Vrou wen in een verkeerd daglicht stelt: De film levert van deze instellingen een karikatuur, hetgeen tal van mensen die er tot heden vertrouwen in stelden of met deze arbeid niet bekend waren, in verwarring zal brengen." Wij cursiveren. Want keer op keer, bij vrijwel elke keuring, worden door het zalfde instituut der filmkeuring films toelaatbaar geacht, waarvan precies hetzelfde kan worden gezegd. Alleen gaat het dan niet om een Tehuis voor Vrouwen, maar om het leven. En de verwarring, welke de film zou kunnen brengen is dan niet een niet gemotiveerd wantrouwen, maar een lichtzinnig geloof in het happy end van de meest bedenkelijke avonturen. Overigens vermeldt het Herkeurings rapport als inhoud een reeks gruwelen, welke honderd maal op andere films toelaatbaar zijn geacht. Het totaal demonstreert een onge- . wenste subjectiviteit en onzekerheid, welke zeker niet in overeenstemming zijn met de belangen waar het om gaat. Want dat de film welke dit Her keuringsrapport betreft objectief zou zijn: In strijd met de goede zeden en de openbare orde" is natuurlijk let terlijke onzin. m Ifjpir '.? : , l litl PAG. B DE GROENE No. 3094 PAG. 9 DE GROENE N0.30M :'ir i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl