Historisch Archief 1877-1940
i..
Vi
DE RAMEN IN DE NIEUWE KERKTE DELFT
Jan Engelman
ALS een kerk zinvol versierd is met
glasin-lood, dat goed werd gesneden, beschilderd
en gebrand, waarvan de voorstelling en de
kleur zich niet overmatig opdringen, dan gaat er
van deze kerk bijzondere bekoring uit en men zal
haar liever zien dan een bedehuis, waarin alle orna
ment werd vermeden en het beeldenstormend puri
tanisme een zoo neutraal mogelijken achtergrond
schiep. Maar het komt voor reeds eerder zei ik het
dat men aan oude kerken (altijd gekend in sober
heid en gebroken wit, aldus ook gematigd bemind,
omdat zij tóch iets hadden van voorname reserve)
een nieuwe ornamentiek geeft, die den sacralen
geest van een ver verleden weer wil oproepen, doch
hierin slechts in schijn, slechts in karkas vermag
te slagen, geboren als zij werd uit het kiezend ver
stand, niet uit den spontanen scheppingsdrang die
doet en niet omziet. Is de materiaalkennis van de
ornamenteurs bovendien onvoldoende, is hun oog
tenopzichte van de noodzakelijke kleur niet
weigeoefend (deze kleur zij bescheiden, en tóch diep),
dan wenscht men het puritanisme terug: de witte
wanden en zuilen, de koele ramen met de simpele
verweerde glaasjes en de lange gordijnen, de kope
ren kronen, de aangename tegenspraak
daartusschen van het grafmonument in renaissance
stijl, met marmeren beelden, friezen, obelisken.
HET gerestaureerde en versierde koor- van de
Nieuwe Kerk te Delft kan men, zonder aar
zelen, een afschrikwekkend voorbeeld noemen van
onberaden en onbevoegden lust tot het ornamen
teeren van onze oude monumenten.
Het verlangen om de bijeengegaarde pennin
gen te besteden en spoedig gekleurde
vaderlandsche liturgie in de vensters te zien, heeft zich
gewroken* en het vermaarde mausoleum (het spijt
mij dat ik het zeggen moet, maar het is de waarheid)
ziet er, met zijn lustig tegen elkaar op vloekende
vensters, thans uit als een caroussel, waarin een
fraai effect slechts hier en daar, overigens royaal
verdrinkend in de glazen nabuurschap, werd
bereikt.
Er is in deze beglazing geen sprake van een een
heid, een intelligent overwogen conceptie, die be
hoorlijke gedachten of geestige epiek
doorcomponeert langs de licht gaten. Er is evenmin sprake van
een boeiende, flonkerende veelheid van onderschei
den soorten, van dat soms als door een mirakel ont
staande evenwicht der aesthetische tegendeelen.
En allerminst kan men spreken van een wezenlijk
begrip voor den eisch, dat hier, in dit oude gebouw,
dat uiting geeft aan een christelijke geloofskracht,
die gemodereerd is, innerlijk, bedaard, sober (sober
is de gothiek in de lage landen), een glasvulling der
lichtvensters zou verschijnen die zich voegt naar
don eenvoud der architectuur, naar hare ingetogen
heid en bestorvenheid.
Inplaats van bestorven, is de kleur van het
meerendeel der glasvensters opdringerig en ordinair.
Zij zijn meest armoedig van symboliek, slecht
geteekend, met opzettelijke en onnoodige vlakheid
gecomponeerd in de tirannie van twee dimensies, en
zij vertoonen onderling, in hunne voorstellingen,
zóó opvallende verschillen van schaal en modus,
dat het volstrekt niet behoeft te verwonderen de
voorstelling van het eene raam tegen die van het
andere op te zien rammelen. Een chaos van gezind
heden des geestes en een chaos van beeldende in
zichten ziedaar wat de milde gevers zich nu heb
ben gekocht, ziedaar wat door de stuurloosheid der
adviseurs, en den onwil om den goeden vakman te
kiezen, thans is bereikt.
HET fatum van den modernen Nederlandschen
glazenier is, dat hij niet kan nalaten te droomen
van Chartres en Straatsburg. Bleef het bij droomen,
men zou er vrede mee hebben, maar de man heeft
zijn eerzucht en hij tracht de Fransche bloemen te
planten in het eigen schrale tuintje. Een bloedarm,
niet-authentiek gewas, opzichtig tegen de spijlen
opgewerkt, is de droeve uitkomst.
Het valt niet moeilijk in de kathedraal van Char
tres een soort mystieke extase bij u zelf op te roepen
en een romantisch verlangen vaardig te maken. Het
valt wél moeilijk, daarbij nochtans het hoofd een
weinig te koel te houden, en niet aanstonds te be
ginnen met het opstellen van theoremen, waar
door we, het liefst ,,über Nacht", deze poque weer
zouden doen verschijnen voor onze begeerige oogen.
Deze poque ken niet verschijnen en dient niet te
PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3094
verschijnen. Zij is het onderzoeksveld der historici,
maar zij verlamt den kunstenaar die zich eclectisch
naar haar richten wil. Zoomin als het individu
in zijn leven iets kan overdoen", zoomin kan men
een groote phase van het kunst-verleden, met haar
eigen levensvoorwaarden en haar eigen technieken,
voor het heden vruchtbaar maken op een andere
wijze dan die der gereserveerde, zichzelf
vrij-houdende bewondering.
De meeste glazeniers nu, die voor de kerk van
Delft werkten, hebben zich niet vrij gehouden. Zij
waren bevangen in een mode der moderne kunst
nijverheid, terwijl zij misschien al dachten te leven
in de aura van een monumentalen stijl. Hoe ver
deeld en individueel zij daarin bleven, hoe weinig
zij kwamen tot een waarachtige werkgemeenschap,
die de architectuur had te prolongeeren en tegelijk
te onderbeken met transparantie, met kleur en met
zinrijke voorstellingen, het verwarde en bonte
resultaat toont het overduidelijk aan.
MEN is de beglazing van de Nieuwe Kerk een jaar
of negen geleden begonnen met de plaatsing
van het Wilhelminaraam van Willem van Konijnen
burg. De schenker Edward Bok had bepaald, dat het
aan de Koningin gewijd moest zijn en dat de
teekening moest follow the established canons of
recognised arts". De eisch was even vaag als bur
gerlijk, men zou zich een zeer pateerend raam
kunnen denken dat hem in feite niet overtrad.
Maar Van Konijnenburg heeft den veiligsten weg
gekozen en den heer Bok bevredigd, door een venster
te ontwerpen van zér regelmatige indeeling, vakje
na vakje, en van een symboliek die geen gezindte"
al te erg zal storen. Men vindt er den evangelist
Marcus b.v. als Vergeestelijking van de Samenle
ving" en het Groene Kruis, naast de Sport, als uiting
van den werkenden mensch.... De heer Van
Konijnenburg heeft waarlijk ieder het zijne gegeven
en zijn venster stoort niet, dit is de meest uitbundige
conslusie waartoe men geraken kan. De kleur echter,
de behandeling van het glas, laat duidelijk zien, dat
Van Konijnenburg niet nourri dans Ie serail" is.
De glasscherf 's hem geen natuur. Zijn gaven als
teekenaar blijven natuurlijk niet verborgen (al ziet
men hern veel en veel liever het potlood hanteeren),
maar de loodverdeeling is zóó willekeurig en
onbeheerscht dat er van den geest der teekening niet veel
overbleef. De zaak is eenvoudig, dat Van Konijnen
burg geen aesthetisch adviseur in de beglazing van
de Delftsche kerk had moeten zijn, omdat zijn
respectabele, maar vage geest geen diepe gemeen
schap heeft met den geest waaruit de kerk ontstond,
en omdat hij van het ge
brandschilderde glas de mo
gelijkheden en geheimen niet
kent.
Het tweede raam, dat te
vergeven was, werd door
G. A. H. van der Stok ver
zorgd. De taak van dezen
glazenier was niet minder
dan een verbeelding te geven
van de Openbaring van Sint
Jan. Wie daar onder zou
bezwijken, niet Van der
Stok. In een weinigje ge»
styleerde figuren heeft hij
al wat de Apocalyps hem
had te zeggen saamgedrongen
en daar kleuren over aan
gebracht. Pour un vitrail,
c'est un vitrail. Maar dat dit
bonte
kunstnijverheidsmozaiek iets met glasschilder
kunst zou hebben te maken,
kan zelfs geen leek beweren.
Om van de openbaring van
Sint Jan nu maar niet te
gewagen...
Als intermezzo verscheen
het Grotiusraam van Joep
Nicolas, een geschenk van
Amerikaansche juristen, naar
aanleiding van het feit dat
het in 1925 300 jaren was
geleden, dat de Jure belli
ac pacis" verscheen. Men
kan ook op dit Noordelijk
transeptraam heel wat af
dingen. De historische op
vatting,, de noodzaak om een
aantal tafereelen in regel
matige vakken over het
venstervlak te verdeelen, de dientengevolge iel
stijve opstelling der naturalistisch opgevatte tig
als poseeren.de poppen dit alles is een
geweest, waarin de fantasie van den Roermond
kunstenaar zich maar noode vermocht te win
En tóch was de verschijning van dit venster u|
Delftsche kerk, de intrede van wat ik niet.
te noemen de waarachtige glas-in-lood-beschaii
van begrip voor den aard van het bij zo'
materiaal. Men kan het keeren en draaien;
men wil, maar hier trad op de man van het i
die het goede naturel meebracht en aan v/ienl
Schema von het
ta/ypsroam door
lok
gekunstelde van de anderen,
hun voorzichtigheid, en daar
na hun te groote uitbundig
heid, uitnemend valt te
demonstreeren. In het
Grotiusvenster ook ontmoet men
voor het eerst werkelijke kleur.
Een kleur die zich niet op
dringt, maar diep is van fon
keling, en waaraan alles is
besteed wat den glasschilder
in de hedendaagsche tech
nieken ten dienste staat.
Met alle verrassingen die
mogelijk zijn (het virtuoos
gehanteerde grisaille!), met
alle soberheden die gewenscht
zijn. Beeld en glas vallen
samen en het perspectief der
kerkruimte wordt niet bru
taal en vlak afgeslagen door
de vensterschijf, maar ver
diept. De optische suggestie
wordt verrijkt. De ingetogen
heid, de soberheid en
bestorvenheid, die den totaalindruk
van het gebouw vormen,
worden voortgezet.
Onder het oppertoezicht
van Willem van Konijnen
burg is de rest van de koor
vensters
(uitgezonderdhetuitsluitend heraldische
Zeeuwsche raam van Georg Rueter)
voltooid. Daaraan hebben,
afgezien van de technici der
onderscheiden ateliers, mee
gewerkt Rueter, F. H. Abbing,
van der Stok, Nicolas, Jaap
Gidding, Max Nauta, Anton
Molkenboer en Joan Collette.
Van Konijnenburg gaf een
ontwerpteekening, de anderen
maakten het carton en zagen
toe op de uitvoering..
Het is een raadsel, hoe
men zich heeft kunhen
ellen op deze wijze ook maar bij benadering
n eenheid te geraken. Een
ontwerpteekeninlis immers zér weinig voor den glazenier,
i haar op honderd manieren interpreteeren, hij
an er n goede teekening een bijzonder slecht
I mak -a en van een slechte een merkwaardig
Men had dus vooruit kunnen berekenen,
1 ' ?nzij alle helpers de leerlingen vati n
jer w^ren geweest, op n atelier waren ge
ld, et daarvan den stijl in ziel en vingers
n opi.enomen van een synthese geen
! kon zijn. De uitkomst bewijst het fatale van
de gevolgde werkwijze. Er is zeer veel leelijks in de
vensters, er zijn machtelooze expressies, slappe
stukken teekening te over, en bijna alom heerscht
een kleurgevoel waarvan men geen kwaads genoeg
kan zeggen. Ieder lid van de V.A.N.K. is met een
deel van de koek gaan strijken en het geheel is een
caleidoscopisch verwarde opsmukking der ruimte
geworden, die de rust van het interieur en de stem
migheid van de sfeer zeer ernstig stoort. Voeg hierbij
nu nog de volkomen overbodige beschildering van
het gerestaureerde houten gewelf en de onbedui
dende vulling van de bovenlichten met een slap
glasmozaiek, aangebracht onder toezicht van
Monumentenzorg, dan vraagt de rustige kerkbe
zoeker zich af, of dit de bedoeling geweest kan zijn,
toen men besloot tot restauratie en tot verdrijving
van het puritanisme.
"T*OT het minst storende in de zeven 't laatst
l aangebrachte ramen, behooren eenige partijen
in het venster De zegenende Christus". Het is
van Joan Collette, die geen fabelachtig kunstenaar
heeten mag, maar althans begrip van de zaak aan
den dag legde. Doch het is weer Joep Nicolas die ons
ten volle toonde, wat een vakkundig kunstenaar
kan maken van een bescheiden teekeningetje. Wie
niet blind is of bevooroordeeld, zal moeten erkennen
dat het Baronie-raam van Breda het eenige door
werkte, volkomen verantwoorde glasvenster is, dat
we in het Delftsche koor kunnen vinden. Het is
gecomponeerd, in vrijheid, zonder decoratieve
bijgeloovigheden, en het is tóch beheerscht, het heeft
de juiste houding het oude", het plechtstatige,
het bestorvene , die bij het kerkgebouw past. Het
is niet van Chartres, en het is ook niet van
Homunculus, het is eenvoudig van het Nederlandsche
land, en het licht wordt er door gezeefd zooals dat
passend is in ónze atmosfeer en in ónze bouw
kunst. Het levert een pleidooi voor de zeer oude,
vergeefs bestreden waarheid, dat geen betere toe
stand voor het kunstwerk denkbaar is dan waar
ontwerp en uitvoering in n hand zijn.
Wie weten wil wat een kunstenaar als Nicolas
bereiken kan, wanneer men ook de thematische
inventie geheel aan hem overlaat, hij getrooste zich
een kleine pelgrimage en bezoeke de kerk van
OudZevenaar, waar hij in een cyclus van vijf ramen
misschien het beste heeft geleverd van wat hij tot
nu toe tot stand bracht. En dit is, in het gebrand
schilderde glas, de klaarste genade: naturel voor het
materiaal, een boeiend vertellen van de gebeurtenis
(zonder schema's en haastige symbolen"), een
dramatisch besef, een kleur die van traditie en be
schaving de vrucht is.
Moderne glasschilderkunst zonder modernitis
of remmend optredende betweterij.
Geen decoratie meer, geen kunstnijverheid voor
het bovenlicht en het trapportaal, maar een zelf
standige kunst, die den vollen mensch vraagt.
Links: detail van het Wilhelminaraam (Willem van Konijnenburg). Midden: frag
ment van de schetsteekening en (rechts) van de uitvoering van hè: Bredasche
Baron/eraam in de Nieuwe Kerk te Delft, res/5. door W. van Konijnenburg en Joep Nicolas.
r w.
Een der gebrandschilderde ramen van joep Nicolas
voorstellende den Kruisdood ['/ft
de kerk te Oud-Zevenoor ." . \] ,