De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 19 september pagina 8

19 september 1936 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

i.. Vi DE RAMEN IN DE NIEUWE KERKTE DELFT Jan Engelman ALS een kerk zinvol versierd is met glasin-lood, dat goed werd gesneden, beschilderd en gebrand, waarvan de voorstelling en de kleur zich niet overmatig opdringen, dan gaat er van deze kerk bijzondere bekoring uit en men zal haar liever zien dan een bedehuis, waarin alle orna ment werd vermeden en het beeldenstormend puri tanisme een zoo neutraal mogelijken achtergrond schiep. Maar het komt voor reeds eerder zei ik het dat men aan oude kerken (altijd gekend in sober heid en gebroken wit, aldus ook gematigd bemind, omdat zij tóch iets hadden van voorname reserve) een nieuwe ornamentiek geeft, die den sacralen geest van een ver verleden weer wil oproepen, doch hierin slechts in schijn, slechts in karkas vermag te slagen, geboren als zij werd uit het kiezend ver stand, niet uit den spontanen scheppingsdrang die doet en niet omziet. Is de materiaalkennis van de ornamenteurs bovendien onvoldoende, is hun oog tenopzichte van de noodzakelijke kleur niet weigeoefend (deze kleur zij bescheiden, en tóch diep), dan wenscht men het puritanisme terug: de witte wanden en zuilen, de koele ramen met de simpele verweerde glaasjes en de lange gordijnen, de kope ren kronen, de aangename tegenspraak daartusschen van het grafmonument in renaissance stijl, met marmeren beelden, friezen, obelisken. HET gerestaureerde en versierde koor- van de Nieuwe Kerk te Delft kan men, zonder aar zelen, een afschrikwekkend voorbeeld noemen van onberaden en onbevoegden lust tot het ornamen teeren van onze oude monumenten. Het verlangen om de bijeengegaarde pennin gen te besteden en spoedig gekleurde vaderlandsche liturgie in de vensters te zien, heeft zich gewroken* en het vermaarde mausoleum (het spijt mij dat ik het zeggen moet, maar het is de waarheid) ziet er, met zijn lustig tegen elkaar op vloekende vensters, thans uit als een caroussel, waarin een fraai effect slechts hier en daar, overigens royaal verdrinkend in de glazen nabuurschap, werd bereikt. Er is in deze beglazing geen sprake van een een heid, een intelligent overwogen conceptie, die be hoorlijke gedachten of geestige epiek doorcomponeert langs de licht gaten. Er is evenmin sprake van een boeiende, flonkerende veelheid van onderschei den soorten, van dat soms als door een mirakel ont staande evenwicht der aesthetische tegendeelen. En allerminst kan men spreken van een wezenlijk begrip voor den eisch, dat hier, in dit oude gebouw, dat uiting geeft aan een christelijke geloofskracht, die gemodereerd is, innerlijk, bedaard, sober (sober is de gothiek in de lage landen), een glasvulling der lichtvensters zou verschijnen die zich voegt naar don eenvoud der architectuur, naar hare ingetogen heid en bestorvenheid. Inplaats van bestorven, is de kleur van het meerendeel der glasvensters opdringerig en ordinair. Zij zijn meest armoedig van symboliek, slecht geteekend, met opzettelijke en onnoodige vlakheid gecomponeerd in de tirannie van twee dimensies, en zij vertoonen onderling, in hunne voorstellingen, zóó opvallende verschillen van schaal en modus, dat het volstrekt niet behoeft te verwonderen de voorstelling van het eene raam tegen die van het andere op te zien rammelen. Een chaos van gezind heden des geestes en een chaos van beeldende in zichten ziedaar wat de milde gevers zich nu heb ben gekocht, ziedaar wat door de stuurloosheid der adviseurs, en den onwil om den goeden vakman te kiezen, thans is bereikt. HET fatum van den modernen Nederlandschen glazenier is, dat hij niet kan nalaten te droomen van Chartres en Straatsburg. Bleef het bij droomen, men zou er vrede mee hebben, maar de man heeft zijn eerzucht en hij tracht de Fransche bloemen te planten in het eigen schrale tuintje. Een bloedarm, niet-authentiek gewas, opzichtig tegen de spijlen opgewerkt, is de droeve uitkomst. Het valt niet moeilijk in de kathedraal van Char tres een soort mystieke extase bij u zelf op te roepen en een romantisch verlangen vaardig te maken. Het valt wél moeilijk, daarbij nochtans het hoofd een weinig te koel te houden, en niet aanstonds te be ginnen met het opstellen van theoremen, waar door we, het liefst ,,über Nacht", deze poque weer zouden doen verschijnen voor onze begeerige oogen. Deze poque ken niet verschijnen en dient niet te PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3094 verschijnen. Zij is het onderzoeksveld der historici, maar zij verlamt den kunstenaar die zich eclectisch naar haar richten wil. Zoomin als het individu in zijn leven iets kan overdoen", zoomin kan men een groote phase van het kunst-verleden, met haar eigen levensvoorwaarden en haar eigen technieken, voor het heden vruchtbaar maken op een andere wijze dan die der gereserveerde, zichzelf vrij-houdende bewondering. De meeste glazeniers nu, die voor de kerk van Delft werkten, hebben zich niet vrij gehouden. Zij waren bevangen in een mode der moderne kunst nijverheid, terwijl zij misschien al dachten te leven in de aura van een monumentalen stijl. Hoe ver deeld en individueel zij daarin bleven, hoe weinig zij kwamen tot een waarachtige werkgemeenschap, die de architectuur had te prolongeeren en tegelijk te onderbeken met transparantie, met kleur en met zinrijke voorstellingen, het verwarde en bonte resultaat toont het overduidelijk aan. MEN is de beglazing van de Nieuwe Kerk een jaar of negen geleden begonnen met de plaatsing van het Wilhelminaraam van Willem van Konijnen burg. De schenker Edward Bok had bepaald, dat het aan de Koningin gewijd moest zijn en dat de teekening moest follow the established canons of recognised arts". De eisch was even vaag als bur gerlijk, men zou zich een zeer pateerend raam kunnen denken dat hem in feite niet overtrad. Maar Van Konijnenburg heeft den veiligsten weg gekozen en den heer Bok bevredigd, door een venster te ontwerpen van zér regelmatige indeeling, vakje na vakje, en van een symboliek die geen gezindte" al te erg zal storen. Men vindt er den evangelist Marcus b.v. als Vergeestelijking van de Samenle ving" en het Groene Kruis, naast de Sport, als uiting van den werkenden mensch.... De heer Van Konijnenburg heeft waarlijk ieder het zijne gegeven en zijn venster stoort niet, dit is de meest uitbundige conslusie waartoe men geraken kan. De kleur echter, de behandeling van het glas, laat duidelijk zien, dat Van Konijnenburg niet nourri dans Ie serail" is. De glasscherf 's hem geen natuur. Zijn gaven als teekenaar blijven natuurlijk niet verborgen (al ziet men hern veel en veel liever het potlood hanteeren), maar de loodverdeeling is zóó willekeurig en onbeheerscht dat er van den geest der teekening niet veel overbleef. De zaak is eenvoudig, dat Van Konijnen burg geen aesthetisch adviseur in de beglazing van de Delftsche kerk had moeten zijn, omdat zijn respectabele, maar vage geest geen diepe gemeen schap heeft met den geest waaruit de kerk ontstond, en omdat hij van het ge brandschilderde glas de mo gelijkheden en geheimen niet kent. Het tweede raam, dat te vergeven was, werd door G. A. H. van der Stok ver zorgd. De taak van dezen glazenier was niet minder dan een verbeelding te geven van de Openbaring van Sint Jan. Wie daar onder zou bezwijken, niet Van der Stok. In een weinigje ge» styleerde figuren heeft hij al wat de Apocalyps hem had te zeggen saamgedrongen en daar kleuren over aan gebracht. Pour un vitrail, c'est un vitrail. Maar dat dit bonte kunstnijverheidsmozaiek iets met glasschilder kunst zou hebben te maken, kan zelfs geen leek beweren. Om van de openbaring van Sint Jan nu maar niet te gewagen... Als intermezzo verscheen het Grotiusraam van Joep Nicolas, een geschenk van Amerikaansche juristen, naar aanleiding van het feit dat het in 1925 300 jaren was geleden, dat de Jure belli ac pacis" verscheen. Men kan ook op dit Noordelijk transeptraam heel wat af dingen. De historische op vatting,, de noodzaak om een aantal tafereelen in regel matige vakken over het venstervlak te verdeelen, de dientengevolge iel stijve opstelling der naturalistisch opgevatte tig als poseeren.de poppen dit alles is een geweest, waarin de fantasie van den Roermond kunstenaar zich maar noode vermocht te win En tóch was de verschijning van dit venster u| Delftsche kerk, de intrede van wat ik niet. te noemen de waarachtige glas-in-lood-beschaii van begrip voor den aard van het bij zo' materiaal. Men kan het keeren en draaien; men wil, maar hier trad op de man van het i die het goede naturel meebracht en aan v/ienl Schema von het ta/ypsroam door lok gekunstelde van de anderen, hun voorzichtigheid, en daar na hun te groote uitbundig heid, uitnemend valt te demonstreeren. In het Grotiusvenster ook ontmoet men voor het eerst werkelijke kleur. Een kleur die zich niet op dringt, maar diep is van fon keling, en waaraan alles is besteed wat den glasschilder in de hedendaagsche tech nieken ten dienste staat. Met alle verrassingen die mogelijk zijn (het virtuoos gehanteerde grisaille!), met alle soberheden die gewenscht zijn. Beeld en glas vallen samen en het perspectief der kerkruimte wordt niet bru taal en vlak afgeslagen door de vensterschijf, maar ver diept. De optische suggestie wordt verrijkt. De ingetogen heid, de soberheid en bestorvenheid, die den totaalindruk van het gebouw vormen, worden voortgezet. Onder het oppertoezicht van Willem van Konijnen burg is de rest van de koor vensters (uitgezonderdhetuitsluitend heraldische Zeeuwsche raam van Georg Rueter) voltooid. Daaraan hebben, afgezien van de technici der onderscheiden ateliers, mee gewerkt Rueter, F. H. Abbing, van der Stok, Nicolas, Jaap Gidding, Max Nauta, Anton Molkenboer en Joan Collette. Van Konijnenburg gaf een ontwerpteekening, de anderen maakten het carton en zagen toe op de uitvoering.. Het is een raadsel, hoe men zich heeft kunhen ellen op deze wijze ook maar bij benadering n eenheid te geraken. Een ontwerpteekeninlis immers zér weinig voor den glazenier, i haar op honderd manieren interpreteeren, hij an er n goede teekening een bijzonder slecht I mak -a en van een slechte een merkwaardig Men had dus vooruit kunnen berekenen, 1 ' ?nzij alle helpers de leerlingen vati n jer w^ren geweest, op n atelier waren ge ld, et daarvan den stijl in ziel en vingers n opi.enomen van een synthese geen ! kon zijn. De uitkomst bewijst het fatale van de gevolgde werkwijze. Er is zeer veel leelijks in de vensters, er zijn machtelooze expressies, slappe stukken teekening te over, en bijna alom heerscht een kleurgevoel waarvan men geen kwaads genoeg kan zeggen. Ieder lid van de V.A.N.K. is met een deel van de koek gaan strijken en het geheel is een caleidoscopisch verwarde opsmukking der ruimte geworden, die de rust van het interieur en de stem migheid van de sfeer zeer ernstig stoort. Voeg hierbij nu nog de volkomen overbodige beschildering van het gerestaureerde houten gewelf en de onbedui dende vulling van de bovenlichten met een slap glasmozaiek, aangebracht onder toezicht van Monumentenzorg, dan vraagt de rustige kerkbe zoeker zich af, of dit de bedoeling geweest kan zijn, toen men besloot tot restauratie en tot verdrijving van het puritanisme. "T*OT het minst storende in de zeven 't laatst l aangebrachte ramen, behooren eenige partijen in het venster De zegenende Christus". Het is van Joan Collette, die geen fabelachtig kunstenaar heeten mag, maar althans begrip van de zaak aan den dag legde. Doch het is weer Joep Nicolas die ons ten volle toonde, wat een vakkundig kunstenaar kan maken van een bescheiden teekeningetje. Wie niet blind is of bevooroordeeld, zal moeten erkennen dat het Baronie-raam van Breda het eenige door werkte, volkomen verantwoorde glasvenster is, dat we in het Delftsche koor kunnen vinden. Het is gecomponeerd, in vrijheid, zonder decoratieve bijgeloovigheden, en het is tóch beheerscht, het heeft de juiste houding het oude", het plechtstatige, het bestorvene , die bij het kerkgebouw past. Het is niet van Chartres, en het is ook niet van Homunculus, het is eenvoudig van het Nederlandsche land, en het licht wordt er door gezeefd zooals dat passend is in ónze atmosfeer en in ónze bouw kunst. Het levert een pleidooi voor de zeer oude, vergeefs bestreden waarheid, dat geen betere toe stand voor het kunstwerk denkbaar is dan waar ontwerp en uitvoering in n hand zijn. Wie weten wil wat een kunstenaar als Nicolas bereiken kan, wanneer men ook de thematische inventie geheel aan hem overlaat, hij getrooste zich een kleine pelgrimage en bezoeke de kerk van OudZevenaar, waar hij in een cyclus van vijf ramen misschien het beste heeft geleverd van wat hij tot nu toe tot stand bracht. En dit is, in het gebrand schilderde glas, de klaarste genade: naturel voor het materiaal, een boeiend vertellen van de gebeurtenis (zonder schema's en haastige symbolen"), een dramatisch besef, een kleur die van traditie en be schaving de vrucht is. Moderne glasschilderkunst zonder modernitis of remmend optredende betweterij. Geen decoratie meer, geen kunstnijverheid voor het bovenlicht en het trapportaal, maar een zelf standige kunst, die den vollen mensch vraagt. Links: detail van het Wilhelminaraam (Willem van Konijnenburg). Midden: frag ment van de schetsteekening en (rechts) van de uitvoering van hè: Bredasche Baron/eraam in de Nieuwe Kerk te Delft, res/5. door W. van Konijnenburg en Joep Nicolas. r w. Een der gebrandschilderde ramen van joep Nicolas voorstellende den Kruisdood ['/ft de kerk te Oud-Zevenoor ." . \] ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl