Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
?urn
4
OP HET MIDDEN VAN DEN WEG
Jules Romains: Les Hommes de Bonne Volont<é"
Dr. M. J. PREMSELA
SINDS 1932 verschijnt, in jaartranches van
5 4 600 bladzijden, Jules Romains' roman'
cyclus Les Hemmes de Bonne Volonté"
(Flammarion d.)« die een beeld wil geven van
Frankrijk als een der West-Europeesche levens
haarden van 1900 tot op onze dagen. Romains'
ambitie gaat verre uit boven de aanspraken van
een land-, familie- of historischen roman en even
verre buiten de oevers van een roman-fleuve":
een vergelijking met Rolland's Jean-Christophe",
R. M. du Gard's Les Thibault" of Zola's Rougon
Macquart", doet Les Hommes de Bonne Volonté"
verschijnen als een verhaalvormige proeve van
cultuursynthese.
In alle kringen die hij goed of iets minder goed
kent, voert de schrijver ons mee; hij introduceert
ons in de hem zoo vertrouwde letterkundige- en
schildersmilieu's, de Ecole Normale, de spreek
kamers van chirurgen en neurologen en de labora
toria van biologen of postsymbolistische
dichtkunstdistillateurs, en met evenveel zekerheid leidt
hij ons in het woonvertrek van een Parijschen hand
werksman, de vergaderzalen van vrijmetselaars en
pacifisten, de alkoven der gevierde tooneelspeelsters,
de kantoren van grondspeculanten en detectives, de
coulissen van Schouwburg of Academie, de anti
chambres der Ministers, de onderaardsche gewelven
waar een moord voltrokken wordt, de hotelkamer
waar, in het Rijnland, een Fransen journalist de
temperatuur komt opnemen van het door oorlogs
koorts reeds aangegrepen West-Europa van 19x2...
Hij gunt ons een blik in telescoop en microscoop,
in periscoop.... en horoscoop. Zijn dagboek bevat
politieke hoofdartikels, gemengd nieuws en een zeer
romantisch feuilleton. Hij peilt en meet, weegt en
toetst de idealen, de begeerten, de ambities, de
sociale en individueele bekommeringen, hij verza
melt het millioenenvoudig materiaal voor den op
bouw van zijn monumentaal tijdbeeld.
Wie zijn de Menschen van Goeden Wille"? De
kracht-figuren, die hun gebiedende instincten wil
len kanaliseeren en aanwenden tot het welzijn der
Menschheid. De dragers der geschiedenis. De idea
listen, die, elk naar eigen aard, hun krachten om
munten tot een sociaal effect; de mannen die hun
daden-van-enkeling aanbrengen tot een soms onbe
wuste samenwerking, waardoor de Groep, en moge
lijk de Menschheid,tot inniger cohaesie gedijt. Het zijn
de veroveraars van die nieuwe wereld, die zich thans
aan ons, getuigen van 1936, begint te vertoonen.
Als een sprookjesreus die tegelijkertijd lector in
de staathuishoudkunde zou zijn, wereldkampioen
''"Il;*;
afstandsmarsch en doctor in de botanie, zien we
den schrijver nu eens het budget van een Parijschen
arbeider bestudeeren, dan weer stappen over het
Amsterdamsche Damrak of de bergen van het
Var-Departement; dan weer, uitrustend in een
Weinstube te Bachrach, den blik vestigen op den
eik, dien hij tot in de geringste bladnerven en de
fijnste wortelvezeltjes voor ons beschrijft.
Dichterlijk en rationalistisch, grootsch van
vergezichten en minutieus in de ontleding der
vluchtigste reflexen, biedt Romains' roman de afwisseling
van zijn kimmenwijd schouwspel. Honderden
drama's ontkiemen er, groeien en sterven af. Een
enkele poëtische decorbeschrijving wordt belange
loos ingelascht, ter wille van haar dichterlijkheid
alleen zoo: de wandelingen door Parijs van Louis
Bastide (I) of van het hondje Macaire (IV) ofwel
om haar maatschappelijke strekking, zooals die
van de Noordelijke Banlieue, waar het ontwaken
wordt gesitueerd van het proletarisch bewustzijn.
HOE talrijk en belangwekkend Romains' on
derwerpen en gedachten ook zijn, niet minder
interessant is de evolutie van zijn uitingsmiddelen.
Vergelijk bijvoorbeeld de deelen Province" of
Recours a l'Abime" met het prozawerk van vóór
tien of vijftien jaar zooals het overigens meester
lijke Mort de Quelqu'un" of Lucienne". Terstond
valt op, dat toentijds Romains nog als 't ware ver
strengeld zat in zijn poëtische wereldvisie, zich
uitte met harde beknoptheid, met de soms
onthutsend-subjectieve zinnebeeldvorming, die de gebon
den vorm vaak eischt. Om die evolutie te begrijpen,
moeten wij ons even herinneren, wat Romains'
unanimisme beoogde, en hoe het in den loop der
tijden versmolt met zijn artistieke persoonlijkheid.
In den grond der zaak is het Unanimisme bovenal
een dichterlijke wereldvisie. Het is het gevoel voor
de verzoening tusschen een samenvattenden
totaalaanblik der wereld, en de bewuste waardemeting
van het détail. Het gevoel voor het verband en de
verhoudingen der détails onderling n tot het orga
nisch geheel; en de voortdurend aangekweekte be
wustwording van de inwerking der individueele
potenties op het leven van een Groep. De vorm
geving viel op door haar onrechtstreekschheid, haar
z.g. expressionnistischen aard (zie b.v. Mort de
Quelqu'un", reeds eerder genoemd; Puissances de
Paris").
Maar met het invoeren van het Unanimisme
in het tooneel ondergaat de uitingswijze een aan
zienlijke verandering. Immers, na het dichterlijk
/eestooneel (?L'Armee dans la Ville",
Cromedeyre"), komt het spee/tooneel
(?Knock", de beide Trouhadecs", de
eenacters, Boen", etc.), dat sterke
realiteitseischen stelt. Romains maakt
zijn ware vormleerschool van roman
schrijver in zijn tooneelwerk door. Hier
laat hij het aanschouwelijke en con
crete op den voorgrond treden en het
symbolische of expressionnistische
element terugschuiven als illustratieve
bijzaak of decorschildering. De dialo
gen vragen nieuwe, of sterker ontwik
kelde, kwaliteiten van klaarheid, een
voud, soepelheid, onmiddellijke be
langwekkendheid, levensgetrouwheid,
dadelijke aanvaardbaarheid. Romains
groeit van gebonden dichter tot bevrijd
prozaschrijver. Het tooneel geeft hem
die vingervlugheid die wij, nu al twaalf
deelen lang, zonder inzinking, breuk of
struikeling te bewonderen krijgen.
En het episodische wijkt stilaan voor
het langademige. Het bergland met de
springbronnen en stortbeken is ver
laten voor de vlakte, waar de rivier in
krachtige majesteitzeewaarts stroomt.
In Les Hommes de Bonne Volonté"
kan Romains zijn overstelpende
verstandsvitaliteit geheel uitleven. Van
daar deindruk van natuurlijkheid, dien
hij den lezer verschaft. Er komen, in
zijn vorig oeuvre verspreid, talrijke
kiemen voor van drama's, conflicten,
ideeën, impulsen; in Les Hommes
de Bonne Volonté" heeft hij de ruimte,
om elke kiem tot volle ontluiking en
breeden bloei te laten groeien. Zoo
vertelt in Mort de Quelqu'un" (pp.
25?26) de schrijver incidenteel, hoe
een man uit het volk zich het
imperiaJufes Romains
listisch genot der Alwetendheid voorstelt, die Onze
Lieve Heer, of een hooggeplaatst Rechercheur, er
varen moeten; welnu, het heele tweede deel (?Crime
de Quinette") van den Cylucs is de mogelijkmaking,
de wonderbaarlijke verwerkelijking van zulk een fel
verlangen. Zoo zien we in ,,Le Lion" (?Le Vin Blanc
de la Villette", 1914) aangetoond, hoe geestelijke ener
gie verstoffelijkt kan worden tot lichaamskracht die
remmend werkt op een oer-instinct; werd dit zelfde
motief niet uitgewerkt tot het voornaamste gedeelte
van, ,Les Créateurs'' (XII) ,waar Vidalencque door zijn
wil een stilstand van zijn hartslag veroorzaakt?
Zoo wordt ook het gegeven de geleerde, op ouden
leeftijd door ontucht aangegrepen" als door een
weerwraak der verdrongen instincten, in 1923-1925
nog verwerkt tot een glimlachende satire die zich
achter haar voorbehoud veilig weet (?Le
Trouhadec"), maar in Recours & l'Abime" durft Romains
alle consequenties aan; hij toont ons den
weldenkenden Allory, in de gelegenheid gesteld gelijk
Quinette, als door een sprookjeswonder, plots zijn
onder conventies weggeduwde begeerten uit te
vieren. Zoo ook is de lange episode (Deel XI) waar
Madame de Lammermont haar geliefde dochter
aan een rijken minnaar helpt, de tragischer en volle
dig uitgewerkte tegenhanger van het satirische
eenactertje Le Déjeuner Marocain" (1929).
HEEFT men er vaak genoeg op gewezen dat de
figuren van Jallez en Jerphanion samen den
schrijver in zijn jeugd voorstellen, o.i. is de meest
volledige Romains"-figuur dr. Viaur, wiens
gedachtenontwikkeling ons tot in de geringste
bizonderheden wordt meegedeeld. In de prachtige blad
zijden die het cristallisatieproces beschrijven van
een geneeskundige methode rondom een krachtige
levenscel, vinden wij de twee woorden: la prévision
créatrice (p. 196). De scheppingsmacht. van het
vooruit-geziene ziedaar de ons door
Romainszelf aangereikte formule, die het wezen van zijn
unanimistische kunst geheel en al verklaart. Al
zijn drama's, in tooneel- of verhaalvorm, worden
door deze kracht aangedreven: Le Bourg Régénéré"
zoowel als Knock", Les Copains" zoowel als de
Psyché"-trilogie, en meer dan de andere:
,,Donogoo-Tonka".
Naast de ontwikkeling van vroegere motiefkernen,
vinden wij in Les Hommes de Bonne Volonté"
echter ook nieuwe elementen. Zoo treft men (als
ik mij niet vergis) voor 't eerst een beschouwing over
het gezin in zijn insolent-autarchische zelfkoestering
(XI, 93?94) of in zijn weerzinwekkend-blij opgaan
in gemeenschappelijke ontucht (XI, 259?275).
Achteraf verbaast men zich minder over de
voorbeeldloos gewaagde erotiek welke laatstgenoemde
episode (evenals talrijke andere uit de twaalf deelen}
beheerscht, dan over het feit dat de dichter van dep,
groepsgeest niet al veel eerder over de cohaesie van
het gezinsverband had gewaagd.
Romains' veelzijdige deskundigheid biedt voor- en
nadeelen. Zoo hij den eenen specialist onder zijn
lezers vergast op technisch weergaloos gedetailleerd?;
beschrijvingen (b.v. de zacht-ironische bladzijde-i
die het 146 hoofdst. van deel XII vormen) h j
loopt eveneens gevaar, andere lezers te ontstemmer,
als de specialiteit" zich niet op hun gebied bevindt.
Van sommige medici heeft Romains de hebbelijkheid,
met indrukwekkende vaktermen te pronken. Maar
daar hij een handig schrijver is, weet hij deze
hebbelijkheid zijn woordvoerder, dr. Viaur, in oe
schoenen te schuiven. Vergelijk in dit verband Viaur
met den zooveel eenvoudiger, vlotter optredenden
dokter Antoine uit du Gard's Thibault".
Ondertusschen veroorzaakt de overvloedigheid der weten
schappelijke bizonderheden niet zelden een be
lemmering voor het vlot verloop van het verhaal,
een tekortkoming die men echter, gezien Romains'
sterk intellectualisme, zeker niet mag toeschrijven
aan een gebrek aan inspiratie.
Zoo staan wij na de thans verschenen twaalf
deelen nel mezzo del cammin", en het is te ver
wachten dat Romains' voorraad van onderwerpen
en gegevens, ideeën en anecdoten, drama's en experi
menten, onuitputtelijk zal blijken. Edmond Jaloux,
die nooit heel veel met zijn verstandelijken tegen
voeter op had, vroeg onlangs nogal schamper, waar
Romains het wel niet over zou hebbén".
Naar onze meening is, in weerwil van zekere,
door te opzettelijk tentoongespreid universalisme,
door een soort coquetteeren met het kosmische
teweeggebrachte gebreken, Romains' Cyclus het
standaardwerk van de hedendaagsche Fransche
productie, omdat de schrijver, als geen tweede in
zijn land, openstaat, met hart en oog, met hersens
en zinnen, voor al wat het leven raakt van Mensch
en Tijd.
Omdat hij de sterke geschiedschrijver wil zijn
van die Beschaving, waarvan, zooals Duhamel het
pas formuleerde, wij tegelijkertijd de bewerkstelli*
gers, de voordeeltrekkers en de slachtoffers zijn.
PAG. ? DE GROENE N*. 309$
SPREKENDE PLAATJES
D. C. van der Poel
MeriJn«J« Gljien
(City Tbeater, A'dam)
MEER dan wat plaatjes bij het
boek is de film Merijntje
Gijzen" niet geworden. Wij zien
op het witte doek vrijwel alle bekende
figuren uit de eerste twee delen en het
Brabantsche land in de tuin van Film
stad. Het kan ook moeilijk anders. Het
boek van A. M. de Jong bevat weinig
handeling. Het zwaartepunt ligt hier
geheel bij het beschouwende, hetzij be
schrijvend, hetzij in dialoog. En filo
sofie is nu eenmaal niet de sterke zijde
van de film. Zo hebben wij hier een
duidelijk voorbeeld van de tegenstel
ling tussenwet beeldend vermogen van
de taal en van de film en daarmede
geen film.
Merijntje Gijzen" op het witte doek,
is een reeks losse beelden met weinig
verband en met weinig handeling,
hoezeer de schrijver ook concessies
aan de film heeft gedaan door een en
ander te comprimeren, te verschuiven
en toe te voegen. Het resultaat is alleen
maar, dat wij in kort bestek wat meer
personen uit het boek te zien krijgen.
Maar ook niet meer. Want de meesten
komen alleen maar even op het doek
en hun verschijning is alleen ge
motiveerd door het boek als achter
grond van al wat wij zien. Men heeft
hierdoor steeds de indruk, dat deze film
zonder het boek moeilijk zal kunnen
boeien. In zoverre is hier dus eenandere
weg gevolgd, dan meestal bij de ver
filming van een boek, waarbij men zich
los maakt van het boek voorzover dit
voor de film als zelfstandig verhaal
nodig is. Als deze weg hier niet, d.w.z.
niet bewust is gevolgd, dan mogen wij
m.i. wel spreken van mislukking, en
van een vervlakking, welke de schrijver
die zich hiertoe leende geen eer aandoet.
De nieuwsgierigheid naar de auteur
als filmacteur blijkt in verband met het
boven geconstateerde overbodig: ook
van de brave pastoor brengt de film
niet meer dan een sprekend portret.
Voor Merijntje en de Kruik niets dan
lof. Jannekee lijkt mij een te opge
poetste schoonheid en in dat opzicht
ook een concessie aan de film. De han
deling voorzover aanwezig is
geheel verlegd naar de driehoek Kruik,
Jannekee, Grensjager, al heeft de schrij
ver, aandachtig aan het feit dat het
bioscooppubliek recht heeft op de vol
ste maat, het drama van het verraad"
?ioor Merijntje nog wat dramatischer
gemaakt door de scène van het monste
ren te Antwerpen in te lassen. Het slot,
oveneens een inlas ten bate van de film
en dan nog een echt filmische" inlas,
is als draaiboek volkomen gemotiveerd,
maar laat tevens de beperkte mogelijk
heden van Kurt Gerron als cineast zien.
Zo blijft deze film dan geheel be
perkt tot een reeks ? vaak
verdienste:ijke beelden uit Merijntje Gijzens
jeugd," welke door de lezers van het
boek stellig dankbaar zullen worden
aanvaard en die het boek misschien
"ok wel opnieuw in vele handen zullen
brengen. Waarom zouden wij ook dit
niet aanvaarden als n van de
moge' n kneden van de film? Een mogelijk
heid welke overigens uiteindelijk alleen
'?' bewijzen valt in de boeken van de*
iJmmaatschappij. En daar gaat het ten
slotte toch om.
oorspronkelijk een lezing wijst er
op. Men kan echter ook de vraag stel
len of hiermede niet tevens een over
drijving wordt gedemonstreerd,
De heer van Oosten stelt niet de
vraag omtrent het probleem. Integen
deel. Maar hij doet deze vraag wel
opkomen. Juist doordat hij zo weinig
klaarheid brengt en zich zo zeer ver
wikkelt in moeilijkheden, die m. i.
alleen te wijten zijn aan overschatting
en complicering van een in wezen
eenvoudige zaak.
De schrijver keert zich terecht tegen
een uitsluitend individualistische be
schouwingswijze" van de huidige
filmcritiek en hij zegt in dit. verband een
paar behartenswaardige dingen. O. a.
over de overdreven belangstelling voor
uitingen welke op het gebied van de
literatuur, de schilderkunst en de
muziek geheel buiten de beschouwing
van de kunstcritiek vallen. Maar hij
geeft ongemerkt en ongewild zelf de
sleutel tot deze fout als hij generali
serend spreekt over de onmetelijke
grootheid der nieuw geopenbaarde
kunst" inplaats van ietwat bescheide
ner de mogelijkheden van kunstuiting
met de middelen der film te erkennen.
Wanneer in het algemeen wat meer
werkelijkheidszin betracht werd, wat
minder het woord kunst werd gebruikt,
inplaats van een
individualistischesthetisch standpunt?dat de heer van
Oosten terecht verwerpt in te nemen,
meer werd uitgegaan van een
sociaaleconomische en sociaal-psychologische
beschouwing, kortom van een sociolo
gisch standpunt?waaraan ook de heer
van Oosten niet toekomt dan zou
veel van het probleem film geen pro
bleem meer zijn en het gehele complex
van uitdrukkingsmogelijkheden van
de film zakelijk binnen het kader in
onmiddellijk verband met de film
techniek kunnen worden beschouwd.
De heer van Oosten blijft op dit punt
in gebreke en zo ligt het zwaartepunt
van zijn essay in het negatieve verwijt
van incompetentie aan een filmcritiek,
die een standpunt inneemt dat hij
terecht verwerpt. Maar hij verzuimt
deze incompetentie aannemelijk te
maken, al ware het alleen maar door
deze te doen blijken als tegenstelling
tot eigen competentie.
Op deze wijze blijft zijn betoog een
slag in de lucht met een zwaard, dat
eerst met veel misbaar getrokken is.
Bladgroote grHaiUe": Het laatste oordeel", uit ee?NerferWsch Getijdenboek
op perkament uit het begin van de zestiende eeuw.
Oude boeken
Apenfilm
Een slag in de lucht
A. J. D. van Oosten: Film
?a Gemeenschap. De Vrije
? Bladen, 1936, Wo. 8.
DE titel Film en Gemeenschap"
duidt pp n van de belang
rijkste kanten, zo niet de be
langrijkste, kant van het probleem film.
Is er een probleem film? Dit essay
Martin Johnson: Bavlanenland
(Scheltens & Ctiltay, Amsterdam)
MEN kan natuurlijk zeggen dat dit
weinig met film te maken heeft,
en wanneer men daarbij dan aan
filmkunst denkt heeft men ongetwijfeld
gelijk. En toch....
Er zijn vele manieren om filmkunst
voort te brengen. En een ervan is: het
leven, naakt en brandend, te vangen
in de lens en vast te leggen op een
strook celluloïde. En in dien zin geno
men heeft Martin Johnson toch wis en
waarachtig wel kunstenaarsbloed in
zich, hij -moge verder nog zoo'n
avonturier en handig zakenman zijn.
De film Bavianenland" heeft inder
tijd niet de aandacht getrokken die ze
als documentaire verdiende; Des te
meer reden is er om het boek ter hand
te nemen dat van het tot stand komen
dezer film vertelt. Als over vijftig» hon
derd jaar het aanzien ook van den
Oostafrikaanschen hoek der aarde wel
licht geheel veranderd is, zal het
werk van Martin Johnson een volgende
generatie in staat stellen te zien en te
hooren hoe in onzen tijd het leven daar
zijn gang ging. En dat is geen geringe
verdienste. Rs.
IN tijden van velerlei wijziging pleegt
men een hang te vertoonen naar
den goeden ouden tijd". Gemeenlijk
is die tijd noch zoo oud, noch zoo goed.
Maar van den goeden kant bekeken
kan hij voortreffelijke eigenschappen
hebben.
In 'sRijks museum is een doolhof
van oude kunst ingericht, waarvan een
groote vitrine met prachtige boek
banden een der edelste eenheden vormt.
De Nederlandsche Vereeniging van
Antiquaren heeft het goede denkbeeld
gehad een tentoonstelling in te richten
van Het Oude Boek" in de wijdsche
en toch zoo intieme Militiezaal te
Amsterdam, waar een keur van boeken
en prenten te bewonderen valt. Dit is
niet enkel een welkome aanvulling,
maar bovendien een noodzakelijke. In
een kort voorwoord van den nu eens
keuriggedrukten catalogus in tegen
stelling met meerdere andere, die
treurige producten van hedendaagsche
typografie werden I stelt het Bestuur
vast: Ons land ontbeert permanente
of semi-permanente tentoonstellingen
van oude boeken en men is daardoor
niet in de gelegenheid kennis te nemen
van hetgeen het boek aan schoonheid
en belangrijkheid herbergt." Dit is te
meer bevreemdend als wij even verder
terecht opgemerkt vinden, dat Neder
land het land is, dat zich mag beroemen
op de meeste belangrijke voort
brengselen van boekdrukkunst van de
i5de eeuw af tot heden." Een profeet,
zegt men, wordt in eigen land weinig
geëerd, en waarom zou het met een
tot traditie geworden reeks van de
zulken, al zijn het bescheiden boek
drukkers, die weergaloos knap hun vak
beoefenden, anders gesteld wezen?
De liefde voor het oude boek, dat ter
tentoonstelling niet enkel van
vaderlandschen bodem is, houdt een gelijke
genegenheid in voor het nieuwe boek.
Waar deze aristocratische verkleefd
heid bestaat, behoeft zij geen stimulans.
Maar het is een feit, dat het heden
daagsche drukwerk in 's Rijks hoofd
stad verre beneden Europeesch niveau
gedaald is en dat dus opdrachtgevers
zoowel als uitvoerders zich ernstig te
bezinnen hebben op spoedig herstel.
Een tentoonstelling als deze kan hier
mogelijk toe bijdragen. Tenminste, als
de afgestompte zin voor een der edelste
ambachten en eenige der Schoonste
materialen zich hier weer bewust wordt
van zijn tekortkomingen. De bijna
200 nummers van den catalogus zijn
alle, zonder uitzondering, een over
tuigende uiting van het onmiskenbaar
feit, dat het boek als vormgeving een
ernstiger en nobeler bedrijf kan vorde
ren dan de fabricatie van goedkoope
reeks-nummers en conventioneel ge
waardeerde verjaardagsgeschenken.
Wij hopen met het Bestuur, dat in
ieder opzicht voortreffelijk werk deed,
dat tentoonstellingen als waarvan deze
de eerste is, vaker en op verschillende
plaatsen herhaalt' mogen worden.
C.
Frans Coenen's boeken
EEN Catalogus van kostbare n
zeer goed onderhouden inboedels,
verkocht wordende...." enzopvoort
is in den regel geen boeiende lectuur.
Plichtshalve kijkt men zoo'n drukwerk
even door. En ziet, dan treft- men, na
diversen", de boeken uit de nalaten
schap van Mr. Frans Coenen. En eens
klaps wordt de dorre opsomming vol
leven: hoezeer was niet Coenen's leven
met zijn boeken verbonden I
Op 6 en 7 October komt deze ver
zameling onder den hamer (in De Zon,
Singel 118). Vele vrienden van Coenen's
werk zullen er ongetwijfeld bij aan-*
wezig willen zijn.
t, H
?; i
11
f
PAG.-* DE GROENE No.3095