De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 26 september pagina 6

26 september 1936 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven ?urn 4 OP HET MIDDEN VAN DEN WEG Jules Romains: Les Hommes de Bonne Volont<é" Dr. M. J. PREMSELA SINDS 1932 verschijnt, in jaartranches van 5 4 600 bladzijden, Jules Romains' roman' cyclus Les Hemmes de Bonne Volonté" (Flammarion d.)« die een beeld wil geven van Frankrijk als een der West-Europeesche levens haarden van 1900 tot op onze dagen. Romains' ambitie gaat verre uit boven de aanspraken van een land-, familie- of historischen roman en even verre buiten de oevers van een roman-fleuve": een vergelijking met Rolland's Jean-Christophe", R. M. du Gard's Les Thibault" of Zola's Rougon Macquart", doet Les Hommes de Bonne Volonté" verschijnen als een verhaalvormige proeve van cultuursynthese. In alle kringen die hij goed of iets minder goed kent, voert de schrijver ons mee; hij introduceert ons in de hem zoo vertrouwde letterkundige- en schildersmilieu's, de Ecole Normale, de spreek kamers van chirurgen en neurologen en de labora toria van biologen of postsymbolistische dichtkunstdistillateurs, en met evenveel zekerheid leidt hij ons in het woonvertrek van een Parijschen hand werksman, de vergaderzalen van vrijmetselaars en pacifisten, de alkoven der gevierde tooneelspeelsters, de kantoren van grondspeculanten en detectives, de coulissen van Schouwburg of Academie, de anti chambres der Ministers, de onderaardsche gewelven waar een moord voltrokken wordt, de hotelkamer waar, in het Rijnland, een Fransen journalist de temperatuur komt opnemen van het door oorlogs koorts reeds aangegrepen West-Europa van 19x2... Hij gunt ons een blik in telescoop en microscoop, in periscoop.... en horoscoop. Zijn dagboek bevat politieke hoofdartikels, gemengd nieuws en een zeer romantisch feuilleton. Hij peilt en meet, weegt en toetst de idealen, de begeerten, de ambities, de sociale en individueele bekommeringen, hij verza melt het millioenenvoudig materiaal voor den op bouw van zijn monumentaal tijdbeeld. Wie zijn de Menschen van Goeden Wille"? De kracht-figuren, die hun gebiedende instincten wil len kanaliseeren en aanwenden tot het welzijn der Menschheid. De dragers der geschiedenis. De idea listen, die, elk naar eigen aard, hun krachten om munten tot een sociaal effect; de mannen die hun daden-van-enkeling aanbrengen tot een soms onbe wuste samenwerking, waardoor de Groep, en moge lijk de Menschheid,tot inniger cohaesie gedijt. Het zijn de veroveraars van die nieuwe wereld, die zich thans aan ons, getuigen van 1936, begint te vertoonen. Als een sprookjesreus die tegelijkertijd lector in de staathuishoudkunde zou zijn, wereldkampioen ''"Il;*; afstandsmarsch en doctor in de botanie, zien we den schrijver nu eens het budget van een Parijschen arbeider bestudeeren, dan weer stappen over het Amsterdamsche Damrak of de bergen van het Var-Departement; dan weer, uitrustend in een Weinstube te Bachrach, den blik vestigen op den eik, dien hij tot in de geringste bladnerven en de fijnste wortelvezeltjes voor ons beschrijft. Dichterlijk en rationalistisch, grootsch van vergezichten en minutieus in de ontleding der vluchtigste reflexen, biedt Romains' roman de afwisseling van zijn kimmenwijd schouwspel. Honderden drama's ontkiemen er, groeien en sterven af. Een enkele poëtische decorbeschrijving wordt belange loos ingelascht, ter wille van haar dichterlijkheid alleen zoo: de wandelingen door Parijs van Louis Bastide (I) of van het hondje Macaire (IV) ofwel om haar maatschappelijke strekking, zooals die van de Noordelijke Banlieue, waar het ontwaken wordt gesitueerd van het proletarisch bewustzijn. HOE talrijk en belangwekkend Romains' on derwerpen en gedachten ook zijn, niet minder interessant is de evolutie van zijn uitingsmiddelen. Vergelijk bijvoorbeeld de deelen Province" of Recours a l'Abime" met het prozawerk van vóór tien of vijftien jaar zooals het overigens meester lijke Mort de Quelqu'un" of Lucienne". Terstond valt op, dat toentijds Romains nog als 't ware ver strengeld zat in zijn poëtische wereldvisie, zich uitte met harde beknoptheid, met de soms onthutsend-subjectieve zinnebeeldvorming, die de gebon den vorm vaak eischt. Om die evolutie te begrijpen, moeten wij ons even herinneren, wat Romains' unanimisme beoogde, en hoe het in den loop der tijden versmolt met zijn artistieke persoonlijkheid. In den grond der zaak is het Unanimisme bovenal een dichterlijke wereldvisie. Het is het gevoel voor de verzoening tusschen een samenvattenden totaalaanblik der wereld, en de bewuste waardemeting van het détail. Het gevoel voor het verband en de verhoudingen der détails onderling n tot het orga nisch geheel; en de voortdurend aangekweekte be wustwording van de inwerking der individueele potenties op het leven van een Groep. De vorm geving viel op door haar onrechtstreekschheid, haar z.g. expressionnistischen aard (zie b.v. Mort de Quelqu'un", reeds eerder genoemd; Puissances de Paris"). Maar met het invoeren van het Unanimisme in het tooneel ondergaat de uitingswijze een aan zienlijke verandering. Immers, na het dichterlijk /eestooneel (?L'Armee dans la Ville", Cromedeyre"), komt het spee/tooneel (?Knock", de beide Trouhadecs", de eenacters, Boen", etc.), dat sterke realiteitseischen stelt. Romains maakt zijn ware vormleerschool van roman schrijver in zijn tooneelwerk door. Hier laat hij het aanschouwelijke en con crete op den voorgrond treden en het symbolische of expressionnistische element terugschuiven als illustratieve bijzaak of decorschildering. De dialo gen vragen nieuwe, of sterker ontwik kelde, kwaliteiten van klaarheid, een voud, soepelheid, onmiddellijke be langwekkendheid, levensgetrouwheid, dadelijke aanvaardbaarheid. Romains groeit van gebonden dichter tot bevrijd prozaschrijver. Het tooneel geeft hem die vingervlugheid die wij, nu al twaalf deelen lang, zonder inzinking, breuk of struikeling te bewonderen krijgen. En het episodische wijkt stilaan voor het langademige. Het bergland met de springbronnen en stortbeken is ver laten voor de vlakte, waar de rivier in krachtige majesteitzeewaarts stroomt. In Les Hommes de Bonne Volonté" kan Romains zijn overstelpende verstandsvitaliteit geheel uitleven. Van daar deindruk van natuurlijkheid, dien hij den lezer verschaft. Er komen, in zijn vorig oeuvre verspreid, talrijke kiemen voor van drama's, conflicten, ideeën, impulsen; in Les Hommes de Bonne Volonté" heeft hij de ruimte, om elke kiem tot volle ontluiking en breeden bloei te laten groeien. Zoo vertelt in Mort de Quelqu'un" (pp. 25?26) de schrijver incidenteel, hoe een man uit het volk zich het imperiaJufes Romains listisch genot der Alwetendheid voorstelt, die Onze Lieve Heer, of een hooggeplaatst Rechercheur, er varen moeten; welnu, het heele tweede deel (?Crime de Quinette") van den Cylucs is de mogelijkmaking, de wonderbaarlijke verwerkelijking van zulk een fel verlangen. Zoo zien we in ,,Le Lion" (?Le Vin Blanc de la Villette", 1914) aangetoond, hoe geestelijke ener gie verstoffelijkt kan worden tot lichaamskracht die remmend werkt op een oer-instinct; werd dit zelfde motief niet uitgewerkt tot het voornaamste gedeelte van, ,Les Créateurs'' (XII) ,waar Vidalencque door zijn wil een stilstand van zijn hartslag veroorzaakt? Zoo wordt ook het gegeven de geleerde, op ouden leeftijd door ontucht aangegrepen" als door een weerwraak der verdrongen instincten, in 1923-1925 nog verwerkt tot een glimlachende satire die zich achter haar voorbehoud veilig weet (?Le Trouhadec"), maar in Recours & l'Abime" durft Romains alle consequenties aan; hij toont ons den weldenkenden Allory, in de gelegenheid gesteld gelijk Quinette, als door een sprookjeswonder, plots zijn onder conventies weggeduwde begeerten uit te vieren. Zoo ook is de lange episode (Deel XI) waar Madame de Lammermont haar geliefde dochter aan een rijken minnaar helpt, de tragischer en volle dig uitgewerkte tegenhanger van het satirische eenactertje Le Déjeuner Marocain" (1929). HEEFT men er vaak genoeg op gewezen dat de figuren van Jallez en Jerphanion samen den schrijver in zijn jeugd voorstellen, o.i. is de meest volledige Romains"-figuur dr. Viaur, wiens gedachtenontwikkeling ons tot in de geringste bizonderheden wordt meegedeeld. In de prachtige blad zijden die het cristallisatieproces beschrijven van een geneeskundige methode rondom een krachtige levenscel, vinden wij de twee woorden: la prévision créatrice (p. 196). De scheppingsmacht. van het vooruit-geziene ziedaar de ons door Romainszelf aangereikte formule, die het wezen van zijn unanimistische kunst geheel en al verklaart. Al zijn drama's, in tooneel- of verhaalvorm, worden door deze kracht aangedreven: Le Bourg Régénéré" zoowel als Knock", Les Copains" zoowel als de Psyché"-trilogie, en meer dan de andere: ,,Donogoo-Tonka". Naast de ontwikkeling van vroegere motiefkernen, vinden wij in Les Hommes de Bonne Volonté" echter ook nieuwe elementen. Zoo treft men (als ik mij niet vergis) voor 't eerst een beschouwing over het gezin in zijn insolent-autarchische zelfkoestering (XI, 93?94) of in zijn weerzinwekkend-blij opgaan in gemeenschappelijke ontucht (XI, 259?275). Achteraf verbaast men zich minder over de voorbeeldloos gewaagde erotiek welke laatstgenoemde episode (evenals talrijke andere uit de twaalf deelen} beheerscht, dan over het feit dat de dichter van dep, groepsgeest niet al veel eerder over de cohaesie van het gezinsverband had gewaagd. Romains' veelzijdige deskundigheid biedt voor- en nadeelen. Zoo hij den eenen specialist onder zijn lezers vergast op technisch weergaloos gedetailleerd?; beschrijvingen (b.v. de zacht-ironische bladzijde-i die het 146 hoofdst. van deel XII vormen) h j loopt eveneens gevaar, andere lezers te ontstemmer, als de specialiteit" zich niet op hun gebied bevindt. Van sommige medici heeft Romains de hebbelijkheid, met indrukwekkende vaktermen te pronken. Maar daar hij een handig schrijver is, weet hij deze hebbelijkheid zijn woordvoerder, dr. Viaur, in oe schoenen te schuiven. Vergelijk in dit verband Viaur met den zooveel eenvoudiger, vlotter optredenden dokter Antoine uit du Gard's Thibault". Ondertusschen veroorzaakt de overvloedigheid der weten schappelijke bizonderheden niet zelden een be lemmering voor het vlot verloop van het verhaal, een tekortkoming die men echter, gezien Romains' sterk intellectualisme, zeker niet mag toeschrijven aan een gebrek aan inspiratie. Zoo staan wij na de thans verschenen twaalf deelen nel mezzo del cammin", en het is te ver wachten dat Romains' voorraad van onderwerpen en gegevens, ideeën en anecdoten, drama's en experi menten, onuitputtelijk zal blijken. Edmond Jaloux, die nooit heel veel met zijn verstandelijken tegen voeter op had, vroeg onlangs nogal schamper, waar Romains het wel niet over zou hebbén". Naar onze meening is, in weerwil van zekere, door te opzettelijk tentoongespreid universalisme, door een soort coquetteeren met het kosmische teweeggebrachte gebreken, Romains' Cyclus het standaardwerk van de hedendaagsche Fransche productie, omdat de schrijver, als geen tweede in zijn land, openstaat, met hart en oog, met hersens en zinnen, voor al wat het leven raakt van Mensch en Tijd. Omdat hij de sterke geschiedschrijver wil zijn van die Beschaving, waarvan, zooals Duhamel het pas formuleerde, wij tegelijkertijd de bewerkstelli* gers, de voordeeltrekkers en de slachtoffers zijn. PAG. ? DE GROENE N*. 309$ SPREKENDE PLAATJES D. C. van der Poel MeriJn«J« Gljien (City Tbeater, A'dam) MEER dan wat plaatjes bij het boek is de film Merijntje Gijzen" niet geworden. Wij zien op het witte doek vrijwel alle bekende figuren uit de eerste twee delen en het Brabantsche land in de tuin van Film stad. Het kan ook moeilijk anders. Het boek van A. M. de Jong bevat weinig handeling. Het zwaartepunt ligt hier geheel bij het beschouwende, hetzij be schrijvend, hetzij in dialoog. En filo sofie is nu eenmaal niet de sterke zijde van de film. Zo hebben wij hier een duidelijk voorbeeld van de tegenstel ling tussenwet beeldend vermogen van de taal en van de film en daarmede geen film. Merijntje Gijzen" op het witte doek, is een reeks losse beelden met weinig verband en met weinig handeling, hoezeer de schrijver ook concessies aan de film heeft gedaan door een en ander te comprimeren, te verschuiven en toe te voegen. Het resultaat is alleen maar, dat wij in kort bestek wat meer personen uit het boek te zien krijgen. Maar ook niet meer. Want de meesten komen alleen maar even op het doek en hun verschijning is alleen ge motiveerd door het boek als achter grond van al wat wij zien. Men heeft hierdoor steeds de indruk, dat deze film zonder het boek moeilijk zal kunnen boeien. In zoverre is hier dus eenandere weg gevolgd, dan meestal bij de ver filming van een boek, waarbij men zich los maakt van het boek voorzover dit voor de film als zelfstandig verhaal nodig is. Als deze weg hier niet, d.w.z. niet bewust is gevolgd, dan mogen wij m.i. wel spreken van mislukking, en van een vervlakking, welke de schrijver die zich hiertoe leende geen eer aandoet. De nieuwsgierigheid naar de auteur als filmacteur blijkt in verband met het boven geconstateerde overbodig: ook van de brave pastoor brengt de film niet meer dan een sprekend portret. Voor Merijntje en de Kruik niets dan lof. Jannekee lijkt mij een te opge poetste schoonheid en in dat opzicht ook een concessie aan de film. De han deling voorzover aanwezig is geheel verlegd naar de driehoek Kruik, Jannekee, Grensjager, al heeft de schrij ver, aandachtig aan het feit dat het bioscooppubliek recht heeft op de vol ste maat, het drama van het verraad" ?ioor Merijntje nog wat dramatischer gemaakt door de scène van het monste ren te Antwerpen in te lassen. Het slot, oveneens een inlas ten bate van de film en dan nog een echt filmische" inlas, is als draaiboek volkomen gemotiveerd, maar laat tevens de beperkte mogelijk heden van Kurt Gerron als cineast zien. Zo blijft deze film dan geheel be perkt tot een reeks ? vaak verdienste:ijke beelden uit Merijntje Gijzens jeugd," welke door de lezers van het boek stellig dankbaar zullen worden aanvaard en die het boek misschien "ok wel opnieuw in vele handen zullen brengen. Waarom zouden wij ook dit niet aanvaarden als n van de moge' n kneden van de film? Een mogelijk heid welke overigens uiteindelijk alleen '?' bewijzen valt in de boeken van de* iJmmaatschappij. En daar gaat het ten slotte toch om. oorspronkelijk een lezing wijst er op. Men kan echter ook de vraag stel len of hiermede niet tevens een over drijving wordt gedemonstreerd, De heer van Oosten stelt niet de vraag omtrent het probleem. Integen deel. Maar hij doet deze vraag wel opkomen. Juist doordat hij zo weinig klaarheid brengt en zich zo zeer ver wikkelt in moeilijkheden, die m. i. alleen te wijten zijn aan overschatting en complicering van een in wezen eenvoudige zaak. De schrijver keert zich terecht tegen een uitsluitend individualistische be schouwingswijze" van de huidige filmcritiek en hij zegt in dit. verband een paar behartenswaardige dingen. O. a. over de overdreven belangstelling voor uitingen welke op het gebied van de literatuur, de schilderkunst en de muziek geheel buiten de beschouwing van de kunstcritiek vallen. Maar hij geeft ongemerkt en ongewild zelf de sleutel tot deze fout als hij generali serend spreekt over de onmetelijke grootheid der nieuw geopenbaarde kunst" inplaats van ietwat bescheide ner de mogelijkheden van kunstuiting met de middelen der film te erkennen. Wanneer in het algemeen wat meer werkelijkheidszin betracht werd, wat minder het woord kunst werd gebruikt, inplaats van een individualistischesthetisch standpunt?dat de heer van Oosten terecht verwerpt in te nemen, meer werd uitgegaan van een sociaaleconomische en sociaal-psychologische beschouwing, kortom van een sociolo gisch standpunt?waaraan ook de heer van Oosten niet toekomt dan zou veel van het probleem film geen pro bleem meer zijn en het gehele complex van uitdrukkingsmogelijkheden van de film zakelijk binnen het kader in onmiddellijk verband met de film techniek kunnen worden beschouwd. De heer van Oosten blijft op dit punt in gebreke en zo ligt het zwaartepunt van zijn essay in het negatieve verwijt van incompetentie aan een filmcritiek, die een standpunt inneemt dat hij terecht verwerpt. Maar hij verzuimt deze incompetentie aannemelijk te maken, al ware het alleen maar door deze te doen blijken als tegenstelling tot eigen competentie. Op deze wijze blijft zijn betoog een slag in de lucht met een zwaard, dat eerst met veel misbaar getrokken is. Bladgroote grHaiUe": Het laatste oordeel", uit ee?NerferWsch Getijdenboek op perkament uit het begin van de zestiende eeuw. Oude boeken Apenfilm Een slag in de lucht A. J. D. van Oosten: Film ?a Gemeenschap. De Vrije ? Bladen, 1936, Wo. 8. DE titel Film en Gemeenschap" duidt pp n van de belang rijkste kanten, zo niet de be langrijkste, kant van het probleem film. Is er een probleem film? Dit essay Martin Johnson: Bavlanenland (Scheltens & Ctiltay, Amsterdam) MEN kan natuurlijk zeggen dat dit weinig met film te maken heeft, en wanneer men daarbij dan aan filmkunst denkt heeft men ongetwijfeld gelijk. En toch.... Er zijn vele manieren om filmkunst voort te brengen. En een ervan is: het leven, naakt en brandend, te vangen in de lens en vast te leggen op een strook celluloïde. En in dien zin geno men heeft Martin Johnson toch wis en waarachtig wel kunstenaarsbloed in zich, hij -moge verder nog zoo'n avonturier en handig zakenman zijn. De film Bavianenland" heeft inder tijd niet de aandacht getrokken die ze als documentaire verdiende; Des te meer reden is er om het boek ter hand te nemen dat van het tot stand komen dezer film vertelt. Als over vijftig» hon derd jaar het aanzien ook van den Oostafrikaanschen hoek der aarde wel licht geheel veranderd is, zal het werk van Martin Johnson een volgende generatie in staat stellen te zien en te hooren hoe in onzen tijd het leven daar zijn gang ging. En dat is geen geringe verdienste. Rs. IN tijden van velerlei wijziging pleegt men een hang te vertoonen naar den goeden ouden tijd". Gemeenlijk is die tijd noch zoo oud, noch zoo goed. Maar van den goeden kant bekeken kan hij voortreffelijke eigenschappen hebben. In 'sRijks museum is een doolhof van oude kunst ingericht, waarvan een groote vitrine met prachtige boek banden een der edelste eenheden vormt. De Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren heeft het goede denkbeeld gehad een tentoonstelling in te richten van Het Oude Boek" in de wijdsche en toch zoo intieme Militiezaal te Amsterdam, waar een keur van boeken en prenten te bewonderen valt. Dit is niet enkel een welkome aanvulling, maar bovendien een noodzakelijke. In een kort voorwoord van den nu eens keuriggedrukten catalogus in tegen stelling met meerdere andere, die treurige producten van hedendaagsche typografie werden I stelt het Bestuur vast: Ons land ontbeert permanente of semi-permanente tentoonstellingen van oude boeken en men is daardoor niet in de gelegenheid kennis te nemen van hetgeen het boek aan schoonheid en belangrijkheid herbergt." Dit is te meer bevreemdend als wij even verder terecht opgemerkt vinden, dat Neder land het land is, dat zich mag beroemen op de meeste belangrijke voort brengselen van boekdrukkunst van de i5de eeuw af tot heden." Een profeet, zegt men, wordt in eigen land weinig geëerd, en waarom zou het met een tot traditie geworden reeks van de zulken, al zijn het bescheiden boek drukkers, die weergaloos knap hun vak beoefenden, anders gesteld wezen? De liefde voor het oude boek, dat ter tentoonstelling niet enkel van vaderlandschen bodem is, houdt een gelijke genegenheid in voor het nieuwe boek. Waar deze aristocratische verkleefd heid bestaat, behoeft zij geen stimulans. Maar het is een feit, dat het heden daagsche drukwerk in 's Rijks hoofd stad verre beneden Europeesch niveau gedaald is en dat dus opdrachtgevers zoowel als uitvoerders zich ernstig te bezinnen hebben op spoedig herstel. Een tentoonstelling als deze kan hier mogelijk toe bijdragen. Tenminste, als de afgestompte zin voor een der edelste ambachten en eenige der Schoonste materialen zich hier weer bewust wordt van zijn tekortkomingen. De bijna 200 nummers van den catalogus zijn alle, zonder uitzondering, een over tuigende uiting van het onmiskenbaar feit, dat het boek als vormgeving een ernstiger en nobeler bedrijf kan vorde ren dan de fabricatie van goedkoope reeks-nummers en conventioneel ge waardeerde verjaardagsgeschenken. Wij hopen met het Bestuur, dat in ieder opzicht voortreffelijk werk deed, dat tentoonstellingen als waarvan deze de eerste is, vaker en op verschillende plaatsen herhaalt' mogen worden. C. Frans Coenen's boeken EEN Catalogus van kostbare n zeer goed onderhouden inboedels, verkocht wordende...." enzopvoort is in den regel geen boeiende lectuur. Plichtshalve kijkt men zoo'n drukwerk even door. En ziet, dan treft- men, na diversen", de boeken uit de nalaten schap van Mr. Frans Coenen. En eens klaps wordt de dorre opsomming vol leven: hoezeer was niet Coenen's leven met zijn boeken verbonden I Op 6 en 7 October komt deze ver zameling onder den hamer (in De Zon, Singel 118). Vele vrienden van Coenen's werk zullen er ongetwijfeld bij aan-* wezig willen zijn. t, H ?; i 11 f PAG.-* DE GROENE No.3095

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl