De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 26 september pagina 7

26 september 1936 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Tooneel Schilderkunst 4 vi en; ho da bc Te FILM-IDYLLE OP DE PLANKEN Kroniek week -T-OONEELSCHRIJVERS, die waarl schijnlijk geen film-scenario kondenO plaatsen, grepen naar de mogelijkheid, al wat de film-grootindustrie aankleeft aan de kaak te stellen ! Zoo ontstond Happy" óf .Jongetje vindt Meisje", van broer en zuster, of echtpaar Spewack. Van dit in veel opzichten f ilm-scenario-achtig-tooneelblijspel, za gen wij de premières bij Van Dalsum en bij Laseur, met de gebruikelijke zenuwen in de beide haas t-v oor stel lingen. Het wezenlijke verschil was, dat van Dalsum de voorstelling naar zich toe trok als regisseur-technicus". Laseur het zelfde deed als tooneelspeler. Deze leider-medespeler deed ons dit keer denken aan de eerste viool in een strijkje, die beurtelings dirigeert, dan zich tot het publiek wendend, meespeelt. Van Dalsum schreef in zijn pro gramma, dat de achtergrond van het stuk is: eenerzijds de bijna tot wonder verfijnde filmapparaten met hun intelligenten staf van producers, ingenieurs, regisseurs en camera-men, die het technische product trachten Eduard Verkade waren bij beide geestig en sarcastisch, zooals bedoeld. MAAR van grooter gewicht is, dat bij van Dalsum de studio achter de coulissen leefde, met zijn door den l oudspeaker sprekenden magnaat, op een onbereikbaar kantoor, met auto riteit en doodvonnissen in de stem. Bij Laseur een inspicient of een weinig ambitieus welwillend aoteur door de microphoon. Bovendien gaf bij van Dalsum de radio-omroeper van Ben Groenier een voortreffelijk stuk tooneelspeelkunst met de stem, een per fecte radio-verslaggever-parodie. In aanmerking genomen de daaraan be stede arbeid en ernst waren de twee voorstellingen niet te vergelijken: van Dalsum toonde zich dit keer de kundiger en ernstiger metteur en scène hoewel het maar een blijspel gold. Wat de spelers betreft zijn de rollen gespeeld bij van Dalsum door: la Chapelle, Hu f, van Gasteren en van Hulzen op te voeren tot grooter volmaakt- veel juister verdeeld óf beter gespeeld. heid, en anderzijds het publiek, De rol van Susie, de moeder van dat van deze techniek slechts een Happy, viel beter uit bij Laseur. Mary product eischt van narcose, van amusement veelal, helaas misschien even noodzakelijk als brood, sokken en schoenen." De voorstelling van Laseur stond (niet omschreven in het programma) in het teeken: hoe krijg ik met mijzelf en mijn medespelers, met klein f inanDresselhuys werd meer het open reëele wezentje, dat bedoeld is, al konden enkele scènes dieper en gevoe liger gespeeld (b.v. die met Law en Bensón, als zij kiezen moet tusschen haar persoonlijke gevoelens en haar vermeende plicht tegenover haar vader loos kind, wanneer de filmheld Torn tieel risico een genoegelijke voorstel- Mix" of hoe hij heeten moge in het ling? Zeker was aan het decor van Koen stuk, haar zijn buitenhuis en goede Limperg meer arbeid en kosten besteed reputatie aanbiedt.) Willy Haak ziet dan aan dat van Paul Bromberg; een er lief en jong uit, maar zij is desgroot onderscheid, dat met een ver- ondanks ongeschikt voor een dergelijke wijzing naar het verschil in afmeting meisjesrol geworden, daar zij kinder achtig, inplaats van kinderlijk aanvan de tooneelruimten in beide theaters niet is weg te praten. Bij het Amsterdamsch Tooneel speel de men in een Amerikaansch millioenenkantoor, bij het Centraal Tooneel hoogstens in een klein provinciaal Nederlandsch studiootje, waar men was begonnen, eer het kapitaal" bijeen was. De opgenomen filmpjes doet, een achterlijk meisje speelt en niet een volkskind met onbedorven hart. De lieve onzekere Engelsche jongen, die zijn aristocratisch ras zal verbeteren met dit gezonde sterke onbedorven bedoelde volkskind, nadat zijn trots hem had ingegeven, niet langer thuis bij moeders pappot te leven, waren beide te zwak, dochjbeschaafd gespeeld. MAAR in geen der beide voor-stellingen werden de twee snaken", Law en Bensón, ten voeten uit ge geven, omdat, het onderling contrast tusschen deze figuren Benson en Law, de scenario schrijvers uit Boy meets G/r/", links in de voorstelling van de Amstérdamsche Toonee/vereeniging (Dick van Veen en Frits van Dijk), en rechts',b\j\het£.entraal Tooneel, (Cees Laseur en Jan van Ees, met Cor Hermus in het midden). niet klopte, hoe geestig individueel La seur-van Ees, en Van Dijk-Van Veen ook waren bijtijden. Alleen om dit inter nationale, ook in Holland voorkomende duo, dat onze tijd in alle variaties heeft opgeleverd, is het stuk de moeite waard, gespeeld te worden. Hetphysiek sterke buldogtype met een sentimen teel hart onder zijn brute kracht ver borgen, hij die voor niets en niemand bang is dan voor zijn platina-blond parasiet-vrouwtje met vuurrood ge schminkte lippen en nagels, thuis of aan gene zijde van de telefoon: in dit ge val L Carlyle Benson genaamd; en de in meerdere of mindere mate aan hem verbonden decadente, intelligente, scherpe, verwijfde metgezel, die zijn aangeboren kinderlijke schuchterheid volkomen overwonnen heeft, en daar alleen brutaal egoisme voor in de plaats kreeg. Hij is begaafder en domi neert daardoor volkomen, in alle gesprekken. Hij heeft contact met ontelbare lieve vrouwtjes en treedt soms als acceptabel beschermengel op (zooals deze Robert Law voor de moeder van Happy), omdat hij de vrouw dusdanig doorziet en in veel opzichten evenaart, dat hij haar geheel onromantisch beschouwen kan en zoo nimmer van haar afhankelijk wordt. Een tweede, soortgelijk amu sant maar gevaarlijk duo, als de auteurs Benson en Law, vormen de beide musici, Green en Slade; in beide voorstellingen aannemelijk gespeeld, zij het dan ook in zér verschillende opvattingen. DE achtergrond van Happy", zooals van Dalsum die, volgens zijn inleiding, ziet in de intelligente werkers van de filmfabrieken en het amusements-publiek in het algemeen, lijkt ó*ns onjuist. Wij gelooven veeleer, dat de auteurs van Happy" het publiek gezien hebben als een veel koppig monster, zonder fantasie, dat dank zij een politiek getinte ethiek en journalistiek-vluchtige voorlichting, zonder eigen onderscheidingsvermogen en eigen oordeel, als massa-consument alleen nog bereikbaar is door recla me"; terwijl de beide Spewack's de werkers in de filmateliers een mediocre bende achten, die zonder veel artistieke begaving met den banalen smaak van het publiek hun voordeel trachten te doen. Hoe dit zij, laten tooneeldirecteuren dankbaar zijn, dat zij zich in hun theaters en met hun kunstuitingen tot een zooveel kleineren maar selecten tring behoeven te richten dan de jioscopen met haar films, en laten zij dezen kleineren Jtring vooral niet onderschatten. Een concurreeren met Boy meets girl" in een artistieke wedloop, met de opkomst van het theater publiek als inzet, is onwaardig. H De filmheld ET gezelschap Cor Ruys, weer terug in het Centraal Theater, Deffouve de Nuncque» Zonen te Amsterdam HET werk van Degouve voornamelijk het werk van landschapschilder, soms dat een schilder uit het symbolisch rijv (Toorop was een zijner vrienden en diegenooten). Degouve is, in teg< ling tot Toorop, in ons land meer '_ gebleven als de landschapschiMer, dat landschap zijn bij den F;_ Belgischen schilder verschillende vakken te onderkennen, die vers .... de waardeering hebben genoten en wel genieten. Het meest algemeen kend en gewaardeerd werd h>>t . bantsche landschap rond Brussel de eerste perioée. Wanneer ik werk wou definieeren, zou ik se irir dat het van een peinzensvoller, nekkigen geest de getrouwe ver t was. Het is dat landschap, da i mijn waardeering is blijven } e, om eigenschappen en schilca _, Een van die perioden is die van Baleaarsche werk, waar Dego een bewogener geheel (wat het lijke aangaat) zijn kleur gedee! trachtte te wijzigen. Deze Bal werken, indertijd in den Haag zameld, hebben voor mij rooit belangrijkheid gehad van hè; Brabantsche landschap. Ik geloof,] in deze overeenstemming besta.it, wat Holland aangaat. Over ander heerscht minder eenstemmigheid Bremmerieten zijn geneigd tot minder waar deer ing wat landschap aangaat en de latere gn der figuren. Ik zal niet zeggen, mijn waardeer ing van deze opende het seizoen met De F-lr De auteur bedoelt een internat!» film-milieu te toonen, als b van financieele speculaties, kunnen, ontucht en lichtzi inigl dat in alle opzichten dient ge door de brave burgerij, die in omgeving te gronde gaat a in ijdelheid, zelfoverschatting n zucht. Niettemin zal een film menschenkenner nu en dan eem l lijke brave ziel noodig hebben j opname" voor een rol, die on baar is voor het geraffineerde l talent, waarmee dit milieu ovc is. In zoo'n geval bewijst de ^efott feerde werkelijkheid goede die op het witte doek, althans w; nne deskundige filmregisseur de doet, en de leiding heeft. Nederland kan gerust zin, onschuldig blijspel gaan ziea,J speelt in het buitenland ! Cor gaf op de première een rrke van zijn rol, die nu al tot een i leefde gedetailleerde caricatuurz uitgegroeid. Jan C. de Vos speelde een bekwaam filmregisseu;-v jager-avonturier. Ook overüersl het stuk tot zijn recht, all de contrasten scherper c nlijo juister tegenover elkaar geplaatst! i het Brabantsche landschap over|ina<ir ik vond in deze dingen toch ichappen, vele eigenschappen, die [re' bekendheid zullen handhaven 'ker geen schade doen zullen. i nog iets bij Degouve te noemen or zijn werk een afzonderlijki behouden. Degouve heeft aantal figuren geschilderd, en|ofli Maria, die, naar het schijnt ' meer dan voor anderen, weer waren, herinneringen aan [ent te bewaren. jijk zijn zij naar den geest veran Het latere Vlaamsche landled* reen, die iets van schilderen wee; dat juist het schilderen, ilke groepen engelen enz., aanhetft gegeven tot velerlei mise; s'eeds was de innigheid te |en <'e sensueele inslag te groot. ^ gouve was de innigheid, jlend van aanbidding, ge en tanwezig. Zeldzame eigen de laatste tijden; gemakkelijk iat en luchtig voorbij geloopen. de naam van Degouve blijven Lt &P ndachtige peizende Vlaam"ndsthap en door zijn groepen tig om Maria heenscholende |t; ze!ier bij mij. Iscbeer, 1856?1936 [GEN, die haast voor goed de herinnering leken opgekrijgen weer een duidelijk door hun dood. Zoo is voor het geval met Marie WandIk heb haar in reeds langjar.:n ontmoet, zelfs in Ede it; wij schreven elkaar tot tijd. Het schrijven heeft iden en nu bij den dood se se ilderes herinner ik zelfs uidschrift, de bladvulling, en Ijze van zijn; het huis waar zij der. provincialen stijl in het :he leven daar met haar moezuster of zusters. Marie teer <vas niet enkel de schildebloemen, zooals ons en nog ligen gekend bleef, zij schilderde ren on wel eens verrassender >ij d;: bedaagd talent verwach[toch, deze schilderes, die mij Tonde: te groote gelijkenis, aan de zwieriger of grooter, ?, An^terdamsche Joffers deed had ' ich de meeste apprecieede waardeering voornamelijk leres '/an eenvoudige bloemen, blo-, menhart een innigheid liezen natuurlijk thuis hoorde lilieu waar zij ontstonden en met !.un kleur een wezentlijke Smosp'ieer een langzamer gloed gevei. die de meeste rumoeirvretind als zij zijn van een1, n; i kon opvallen. Marie 'eer, die vrij trouw bleef illen, kon niet anders dan :endheid zien versmallen; den]- ik, later, hier en daar 'wel et»is iemand keeren naar " dez-r stille bloemstukken, i toegewijd werk, waar, o intt-llectueelen, noch kracht iilect triomfeerde, maar waar Maatl provinciaal geworden nu en dan een teedere gevct.den heeft, die, ik her teen eenzaamheid en langveriiwikkénd kunnen doen K' die eenmaal beluisterd lanPen dan veler virtuose leegI modieuze verrassing. uitdrukking ras" zeer natuurlijk is, wanneer wij daaronder niet te zeer denken aan de breede scheppende basis, waarop een kunstenaarsleven natuurlijk is gegrondvest, maar wan neer wij bovenal denken aan de pezige vorm-verfijning van een Engelschman; aan de sobere elegance en aan lust tot het haast teeder natasten van beeld, klein of groot; aan het genieten zoo wel met den vinger als met het oog van dat, wat de bekoring van een menschenlichaam kan vor men. Als zoodanig herinner ik mij Pit. Niet als de verfijndste kritikus van de kleur van schilderijen. Ik heb hem toch zoo menigmaal een beeld zien keuren, met zoo natuurlijken lust, dat ik mij nu afvraag: wie zal hem eens vervangen aan onze Musea want juist deze kennis van plastiek is vooral in Holland niet dikwijls te vinden of overvloedig aanwezig. Het is daarom, nog eens, dat ik het voornemen van Wenckebach heb toegejuicht om Pit te maken na Nijhoff, na den professor Wenckebach, na Verwey. Wenckebach toch is een realist, en deze kunnen alleen winst boeken door onophoudelijk zich te verdiepen in de werkelijkheid". Langs die werkelijkheid" kunnen zij alleen het innerlijke doen kennen; zij toch werken van buiten naar binnen. De kop, daarenboven, zal nog winnen in het kantiger brons gegoten na de reali seering in de meegevender klei. PLASSCHABRT ? O. miJ genoegen, dat Wer1 den kop van Pit heeft Iziin ?, ? ZOU me te«en|zyn als geen onzer beeldVöezen kop gekozen had; oor toch te verlokkelijk, c net is een kop, waarbij de Henk Wiegersma Tentoonstelling: In Voor de Kunst", Utrecht SOMMIGEN hebben hun achter docht te kennen gegeven tegen over het schilderwerk van Henk Wiegersma, anderen vonden zijn arbeid een voorbeeld van vitale" kunst. Maar meestal werd zijn legende meer gswogen en beoordeeld dan zijn schil derij. Het is tijd voor een zuiverder ver houding, een reeds zeer respectabel oeuvre vraagt erom. In de kunst wordt u niets geschonken dan hetgeen gij waardig zijt en ook Wiegersma kan geen wonderen doen. Maar dat hij een der meest interessante en bekwame schilders van de modernen is, lijkt toch moeilijk meer te bestrijden. Wie de tentoonstelling in Voor de Kunst" te Utrecht bekijkt, vindt een stiller en ingetogener Wiegersma dan hij zich van vorige tentoonstellingen zal herinneren. De luidheden, de groote gebaren ontbreken. Soms wer den die vol en koninklijk, altijd zal men zich de waarlijk biologeerende kracht van Het Geheim", de barokke hevigheid van De Bekoring van den H. Antonius" of de prachtige zotheid van De Drinker" herinneren. Maar er was naast deze neiging tot kracht en pathetiek in Wiegersma, reeds van een aanvang af, nog een andere aan leg: die tot stille,, verdroomde, droef geestige. De figuur van Wiegersma is veel meer samengesteld dan men heeft gemeend en onder de felle tegen spraken en botsingen van zijn wezen gaat een gemoed schuil waarin het begonnen gevoel, de mijmering, de teederheid een woonplaats heeft. Al wat hij doet en maakt blijft verwijderd van de groote stad, van het asphalt, hij voelt zich beter onder de gewortelden die op het land thuis zijn, en daar, als epicuristen schier, de blijvende dingen des levens genieten. Landschap en portret geeft hij nu in hoofdzaak. De landschappen zijn donker", vol zatte groenen, er is een atmosfeer in als bewegend leven in een flesch heeft. Zonder te detailleeren geeft hij de stemming van het land weer met een eigendommelijke natuurmystiek. Men kan het uur van den dag noemen en men ziet hoe hij het liefst de tinten geeft die de schemering met zich brengt. Zulk een landschap is een edel, en vaak zelfs geraffineerd stuk kleur aan den muur. De zooge naamde boerschheid staat een met zeer veel smaak gekozen coloriet allerminst in den weg. De romantische aard van dit werk is onmiskenbaar, het heeft een neiging tot stabilisatie en groote lijnen, die aan het Impressio nisme vreemd was. Het is zeer tegen gesteld aan het streven der Nieuwe Realisten, maar het kon alleen nu, en hier, gemaakt zijn, het is niet archaïseerend, doch leeft aan een andere zijde van de hedendaagsche esprit. De Fries Wiegersma is Vlaamscher, Spaansch-Oostenrijkscher dan eenige Hollander wezen kan. Onder de figuurstukken telt men nog altijd vele zelfportretten, in variatie op variatie, maar steeds (baardig) uit dagend en voornaam. De anderen, die geportretteerd zijn, vertoonen gelaten waarin de topografie van de physionomie veelal niet getrouw is gevolgd. Maar naar het wezenlijke lijken zij altijd. Wie zou in het portret van Dr. W. (no. 6) den hoogbejaarden Utrechtschen hoogleeraar niet herkennen, die een genie in zijn vak is ? Maar meer dan dit specialisme herkent men, in den eigenaardigen pathologischen bouw van den schedel, en ook ondanks dat, den diepen mensen, van dagen zat, droefgeestig, maar nog hunkerend naar de kennis van het geheim des levens. En zie daarnaast het uitnemen de portret van de Dame met de groene cape (no. 7), waarvan de gesluierde tinten de groote bekoring uitmaken, maar niet minder de trekken van het gezicht. Met De Musicus" als derde hebben we hier een klasse apart", die Wiegersma's talent duidelijk be wijst. JAN ENGELMAN Boste van Pit door Wenckebach Musicus door Henk Wiegersma

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl