Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Muziek
nv
vi
en;
ho!
.fooi
Ta
REIS MET OMWEGEN
S. Vestdijk
Herman BeMelaar: Rel* BMT de
volwassenheid (BvnMe, Rotterdam)
DAT de schrijver Herman
Besselaar, wiens Reis naar de vol
wassenheid" naar ik meen een
debuut is, literair talent bezit, staat
wel vast. Zijn boek vertoont die be
paalde combinatie van volhtid en
scherpte, rijkdom van ervaring en ana
lytische vondsten, waaraan men in eer
sten aanleg het talent (in zijn ruimste
beteekenis) herkent. Talent immers is
niets anders dan het vermogen
tusschen die uitersten evenwicht te zoe
ken. Dit, opgevat als criterium, maar
dan dom en verstard toegepast, doet
b.v. recensenten zoeken naar de al of
niet ontbrekende compositie" van een
roman het feit dat zij zoeken, be
wijst al reeds de volslagen waardeloos
heid van wat zij zoeken I Men kan vast
stellen, dat Besselaar's boek iedere
romancompositie of -structuur mist.
Is het daarmee veroordeeld? In geen
geval mits men nu maar niet gaat
meenen, dat dit ontbreken een vrijbrief
;s tot het begaan van alle excessen.
Ongetwijfeld zondigt deze roman",
een verkapte autobiografie, bevat
tend minutieus opgeteekende jeugd
herinneringen, door het tegenover
gestelde euvel, door een te veel aan
materiaal, bruto gegevens, datgene dus
waaraan door de traditioneele roman
compositie een eerste, grove en ook
door domooren toepasbare ordening
voltrokken wordt. Besselaar worstelt
op een andere wijze met dit materiaal,
intelligenter, maar op den keper be
schouwd nu ook niet zoo origineel, na
Gide, Dos Passos, du Perron. Het is het
procédévan den schrijver als ordenende
figuur schrijvend opgevoerd, een
werkplaatsprocédédus, dat wij hier ont
moeten. Halverwege Les faux
monnayeurs" b.v. gaat de schrijver vertel
len wat hij verder met zijn roman"
voor heeft. Herman Besselaar past dit
procédétoe met zwier en
openhartigheid. Na drie of vier hoofdstukken, tel
kens voorafgegaan door camera-eyes"
in den trant van Dos Passos, komt de
vertrouwelijke mededeeling", dat de
auteur maar matig met deze syntheti
sche opschriften ingenomen is, en in de
daarop volgende gedeelten treffen we
er geen enkele meer aan. Als Stendhal
legt hij rekenschap af van onzekere
chronologie, hij publiceert fragmenten
uit den brief van een vriend, die oude
kranten heeft nageslagen ter documen
tatie van den roman, er volgt nog een
fragment uit een brief van den schrijver
aan dien zelfden vriend. Was dit alles
onuitstaanbaar als snobisme, bij dezen
debutant doet het sympathiek aan,
omdat wij den oprechten wil bespeuren
een vorm te zoeken, die het materiaal
zoo overzichtelijk mogelijk presenteert,
en het toch zoo weinig mogelijk geweld
aandoet. De typografische variaties
nemen we daarbij op den koop toe....
Maar Besselaar had hier met een
bijzonder materiaal te doen, een -mate
riaal dat zich misschien in geen enkelen
vorm laat dwingen I De eigen jeugd
ervaringen verzetten zich zeer perti
nent tegen de Beschrankung", die zoo
wel den meester kenmerkt als
hetlessenrooster van den schoolvos. Ieder opge
offerd detail kost onnoemlijke pijnen;
de schrijver, die zichzelf gaarne als
ideale, lezer denkt, wil later kunnen
bladeren in een levensboek zonder
hiaten; Weliswaar verdragen
jeugdgeschiedenissen meer van dit soort
opgedrongen overdaad dan andere
romanvormen. De lezer weet van te
voren, dat de veelheid het hier winnen
zal. In het geval van Herman Besse
laar evenwel zijn sommige grenzen
overschreden; de eindeloosheid van
het te behandelen materiaal paarde
zich aan de ongebreidelde
schrijflust van den debutant, en het resultaat
is een te-veel: aan détails, aan visueele
descriptie, aan vondsten die al te zeer
uitgebuit worden. Het oorlogsspel",
dat den jongen Jan Boogaers een tijd
lang absorbeert, parallel-opvoering van
den wereldoorlog met
speelgoedsoldaatjes, poppen en gefantaseerde per
sonages, en waarin een bepaald soort
homo-erotiek, ideaalvorming rondom
koninginnen en verpleegsters, en uit
gesproken sadismen als drijfveeren
samenkomen, is stellig te lang uitge
sponnen. Deze roman in den roman"
is literatuur, retrospectief en
pacifrtisch gearrangeerd. Aardige en
origrneele literatuur, zeer zeker, maar men
vergelijke hiermee eens de derde episo
de, waarin de puberteit van Jan Boo
gaers relatief veel te beknopt wordt be
handeld. Is dit wellicht mede een gevolg
van schr.'s overwegend visueele instel
ling, die in die vroegere jaren een rijke
ren voedingsbodem vond dan later bij
den lyrisch-stormachtigen puber ? Ken
schetsend is, dat een van de beste frag
menten uit dit derde gedeelte dan weer
zuiver visueel georiënteerd is, ik bedoel
het wereldstadspel" op pag. 205 e.v.,
een zeer bijzondere trouvaille, waarin
zich het destructieve sadisme" meet
met de constructieve neigingen van den
wordenden volwassene. In zijn soort
zelfs geslaagder dan het eindelooze
oorlogspel, dat te weinig synthetisch
behandeld werd. Bij de fouten van dit
boek moet verder nog gevoegd worden
de dierbare toon van den Epiloog in
bed", waarin de schrijver aan zijn
vrouw, die hier begrijpende vragen
zonder begrip stelt» puberteitszonden
opbiecht. Hier doet de puberteit zich
voor als een roes, gevolgd door
katterigheid en aspirine in bed. Gelukkig kon
de roman niet verknoeid worden door
deze 13 pagina's en het gedicht", dat
ze besluit.
Behalve door een zeer fijn gespon
nen beschrijvingskunst men
beschouwe eens pag. 74, 75: uitmuntend
genoteerde reacties van een kind op
een eerste treinreis ! en psychologi
sche observaties, die, hoezeer ook geni
velleerd door hun overvloedigheid, het
stempel dragen van doorleefdheid en
authenticiteit, moet Reis naar de vol
wassenheid" vooral gewaardeerd wor
den door de kordate pogingen om eenig
licht te brengen in de kinderlijke
sexualiteit. Een gemakkelijke taak was dit
niet, in een land waar het
geborneerdste puritanisme even welig tiert als
de combinatiewoede der Freudianen.
Besselaar zelf schrijft trouwens vanuit
een calvinistisch zondebesef, dat hij
tegelijkertijd doorziet. Zijn teekening
van het kind als polymorph pervers",
om een vakterm te gebruiken, die
men weer vergeten mag, is niet
alleen geslaagd, zij geeft ook, wanneer
wij terugredeneeren, een verklaring
van de uitvoerigheid van dit boek en
het uitwisschen van de grenzen
tusschen zijn wezenlijke en onwezenlijke
elementen. De kindsheid is de tijd
waarin die grenzen uitgewischt zijn;
de kinderlijke sexualiteit 1*5 tegelijk be
langrijk (voor de soort en als toekomst
mogelijkheid) en onbelangrijk (voor
het groeiende individu als zoodanig);
iedere reis naar de volwassenheid is er
een met omwegen! Het kind probeert"
reacties en instellingen, en laat ze
weer varen; het spelkarakter van zijn
sexualiteit heeft daarom veel met de
perversie gemeen, zonder er mee samen
te vallen. Besselaar heef t dit probleem
uitstekend geïndividualiseerd, op een
Wijze die nooit naar het handboek riekt.
Ook hindert de schrijver ons niet met
zijn interpretaties; hij laat aan den
intelligenten lezer over verbindings
lijnen te trekken tusschen de saillante
punten van zijn verhaal. Het kan
D. A. V. BlnnendUk: Onvoltooid
verleden (BtoU, Maastricht)
EEN geremde natuur dit is de
eerste en laatste indruk, die men
na het lezen van deze gedichten
overhoudt van Binnendijk's aard. Niet
alleen omdat de bundel jaren ver
schijnt nadat zijn plaquette Het
Andere Land" het licht zag, maar ook
omdat de gedichten den indruk wek
ken eener geringe en moeizame producti
viteit. Ik heb dikwijls in Binnendijk's
streng-controleerende intellectualiteit
naar de verklaring gezocht voor zijn
zco weinig spontane natuur, maar
men kan even goed de oorzaak zoeken
in zijn gevoelswereld zelf, en de ge
wetensvolle supervisie van zijn leven
door zijn intellect als een uitvloeisel
zien van een zichzelf telkens opnieuw
bevriezende natuur. Een sterke intel
lectualiteit is op zichzelf volstrekt niet
de vijand van een rijk temperament.
De gevoelens, waarneniingen en ge
dachten die in dezen bundel tot uiting
komen zijn vrijwel zonder uitzonde
ring zuiver en echt; en doordat Binnen
dijk's techniek klaar, beheerscht en
vast is, kan men hier nagenoeg geen
slechte of zelfs maar zwakke verzen
aanwijzen. Het gevoel van betrek
kelijke onbevredigdheid dat mij bij
blijft is dan ook slechts te herleiden
tot een geringe affiniteit met Binnen
dijk's dichterlijke emoties en overpein
zingen ; aan een, bij alle vastheid, toch
geringe zeggingskracht bij hem, aan
een geringe ontvankelijkheid voor zijn
gedichten bij mij. Ik kan deze ver
zen niet vaag of kleurloos noemen,
en de reacties niet ronduit conven
tioneel, maar doorgaans is alles mij
toch te gangbaar, in de slechte ge
vallen te geijkt en te academisch.
Binnendijk's dichtersgave is mij niet
persoonlijk en niet markant genoeg;
zijn waarnemingen, reflecties, en ge
voelens zijn te weinig geïndividuali
seerd, hoezeer ook doorleefd; zijn
beeldspraak is te weinig verrassend om
na te werken, zijn rhythme te weinig
geschakeerd, zijn timbre te weinig
muzikaal, zijn waarneming te weinig
sensueel.
Na deze poging om de verhouding
tusschen deze gedichten en mij in het
algemeen te omschrijven, releveer ik
met des te meer overtuiging de verzen
die mij troffen. Het zijn in het psycho
logische" genre: het onverbiddelijke,
klare en schampere Portret", in het
aangrijpende: Sterfbed", in het na
vrante: Novembermiddag", in het
ironische: Dagtaak" (van een uit
stekend getypeerd van Oudshoorn
achtig mannetje), in het erotische:
Amour Fatal", terwijl Dubbel uit
zicht", lastiger met n woord te
classificeeren, eveneens tot de goede
gedichten behoort. Deze verzen kan
men rekenen tot de beste z.g.
Forumpoëzie", hier echter met een meer
classicistischen inslag, en zonder den
commis-voyageurstoon. Als voorbeel
den van verzen die mij volkomen
onverschillig laten zonder dat ik ze
slecht vind, noem ik Ambacht en
Droom", Tristesse", Ubique Idem",
Locarno", Finis Vitae Consolatio",
De Borgia's", Gandria", Na de ver
overing". Zeer goed daarentegen zijn
De Profundis" en verschillende kwa
trijnen, vooral in Hoc Tempus", ter
wijl de reeks Rondeelen", lichter en
glanzender dan iets wat Binnendijk
schreef, een tegenhanger der
Forum"verzen en met die gedichten het
hoogtepunt van zijn poëzie vormen.
H. MARSMAN
boeiend zijn Herman Besselaar's ont
wikkeling verder te volgen. In zekeren
zin schreef hij zich uit met dit boek.
Maar aanknoopingspunten en open
vragen blijven er genoeg over,
zoodat wij zeker iets goeds van hem
kunnen verwachten.
Otto SRarek: Mo*e« Bfvudclasoltn
(Querido, Amsterdam)
DEZE belangrijke biographie om
vat niet alleen het leven van den
eersten duitsch-joodschen den
ker, maar geeft tevens een kort en
instructief overzicht van de geschiede
nis der Joden na hun verdrijving uit
Palestina; verder een psychologische
verklaring van het ontstaan van het
geloof der uitverkiezing en een inzicht
in het wezen van den joodschen gods
dienst, die, geïncorporeerd in de Wet,
het nationale karakter van dit volk
in den loop der eeuwen heeft weten te
bewaren. De auteur maakt een verge
lijking tusschen de drie godsdiensten,
wier haarden zoo dicht bijeen liggen
en die in de dertiende eeuw hun ratio
nalistische vertegenwoordigers vonden
in Thomas van Aquino, Maimonides
en Averroës. Maar de geschriften van
Maimonides werden door de Joden in
den ban gedaan en bij hen zoowel als bij
de Christenen en Mohamedanen had
een omkeering in de denkwijze plaats:
het irrationalisme kreeg den voorrang
boven het verzoenende rationalisme
der drie groote voorgangers.
De geschriften van Maimonides wer
den in 1742 voor het eerst in
Duitschland door een voorvader van Moses
Mendelssohn in het Hebreeuwsch ge
drukt en het zijn deze boeken geweest
die den dertien-jarigen knaap, Moses,
dwongen het uiterlijke en innerlijke
Ghetto te doorbreken.
Zarek beschrijft slechts terloops en
zeer sober de armoede van den
talmudleerling, de strengheid die heerschte in
het Ghetto (er mocht b.v. geen Duitsch
boek gelezen worden) en de onbarm
hartige wijze, waarop den Joden het
leven moeilijk werd gemaakt.
De groote beteekenis van Mendels
sohn ligt in zijn philosophische werken
en in het feit, dat hij met zijn vriend
Lessing een der eersten is geweest, die
den Duitschen geest stelt tegenover den
Franschen. De pruisische vorst Frederik
de Groote ging van het standpunt uit
dat Frankrijk de wieg was der bescha
ving en hij dichtte zelf in het Fransch,
omdat Duitsch een taal was van bar
baren. Zadek wijst op het eigenaardige
verschijnsel dat deze vorst bij zijn volk
wel het in politieken zin nationale be
wustzijn tracht te wekken, maar dat
hij niet duldt, dat in het geestelijke
typisch duitsche capaciteiten worden
aangekweekt, terwijl tegelijkertijd een
Jood, die niet tot het duitsche volk
wordt gerekend, door geschriften mee
werkt het cultureel duitsche te ver
heffen boven het uitheemsche.
Dit streven van Mendelssohn is even
wel niet te beschouwen als een natio
nale actie, maar als een
Menschheitraction"; cultuur is volgens Mendels
sohn namelijk niet iets dat door de ge
schiedenis en door een volk bepaald
wordt, maar door den enkelen mensch.
Er (M.) sah Kultur als den Ausdruck
des Mensch-seins berhaupt; und es
war jedem Menschen gegeben, zur
gleichen Volkommenheit
aufzustreben" (pag. 286).
Mede uit deze opvatting van cultuur
vloeit voort, dat Mendelssohn geen
assimilatie van den joodschen geest
wenscht aan den westeuropeeschen;
wel echter vraagt hij voor zijn volk:
Toleranz". Hij meende op grond van
verscheidene lange en diepe
vriendschappen met anders-denkenden".
dat de Joden tusschen de andere volken
konden wonen, trouw blijvend aan den
God hunner vaderen.
Zarek geeft geen vie romancée. Zijn
studie zet echter op een buitengewoon
heldere en boeiende wijze uiteen met
Welke philosophische en cultuurhisto
rische vragen Mendelssohn en zijn tijd
had te kampen. Maar ook door zijn
algemeene probleemstellingen en in
zichten is de biographie van Zarek een
waardevol boek. H. M.
MARIUS MONNIKENDAM:
Schoone romantiek
Wiüem Pijper
Concertgebon w
WANNEER zich tusschen de
paar honderd belangstellen
den, die het volksconcert (of,
om detegenwoordigin de mode zijnde be
naming te gebruiken: het orfterfconcert)
van 27 September bijwoonden, de tra
ditioneele Nederlandsche
Muziekminnaar had bevonden, dan zou deze zich
tijdens de uitvoering van Marius
Monnikendam's Boetpsalmen in een moei
lijk parket gevoeld hebben. De tradi
tioneele vaderlandsche muziekliefheb
ber immers kent de internationale
oude en nieuwe litteratuur door en door;
hij is op de hoogte van de stijlkenmer
ken der moderne Fransche, Duitsche
en Russische muziek, hij kan profane
en religieuze tendenzen onderscheiden.
De eenige muziek waarvan hij, welbe
schouwd, niet zoo zeer op de hoogte is,
is de Nederlandsche. Hij kan dat niet
gebeteren: de niet actief musiceerende
musicophiel kan slechts die muziek
l eer en kennen, beminnen, of verwer
pen, welke men hem voorspeelt. En
men speelt ons van alles voor hier te
lande, maar bij voorkeur geen Neder
landsche muziek.
De moeilijkheden, waarin onze
hersenschimmige toehoorder Zondag 1.1.
in het Concertgebouw verkeerd zou
hebben, zijn met het bovenstaande
reeds aangeduid. Het werk van Mon
nikendam immers laat zich naar stijl,
inhoud en vorm uiterst bezwaarlijk
classificeeren. De psalmen behooren
stylistisch tot tientallen ver uiteen
liggende perioden: neoromantiek,
praeclassiciteit en quasi up-to-date zake
lijkheid zijn hier in een veelal bevreem
dend nauw verband gebracht. Het is
juist aan deze emulsie van
onvereenigbaarheden dat men den auteur
Monnikendam voorloopig nog herkent.
Hij wordt bij zijn concepties be
nvloed, zoowel door de strakke enkel
voudigheid van de grootmeesters der
Middeleeuwen, wier polyphonie nog
vlak bij de axioma's stond, als door het
inferieure geweld der onvruchtbare
S travinsky-navolgingen. Het begrip
hymnisch inderdaad een rekbaar
begrip! duidt bij Monnikendam af
wisselend op Palestrina, op Manier of
>p Hindemith. Zijn orkest klinkt soms
als Honegger, soms als Bruckner; zijn
koorstijl bevat elementen van zeer
goede hoedanigheid naast
verbijstetende liedertafelarijen. Hij schrijft een
instrumentaal fragment, een treur
marsen, melodisch, rhythmisch en
orchestraal op het onbeholpene af. Enkele
bladzijden verder bevinden wij ons
temidden van de ingewikkeldste pro
blemen van polymetrischen en
pluritcnalen aard, problemen welke soms
niet, maar soms ook wél opgelost
worden. En in het laatste geval ge
schiedt dit spelenderwijs. Monniken
dam zet een psalm op, waarbij de
spasmodische rukken onweerstaanbaar
aan de meest directe fragmenten uit
Les Noces doen denken. Zonder over
gang volgt dan een passus, die in
blankheid niet voor Francks angeliekste
bladzijden behoeft onder te doen....
boetpsalmen
inval hanteert, terwijl hij hiertegenover
soms goede invallen in het geheel niet
uitwerkt, ja, ze dikwijls bepaald slecht
realiseert (die treurmarsch, boven ge
noemd) wijst op dezen staat van geest.
De facetten der nieuwe Nederland
sche muziek, welke door den componist
Monnikendam vertegenwoordigd wor
den, zijn nog niet helder geslepen. De
leek, de voor muziek alleen maar ge
voelige, kan niet beoordeden wat in de
boetpsalmen oprechte inventie is, wat
maakwerk. Waarlijke monumenta
liteit iets wat voor een gegeven als
deze boetpsalmen onontbeerlijk is
ontstaat gewoonlijk uit minder ge
compliceerde staten des geestes dan
deze componist op dit oogenblik nog
vertoont.
Monnikendam's psalmen werden ge
flankeerd door Weinlese van Mengel»
berg en de Evocations van Roussel.
Zuiver als métier overtreffen deze beide
werken de noviteit vele malen. Wein
lese is een op alle punten goed gereali
seerd opus over den muzikalen inhoud
werd h.t.p. reeds geschreven en de
Evocations zijn een voor de periode
van hun ontstaan representatief mees
terwerk. Een en ander werd onder
leiding van den Rotterdammer Eduard
Flipse door het Rotterdamsch
Philharmonisch Koor en het Concertgebouw
orkest op meer dan bevredigende wijze
uitgevoerd. Zelden krijgt men een zoo
goed uitgebalanceerde eenheid van vo
cale en orchestrale praestatie te hooren.
Tooneel
MARIUS Monnikendam vertoont
als componist een eigenaardig
on'titgegiste mentaliteit. Het is, alsof zijn
muziekbcsef eenerzijds ongewoon ver
gesublimeerd is, anderzijds in een veel
priller, praepuberteitsch stadium ver
keert. Alsof hij aan sommige
menschelijke en muzikale bewustheden nog
niet toe is gekomen, terwijl hij op
andere punten reeds alles heeft door
gemaakt wat het leven een man aan
ervaring kan verschaffen. De wijze
waarop hij bij herhaling een opzichzelf
geenszins superieure, vaak zelfs banale,
Familiestuk
Om de Ronde Tafel (Family A ff air a)
door het De Boer-van
BlJk-KnBemble"
MEVROUW de Boer-van Rijk is
een hoogst merkwaardig ver
schijnsel onzer tooneelwereld.
In haar jeugd nam zij geen groote
plaats in. Gedurende de ontwikkeling
van het naturalisme en het werk van
onzen Nederlandschen tooneelschrijver
Herman Heyermans vond zij haar
waarlijk emplooi. En ofschoon eer een
van de ouderen van de, indertijd onder
Chrispijn Sr. gestichte, en later door
van der Horst geleide, Nederlandsche
Tooneelvereeniging, heeft zij allen over
leefd en geeft heden nog altijd blijk van
haar ongeëvenaarde vitaliteit, haar in
het naturalistische genre groot en
sterk beeldend vermogen en haar
typischen Amsterdamschen humor, zoo
dra de rol daartoe gelegenheid biedt.
Het streven, dit seizoen haar en
semble met het oog op een meer
uiteenloopend repertoire te versterken, blijkt
nog niet geheel uit de lange lijst mede
spelers. Als Lady Madehurst" werd
zij echter zeer goed ter zijde gestaan
door Willem van der Veer, Hes
Rijken-van Rijk en Sien de la
MarKoppers in het komische genre, door
Fie de Vries-de Boer, Corry Korevaer
en Ludzer Eringa in het ernstige. Nico
de Jong had, als regisseur, een zoo
goed mogelijk sluitend ensemblespel
trachten te verkrijgen, waarin echter
de oudste zoon", de kleinzoon n
echtgenoote", en de typiste niet vol
doen konden.
Maar Mevrouw de Boer deed veel
Vergeten en domineerde den geheelen
avond, zulks niet, omdat haar rol
de dankbaarste is, maar omdat zij
inderdaad het bindende element bleek
te zijn in nuanceering, kracht, en
techniek. Het deugdelijke familiestuk"
van Gertrade Jennings is consciëntieus
Engelsen maakwerk en vond een
onderhoudende opvoering. i
EDUARD VBRKADB l
Muiterij op de Bounty"
(Alhambra Theater, Amsterdam)
MET Mutiny on the Bounty"
onder regie van Frank Lloyd
brengt Metro-Goldwyn-Mayer
een van haar grote producten van
1936. In verschillende opzichten mag
deze film beschouwd worden als re
presentatief voor de huidige Ameri
kaanse productie en voor de stand van
haar techniek. Mutiny on the Boun
ty" is een voorbeeld van technische
volmaking en als zodanig gaaf, maar
desondanks of misschien juister
daardoor van een vlakheid, welke
soms zelfs even de spanning dreigt te
verbreken.
De film wil ons verhalen van de toe
standen op zee in het eind van 1700,
toen romantiek, avonturen en wrede
mishandeling het deel waren van de
zeevarenden, die soms tegen hun wil
werden geronseld.
Ongetwijfeld is het motief aanleiding
tot beelden van vaak verrassende
schoonheid en van een even bewonde
renswaardige als verbazingwekkende
techniek. Een technisch meesterstuk
van de toverkunst, welke film heet.
Maar desondanks of alweer daar
door ? het is alles, net iets te schoon.
Het is met deze films als met de ge
zichten der spelers: De make-up is vol
maakt en bewonderenswaardig, maar
het werkelijke leven ontbreekt. Wij
zijn, als bij een feuilleton, wel inspan
ning omtrent de afloop" van de ge
beurtenis en vaak is er een prachtige
climax in deze spanning maar wij
leven niet mee met de personen omdat
zij geen vlees en bloed worden. Deze
romantiek staat te ver van de realiteit
om werkelijk diepe indruk te maken.
Mij lijkt de voornaamste oorzaak
hiervan te liggen in de esthetiek van
deze en dergelijke films. Het is
inderdaad te schoon in esthetische zin.
De wreedheid is te gaaf en men zou
het zo kunnen formuleren, dat on
danks alle volmaaktheid van deze film
neen juist dóór die volmaaktheid
het vuil en de stank ontbreken en daar
mede ontbreekt dan ook het leven zelf.
Het is prachtig, het is schoon, maar
het is te mooi om waar te zijn.
Maar ten slotte komt het grote
publiek naar de bioscoop om te genieten
en daartoe behoort ook wel een
beetje rillen en een paar uur aan
genaam in spanning te zitten. En het
is nog steeds het zelfde publiek, dat
vroeger in de schouwburg al te rea
listische" stukken verwierp, omdat
men nu eenmaal niet voor zijn ver
driet" naar de comedie ging.
Het spel van Laughton en Clark
Gable domineert in deze film nooit te
sterk. Ook in dit opzicht is alles precies
zoals het zijn moet en ook hier
zouden wij willen dat het minder was
dan het moest zijn en meer brandend
leven. Slechts een enkele maal, als deze
beide mannen tegenover elkaar staan,
voelt men de onweerstaanbare dreiging
van hun vijandschap en dan voelt men
ook de grootheid van deze beide acteurs.
Tahiti is in deze film de
BallettEinlage" in de opera en wij krijgen
geen neiging dit ernstiger te nemen
dan een dergelijke Einlage": een
lieflijk contrast met de harde wreed
heid van het drama.
D. C. VAN DER POEL
U KOMT TOCH OOK IN DE
TANZ KLAUSE?
Marnixstroat b/h Leidscheplein
Matlné«-6.8O
Avond 8-1
&&*?£*£
w
7Ww*K»arl&a\zal
&W£iïi*#iiJl^'prvtett^' '
**r"t> -?**»&-»
?**g&lffi&^~
fessyss*»!**".
Metro
1 CfOidwan
v Ma»er>
*%£&**.
»^v /fafT1**.
P
l i! 5'5-1
PAG. e DE GROENE Na. MM
PAG.-» DE GftOENE Na.»M
?"? y-*
F