De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 3 oktober pagina 5

3 oktober 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Muziek nv vi en; ho! .fooi Ta REIS MET OMWEGEN S. Vestdijk Herman BeMelaar: Rel* BMT de volwassenheid (BvnMe, Rotterdam) DAT de schrijver Herman Besselaar, wiens Reis naar de vol wassenheid" naar ik meen een debuut is, literair talent bezit, staat wel vast. Zijn boek vertoont die be paalde combinatie van volhtid en scherpte, rijkdom van ervaring en ana lytische vondsten, waaraan men in eer sten aanleg het talent (in zijn ruimste beteekenis) herkent. Talent immers is niets anders dan het vermogen tusschen die uitersten evenwicht te zoe ken. Dit, opgevat als criterium, maar dan dom en verstard toegepast, doet b.v. recensenten zoeken naar de al of niet ontbrekende compositie" van een roman het feit dat zij zoeken, be wijst al reeds de volslagen waardeloos heid van wat zij zoeken I Men kan vast stellen, dat Besselaar's boek iedere romancompositie of -structuur mist. Is het daarmee veroordeeld? In geen geval mits men nu maar niet gaat meenen, dat dit ontbreken een vrijbrief ;s tot het begaan van alle excessen. Ongetwijfeld zondigt deze roman", een verkapte autobiografie, bevat tend minutieus opgeteekende jeugd herinneringen, door het tegenover gestelde euvel, door een te veel aan materiaal, bruto gegevens, datgene dus waaraan door de traditioneele roman compositie een eerste, grove en ook door domooren toepasbare ordening voltrokken wordt. Besselaar worstelt op een andere wijze met dit materiaal, intelligenter, maar op den keper be schouwd nu ook niet zoo origineel, na Gide, Dos Passos, du Perron. Het is het procédévan den schrijver als ordenende figuur schrijvend opgevoerd, een werkplaatsprocédédus, dat wij hier ont moeten. Halverwege Les faux monnayeurs" b.v. gaat de schrijver vertel len wat hij verder met zijn roman" voor heeft. Herman Besselaar past dit procédétoe met zwier en openhartigheid. Na drie of vier hoofdstukken, tel kens voorafgegaan door camera-eyes" in den trant van Dos Passos, komt de vertrouwelijke mededeeling", dat de auteur maar matig met deze syntheti sche opschriften ingenomen is, en in de daarop volgende gedeelten treffen we er geen enkele meer aan. Als Stendhal legt hij rekenschap af van onzekere chronologie, hij publiceert fragmenten uit den brief van een vriend, die oude kranten heeft nageslagen ter documen tatie van den roman, er volgt nog een fragment uit een brief van den schrijver aan dien zelfden vriend. Was dit alles onuitstaanbaar als snobisme, bij dezen debutant doet het sympathiek aan, omdat wij den oprechten wil bespeuren een vorm te zoeken, die het materiaal zoo overzichtelijk mogelijk presenteert, en het toch zoo weinig mogelijk geweld aandoet. De typografische variaties nemen we daarbij op den koop toe.... Maar Besselaar had hier met een bijzonder materiaal te doen, een -mate riaal dat zich misschien in geen enkelen vorm laat dwingen I De eigen jeugd ervaringen verzetten zich zeer perti nent tegen de Beschrankung", die zoo wel den meester kenmerkt als hetlessenrooster van den schoolvos. Ieder opge offerd detail kost onnoemlijke pijnen; de schrijver, die zichzelf gaarne als ideale, lezer denkt, wil later kunnen bladeren in een levensboek zonder hiaten; Weliswaar verdragen jeugdgeschiedenissen meer van dit soort opgedrongen overdaad dan andere romanvormen. De lezer weet van te voren, dat de veelheid het hier winnen zal. In het geval van Herman Besse laar evenwel zijn sommige grenzen overschreden; de eindeloosheid van het te behandelen materiaal paarde zich aan de ongebreidelde schrijflust van den debutant, en het resultaat is een te-veel: aan détails, aan visueele descriptie, aan vondsten die al te zeer uitgebuit worden. Het oorlogsspel", dat den jongen Jan Boogaers een tijd lang absorbeert, parallel-opvoering van den wereldoorlog met speelgoedsoldaatjes, poppen en gefantaseerde per sonages, en waarin een bepaald soort homo-erotiek, ideaalvorming rondom koninginnen en verpleegsters, en uit gesproken sadismen als drijfveeren samenkomen, is stellig te lang uitge sponnen. Deze roman in den roman" is literatuur, retrospectief en pacifrtisch gearrangeerd. Aardige en origrneele literatuur, zeer zeker, maar men vergelijke hiermee eens de derde episo de, waarin de puberteit van Jan Boo gaers relatief veel te beknopt wordt be handeld. Is dit wellicht mede een gevolg van schr.'s overwegend visueele instel ling, die in die vroegere jaren een rijke ren voedingsbodem vond dan later bij den lyrisch-stormachtigen puber ? Ken schetsend is, dat een van de beste frag menten uit dit derde gedeelte dan weer zuiver visueel georiënteerd is, ik bedoel het wereldstadspel" op pag. 205 e.v., een zeer bijzondere trouvaille, waarin zich het destructieve sadisme" meet met de constructieve neigingen van den wordenden volwassene. In zijn soort zelfs geslaagder dan het eindelooze oorlogspel, dat te weinig synthetisch behandeld werd. Bij de fouten van dit boek moet verder nog gevoegd worden de dierbare toon van den Epiloog in bed", waarin de schrijver aan zijn vrouw, die hier begrijpende vragen zonder begrip stelt» puberteitszonden opbiecht. Hier doet de puberteit zich voor als een roes, gevolgd door katterigheid en aspirine in bed. Gelukkig kon de roman niet verknoeid worden door deze 13 pagina's en het gedicht", dat ze besluit. Behalve door een zeer fijn gespon nen beschrijvingskunst men beschouwe eens pag. 74, 75: uitmuntend genoteerde reacties van een kind op een eerste treinreis ! en psychologi sche observaties, die, hoezeer ook geni velleerd door hun overvloedigheid, het stempel dragen van doorleefdheid en authenticiteit, moet Reis naar de vol wassenheid" vooral gewaardeerd wor den door de kordate pogingen om eenig licht te brengen in de kinderlijke sexualiteit. Een gemakkelijke taak was dit niet, in een land waar het geborneerdste puritanisme even welig tiert als de combinatiewoede der Freudianen. Besselaar zelf schrijft trouwens vanuit een calvinistisch zondebesef, dat hij tegelijkertijd doorziet. Zijn teekening van het kind als polymorph pervers", om een vakterm te gebruiken, die men weer vergeten mag, is niet alleen geslaagd, zij geeft ook, wanneer wij terugredeneeren, een verklaring van de uitvoerigheid van dit boek en het uitwisschen van de grenzen tusschen zijn wezenlijke en onwezenlijke elementen. De kindsheid is de tijd waarin die grenzen uitgewischt zijn; de kinderlijke sexualiteit 1*5 tegelijk be langrijk (voor de soort en als toekomst mogelijkheid) en onbelangrijk (voor het groeiende individu als zoodanig); iedere reis naar de volwassenheid is er een met omwegen! Het kind probeert" reacties en instellingen, en laat ze weer varen; het spelkarakter van zijn sexualiteit heeft daarom veel met de perversie gemeen, zonder er mee samen te vallen. Besselaar heef t dit probleem uitstekend geïndividualiseerd, op een Wijze die nooit naar het handboek riekt. Ook hindert de schrijver ons niet met zijn interpretaties; hij laat aan den intelligenten lezer over verbindings lijnen te trekken tusschen de saillante punten van zijn verhaal. Het kan D. A. V. BlnnendUk: Onvoltooid verleden (BtoU, Maastricht) EEN geremde natuur dit is de eerste en laatste indruk, die men na het lezen van deze gedichten overhoudt van Binnendijk's aard. Niet alleen omdat de bundel jaren ver schijnt nadat zijn plaquette Het Andere Land" het licht zag, maar ook omdat de gedichten den indruk wek ken eener geringe en moeizame producti viteit. Ik heb dikwijls in Binnendijk's streng-controleerende intellectualiteit naar de verklaring gezocht voor zijn zco weinig spontane natuur, maar men kan even goed de oorzaak zoeken in zijn gevoelswereld zelf, en de ge wetensvolle supervisie van zijn leven door zijn intellect als een uitvloeisel zien van een zichzelf telkens opnieuw bevriezende natuur. Een sterke intel lectualiteit is op zichzelf volstrekt niet de vijand van een rijk temperament. De gevoelens, waarneniingen en ge dachten die in dezen bundel tot uiting komen zijn vrijwel zonder uitzonde ring zuiver en echt; en doordat Binnen dijk's techniek klaar, beheerscht en vast is, kan men hier nagenoeg geen slechte of zelfs maar zwakke verzen aanwijzen. Het gevoel van betrek kelijke onbevredigdheid dat mij bij blijft is dan ook slechts te herleiden tot een geringe affiniteit met Binnen dijk's dichterlijke emoties en overpein zingen ; aan een, bij alle vastheid, toch geringe zeggingskracht bij hem, aan een geringe ontvankelijkheid voor zijn gedichten bij mij. Ik kan deze ver zen niet vaag of kleurloos noemen, en de reacties niet ronduit conven tioneel, maar doorgaans is alles mij toch te gangbaar, in de slechte ge vallen te geijkt en te academisch. Binnendijk's dichtersgave is mij niet persoonlijk en niet markant genoeg; zijn waarnemingen, reflecties, en ge voelens zijn te weinig geïndividuali seerd, hoezeer ook doorleefd; zijn beeldspraak is te weinig verrassend om na te werken, zijn rhythme te weinig geschakeerd, zijn timbre te weinig muzikaal, zijn waarneming te weinig sensueel. Na deze poging om de verhouding tusschen deze gedichten en mij in het algemeen te omschrijven, releveer ik met des te meer overtuiging de verzen die mij troffen. Het zijn in het psycho logische" genre: het onverbiddelijke, klare en schampere Portret", in het aangrijpende: Sterfbed", in het na vrante: Novembermiddag", in het ironische: Dagtaak" (van een uit stekend getypeerd van Oudshoorn achtig mannetje), in het erotische: Amour Fatal", terwijl Dubbel uit zicht", lastiger met n woord te classificeeren, eveneens tot de goede gedichten behoort. Deze verzen kan men rekenen tot de beste z.g. Forumpoëzie", hier echter met een meer classicistischen inslag, en zonder den commis-voyageurstoon. Als voorbeel den van verzen die mij volkomen onverschillig laten zonder dat ik ze slecht vind, noem ik Ambacht en Droom", Tristesse", Ubique Idem", Locarno", Finis Vitae Consolatio", De Borgia's", Gandria", Na de ver overing". Zeer goed daarentegen zijn De Profundis" en verschillende kwa trijnen, vooral in Hoc Tempus", ter wijl de reeks Rondeelen", lichter en glanzender dan iets wat Binnendijk schreef, een tegenhanger der Forum"verzen en met die gedichten het hoogtepunt van zijn poëzie vormen. H. MARSMAN boeiend zijn Herman Besselaar's ont wikkeling verder te volgen. In zekeren zin schreef hij zich uit met dit boek. Maar aanknoopingspunten en open vragen blijven er genoeg over, zoodat wij zeker iets goeds van hem kunnen verwachten. Otto SRarek: Mo*e« Bfvudclasoltn (Querido, Amsterdam) DEZE belangrijke biographie om vat niet alleen het leven van den eersten duitsch-joodschen den ker, maar geeft tevens een kort en instructief overzicht van de geschiede nis der Joden na hun verdrijving uit Palestina; verder een psychologische verklaring van het ontstaan van het geloof der uitverkiezing en een inzicht in het wezen van den joodschen gods dienst, die, geïncorporeerd in de Wet, het nationale karakter van dit volk in den loop der eeuwen heeft weten te bewaren. De auteur maakt een verge lijking tusschen de drie godsdiensten, wier haarden zoo dicht bijeen liggen en die in de dertiende eeuw hun ratio nalistische vertegenwoordigers vonden in Thomas van Aquino, Maimonides en Averroës. Maar de geschriften van Maimonides werden door de Joden in den ban gedaan en bij hen zoowel als bij de Christenen en Mohamedanen had een omkeering in de denkwijze plaats: het irrationalisme kreeg den voorrang boven het verzoenende rationalisme der drie groote voorgangers. De geschriften van Maimonides wer den in 1742 voor het eerst in Duitschland door een voorvader van Moses Mendelssohn in het Hebreeuwsch ge drukt en het zijn deze boeken geweest die den dertien-jarigen knaap, Moses, dwongen het uiterlijke en innerlijke Ghetto te doorbreken. Zarek beschrijft slechts terloops en zeer sober de armoede van den talmudleerling, de strengheid die heerschte in het Ghetto (er mocht b.v. geen Duitsch boek gelezen worden) en de onbarm hartige wijze, waarop den Joden het leven moeilijk werd gemaakt. De groote beteekenis van Mendels sohn ligt in zijn philosophische werken en in het feit, dat hij met zijn vriend Lessing een der eersten is geweest, die den Duitschen geest stelt tegenover den Franschen. De pruisische vorst Frederik de Groote ging van het standpunt uit dat Frankrijk de wieg was der bescha ving en hij dichtte zelf in het Fransch, omdat Duitsch een taal was van bar baren. Zadek wijst op het eigenaardige verschijnsel dat deze vorst bij zijn volk wel het in politieken zin nationale be wustzijn tracht te wekken, maar dat hij niet duldt, dat in het geestelijke typisch duitsche capaciteiten worden aangekweekt, terwijl tegelijkertijd een Jood, die niet tot het duitsche volk wordt gerekend, door geschriften mee werkt het cultureel duitsche te ver heffen boven het uitheemsche. Dit streven van Mendelssohn is even wel niet te beschouwen als een natio nale actie, maar als een Menschheitraction"; cultuur is volgens Mendels sohn namelijk niet iets dat door de ge schiedenis en door een volk bepaald wordt, maar door den enkelen mensch. Er (M.) sah Kultur als den Ausdruck des Mensch-seins berhaupt; und es war jedem Menschen gegeben, zur gleichen Volkommenheit aufzustreben" (pag. 286). Mede uit deze opvatting van cultuur vloeit voort, dat Mendelssohn geen assimilatie van den joodschen geest wenscht aan den westeuropeeschen; wel echter vraagt hij voor zijn volk: Toleranz". Hij meende op grond van verscheidene lange en diepe vriendschappen met anders-denkenden". dat de Joden tusschen de andere volken konden wonen, trouw blijvend aan den God hunner vaderen. Zarek geeft geen vie romancée. Zijn studie zet echter op een buitengewoon heldere en boeiende wijze uiteen met Welke philosophische en cultuurhisto rische vragen Mendelssohn en zijn tijd had te kampen. Maar ook door zijn algemeene probleemstellingen en in zichten is de biographie van Zarek een waardevol boek. H. M. MARIUS MONNIKENDAM: Schoone romantiek Wiüem Pijper Concertgebon w WANNEER zich tusschen de paar honderd belangstellen den, die het volksconcert (of, om detegenwoordigin de mode zijnde be naming te gebruiken: het orfterfconcert) van 27 September bijwoonden, de tra ditioneele Nederlandsche Muziekminnaar had bevonden, dan zou deze zich tijdens de uitvoering van Marius Monnikendam's Boetpsalmen in een moei lijk parket gevoeld hebben. De tradi tioneele vaderlandsche muziekliefheb ber immers kent de internationale oude en nieuwe litteratuur door en door; hij is op de hoogte van de stijlkenmer ken der moderne Fransche, Duitsche en Russische muziek, hij kan profane en religieuze tendenzen onderscheiden. De eenige muziek waarvan hij, welbe schouwd, niet zoo zeer op de hoogte is, is de Nederlandsche. Hij kan dat niet gebeteren: de niet actief musiceerende musicophiel kan slechts die muziek l eer en kennen, beminnen, of verwer pen, welke men hem voorspeelt. En men speelt ons van alles voor hier te lande, maar bij voorkeur geen Neder landsche muziek. De moeilijkheden, waarin onze hersenschimmige toehoorder Zondag 1.1. in het Concertgebouw verkeerd zou hebben, zijn met het bovenstaande reeds aangeduid. Het werk van Mon nikendam immers laat zich naar stijl, inhoud en vorm uiterst bezwaarlijk classificeeren. De psalmen behooren stylistisch tot tientallen ver uiteen liggende perioden: neoromantiek, praeclassiciteit en quasi up-to-date zake lijkheid zijn hier in een veelal bevreem dend nauw verband gebracht. Het is juist aan deze emulsie van onvereenigbaarheden dat men den auteur Monnikendam voorloopig nog herkent. Hij wordt bij zijn concepties be nvloed, zoowel door de strakke enkel voudigheid van de grootmeesters der Middeleeuwen, wier polyphonie nog vlak bij de axioma's stond, als door het inferieure geweld der onvruchtbare S travinsky-navolgingen. Het begrip hymnisch inderdaad een rekbaar begrip! duidt bij Monnikendam af wisselend op Palestrina, op Manier of >p Hindemith. Zijn orkest klinkt soms als Honegger, soms als Bruckner; zijn koorstijl bevat elementen van zeer goede hoedanigheid naast verbijstetende liedertafelarijen. Hij schrijft een instrumentaal fragment, een treur marsen, melodisch, rhythmisch en orchestraal op het onbeholpene af. Enkele bladzijden verder bevinden wij ons temidden van de ingewikkeldste pro blemen van polymetrischen en pluritcnalen aard, problemen welke soms niet, maar soms ook wél opgelost worden. En in het laatste geval ge schiedt dit spelenderwijs. Monniken dam zet een psalm op, waarbij de spasmodische rukken onweerstaanbaar aan de meest directe fragmenten uit Les Noces doen denken. Zonder over gang volgt dan een passus, die in blankheid niet voor Francks angeliekste bladzijden behoeft onder te doen.... boetpsalmen inval hanteert, terwijl hij hiertegenover soms goede invallen in het geheel niet uitwerkt, ja, ze dikwijls bepaald slecht realiseert (die treurmarsch, boven ge noemd) wijst op dezen staat van geest. De facetten der nieuwe Nederland sche muziek, welke door den componist Monnikendam vertegenwoordigd wor den, zijn nog niet helder geslepen. De leek, de voor muziek alleen maar ge voelige, kan niet beoordeden wat in de boetpsalmen oprechte inventie is, wat maakwerk. Waarlijke monumenta liteit iets wat voor een gegeven als deze boetpsalmen onontbeerlijk is ontstaat gewoonlijk uit minder ge compliceerde staten des geestes dan deze componist op dit oogenblik nog vertoont. Monnikendam's psalmen werden ge flankeerd door Weinlese van Mengel» berg en de Evocations van Roussel. Zuiver als métier overtreffen deze beide werken de noviteit vele malen. Wein lese is een op alle punten goed gereali seerd opus over den muzikalen inhoud werd h.t.p. reeds geschreven en de Evocations zijn een voor de periode van hun ontstaan representatief mees terwerk. Een en ander werd onder leiding van den Rotterdammer Eduard Flipse door het Rotterdamsch Philharmonisch Koor en het Concertgebouw orkest op meer dan bevredigende wijze uitgevoerd. Zelden krijgt men een zoo goed uitgebalanceerde eenheid van vo cale en orchestrale praestatie te hooren. Tooneel MARIUS Monnikendam vertoont als componist een eigenaardig on'titgegiste mentaliteit. Het is, alsof zijn muziekbcsef eenerzijds ongewoon ver gesublimeerd is, anderzijds in een veel priller, praepuberteitsch stadium ver keert. Alsof hij aan sommige menschelijke en muzikale bewustheden nog niet toe is gekomen, terwijl hij op andere punten reeds alles heeft door gemaakt wat het leven een man aan ervaring kan verschaffen. De wijze waarop hij bij herhaling een opzichzelf geenszins superieure, vaak zelfs banale, Familiestuk Om de Ronde Tafel (Family A ff air a) door het De Boer-van BlJk-KnBemble" MEVROUW de Boer-van Rijk is een hoogst merkwaardig ver schijnsel onzer tooneelwereld. In haar jeugd nam zij geen groote plaats in. Gedurende de ontwikkeling van het naturalisme en het werk van onzen Nederlandschen tooneelschrijver Herman Heyermans vond zij haar waarlijk emplooi. En ofschoon eer een van de ouderen van de, indertijd onder Chrispijn Sr. gestichte, en later door van der Horst geleide, Nederlandsche Tooneelvereeniging, heeft zij allen over leefd en geeft heden nog altijd blijk van haar ongeëvenaarde vitaliteit, haar in het naturalistische genre groot en sterk beeldend vermogen en haar typischen Amsterdamschen humor, zoo dra de rol daartoe gelegenheid biedt. Het streven, dit seizoen haar en semble met het oog op een meer uiteenloopend repertoire te versterken, blijkt nog niet geheel uit de lange lijst mede spelers. Als Lady Madehurst" werd zij echter zeer goed ter zijde gestaan door Willem van der Veer, Hes Rijken-van Rijk en Sien de la MarKoppers in het komische genre, door Fie de Vries-de Boer, Corry Korevaer en Ludzer Eringa in het ernstige. Nico de Jong had, als regisseur, een zoo goed mogelijk sluitend ensemblespel trachten te verkrijgen, waarin echter de oudste zoon", de kleinzoon n echtgenoote", en de typiste niet vol doen konden. Maar Mevrouw de Boer deed veel Vergeten en domineerde den geheelen avond, zulks niet, omdat haar rol de dankbaarste is, maar omdat zij inderdaad het bindende element bleek te zijn in nuanceering, kracht, en techniek. Het deugdelijke familiestuk" van Gertrade Jennings is consciëntieus Engelsen maakwerk en vond een onderhoudende opvoering. i EDUARD VBRKADB l Muiterij op de Bounty" (Alhambra Theater, Amsterdam) MET Mutiny on the Bounty" onder regie van Frank Lloyd brengt Metro-Goldwyn-Mayer een van haar grote producten van 1936. In verschillende opzichten mag deze film beschouwd worden als re presentatief voor de huidige Ameri kaanse productie en voor de stand van haar techniek. Mutiny on the Boun ty" is een voorbeeld van technische volmaking en als zodanig gaaf, maar desondanks of misschien juister daardoor van een vlakheid, welke soms zelfs even de spanning dreigt te verbreken. De film wil ons verhalen van de toe standen op zee in het eind van 1700, toen romantiek, avonturen en wrede mishandeling het deel waren van de zeevarenden, die soms tegen hun wil werden geronseld. Ongetwijfeld is het motief aanleiding tot beelden van vaak verrassende schoonheid en van een even bewonde renswaardige als verbazingwekkende techniek. Een technisch meesterstuk van de toverkunst, welke film heet. Maar desondanks of alweer daar door ? het is alles, net iets te schoon. Het is met deze films als met de ge zichten der spelers: De make-up is vol maakt en bewonderenswaardig, maar het werkelijke leven ontbreekt. Wij zijn, als bij een feuilleton, wel inspan ning omtrent de afloop" van de ge beurtenis en vaak is er een prachtige climax in deze spanning maar wij leven niet mee met de personen omdat zij geen vlees en bloed worden. Deze romantiek staat te ver van de realiteit om werkelijk diepe indruk te maken. Mij lijkt de voornaamste oorzaak hiervan te liggen in de esthetiek van deze en dergelijke films. Het is inderdaad te schoon in esthetische zin. De wreedheid is te gaaf en men zou het zo kunnen formuleren, dat on danks alle volmaaktheid van deze film neen juist dóór die volmaaktheid het vuil en de stank ontbreken en daar mede ontbreekt dan ook het leven zelf. Het is prachtig, het is schoon, maar het is te mooi om waar te zijn. Maar ten slotte komt het grote publiek naar de bioscoop om te genieten en daartoe behoort ook wel een beetje rillen en een paar uur aan genaam in spanning te zitten. En het is nog steeds het zelfde publiek, dat vroeger in de schouwburg al te rea listische" stukken verwierp, omdat men nu eenmaal niet voor zijn ver driet" naar de comedie ging. Het spel van Laughton en Clark Gable domineert in deze film nooit te sterk. Ook in dit opzicht is alles precies zoals het zijn moet en ook hier zouden wij willen dat het minder was dan het moest zijn en meer brandend leven. Slechts een enkele maal, als deze beide mannen tegenover elkaar staan, voelt men de onweerstaanbare dreiging van hun vijandschap en dan voelt men ook de grootheid van deze beide acteurs. Tahiti is in deze film de BallettEinlage" in de opera en wij krijgen geen neiging dit ernstiger te nemen dan een dergelijke Einlage": een lieflijk contrast met de harde wreed heid van het drama. D. C. VAN DER POEL U KOMT TOCH OOK IN DE TANZ KLAUSE? Marnixstroat b/h Leidscheplein Matlné«-6.8O Avond 8-1 &&*?£*£ w 7Ww*K»arl&a\zal &W£iïi*#iiJl^'prvtett^' ' **r"t> -?**»&-» ?**g&lffi&^~ fessyss*»!**". Metro 1 CfOidwan v Ma»er> *%£&**. »^v /fafT1**. P l i! 5'5-1 PAG. e DE GROENE Na. MM PAG.-» DE GftOENE Na.»M ?"? y-* F

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl