De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 17 oktober pagina 8

17 oktober 1936 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

AUTOBUS in de WOESTIJN Koloniale romantiek in de 20ste eeuw EL Guerrah (Noord-A^frika). Voor een water put zoo eentje met een emmer en een ketting, die eigenlijk evengoed ergens op de Veluwe of in den Achterhoek zou kunnen staan staat een autobus melancholiek tegen den muur van een huis te leunen; hij heeft dezen muur als steun eigenlijk heelemaal niet noodig, want als hij rijdt, is hij precies zoo scheef. Bovendien luistert hij naar den naam Ottokar. Dat is zuiver Arabisch en beteekent in het Fransch: auto-car. Op het dak staat een man in een boernoes, die een machine geweer poogt na te bootsen: ,,Batnabatnabatnabatnaaah f Batnabatnabatna: Hoort! Gij vreemde lingen, gij zegenbrengers ! Hij wil naar Batna, naar het woud der houri's, naar de oase der vreugden. Hier heeft Karel de Groote met den hertog van Beichstadt geslapen. Wat? Is er geen enkele vreemdeling? Zoo luistert dan, gij zonen van Allah, hij wil naar Batna, naar de oase der markten, naar Batna, waar gij een witte kameel kunt ruilen tegen een geit, naar Batna, waar men u dadels schenkt, zoo kostelijk, dat ze met goud worden betaald door de vreemdelingen; dat Allah ze te gronde richte in zijn toorn !" Daar komt de geit al aan, die eens in de gedaante van een witte kameel terug zal keeren, en stapt in, eerst met een sprongetje de beide voorpooten, dan de achterpooten ? ze is binnen. Haar heer en meester volgt haar. Hij draagt een prachtigen wit ten baard als een kerstmannetje; zijn lippen zijn dik en heel rood en hij heet Achmed. Hij schrijdt plechtig, zyn boernoes golft in ruime plooien. Achmed stapt niet in, o neen, Achmed schrijdt, in dit geval in de autobus. Pauze in het transcontinentale buurtverkeer. Er komt niemand meer. De zon brandt meedoogenloos op de dorpsstraat, de huisjes-als-dobbelsteenen staan te blakeren. Batnabatnabatnabatnaah J".. Niemand komt. Om den hoek hoort men voetstappen naderen. Dat moet een Europeaan zijn; want wie zou er anders haast hebben in het Oosten? Het is een geestelijke, een missionaris, een Jezuïet! Een zwarte flambard, een zwarte soutane, een zwarte parapluie, die hij tegen de zon heeft opgestoken» met het hoofd tusschen de schouders gedrukt; zoo schuift hij voorzichtig naar binnen, als een zwarte schim. Wie komt er nu aan? Nu is het ineens eenheele kudde. Een familiegroep uit het Oude Testament: voorop de vader, als het opperhoofd. Kijk, hij draagt in zijn armen zijn heiligste bezit, zijn trots, zijn zoon ! Het is nóg een kind, vier jaar oud mis schien. De kleine muzelman kijkt met ronde, dom me oogen om zich heen en heeft nog geen zorgen. De moeder loopt twee passen achter haar echtge noot ? zij is immers maar een vrouw en draagt een aarden kruik. Met haar slanken, donkeren arm naar boven geheven, laat ze bevallig de buikige kruik op haar schouder rusten, en daar ze van boven tot beueden in een paarsen doek is gehuld, ziet ze er uit als een wandelende slanke vaas. Nu konden we toch eigenlyk wel vertrekken. Het is negen uur, en de Italiaan uit het koffiehuis aan den overkant heeft bij de Madonna bezworen, dat wy om half negen zouden wegrijden. Maar dat zijn geruchten, zooals alle tijdsbepalingen in het Oosten. Waarom hebben alle effendim" in het avondland zoo'n haast? Wanneer het in het Boek van het Noodlot staat opgeteekend, dat ge in Batna zult aankomen, dan komt ge er, daarvan kunt ge overtuigd zijn. Gij zijt in Allah's hand. Maar om elf uur ben ik er nog, zoowel in Allah's hand als voor de autobus in El Guerrah. Om half twaalf echter wordt het Boek van het Noodlot onze reisgids en we vertrekken. autobus is inmiddels propvol geworden, zelfs het dak is geheel bezet, Dientengevolge schommelt er voor de ramen een heele monster collectie van Oostersche voetbedekkingen, voor ieder raampje vier stuks. Voor mijn neus hangen byna den heelen tijd twee roodleeren pantoffels met twee hloote voeten erin. Deftige lui daarboven, want voetbedekking van eiken aard geldt hier te lande als teeken van een zekeren welstand. Deftig is ook de geit, die daar onder de bank te voorschijn komt, tusschen de beenen van haar waardigen eigenaar, die boven haar op de bank zit. Beiden, de geit en Achmed, staren recht voor zich uit. Zijn baard is gegolfd, haar baard is gegolfd. Het is eer biedwekkend. Naast mij zit o, Karl May zaliger een sjeik, neen, de sjeik. Kijk, hij heeft den echten adelaarsblik, hij heeft den energieken dichtgeknepen mond. precies zooals ik het eens las in de boeken voor de rijpere jeugd. Hij draagt ook het roode lint van het Legioen van Eer op zijn borst. Ik weet, dat de Franschen de ingebörenen van hun koloniën vol gens het Engelsche recept behandelen; dat wil zeggen, ze nemen hun het bestuur uit handen, maar laten hun de geloofsvrijheid behouden en over laden hen dan met eereütels. Deze sjeik zou zich weliswaar beter thuis voelen op een Arabischen hengst dan in deze rammelende autobus, doch het lintje van het Legioen van Eer past wonderwel bij hem. Hij is zeker in Parijs geweest en heeft met succes met de regeering onderhandeld. Ik zal hem straks interviewen. Voorloopig trekt daarbuiten de woestijn mijn raampje voorbij, rechts een roode pantoffel en links een roode pantoffel, maar dat doet er niet toe, want het is een onvergetelijk mooi panorama. Het zand gloeit oranjerood, de hemel is diep-blauw als inkt, en dan opeens zie ik» als een groote ronde vlek tusschen de terugwijkende heuvels een glinsterend wit sneeuwveld I Ik moet wel gekeken hebben, alsof ik door den bliksem getroffen was, want met een fijn ironisch glimlachje spreekt buurman sjeik mij aan: C'est PAG. 14 DE GROENE No. 3098 Een autobus in Noor d-Afrika kan vee/ meer /oden dan de Neder/andsche ver keerspol itie ooft zou fedoofen en zij rijdt óók (metstal tenminste). un schott," zegt hij, en spreekt.het uit: s-chott, met een echte Hollandsche ch, en voordat ik heb kunnen begrijpen, dat het een zoutmeer was, zyn we er alweer voorbij. Maar het interview is begon nen. En terwijl ik tereluiks een karavaan bekijk, die we hebben ingehaald zeven kameelen loopen met wiegelende passen achter elkaar door het zand; waarom schudden ze toch hun koppen als pagoden? kom ik een heeleboel aan den weet. Neen, de sjeik is niet in Parijs geweest, het lintje van het Legioen van Eer kreeg hu voor een korte bespreking met den gouverneur, die tot het resultaat leidde, dat zijn stam zich aan de Franschen onderwierp. De sjeik noemde dat contracter une alliance". Hu heeft dus niet aan het hoofd van zijn troepen onder krijschend oorlogsgeschreeuw en met wap perende boernoes een aanval gedaan op het paleis van den gouverneur, neen, hij heeft bij een electrischen ventilator en onder het genot van een glas whisky-soda onderhandeld. Het lintje van het Legioen van Eer staat hem eigenlijk niet meer zoo goed. % u EN panne ! Allen moeten uitstappen. Ha, nu worden we door roofzuchtige Bedoeïnen over vallen en de chauffeur is met hen in het complot. Maar het is niet zoo. Jammer genoeg, zou ik bijna zeggen. De mislukte sjeik heeft mijn fantasie op gewekt, maar de werkelijkheid ziet er anders uit. Namelijk zoo: wij vormen een halven kring rondom den motor, waaronder de man ligt die daarnet zoo'n reclame maakt voor Batna, en die nu alle soeren uit den Koran zuigt. En wij staan en kijken, en de autolampen kijken terug, en intusschen gaat de zon plechtig onder. Wij kunnen weer instappen. Maar om in de bus te gaan, neen, daar heb ik weinig trek in. De sjeik is mislukt, hij heeft mij teleurgesteld, maar de geit voldoet aan alle verwachtingen, welke men by een geit met normale spijsvertering kan koesteren. Ik klim daarom op het dak van de autobus en vind daar een vroolijk gezelschap byeen. Drie soldaten van het vreemdelingenlegioen, die van hun verlof in de stad terugkeeren. Zij verklaren met veel trots, dat er hier in de geheele omgeving geen Bedoeïnen meer te vinden zijn en naast hen, ik moet het tot mijn spijt vertellen, zit een Bedoeïen. Hij heeft roodleeren pantoffels aan, dat wist ik nog van zooeven. Maar juist als ik van plan ben hem wat nauwkeuriger op te nemen, gebeurt er iets, dat mij mijn hoofd had kunnen kosten: een bundel reusachtige, scherpe messen (zoo leek het mij in het donker) komt recht op ons aangevlo gen, versplintert met krakend geweld onder ons en verdwijnt weer. Ik voel een snede in mijn wang, do soldaten van het vreemdelingenlegioen liggen op hun buik op het autodak, n van hen trekt mij ook naar omlaag. Maar de Bedoeïen is verdwenen. Dut toch.... O, mijn voorgevoel! Maar ditmaal was Karl May overtroefd. Neen. het was geen overval van Bedoeïnen, het was iets ergers: een soort van horizontale guillotine in den vorm van een palmkroon, waar de bus tegenaai gereden was. Terwijl de wagen keurig netjes dei' stam voorbijreed, zaten wij, bovenop het dak, a' in de bladeren. En wat voor bladeren J Ik zag z< later bij daglicht: hard en scherp als blik. De Be doeïen werd van het dak geveegd. Hoewel hy ir het zachte zand gevallen was, bloedde hij hevi;_' aan hals en voorhoofd. Gelukkig was goede hul;> niet ver, want het was de eerste palm geweest van de oase Batna, de oase der vreugden en het wo«<! der houri's. Toen we allemaal uitstapten, was ik nog ee . beetje bleek. Maar mijn sjeik wist me te trooster Hij overhandigde mij een geschenk, nadat hij eoa buiging had gemaakt en voorhoofd, mond en bor.v met zijn hand had aangeraakt. Het was een pei.houder, waarop met ingelegd zilverdraad iel Arabisch geschreven stond. Ik kon het niet lezen. maar het kon niets anders beteekenen dan: Mac! * in Germany. Bovendien is er aan de punt van de i penhouder een kleine opening met glas ervoor, t-u daarin ziet men, o verrassing, de Parysche Opéra ! Ja, en hoe staat het nu met de techniek, die door de romantiek wordt verdrongen? Er was eens eott autobus en daarin zaten een sjeik en een geit, oiu alleen het belangrijkste te noemen. En die autobus reed door de woestijn, en daardoor werden bijna een paar menschen onthoofd. En midden in do-/e woestijn verscheen mij de Parysche Opéra, ni-1 als een fata morgana, maar in een duitschen pen houder. Bestaat er dus nog romantiek? £s*ix:«: ^*,j \ " ' v' ' ws^ , ,, - *?3 *f£*'<f -'$, v1-' ' - ' < m^- -v < ',:-u * * A M^ ->.,'< /"v*'f;* Doet werk zonder <« dat ne nog altijd bril?" vA' V, *:/%' ' >4v ,^*? r >?? ..& ?? ' < ??, />/??% 'x. A'-N. > > S ' " " + *? Ja, ife heb m'n w j ^anê^oor GOED LICHT iDCLAMA* Goed licht en goede oogen gaan onverbrekelijk samen. Oogen kun nen geen licht-tekort verdragen zonder langzaam, maar zeker, achteruit te gaan. Dit gevaarlijk licht-tekort treedt op, zoodra U een lamp van minder dan 150 dekalumen in Uw middenlicht gebruikt. Controleert derhalve scherp, of dit noodzakelijk minimum wel aanwezig is. Vraagt Uw instak lateur om een gratis lichtmeting. En zorgt bovendien beslist voor een extra bmpje op de plaats BESCHERMT UWOOGEN "* PMlllPSBI-ARUTA \ v %t >sin leven <?&, waar gewerkt of gelezen wordt! Wat dit U kost? Een Philips' Bi-Arlita"-lamp van 150 dekalu men geeft (bij de meest-gebruikelijke stroomtarieven) voor l a 2 cent een heelen avond helder licht! - U ziet, hoe uiterst goedkoop oogengezondheid gekocht wordt! Verzuimt niet ons werkje Van het Wondere Zien" aan te vragen. Het behelst een reeks uiterst belangrijke gegevens. En het is gratis! PHIMPSP N. V. PHILIPS' GLOEI LAMPEN FABRIEKEN, EINDHOVEN l'-i * ? 'AG. 15 DE GROENEN..»»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl