Historisch Archief 1877-1940
ia
NEDERLANDSCHE DEMOCRATIE
,C. Josephus Jitta
Verkort verslag van een rede den ijen
October uitgesproken voor de vereeniging
Eenheid door democratie" ^^^
EEN Engelsen schrijver heeft van de democratie
gezegd, dat het een woord is met veel
beteekenissen en waarvan het gebruik de
hartstochten wakker maakt.
Wat is essentieel voor het begrip democratie,
meer in het bijzonder voor Nederland ?
Men moet den vorm onderscheiden van den in
houd. De vorm is niet onbelangrijk, maar het is niet
de hoofdzaak. Op het wezen, op den inhoud komt
het aan.
Tot den vorm reken ik: het algemeen kiesrecht,
de evenredige vertegenwoordiging, den stemplicht,
de politieke partijen, de ministerieele verantwoor
delijkheid, het parlementaire stelsel en de autonomie
der gemeenten. Ik zeg niet, dat ik dat alles wil
afschaffen. Integendeel. Men zou er ten eerste iets
beters voor in de plaats moeten geven. En dat is mij
niet bekend. De misbruiken, die aan al deze midde
len, om de democratie te verwezenlijken, als aan
alle menschenwerk, kleven, moet men niet over
schatten. Men moet ze verbeteren. Dezelfde mis
bruiken kenmerken vaak in nog veel sterker mate
het stelsel, dat men voor de democratie in de
plaats wil stellen.
Maar dat alles is de hoofdzaak niet.
Wat is de hoofdzaak, dat wezen, dan wel ?
Ik onderscheid daarbij een grondgedachte en drie
grondbeginselen, welke uit die gedachte voortvloeien.
Die grondgedachte is de eerbied voor de persoon
lijkheid van ieder medemensch, de erkenning van
de gelijkwaardigheid van alle menschen in ethisch
opzicht.
Dat beteekent natuurlijk niet, dat alle menschen
gelijk zijn, in kennis, in bekwaamheid, in deugdzaam
heid, in ijver. Het tegendeel is het geval. Maar dat
alle menschen het recht en den plicht hebben hun
leven te leven naar hun verantwoordelijkheid.
Dat geen mensch slechts een middel mag zijn voor
een ander mensch, een slaaf in den letterlijken of
f iguurlijken zin van het woord, maar dat hij een doel
is op zichzelf.
Die gedachte is een religieuze gedachte. Zij is
niet een wetenschappelijke theorie, van welker
juistheid men iemand door redeneering kan over
tuigen. Zij is ook niet een uitvloeisel van het ge
zond verstand. Maar zij is een geloofsovertuiging.
Voor ons land, evenals voor West-Europa en
Amerika, is die gedachte het best belichaamd in het
Christendom, zooals dat is voorbereid door de pro
feten van het Oude Testament.
De drie grondbeginselen, die uit deze grondge
dachte voortvloeien, en die ik bij deze gelegenheid
slechts met enkele woorden kan aanstippen, zijn:
de leer van de vrijheidsrechten, de rechtsstaats
gedachte en het beginsel van de sociale wetgeving.
Hun verband met de grondgedachte spreekt dunkt
mij vanzelf.
Het belangrijkste vrijheidsrecht is de vrijheid van
godsdienst. Daarvoor heeft Willem van Oranje
gestreden, eerst als Roomsen-Katholiek, later als
Calvinist. Hij was met diégedachte zijn tijdgenooten
drie eeuwen vóór.
Met de vrijheid van godsdienst hangen ten nauw
ste de drie politieke vrijheidsrechten samen: het
recht van vereenigen en vergaderen, het recht van
petitie en de drukpersvrijheid. Een Engelsen schrij
ver over onze vaderlandsche geschiedenis heeft
verklaard, dat hij nooit zonder aandoening op ons
Binnenhof kan vertoeven, omdat hier de groote strijd
voor de politieke vrijheid is begonnen.
De rechtsstaatsgedachte kan uiterst beknopt het
best in haar tegenstelling met de gedachte van den
autoritairen staat worden aangegeven. Wanneer
in een autoritairen staat een burger iets doet, wat de
regeering mishaagt, dan komt het .voor, dat de re
geering haar tegenstander onmiddellijk executeert,
zonder onderzoek, zonder wet, zonder rechter,
zonder verdediging, zonder openbaarheid, terwijl
zij achteraf haar daad formeel rechtvaardigt door
een wet, die zij krachtens haar autoritaire macht
zelfstandig vaststelt. Het tegendeel van zulk een
staat is de rechtsstaat.
Onder het beginsel van de sociale wetgeving
versta ik, dat wij ons niet moeten laten leiden door
de vraag: Ben ik mijn broeders hoeder," maar
door het voorschrift: Draagt elkanders lasten."
IN Nederland heeft deze democratie haar eerste
verwezenlijking gevonden in het regiem der vrije
steden, die binnen den stadsmuur hun eigen recht
mochten scheppen, dat zij zoo noodig met de wape
nen konden verdedigen. Een oud-Hollandsche
rechtsspreuk luidt: Stadslucht maakt vrij."
De leer, die het geheele leven dier tijden
beheerschte, die ten grondslag lag aan het recht,'aan
de kunst, aan de verhouding van patroon en arbeider,
was de leer van de Roomsch-Katholieke Kerk.
Die Nederlandsche democratische g dachte is
in den loop der tijden sterk beïnvloed door de Renais
sance, de Hervorming en den 80-jarigen oorlog, de
Fransche revolutie, het liberalisme en het socia
lisme. De 8o-jarige oorlog heeft aan onzen staat
haar bijzonder karakter gegeven. Maar de groote
lijn is op den duur onder alle omstandigheden be
houden gebleven.
Men streed tegen Philips, omdat hij de oude
privilegiën aantastte; men wenschte dus in zeker
opzicht een terugkeer naar het ancien régime.
Toen de Franschen en de patriotten ons de vrijheids
rechten brachten, kon men hier te lande terecht
constateeren, dat men ons iets gaf, wat wij reeds
van oudsher hadden bezeten.
Hebben wij in Nederland dan nooit een autori
tairen staat gekend ? Ja, twee keer, onder Philips II
en Napoleon. Maar nog nooit heeft iemand die
perioden als hoogtepunten van de vaderlandsche
geschiedenis beschouwd.
Een democratie naar de Nederlandsche traditie
moet dus niet formeel zijn, maar materieel (zooals
ik hierboven aangaf); niet rationalistisch gefun
deerd, maar religieus; niet individualistisch, maar
organisch.
OM de waarde van de democratie, zooals ik haar
zie, als de belichaming van het beste deel van
onze vaderlandsche traditie, in het licht te stellen,
beroep ik mij op de woorden, die de Heer de Vos
van Steenwijk, voorzitter van de Eerste Kamer,
den I5en September j.l. bij het weder aanvaarden
van de leiding van dat staatscollege heeft uitge
sproken.
In den moeilijken tijd, waarin wij leven, ver
vagen heel wat oude tegenstellingen, die toch op
zich zelf niet onbelangrijk zijn» zooals die tusschen
rechterzijde en linkerzijde en tusschen conservatief
en vooruitstrevend.
De Heer de Vos van Steenwijk behoort stellig tot
de rechterzijde. Ik reken mij, soms niet zonder
aarzeling, tot de linkerzijde, hoewel ik mij nader
verwant gevoel aan sommigen ter rechterzijde,
dan aan menigeen ter linkerzijde. Wie durft de
grens trekken tusschen de linkervleugel van de
rechterzijde en de rechtervleugel van de linkerzijde?
Die vleugels strekken zich niet naast elkander,
maar over elkander uit.
De Heer de Vos van Steenwijk is behoudend, in de
staatkunde en in de theologie. Ik reken mij in
beide opzichten tot de vrijzinnigen.
Ik schaar mij echter volledig achter de volgende
woorden van den heer de Vos van Steenwijk:
Wel leven wij in een bewogen tijd. Het kookt en
kolkt allerwege. Golven en brandingen gaan over
een goed deel van ons werelddeel.
Wij zien in meer dan n land het recht met voeten
getreden, de geloovigen in de uitoefening van
hunnen godsdienst belemmerd, ja vervolgd, een
nieuw heidendom hier, de goddeloosheid daar ten
troon verheven, de'vrijheid van meeningsuiting
volkomen weggevaagd. Weer elders, woedt, opge
hitst van buiten af, burgeroorlog.
Zoo schudt de samenleving op haar grondvesten.
Hoe zwaar de buien ook zijn, waardoorheen de
loods het schip van Staat naar veilige haven stuurt,
voor die rampen heeft God ons tot hiertoe
genadiglijk willen behoeden, en den zegen, het hooge
goed van den rechtsstaat geschonken, waarin onder
den scepter van Oranje met handhaving van het
gezag, onze volksvrijheden veilig zijn.
, ,Dat trezoor zal de natie zich niet laten ontrooven.
Het is heerlijk in Nederland te mogen leven."
PAG. 2 Df GROENE Ne. 30»
Achteromkijken
MERKWAARDIG is de reactie van een;
deel van de Nederlandsche publieke i
op de rede van Leopold III over een zelfstau
neutraliteitspolitiek voor Belgift. Het lijkt,
of men zich hier verheugt over dezen mor«
steun aan een Nederlandsche neutralij
politiek.
Het is waar, wat in het verleden ligt krijgt]
verguld waasje. Maar wie zich te binnen
hoezeer onze neutraliteitshandhaving tu,
1914 en '18 een dubbeltje op zijn kant is ge
en hoeveel vernederingen onze regeering
terwille daarvan heeft moeten laten welgsvgj.
kan zich toch moeilijk over een dergelijken
stand verheugen. Zelfs afgezien van het feit
onze oorlogsrisico's door de ontwikkeling
het luchtwapen etc., nog heel wat groot*
geworden.
Het kan zijn dat wij weer een neutralij
politiek zullen moeten voeren. Maar dat is a]
maar een bedenkelijk symptoom van een k
nationalen chaos. Niet een terugkeer tot]
verloren paradijs.
G ULDE.
f r ET is opmerkelijk, hoe rustig de eerste
/?? zijn verloopen na den datum waarof
?*? ?* goudembargo werd afgekondigd en dus Jeu
hoewel niet wettelijk, tot devaluatie van den
werd overgegaan. In Nederland doet zich
verschijnsel voor, als indertijd in Engelani'\
kosten van het levensonderhoud stijgen niet m
waardig. Dit vindt zijn verklaring hierin,
groothandelsprijzen in de crisisjaren, die achte
liggen in het algemeen veel sterker gedaald zijn
de kleinhandelsprijzen, zoodot er een ruimte
waarin prijsstijgingen tengevolge van monetain
anderingen konden worden opgevangen. Ei
heeft hiervan in het jaar 1034 in hooge mate
teerd. Bij ons liggen de zaken eenigszins cm<
de eerste plaats zijn de prijzen van grondstojjt
het laatste jaar reeds weer gestegen. Verder
niet doenlijk bij het bestaande binnentandsche
niveau en bij het levenspeil, dat het Nederl
volk nu eenmaal eigen was, vrijelijk een prijn\
te gedoogen van bepaalde in het land voorty
eerste levensbehoeften, die overeenkwam met dt
ringen der wereldmarkt. Wanneer wij onze
zouden hebben gedwongen boter, vteesch en
verkoopen tegen dezelfde prijzen als daarvoor
wereldmarkt gelden, zou onze boerenstand te
gegaan zijn. Het stelsel van steun door accijnw\
de groothandelsprijzen van eerste levensbehoefte^
hoog gebracht en in een redelijke verhouding
de dagelijksche kosten van levensonderhoud,
het indexcijfer der detailprijzen tot uit
komen.
Dit neemt niet weg, dat in wezen nog
tolerantie bestaat tusschen groot- en kleit
?prijzen. Door deze steunbedragen te
wordt precies hetzelfde bereikt; de vast
prijzen van eerste levensbehoeften in den kleit
die in nieuwe munt een geringere waarde
woordigen, zijn hierdoor in een normale
gebracht tot de wereldmarktprijzen van gi
Nog steeds beschikt de binnenlandsche gr<
productie over een niet te onderschatten slt
want lang nog niet alle steun is afgeschaft
grootste deel der maatregelen tot beschermt
landbouw en veeteelt bestaat nog voort. De pri)
de wereldmarkt bewegen zich echter in
richting. De mogelijkheid bestaat zoodoende
slotte deze steunmaatregelen weer kunnen
waarmee de prijsstijging der grondstoffen kan
opgevangen, zoodot ook dan de kosten van
onderhoud in het algemeen nog niet hoeven t»
MEN spreekt over devaluatie alsof de
waarde-vermindering van den gulden
dongen feit is. Er zijn nog geen maatregelen j
waarbij bepaald wordt hoe groot die devalu
nitief wet zijn zal. Dat de koers van den
opzichte van pond en dollar betrekkelijk
is, is een verheugend feit. Te meer omdat?i
luidt deze stabiliteit niet te danken is aan*
grijpen van het egalisatiefonds. Op deze tot/H
men de meeste garantie, dat de waarde van dffi
)p het krijgspad
l ET C. H. kamerlid Krijger heeft den
minis' icr van Waterstaat gevraagd, waarom hij,
de A.V.R.O. hem uitnoodigde een
toe(chting op de nieuwe verkeersregels te geven,
[iet als voorwaarde gesteld heeft, dat de rede
gelijkertijd over den anderen zender moest
orde a verbreid. Dit op grond van de
onpar[jdigl'eid der regeering.
'Terecht heeft de minister geantwoord, dat
et uitzenden over beide zenders alleen juist
voor officieele regeeringsverklaringen, maar
iet voor uitnoodigingen aan de ministers
:ïon<'erlijk gedaan.
Wij die geen ambtelijke taal behoeven te
-c i, zouden het nog wat duidelijker willen
r Als van twee concurrenten de n
rJ uitnoodigt, ligt het niet op den weg van
ge inviteerde den ander e .1 concurrent mee te
n ; rofiteeren van het aardige idee.
[Ovengens hebben wij ook een stil vermoeden,
l* hè- kamerlid gezwegen zou hebben als in
ge-al de N.C.R.V. de primeur gehad zou
Lbben.
W PRIJZEN
jt. 's te uitdrukking vindt, en niet te hoog of te
o; kunstmatige wijze wordt vastgehouden.
lÊen e hooge fixatie zou funeste uitwerkingen
heb\i. Z\: zou verlammend werken op de bedrijvigheid
een toekomstig tijdperk van economisch herstel.
m n> ?mt veelal aan dat de groote werkloosheid en
jS'V, die in Engeland heerschten in de
natsche jaren moet worden toegeschreven aan een
t toog stabilisatie van het pond, een stabilisatie die
is waar in internationaal overleg geschiedde,
ar waarbij Engeland bijzonderen prijs stelde op
Hen isrugkeer naar de voor-oorlogsche goudpariteit.
' ges> hiedde uit overwegingen van nationaal
presk maar het land heeft daarvoor zwaar moeten
\ttn.
Een t,, lage fixatie zou even funeste gevolgen
heb\. Wi- zouden op den duur een aanpassing van de
pilpn.:zen aan een hooger niveau onmogelijk
kun\teger.houden. De waardige kalmte, die het
Nederdsche publiek aan den dag heeft gelegd en die van
'groo: belang is geweest om prijsstijgingen in deze
m te Doorkomen, zou dan niets meer helpen^
WetIfte maatregelen en politie-ingrijpen evenmin. De
vm vtn den staat kunnen de wetten der economie
opzi, zetten.
-lat al bestaat er geen ,,vaste waarde" voor
den gulden. Dus ook niet voor prijzen in
klein'oothandel. Het is te begrijpen, dat er hier en
stemmen op gaan, die roepen om vaststelling
de waarde van den gulden. Importeurs en
\t>:n, die hun waren of grondstoffen uit den
l'etrekken en hier tegen min of meer vaste
althans in guldens, moeten verkoopen
n waar zij aan toe zijn. Maar wat verstaan
'.r aststelling van de waarde van den gulden ?
stc relatie tot het pond? Of een vaste relatie
'?t goud? Wanneer men den geuiten wensch met
vraag tegemoet treedt, wordt het aanstonds
lijk dat het een kwestie is zonder werkelijken
t' Met het scheppen van een vaste relatie tot
\pond .ouden wij ons vastkoppelen aan de
moneffoli'.-.-k van het Britsche Rijk, Daarvoor is niets
',gen, te meer omdat wij aan het
Driemogendi-occoorrf kunnen zien, dat Engeland zich
?ht jorbehoudt met een termijn van n dag
'houding van zijn devies tegenover franc of
te wijzigen.
d en dollar zijn de voornaamste eenheden
.hf! wereldverkeer zijn uitdrukking vindt.
\g hun onderlinge verhouding nog niet
vastzou het avontuurlijk zijn, wanneer wij ons
'?t eetL van beiden zouden verbinden.
lang de belangrijkste wereldvaluta nog geen
relatie tot het goud hebben, heeft het geen zin
oor o'tón gulden wel in te voeren. Want de gulden
waarschijnlijk grooter schommelingen
tegenpond vertoonen (of indien men dat wil,
'd) dan tot nu toe.
t de beste politiek tenslotte slechts is het
op den ingeslagen weg. Men kan daar
in hebben. M. K.
DB REDE VAN DEN BELGISCHEN KONING HEEFT
tot zeer veel commentaar aanleiding ge
geven. En ook, vooral in Frankrijk, tot heel
wat misverstaan. Nuchter bekeken, was daartoe
geen enkele reden. Maar de ietwat ongewone vorm
waarin deze toespraak van den Koning gepubliceerd
werd, heeft de gemoederen in beweging gebracht.
Ook daarin moet men niet mér zoeken, dan er in
ligt. Het kabinet besloot den Koning te verzoeken
de rede over Belgift's buitenlandsche politiek, in den
kabinetsraad gehouden, openbaar te maken. Daar
mee nam het geheele kabinet de ministerieele ver
antwoordelijkheid op zich, waardoor deze toespraak
constitutioneel gesproken volstrekt niets uit
zonderlijker werd dan een koninklijke radiorede.
Wat nu de inhoud van deze rede bstreft, die vloeit
logisch voort uit de tegenwoordige constellatie der
wereldpolitiek. Er wordt nog steeds gesproken over
een Vier-of-Vijf Mogendheden Verdrag. Over een
Locarno II. Met welk doel? Dat een accoord
tusschen de westersche mogendheden, die naar
veiligheid en behoud van het bestaande streven,
eenerzijds en de beide groote dictaturen, die het oog
gericht houden op militaire suprematie en ver
overing van nieuwe gebieden, anderzijds dat een
waarachtige overeenstemming tusschen deze groe
pen van antipoden onmogelijk is geworden, dat
weet een kind! Toch wordt er in de politieke
kabinetten der ministeries van buitenlandsche zaken
nog druk over gepraat. Niemand wenscht zich
met het odium beladen te zien, de besprekingen te
hebben doen mislukken. Zelfs de eerste te zijn, die
openlijk voor de conclusie durft uit te komen dat
alle verdere besprekingen vruchteloos zijn, dat is
iets dat nog geen enkele betrokken mogendheid
aandurft. Duitschland stuurt heel netjes een nota
naar Londen, die niets anders behelst dan vragen
wat er nu precies met veiligheid-in-het-Westen
bedoeld wordt en hoe of het Duitsche Rijk er nu
van verzekerd zou kunnen worden dat daardoor
geen gewaarborgde veilighei'd-in-het-Oosten in het
stelsel van verdragen zal binnensluipen (al weet
iedereen, dat Frankrijk het verbond met Rusland
niet zal loslaten). Eden zal daar hoogstwaarschijnlijk
wel weer in heel beleefde termen op antwoorden,
hoewel hij drommels goed doorziet dat het een
chicane is. En zoo blijft het spellecje aan den gang.
Intusschen is datgene wat er nog bestond van ge
garandeerde internationale veiligheid op bedenke
lijke wijze onklaar geraakt. Geen staat is nu daarvan
zoozeer de dupe als Frankrijk. Maar het is Laval's
politiek van dralen en toegeven tegenover Mussolini
geweest, die daarvan voor een goed deel de oorzaak
was. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen,
dat de volkenbondsbijstand tóch al een wankel
scheepje was, dat nog nooit op zijn zeewaardigheid
was beproefd. Dat het jammerlijk schipbreuk leed
is dus niet allén de schuld van de vorige Fransche
regeering. Maar hoe het ook zij en waar de schuld
vraag ook mag liggen, op dit oogenblik is er, reëel
gesproken, geen andere bescherming voor een
aangevallen staat dan zijn eigen verweer en de
hulp van die anderen die tot die hulpverleening
door hun eigenbelang gedwongen worden. Door
niets anders dan hun belang. En volstrekt niet door
bestaande juridische of moreele verplichtingen.
Zoo zal steeds Engeland zich gedwongen voelen om
in te grijpen wanneer Frankrijk wordt aangevallen,
of België, of zelfs Nederland. Een andere vorm van
hulpverleening dan die uit belang geboren is, bestaat
niet. Uit het inzicht dat de toestand zóó is, heeft de
Belgische regeering haar consequenties getrokken.
De Belgische politiek gaat de richting van zelf
standigheid uit, niet die van bondgenootschappen,
en slaat dus een weg in die parallel loopt met die
van Nederland of Zwitserland of de Scandinavische
staten. Zij wijst geen werkelijke saamhoorigheid af,
zij constateert slechts dat die er nog niet is. Zij ver
loochent geen verplichtingen, zeker niet het Volken
bondspact. Belgiëbedankt er voor een pion te zijn
op het politieke schaakbord van anderen. Het wil
niet heen en weer geschoven worden. Het kiest
voortaan zijn eigen weg.
De zelfde vastberadenheid als in de buitenlandsche
politiek, toont de Belgische regeering binnenslands.
De rede van minister Spaak liet in dezen niet aan
duidelijkheid te wenschen: het gestook en
geintrigeer der rexisten zal nu met daden beantwoord
worden en niet langer met lijdzaamheid. Zoo kwam
dan ook dezer dagen de beschikking af waarbij de
groote rexisten-betooging voor Zondag wordt ver
boden. Nu eens zien wat Degrelle doet....
stand kunnen bieden. Opnieuw zijn van Engelsche
zijde diplomatieke stappen gedaan, om tot eenig
overleg te komen. Geen politiek overleg: slechts
humanitaire doeleinden worden nagestreefd en de
mogelijkheid van uitwisseling van gijzelaars en
evacuatie van vrouwen en kinderen zal besproken
worden. Humaniteit-in-den-oorlog voert tot absurde
consequenties. De eenige humaniteit is nu nog
slechts een zoo spoedig mogelijke einde van den
burgeroorlog.
Coquetteeren met internationaal-rechtelijke idea
len kan hier niet meer baten. Daarom is de politiek
van Litwinof, die nog steeds verhaal hoopt te
krijgen wegens schendingen door Duitschland en
Italiëvan de non-interventie overeenkomst, ver
werpelijk. Zij leidt tot niets. Een fascistisch Spanje
kan tot verdere complicaties op het Europeesch
tooneel aanleiding geven. Dat wist men reeds lang.
Maar een constitutioneel Spanje is niet meer iets
waarmee men rekening hoeft te houden. Het verlies
is geleden en nu moeten wij het nemen.
Het zij gaarne t o «gegeven dat deze marginaliën
op het wereldgebeuren een realistisch beeld van de
Europeesche geschiedenis geven. Het overzicht"
moet zich niet om idealen bekommeren, maar om
feiten en mogelijkheden. En het is niet mogelijk
het Spaansche drama op dit oogenblik anders
te beschouwen. Het is een verloren zaak. Moeten
wij echter tot de conclusie geraken, niet alleen wat
Spanje betreft, maar wat heel Europa betreft en
alle problemen die met de Europeesche verwarring
samenhangen, dat wij nooit verder zullen komen?
Dat alle idealen van recht, rechtsstaat en Volken
bond weer voorgoed tot het verleden behooren of
misschien zelfs chimaeren zijn geweest, fantasie
voorstellingen van het leven op een andere planeet ?
Geenszins. Het tijdperk dat wij doormaken is een
overgangstijd. De reactionnaire krachten, die de
wijzers van de klok trachten vast te houden, dragen
de kenteekenen van hun eigen verval. Het is als
een strenge winter, die vanzelf zal eindigen. Daarna
komt een tijd waarin het mogelijk wordt de wereld
in een ander en fleuriger uiterlijk te aanschouwen.
CIANO IS DEZER DAGEN TE BERLIJN AANGEKOMEN
en daar met veel eervertoon ontvangen. Hoe
ver gaat de Italiaansch-Duitsche samenwerking ?
Me.i doet goed deze samenwerking aan te nemen als
een voldongen feit. Want hierin ligt de kracht van
het blok dat een ontwikkeling van Europa naar
een vreedzamer toekomst tegenhoudt. Maar ook
deze samenwerking heeft een grens: de aardrijks
kunde, zooals de Temps niet geheel ten onrechte
opmerkt. Hoewel Duitschland en Italiësamengaan
om van een gunstige situatie partij te trekken, komt
eens het oogenblik waarop hun geografische positie
hen voor de realiteit plaatst. Berlijn en Rome zullen
zich in Centraal-Europa aan elkander stooten.
Duitschland wil Oostenrijk annexeeren. Het heeft
expansiedroomen in Midden-Europa en wenschen
betreffende commercieele penetratie in den Balkan.
Dat moet tenslotte tot tegenstellingen voeren.
Wij voor óns zien nog steeds een groote mogelijk
heid om voor een groot deel dezer
belangen-tegenstellingen een modus vivendi te vinden. Daaren
tegen zien wij in de verarming en achteruitgang
die de politiek der autarkie meebrengt wel degelijk
oorzaken van twist en ontevredenheid. Het zal niet
alleen de aardrijkskunde zijn, die aan de kracht
der samenwerking afbreuk doet, maar ook de
economie.
D
E SPAANSCHE OPSTANDELINGEN BEDREIGEN
de hoofdstad. Madrid zal niet lang meer
weerPAG. 3 DE GROENE Ne. 3099
HET VOORSTEL TOT GRONDWETSHERZIENING
is in de Tweede Kamer maar met matige waar
deering ontvangen. Het voorloopig verslag dezer
Kamer wijt dit deels aan de wijze van voorbereiding,
die op korten termijn in handen is gegeven van een
commissie van grootendeels zeer zwaar belaste
politici. Toch heeft zij naar den smaak van Regeering
en Kamer op sommige punten nog te veel gedaan.
Zoo is de meerderheid der Kamer verheugd dat de
beperking der drukpersvrijheid uit de voorstellen
is verdwenen.
Een nog grootere verheugenis is er over de terug
neming van de gedachte aan een Kamer voor het
bedrijfsleven". Niet dat een publiekrechtelijke boven
bouw voor het bedrijfsleven niet door de óvergroote
meerderheid wordt aanvaard; maar de samenvatting
daarvoor in een Kamer" schijnt op zijn minst
genomen voorbarig. Overal waar in het buitenland
het denkbseld van een overheidsleiding in het
bedrijfsleven in sterke mate heeft doorgewerkt,
is een dergelijke Kamer ófwel niet opgericht óf,
zooals in Italië, slechts een verzameling elkaar
tegensprekende adviseurs die alleen door een
dic?W
!f.
ft
ni