De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 24 oktober pagina 2

24 oktober 1936 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

ia NEDERLANDSCHE DEMOCRATIE ,C. Josephus Jitta Verkort verslag van een rede den ijen October uitgesproken voor de vereeniging Eenheid door democratie" ^^^ EEN Engelsen schrijver heeft van de democratie gezegd, dat het een woord is met veel beteekenissen en waarvan het gebruik de hartstochten wakker maakt. Wat is essentieel voor het begrip democratie, meer in het bijzonder voor Nederland ? Men moet den vorm onderscheiden van den in houd. De vorm is niet onbelangrijk, maar het is niet de hoofdzaak. Op het wezen, op den inhoud komt het aan. Tot den vorm reken ik: het algemeen kiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging, den stemplicht, de politieke partijen, de ministerieele verantwoor delijkheid, het parlementaire stelsel en de autonomie der gemeenten. Ik zeg niet, dat ik dat alles wil afschaffen. Integendeel. Men zou er ten eerste iets beters voor in de plaats moeten geven. En dat is mij niet bekend. De misbruiken, die aan al deze midde len, om de democratie te verwezenlijken, als aan alle menschenwerk, kleven, moet men niet over schatten. Men moet ze verbeteren. Dezelfde mis bruiken kenmerken vaak in nog veel sterker mate het stelsel, dat men voor de democratie in de plaats wil stellen. Maar dat alles is de hoofdzaak niet. Wat is de hoofdzaak, dat wezen, dan wel ? Ik onderscheid daarbij een grondgedachte en drie grondbeginselen, welke uit die gedachte voortvloeien. Die grondgedachte is de eerbied voor de persoon lijkheid van ieder medemensch, de erkenning van de gelijkwaardigheid van alle menschen in ethisch opzicht. Dat beteekent natuurlijk niet, dat alle menschen gelijk zijn, in kennis, in bekwaamheid, in deugdzaam heid, in ijver. Het tegendeel is het geval. Maar dat alle menschen het recht en den plicht hebben hun leven te leven naar hun verantwoordelijkheid. Dat geen mensch slechts een middel mag zijn voor een ander mensch, een slaaf in den letterlijken of f iguurlijken zin van het woord, maar dat hij een doel is op zichzelf. Die gedachte is een religieuze gedachte. Zij is niet een wetenschappelijke theorie, van welker juistheid men iemand door redeneering kan over tuigen. Zij is ook niet een uitvloeisel van het ge zond verstand. Maar zij is een geloofsovertuiging. Voor ons land, evenals voor West-Europa en Amerika, is die gedachte het best belichaamd in het Christendom, zooals dat is voorbereid door de pro feten van het Oude Testament. De drie grondbeginselen, die uit deze grondge dachte voortvloeien, en die ik bij deze gelegenheid slechts met enkele woorden kan aanstippen, zijn: de leer van de vrijheidsrechten, de rechtsstaats gedachte en het beginsel van de sociale wetgeving. Hun verband met de grondgedachte spreekt dunkt mij vanzelf. Het belangrijkste vrijheidsrecht is de vrijheid van godsdienst. Daarvoor heeft Willem van Oranje gestreden, eerst als Roomsen-Katholiek, later als Calvinist. Hij was met diégedachte zijn tijdgenooten drie eeuwen vóór. Met de vrijheid van godsdienst hangen ten nauw ste de drie politieke vrijheidsrechten samen: het recht van vereenigen en vergaderen, het recht van petitie en de drukpersvrijheid. Een Engelsen schrij ver over onze vaderlandsche geschiedenis heeft verklaard, dat hij nooit zonder aandoening op ons Binnenhof kan vertoeven, omdat hier de groote strijd voor de politieke vrijheid is begonnen. De rechtsstaatsgedachte kan uiterst beknopt het best in haar tegenstelling met de gedachte van den autoritairen staat worden aangegeven. Wanneer in een autoritairen staat een burger iets doet, wat de regeering mishaagt, dan komt het .voor, dat de re geering haar tegenstander onmiddellijk executeert, zonder onderzoek, zonder wet, zonder rechter, zonder verdediging, zonder openbaarheid, terwijl zij achteraf haar daad formeel rechtvaardigt door een wet, die zij krachtens haar autoritaire macht zelfstandig vaststelt. Het tegendeel van zulk een staat is de rechtsstaat. Onder het beginsel van de sociale wetgeving versta ik, dat wij ons niet moeten laten leiden door de vraag: Ben ik mijn broeders hoeder," maar door het voorschrift: Draagt elkanders lasten." IN Nederland heeft deze democratie haar eerste verwezenlijking gevonden in het regiem der vrije steden, die binnen den stadsmuur hun eigen recht mochten scheppen, dat zij zoo noodig met de wape nen konden verdedigen. Een oud-Hollandsche rechtsspreuk luidt: Stadslucht maakt vrij." De leer, die het geheele leven dier tijden beheerschte, die ten grondslag lag aan het recht,'aan de kunst, aan de verhouding van patroon en arbeider, was de leer van de Roomsch-Katholieke Kerk. Die Nederlandsche democratische g dachte is in den loop der tijden sterk beïnvloed door de Renais sance, de Hervorming en den 80-jarigen oorlog, de Fransche revolutie, het liberalisme en het socia lisme. De 8o-jarige oorlog heeft aan onzen staat haar bijzonder karakter gegeven. Maar de groote lijn is op den duur onder alle omstandigheden be houden gebleven. Men streed tegen Philips, omdat hij de oude privilegiën aantastte; men wenschte dus in zeker opzicht een terugkeer naar het ancien régime. Toen de Franschen en de patriotten ons de vrijheids rechten brachten, kon men hier te lande terecht constateeren, dat men ons iets gaf, wat wij reeds van oudsher hadden bezeten. Hebben wij in Nederland dan nooit een autori tairen staat gekend ? Ja, twee keer, onder Philips II en Napoleon. Maar nog nooit heeft iemand die perioden als hoogtepunten van de vaderlandsche geschiedenis beschouwd. Een democratie naar de Nederlandsche traditie moet dus niet formeel zijn, maar materieel (zooals ik hierboven aangaf); niet rationalistisch gefun deerd, maar religieus; niet individualistisch, maar organisch. OM de waarde van de democratie, zooals ik haar zie, als de belichaming van het beste deel van onze vaderlandsche traditie, in het licht te stellen, beroep ik mij op de woorden, die de Heer de Vos van Steenwijk, voorzitter van de Eerste Kamer, den I5en September j.l. bij het weder aanvaarden van de leiding van dat staatscollege heeft uitge sproken. In den moeilijken tijd, waarin wij leven, ver vagen heel wat oude tegenstellingen, die toch op zich zelf niet onbelangrijk zijn» zooals die tusschen rechterzijde en linkerzijde en tusschen conservatief en vooruitstrevend. De Heer de Vos van Steenwijk behoort stellig tot de rechterzijde. Ik reken mij, soms niet zonder aarzeling, tot de linkerzijde, hoewel ik mij nader verwant gevoel aan sommigen ter rechterzijde, dan aan menigeen ter linkerzijde. Wie durft de grens trekken tusschen de linkervleugel van de rechterzijde en de rechtervleugel van de linkerzijde? Die vleugels strekken zich niet naast elkander, maar over elkander uit. De Heer de Vos van Steenwijk is behoudend, in de staatkunde en in de theologie. Ik reken mij in beide opzichten tot de vrijzinnigen. Ik schaar mij echter volledig achter de volgende woorden van den heer de Vos van Steenwijk: Wel leven wij in een bewogen tijd. Het kookt en kolkt allerwege. Golven en brandingen gaan over een goed deel van ons werelddeel. Wij zien in meer dan n land het recht met voeten getreden, de geloovigen in de uitoefening van hunnen godsdienst belemmerd, ja vervolgd, een nieuw heidendom hier, de goddeloosheid daar ten troon verheven, de'vrijheid van meeningsuiting volkomen weggevaagd. Weer elders, woedt, opge hitst van buiten af, burgeroorlog. Zoo schudt de samenleving op haar grondvesten. Hoe zwaar de buien ook zijn, waardoorheen de loods het schip van Staat naar veilige haven stuurt, voor die rampen heeft God ons tot hiertoe genadiglijk willen behoeden, en den zegen, het hooge goed van den rechtsstaat geschonken, waarin onder den scepter van Oranje met handhaving van het gezag, onze volksvrijheden veilig zijn. , ,Dat trezoor zal de natie zich niet laten ontrooven. Het is heerlijk in Nederland te mogen leven." PAG. 2 Df GROENE Ne. 30» Achteromkijken MERKWAARDIG is de reactie van een; deel van de Nederlandsche publieke i op de rede van Leopold III over een zelfstau neutraliteitspolitiek voor Belgift. Het lijkt, of men zich hier verheugt over dezen mor« steun aan een Nederlandsche neutralij politiek. Het is waar, wat in het verleden ligt krijgt] verguld waasje. Maar wie zich te binnen hoezeer onze neutraliteitshandhaving tu, 1914 en '18 een dubbeltje op zijn kant is ge en hoeveel vernederingen onze regeering terwille daarvan heeft moeten laten welgsvgj. kan zich toch moeilijk over een dergelijken stand verheugen. Zelfs afgezien van het feit onze oorlogsrisico's door de ontwikkeling het luchtwapen etc., nog heel wat groot* geworden. Het kan zijn dat wij weer een neutralij politiek zullen moeten voeren. Maar dat is a] maar een bedenkelijk symptoom van een k nationalen chaos. Niet een terugkeer tot] verloren paradijs. G ULDE. f r ET is opmerkelijk, hoe rustig de eerste /?? zijn verloopen na den datum waarof ?*? ?* goudembargo werd afgekondigd en dus Jeu hoewel niet wettelijk, tot devaluatie van den werd overgegaan. In Nederland doet zich verschijnsel voor, als indertijd in Engelani'\ kosten van het levensonderhoud stijgen niet m waardig. Dit vindt zijn verklaring hierin, groothandelsprijzen in de crisisjaren, die achte liggen in het algemeen veel sterker gedaald zijn de kleinhandelsprijzen, zoodot er een ruimte waarin prijsstijgingen tengevolge van monetain anderingen konden worden opgevangen. Ei heeft hiervan in het jaar 1034 in hooge mate teerd. Bij ons liggen de zaken eenigszins cm< de eerste plaats zijn de prijzen van grondstojjt het laatste jaar reeds weer gestegen. Verder niet doenlijk bij het bestaande binnentandsche niveau en bij het levenspeil, dat het Nederl volk nu eenmaal eigen was, vrijelijk een prijn\ te gedoogen van bepaalde in het land voorty eerste levensbehoeften, die overeenkwam met dt ringen der wereldmarkt. Wanneer wij onze zouden hebben gedwongen boter, vteesch en verkoopen tegen dezelfde prijzen als daarvoor wereldmarkt gelden, zou onze boerenstand te gegaan zijn. Het stelsel van steun door accijnw\ de groothandelsprijzen van eerste levensbehoefte^ hoog gebracht en in een redelijke verhouding de dagelijksche kosten van levensonderhoud, het indexcijfer der detailprijzen tot uit komen. Dit neemt niet weg, dat in wezen nog tolerantie bestaat tusschen groot- en kleit ?prijzen. Door deze steunbedragen te wordt precies hetzelfde bereikt; de vast prijzen van eerste levensbehoeften in den kleit die in nieuwe munt een geringere waarde woordigen, zijn hierdoor in een normale gebracht tot de wereldmarktprijzen van gi Nog steeds beschikt de binnenlandsche gr< productie over een niet te onderschatten slt want lang nog niet alle steun is afgeschaft grootste deel der maatregelen tot beschermt landbouw en veeteelt bestaat nog voort. De pri) de wereldmarkt bewegen zich echter in richting. De mogelijkheid bestaat zoodoende slotte deze steunmaatregelen weer kunnen waarmee de prijsstijging der grondstoffen kan opgevangen, zoodot ook dan de kosten van onderhoud in het algemeen nog niet hoeven t» MEN spreekt over devaluatie alsof de waarde-vermindering van den gulden dongen feit is. Er zijn nog geen maatregelen j waarbij bepaald wordt hoe groot die devalu nitief wet zijn zal. Dat de koers van den opzichte van pond en dollar betrekkelijk is, is een verheugend feit. Te meer omdat?i luidt deze stabiliteit niet te danken is aan* grijpen van het egalisatiefonds. Op deze tot/H men de meeste garantie, dat de waarde van dffi )p het krijgspad l ET C. H. kamerlid Krijger heeft den minis' icr van Waterstaat gevraagd, waarom hij, de A.V.R.O. hem uitnoodigde een toe(chting op de nieuwe verkeersregels te geven, [iet als voorwaarde gesteld heeft, dat de rede gelijkertijd over den anderen zender moest orde a verbreid. Dit op grond van de onpar[jdigl'eid der regeering. 'Terecht heeft de minister geantwoord, dat et uitzenden over beide zenders alleen juist voor officieele regeeringsverklaringen, maar iet voor uitnoodigingen aan de ministers :ïon<'erlijk gedaan. Wij die geen ambtelijke taal behoeven te -c i, zouden het nog wat duidelijker willen r Als van twee concurrenten de n rJ uitnoodigt, ligt het niet op den weg van ge inviteerde den ander e .1 concurrent mee te n ; rofiteeren van het aardige idee. [Ovengens hebben wij ook een stil vermoeden, l* hè- kamerlid gezwegen zou hebben als in ge-al de N.C.R.V. de primeur gehad zou Lbben. W PRIJZEN jt. 's te uitdrukking vindt, en niet te hoog of te o; kunstmatige wijze wordt vastgehouden. lÊen e hooge fixatie zou funeste uitwerkingen heb\i. Z\: zou verlammend werken op de bedrijvigheid een toekomstig tijdperk van economisch herstel. m n> ?mt veelal aan dat de groote werkloosheid en jS'V, die in Engeland heerschten in de natsche jaren moet worden toegeschreven aan een t toog stabilisatie van het pond, een stabilisatie die is waar in internationaal overleg geschiedde, ar waarbij Engeland bijzonderen prijs stelde op Hen isrugkeer naar de voor-oorlogsche goudpariteit. ' ges> hiedde uit overwegingen van nationaal presk maar het land heeft daarvoor zwaar moeten \ttn. Een t,, lage fixatie zou even funeste gevolgen heb\. Wi- zouden op den duur een aanpassing van de pilpn.:zen aan een hooger niveau onmogelijk kun\teger.houden. De waardige kalmte, die het Nederdsche publiek aan den dag heeft gelegd en die van 'groo: belang is geweest om prijsstijgingen in deze m te Doorkomen, zou dan niets meer helpen^ WetIfte maatregelen en politie-ingrijpen evenmin. De vm vtn den staat kunnen de wetten der economie opzi, zetten. -lat al bestaat er geen ,,vaste waarde" voor den gulden. Dus ook niet voor prijzen in klein'oothandel. Het is te begrijpen, dat er hier en stemmen op gaan, die roepen om vaststelling de waarde van den gulden. Importeurs en \t>:n, die hun waren of grondstoffen uit den l'etrekken en hier tegen min of meer vaste althans in guldens, moeten verkoopen n waar zij aan toe zijn. Maar wat verstaan '.r aststelling van de waarde van den gulden ? stc relatie tot het pond? Of een vaste relatie '?t goud? Wanneer men den geuiten wensch met vraag tegemoet treedt, wordt het aanstonds lijk dat het een kwestie is zonder werkelijken t' Met het scheppen van een vaste relatie tot \pond .ouden wij ons vastkoppelen aan de moneffoli'.-.-k van het Britsche Rijk, Daarvoor is niets ',gen, te meer omdat wij aan het Driemogendi-occoorrf kunnen zien, dat Engeland zich ?ht jorbehoudt met een termijn van n dag 'houding van zijn devies tegenover franc of te wijzigen. d en dollar zijn de voornaamste eenheden .hf! wereldverkeer zijn uitdrukking vindt. \g hun onderlinge verhouding nog niet vastzou het avontuurlijk zijn, wanneer wij ons '?t eetL van beiden zouden verbinden. lang de belangrijkste wereldvaluta nog geen relatie tot het goud hebben, heeft het geen zin oor o'tón gulden wel in te voeren. Want de gulden waarschijnlijk grooter schommelingen tegenpond vertoonen (of indien men dat wil, 'd) dan tot nu toe. t de beste politiek tenslotte slechts is het op den ingeslagen weg. Men kan daar in hebben. M. K. DB REDE VAN DEN BELGISCHEN KONING HEEFT tot zeer veel commentaar aanleiding ge geven. En ook, vooral in Frankrijk, tot heel wat misverstaan. Nuchter bekeken, was daartoe geen enkele reden. Maar de ietwat ongewone vorm waarin deze toespraak van den Koning gepubliceerd werd, heeft de gemoederen in beweging gebracht. Ook daarin moet men niet mér zoeken, dan er in ligt. Het kabinet besloot den Koning te verzoeken de rede over Belgift's buitenlandsche politiek, in den kabinetsraad gehouden, openbaar te maken. Daar mee nam het geheele kabinet de ministerieele ver antwoordelijkheid op zich, waardoor deze toespraak constitutioneel gesproken volstrekt niets uit zonderlijker werd dan een koninklijke radiorede. Wat nu de inhoud van deze rede bstreft, die vloeit logisch voort uit de tegenwoordige constellatie der wereldpolitiek. Er wordt nog steeds gesproken over een Vier-of-Vijf Mogendheden Verdrag. Over een Locarno II. Met welk doel? Dat een accoord tusschen de westersche mogendheden, die naar veiligheid en behoud van het bestaande streven, eenerzijds en de beide groote dictaturen, die het oog gericht houden op militaire suprematie en ver overing van nieuwe gebieden, anderzijds dat een waarachtige overeenstemming tusschen deze groe pen van antipoden onmogelijk is geworden, dat weet een kind! Toch wordt er in de politieke kabinetten der ministeries van buitenlandsche zaken nog druk over gepraat. Niemand wenscht zich met het odium beladen te zien, de besprekingen te hebben doen mislukken. Zelfs de eerste te zijn, die openlijk voor de conclusie durft uit te komen dat alle verdere besprekingen vruchteloos zijn, dat is iets dat nog geen enkele betrokken mogendheid aandurft. Duitschland stuurt heel netjes een nota naar Londen, die niets anders behelst dan vragen wat er nu precies met veiligheid-in-het-Westen bedoeld wordt en hoe of het Duitsche Rijk er nu van verzekerd zou kunnen worden dat daardoor geen gewaarborgde veilighei'd-in-het-Oosten in het stelsel van verdragen zal binnensluipen (al weet iedereen, dat Frankrijk het verbond met Rusland niet zal loslaten). Eden zal daar hoogstwaarschijnlijk wel weer in heel beleefde termen op antwoorden, hoewel hij drommels goed doorziet dat het een chicane is. En zoo blijft het spellecje aan den gang. Intusschen is datgene wat er nog bestond van ge garandeerde internationale veiligheid op bedenke lijke wijze onklaar geraakt. Geen staat is nu daarvan zoozeer de dupe als Frankrijk. Maar het is Laval's politiek van dralen en toegeven tegenover Mussolini geweest, die daarvan voor een goed deel de oorzaak was. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen, dat de volkenbondsbijstand tóch al een wankel scheepje was, dat nog nooit op zijn zeewaardigheid was beproefd. Dat het jammerlijk schipbreuk leed is dus niet allén de schuld van de vorige Fransche regeering. Maar hoe het ook zij en waar de schuld vraag ook mag liggen, op dit oogenblik is er, reëel gesproken, geen andere bescherming voor een aangevallen staat dan zijn eigen verweer en de hulp van die anderen die tot die hulpverleening door hun eigenbelang gedwongen worden. Door niets anders dan hun belang. En volstrekt niet door bestaande juridische of moreele verplichtingen. Zoo zal steeds Engeland zich gedwongen voelen om in te grijpen wanneer Frankrijk wordt aangevallen, of België, of zelfs Nederland. Een andere vorm van hulpverleening dan die uit belang geboren is, bestaat niet. Uit het inzicht dat de toestand zóó is, heeft de Belgische regeering haar consequenties getrokken. De Belgische politiek gaat de richting van zelf standigheid uit, niet die van bondgenootschappen, en slaat dus een weg in die parallel loopt met die van Nederland of Zwitserland of de Scandinavische staten. Zij wijst geen werkelijke saamhoorigheid af, zij constateert slechts dat die er nog niet is. Zij ver loochent geen verplichtingen, zeker niet het Volken bondspact. Belgiëbedankt er voor een pion te zijn op het politieke schaakbord van anderen. Het wil niet heen en weer geschoven worden. Het kiest voortaan zijn eigen weg. De zelfde vastberadenheid als in de buitenlandsche politiek, toont de Belgische regeering binnenslands. De rede van minister Spaak liet in dezen niet aan duidelijkheid te wenschen: het gestook en geintrigeer der rexisten zal nu met daden beantwoord worden en niet langer met lijdzaamheid. Zoo kwam dan ook dezer dagen de beschikking af waarbij de groote rexisten-betooging voor Zondag wordt ver boden. Nu eens zien wat Degrelle doet.... stand kunnen bieden. Opnieuw zijn van Engelsche zijde diplomatieke stappen gedaan, om tot eenig overleg te komen. Geen politiek overleg: slechts humanitaire doeleinden worden nagestreefd en de mogelijkheid van uitwisseling van gijzelaars en evacuatie van vrouwen en kinderen zal besproken worden. Humaniteit-in-den-oorlog voert tot absurde consequenties. De eenige humaniteit is nu nog slechts een zoo spoedig mogelijke einde van den burgeroorlog. Coquetteeren met internationaal-rechtelijke idea len kan hier niet meer baten. Daarom is de politiek van Litwinof, die nog steeds verhaal hoopt te krijgen wegens schendingen door Duitschland en Italiëvan de non-interventie overeenkomst, ver werpelijk. Zij leidt tot niets. Een fascistisch Spanje kan tot verdere complicaties op het Europeesch tooneel aanleiding geven. Dat wist men reeds lang. Maar een constitutioneel Spanje is niet meer iets waarmee men rekening hoeft te houden. Het verlies is geleden en nu moeten wij het nemen. Het zij gaarne t o «gegeven dat deze marginaliën op het wereldgebeuren een realistisch beeld van de Europeesche geschiedenis geven. Het overzicht" moet zich niet om idealen bekommeren, maar om feiten en mogelijkheden. En het is niet mogelijk het Spaansche drama op dit oogenblik anders te beschouwen. Het is een verloren zaak. Moeten wij echter tot de conclusie geraken, niet alleen wat Spanje betreft, maar wat heel Europa betreft en alle problemen die met de Europeesche verwarring samenhangen, dat wij nooit verder zullen komen? Dat alle idealen van recht, rechtsstaat en Volken bond weer voorgoed tot het verleden behooren of misschien zelfs chimaeren zijn geweest, fantasie voorstellingen van het leven op een andere planeet ? Geenszins. Het tijdperk dat wij doormaken is een overgangstijd. De reactionnaire krachten, die de wijzers van de klok trachten vast te houden, dragen de kenteekenen van hun eigen verval. Het is als een strenge winter, die vanzelf zal eindigen. Daarna komt een tijd waarin het mogelijk wordt de wereld in een ander en fleuriger uiterlijk te aanschouwen. CIANO IS DEZER DAGEN TE BERLIJN AANGEKOMEN en daar met veel eervertoon ontvangen. Hoe ver gaat de Italiaansch-Duitsche samenwerking ? Me.i doet goed deze samenwerking aan te nemen als een voldongen feit. Want hierin ligt de kracht van het blok dat een ontwikkeling van Europa naar een vreedzamer toekomst tegenhoudt. Maar ook deze samenwerking heeft een grens: de aardrijks kunde, zooals de Temps niet geheel ten onrechte opmerkt. Hoewel Duitschland en Italiësamengaan om van een gunstige situatie partij te trekken, komt eens het oogenblik waarop hun geografische positie hen voor de realiteit plaatst. Berlijn en Rome zullen zich in Centraal-Europa aan elkander stooten. Duitschland wil Oostenrijk annexeeren. Het heeft expansiedroomen in Midden-Europa en wenschen betreffende commercieele penetratie in den Balkan. Dat moet tenslotte tot tegenstellingen voeren. Wij voor óns zien nog steeds een groote mogelijk heid om voor een groot deel dezer belangen-tegenstellingen een modus vivendi te vinden. Daaren tegen zien wij in de verarming en achteruitgang die de politiek der autarkie meebrengt wel degelijk oorzaken van twist en ontevredenheid. Het zal niet alleen de aardrijkskunde zijn, die aan de kracht der samenwerking afbreuk doet, maar ook de economie. D E SPAANSCHE OPSTANDELINGEN BEDREIGEN de hoofdstad. Madrid zal niet lang meer weerPAG. 3 DE GROENE Ne. 3099 HET VOORSTEL TOT GRONDWETSHERZIENING is in de Tweede Kamer maar met matige waar deering ontvangen. Het voorloopig verslag dezer Kamer wijt dit deels aan de wijze van voorbereiding, die op korten termijn in handen is gegeven van een commissie van grootendeels zeer zwaar belaste politici. Toch heeft zij naar den smaak van Regeering en Kamer op sommige punten nog te veel gedaan. Zoo is de meerderheid der Kamer verheugd dat de beperking der drukpersvrijheid uit de voorstellen is verdwenen. Een nog grootere verheugenis is er over de terug neming van de gedachte aan een Kamer voor het bedrijfsleven". Niet dat een publiekrechtelijke boven bouw voor het bedrijfsleven niet door de óvergroote meerderheid wordt aanvaard; maar de samenvatting daarvoor in een Kamer" schijnt op zijn minst genomen voorbarig. Overal waar in het buitenland het denkbseld van een overheidsleiding in het bedrijfsleven in sterke mate heeft doorgewerkt, is een dergelijke Kamer ófwel niet opgericht óf, zooals in Italië, slechts een verzameling elkaar tegensprekende adviseurs die alleen door een dic?W !f. ft ni

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl