De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 31 oktober pagina 5

31 oktober 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

1 -H 60 ma, VI en! [bd To Letterku ndig levert NIEUWE ENGELSCHE BOEKEN John Garrett BESPROKEN BOEKEN : Graham Greene: Gun lor sale (Heinemann) enjourney without ntaps (Chatto &>Windus). Beverley Nicholls: A*o place like home (Cape). Low: Political parade (Gresset Press). Aldous Huxley: What are you going to do about it? (Heinemann). Evelyn Waugh: Mr. Loteday'slittle outing (Chapman & Hall) en Edtnund Campian (Longmans). Ethel Smyth: As time went on (Longmans). T. S. Eliot: Murder in the cathedral (Faber ór Faber). Thomas Wood: True Thomas (Cape). HET schijnt dat de letterkundigen tegenwoordig veelzijdiger zijn dan hun vakgenoten uit het laatst van de vorige eeuw. Jane Austen heeft nooit gedichten geschreven, Robert Browning heeft geen enkele roman op zijn naam staan. Pas laat in de 19de eeuw begint met Charles Kingsley en Ruskin de vermenging van literatuur met sociologie die het werk van een aantal hedendaagse jonge dichters als Stephen Spender kenmerkt. De laatste tijd komt dit element ook sterk naar voren bij romanciers die grote reizen hebben gedaan. GRAHAM GREEN E heeft enige tijd geleden een boek geschreven: GUN FOR SALE, waar een vaart in zit als in een voortref felijke film. Er wordt een man gezocht; wij be vinden ons afwis selend bij de ver volgers en bij de vervolgde, en de spanning van de jacht verlaat ons geen ogenblik. Thans heeft hij een reisverhaal het licht doen zien: JOURNEY WITHOUT MAPS, dat even boeiend als belangwekkend is. De meeste be langstelling heeft echter een ander reis verhaal getrokken: No PLACE LIKE HOME van BEVERLEY NICHOLLS, een boek dat aanleiding heeft gegeven tot de scherpste, moordendste kritieken die de laatste jaren zijn geschreven. Misschien was Nicholls uitgeschreven over zijn tuin en zijn dorpje in het dal toen hij besloot in ,,The fooi hath said...." zijn belangstelling en vooral zijn sentiment op God te richten. Eén ding is zeker: dit boek, gevolgd door zijn jongste werk, heeft bij de lezer die met het oordeel des onderscheids is begaafd het laatste sprankje hoop dat uit Nicholls ooit een ernstig letter kundige zou groeien vernietigd. De bloemen die hij zo zorgzaam heeft gekweekt hebben zaad geschoten, en wat in ,,Cry havoc" een ernstige en weldoordachte uiteenzetting van zijn pacifistisch standpunt was, is nu een woordenstroom geworden die begint te lopen zodra de kraan is opengezet. Sinds hij in At twenty-five" vertelde van alle bekende persoonlijkheden die hij had gekend, was het duidelijk dat hij een merkwaardig talent had om met grote mannen (en vrouwen) in contact te komen. Maar nu heeft hij een methode uitgewerkt om gesprekken met koningen en koninginnen weer te geven die voor een belangrijk deel uit sterretjes bestaan. Misschien is dit laatste maar goed ook, want deze consciëntieuze zwijgzaamheid prikkelt des te meer tot gissingen en Nicholls weet even goed als Shakespeare dat ,,de kleine man graag praat van wat de grootheid doet". Maar niettemin komt de verdenking op dat er misschien niets van enig belang is gezegd en dat deze discretie een vacuüm verbergt. Zou de honende opmerking van Oscar Wilde tegen Harris: Ja Frank, we weten wel dat je in alle grote huizen van Londen.... n keer ten eten bent gevraagd" soms ook op andere opdringerige journalisten van toepas sing zijn ? Hoe het zij: Nicolls' laatste boeken zijn maatwerk, en zijn neergang en val als schrijver van betekenis gaat in snel tempo voort. Dit ter waar schuwing. De verzamelde caricaturen van Low, de tekenaar van de Evening Standard, behoren niet tot de literatuur, maar deze bundel neemt een zo belang rijke plaats in onder de nieuwe uit gaven dat hij niet onvermeld mag blijven. Zijn diepe menselijkheid, zijn striemende satire, de indringende kracht van zijn tekening maken hier nog meer indruk dan wanneer men ze, met spanning verbeid, in de krant ziet. Nu we toch in de politiek zitten kunnen we meteen melding maken van de brochure WHAT ARE YOU GOING TO DO ABOUT IT? van ALDOUS HUXLEY, een belangrijk pleidooi voor construc tief pacifisme. E1 IVELYN Waugh, een even knap en veelzijdig schrijver als Huxley, die reeds een aantal uitsteken de romans en een prachtig reisver haal op zijn naam heeft staan, heeft zich thans met succes op twee geheel andere ge bieden der letteren begeven. MR. LoVEDAY'S LITTLE OUTING is een bun del korte verhalen, sommige sati risch, andere grie zelig, weer andere amusant zonder mér. Het verhaal van de oude ierse dame die een bal wilde geven, aan de voorbereiding ettelijke weken en duizend pond besteedde en op de bewuste avond geen gasten kreeg omdat ze had vergeten de zorgvuldig gecalligrafeerde uitnodigingen te verzenden, is een meester werk j e. Maar belangrij ker nog dan deze bundel is zijn studie over de engelse martelaar, de Jezuïet EDMUND CAMPION. Waugh is eeo van de knappe engelse jongeren uit Oxford die omstreeks 1925 tot het katholi cisme zijn overgegaan en die Chesterton en Belloc hebben geholpen bij het herschrijven van de engelse vader landse geschiedenis zonder protestantse vooroordelen. Hoe noodzakelijk dit werk was blijkt uit deze biografie van een der grootste Engelsen uit de tijd van koningin Elisabeth ? een man wiens naam in geen enkel leerboek wordt genoemd. Het boek bevat boven dien een aantal bladzijden voortref felijk proza. Men zou dit boek met vrucht kunnen lezen tegelijk met T. S. ELIOT'S drama MURDER IN THE CATHBDRAL, een dichterlijke studie van het martelaarschap in het alge meen. Het is verheugend dat dit stuk thans weer in het Mercury Theatre gaat, want er is bij mijn weten tussen de vorige oorlog en de volgende geen enkel stuk gespeeld dat zo onloochen baar het kenmerk der onsterfelijkheid draagt. DICHTERS en romanciers die goede boeken over sociologie en reizen schrijven zijn niet de enigen die een verheugende veelzijdigheid aan de dag leggen. Dame" ETHEL SMYTH, wier muziek men hier te lande te zelden hoort, schijnt als schrijfster de er kenning te zullen vinden die haar als componiste niet ten deel is gevallen. Zij heeft zich steeds een sterke en oorspronkelijke geest betoond, en de vele facetten van haar wezen worden op scherpe en boeiende wijze belicht in haar autobiografie As TIME WENT ON. Ik herinner me hoe zij me eens aan een diner in Oxford, toen ze wilde demonstreren hoe ze was opgetreden tegen een cellist die op een repetitie zijn bolhoed aan de kop van zijn in strument had gehangen, een stevige draai om de oren gaf. De spontaneïteit van haar handelwijze was niet zonder bekoring, doch het geval verklaart wellicht waarom haar pad niet Steeds over rozen is gegaan. Dit neemt niet weg dat zij een voortreffelijke vrouw en dat haar boek voortreffelijke lec tuur is. THOMAS WOOD heeft zich, zonder n van de vele relaties met de Society die ,,Dame" Smyth steeds heeft gehad,. een plaats veroverd onder de belang rijkste jonge engelse componisten. In TRUE THOMAS schrijft hij over zijn leven op een vrachtboot in de wilde vaart, zijn studie in Oxford in oorlogs tijd, over muziek en over zijn eigen levensfilosofie. Het is het boek van een fijn en moedig mens, die over hof meesters en matrozen even belangrijke dingen weet te vertellen als over de universiteiten die hij heeft bezocht, van Queensland tot Harvard. Op zijn best is hij echter wanneer hij over Oxford schrijft, want dan slaagt hij er in ook de oningewijde lezer iets bij te brengen van de glans van het leven in deze eerbiedwaardige om geving. Dit is een boek om te hebben en bij de hand te houden. Bibliografie Frans JEelse: Die Armada ' Kowohlt, Berlijn) E Armada" bevat de biographie van Don Juan, den onwettigen zoon van Karel V, die door Philips II als zoodanig werd erkend, en tevens een beschrijving van de groote Spaansche vloot, die in 1571 bij Leponto slaags was met de Turken. Het eigenaardige van dit uitstekend geschreven boek is dit, dat tijdens het lezen de gestalten schuil gaan onder de opsomming van een groot aantal uiterlijkheden, die objectief en minu tieus, doch zonder eenig reliëf beschre ven zijn en als het ware voorstellingen van schilderijen schijnen weer te geven. Maar wanneer na eenigen tijd deze concreta uit het geheugen ver dwenen zijn, worden de portretten van Juan en Philips II (van den Infant minder) voortdurend duidelijker en het blijkt dat de auteur met een minimum aan psychologie in staat was, het karakter van zijn hoofd persoon scherp uit te beelden. ZWARTE KUNST Cola Debrot E. Ballagas: Antologla de Poesia Xegru Hlspano-Amevlcana NICOLAS GUILLÉN, de belang rijkste der hier bijeengebrachte dichters, beroemt er zich op een halfbloed te zijn. Evenals zijn NoordAmerikaansche lotgenoot Langston Hughes kan hij zijn vader toevoegen: ,I am your son, white man" waarop zijn vader kan neuriën: ,,a nigger night, a nigger joy: a little yellow, bastard boy". Het is bekend, dat tegen standers der rassenmenging als argu ment aanvoeren, dat de halfbloed als gevolg zijner kruising zou lijden aan een verschrikkelijke innerlijke twee spalt. Ik heb goede gronden te vermoe den, dat het ontzaglijke leed" van den halfbloed niet uitsluitend met zijn tweespalt, maar voornamelijk met de bejegening, waaraan hij bloot staat, samenhangt. De tweespalt van den halfbloed verschilt ten hoogste gradueel van de innerlijke verdeeldheid, die ieder onzer ten deel valt. Te bedenken valt, dat wij allen ,, lijden" aan een dubbele vaderlijke en moederlijke afkomst. Deze noodwendige dub bele herkomst en de dubbele oorsprong van den halfbloed mogen gradueel ver schillen, in wezen zijn zij eender. Zoo lang de synthese achterwege blijft van de afzonderlijke elementen, die in onze psyche om den voorrang strijden, be vinden wij ons in een woeste, soms interessante baaierd. De synthese komt bij een enkele bevoorrechte tot stand, maar waarschijnlijk ook alleen maar in begenadigde oogenblikken. Dan opent zich een nieuwe wereld, waar vormen uit werelden, totnutoe van elkaar ge scheiden, zich samenvoegen tot een nieuw geheel. De gedichten van Guillén zijn van dit laatste, een prachtig voorbeeld. Bij hem houdt dan ook de rassenmenging als vraagstuk óp; zij vertoont zich in haar werkelijkheid aan ons. Als het voor hem meest kenmerkende gedicht noem ik de Ballade van de Grootva ders", waarin de blanke grijsaard en de oude neger om beurten, onze aan dacht vragen met een enkel flitsend gebaar, een oogopslag, het doordringen van een verre kreet. Van den blanke heet het, dat hij kijkt met oogën van antarktisch glas", terwijl de neger de ooren spitst voor de steeds wisselende geluiden van het oerwoud. In deze en dergelijke détails komt op bekoorlijke, soms grootsche, altijd treffende wijze, het verschil der twee rassen tot uiting. Guillén blijft deze snelle afwisseling van beelden, afkomstig van twee zoo verschillende landschappen van het menschelijk innerlijk, volkomen mees ter. Zooals hij ook het vers beheerscht. Het meesterschap, waarmee hij zoowel het modernistische vrije vers als de traditioneele strofe hanteert, stempelt hem tot een vooraanstaand bentgenoot der dichterlijke voorhoede. Een voor hem zeer typisch gedicht is ook het Lied van de Tamtam", waarin hij ook zijn blanke landgenooten uitnoodigt tot den negerdans met de waarschijnlijk juiste insinuatie: Wie in Cuba van buiten nog niet zwart werd, vernegerde al van binnen". Voor de cubaansche senoritas schreef hij eenige levendige coupletten. Wanneer hij in zijn poli tieke gedichten onvoorwaardelijk partij kiest voor den neger, geschiedt dit, om dat hij met den neger den economisch zwakkere beschermt en allerminst, om dat hij negroïde volbloedigheidambieert. Met Guillén als middelpunt onder scheiden wij verder: een negroïde groep dichters en, anderzijds, een blanke groep, in wier werk allicht, gelijk reeds uit de plaatsing in den bundel volgt, het negerelement op een of andere wijze meespreekt. Tot deze blanken behoort Palés Matos, die met zijn nieuwsgierig heid van blanken intellectueel zich gaarne ophoudt in de gebieden van het oer instinct, oorsprong van negerceremoniën als het geheimzinnige vodu", waarin het menschenoffer blijkbaar een rol speelt; behoort ook Ballagas, die in zijn rumba's bekoringen mengt van Spaansche gitana's en de Soendaneesche negerinnen. Met deze woorden gedenkt hij een doode bacchantische vriendin: Het is het strijkijzer van den dageraad, dat je longen stuk brand de. Neen, niet de ziekte, niet de ziekte." Tot de sterkst negroïde voortbrengselen behooren de slaapliederen, geschreven in een taal die, meer dan aan zuiver Spaansch, herinnert aan het Negerspaansch, het Papiamentsch, omgangs taal van het Nederlandsche gebieds deel Cura9ao. Ik noem bijv. het wiege lied: Drumi, no Hora" (slaap, huil niet). Dit is een der redenen, waarom dit boek voor Curacaoënaars, ook voo; Hollanders op Curacao, een kostelijk bezit zal blijken te zijn. De andere re denen moeten het ook voor nimmei geëxpatrieerde Hollanders begeerlijk maken. Na het bovenstaande lijkt het mij overbodig deze redenen in den breede te ontvouwen. KEMIHCANIIT zoon van vele volken In het mlcht van een Haagsche wereldprera ière REM BRANDT Harmenszoon van Rhijn zal over twee weken her leven. Niemand kan zich het recht op het leven verschaffen. Het recht om te herleven kan echter verworven worden. Voorwaarde daartoe is slechts, dat men steeds in leven gebleven is. Rembrandt is dat. Niet omdat hij in musea hangt en men hem nu en dan in deviezen-arme landen herontdekt. maar omdat er winkels in teeken behoeften naar hem genoemd zijn, omdat Engelsche schooljongens en Deensche kostschoolmeisjes leeren dat hij een schilder was, en een Rem brandt" in Amerika een sociale indi catie is. En omdat ieder mensch, staande voor een schilderij van den meester, een sterke en directe sensatie van levend leven ondergaat. Over twee weken gaat de wereld première van de Engelsche Rembrandt-film in Den Haag. Deze Rem brandt dankt zijn bestaan aan een filmnovelle van Carl Zuckmayer, den Duitschen tooneelschrijver, die, geladen van de nog immer doordringende in tensiteit van den schilder, deze stof ter behandeling koos. Het Rembrandtthema hing in de lucht. In Holland, in Duitschland en in Engeland. En het was weer ver worpen; in Holland, in Duitschland en in Engeland. Gén baarden, gén pruiken, gén complete schutters gezelschappen, gén Rembrandtieke interieurs. En daartegenover had Zuckrnayer zijn idee fixe van zijn Rem brandt, van zijn schildersfiguur, van zijn mensch Rembrandt Harmenszoon van Rhijn. Van een Rembrandt, wiens levensdrama ook nu nog los stond van baarden en pruiken, van Rembrandtiek licht en schuttersgezelschappen, wiens levensgeschiedenis nu nog voor ieder mensch begrijpelijk, aangrijpend en meesleepend zou zijn. draait, hem in zijn zak steekt, zijn toehoorders rustig aankijkt, en spreekt: Mijne Heeren, ik heb een Rembrandtfilm geschreven." Verontwaardigd ge huil. Foei: baarden, pruiken en schut tersmaaltijden op bestelling. Geef ons den sleutel. Wij hebben wel wat beters te doen. Maar Zuckmayer heeft den sleu tel, en laat de filmgoden niet uit de kamer. Met zijn breede vierkante schou ders staat hij voor de deur. Hij zet zich en begint te lezen. Rustig, de donkere haren boven het roode, vastberaden gezicht. Na vijf minuten zijn die geërgerde, verveelde gezichten tegen over hem opgeklaard. Na tien minuten zitten er drie gespannen toehoorders te luisteren. En twee, drie uur lang ver telt de kalme stem door de stille kamer in de Londensche buitenwijk. Maar in die kamer is iets ontketend. Die rustige stem heeft vizioenen opge wekt. Een leven van een mensch speelt zich daar af, hartstochtelijk en fel. En als Carl Zuckmayer opge houden is, en zonder eenige triomf maar met rustige zelfverzekerdheid zijn manuscript dicht gevouwen heeft, is Rembrandt herleefd. ZUCKMAYER kende de voorge schiedenis van de mislukking van des schilders tweede geboorte. Zuck mayer kende de solidariteit in vooroordeelen der gansche internationale film wereld. En hij kende Zuckmayer. In Londen was in den tijd, dat deze voorgeschiedenis speelt, de tienmaal vergeefs opgezette film voor Charles Laughton, het grootsche plan voor een Cyrano-film, definitief opgegeven. En dus had Laughton wel een contract maar geen film. Toen kwam Zuckmayer in de roezemoes der wanhopig zoekende iteliers. Ik heb," sprak de schrijver, een cenario voor Laughton. Maar ik ertel niet, wat het is." Waarop ieder een plotseling in heftige spanning eraakte. Ik wil," zei Zuckmayer wel ver ellen, wat het voor een scenario is. Maar daartoe wil ik drie uur met de (rie belangrijke menschen der cent-ale leiding in een kamer zijn, met de < eur op slot. En anders ga ik met mijn «xposéretour naar Salzburg." Dit v/as hoog spel. Drie heele uren van drie ) eele film-menschen ? Drie uren van ton film-atelier zijn vijftig jaar op een nenschenleven. Drie uren voor Zuckn.ayer? Anderzijds.... het expos voor Laughton, die zijns ondanks werkeloos maar zeer kostbaar rond liep.... En het hooge spel van den Kzeten tooneelschrijver zegevierde. C'r ie maal drie uur, negen uur menst henleven werd op een Zondagmiddag in Korda's Londensche woning afge zonderd in een kamer met een deur met ee n slot. En daar, aan die deur, de hand van Zuckmayer, die den sleutel omVOORDAT in de studio's der London Film Production, die lig gen in het groote park van Denham, de opnamen nu ongeveer een half jaar geleden konden aanvangen, moest er nog veel geschieden. Zuckmayers ex posébehoefde nog nadere uitwerking. De dichter heeft voor dit belangrijke werk een groot deel der litteratuur over zijn sujet verwerkt, biografisch mate riaal maar vooral ook kunsthistorische beschouwingen. En hierop is zijn eigen visie gegrondvest. Uiterlijk is dit de klassieke Rembrandt, zooals hij bekend is uit de litteratuur. Innerlijk is hij herschapen, niet door een historicus, maar door een psycholoog en dichter. Wat was het voor een man, dat hij zulke schilderijen kon scheppen ? Hoe schiep deze schilder in andere menschen zulk een doordringend leven, dat zij op den huidigen dag nog actueel en belangwekkend voor ons staan? Dien mensch, dien schilder heeft Zuckmayer doen herleven. Her leven in het kader van zijn tijd. En hier zijn ook Zuckmayers medewer kers opgetreden. Vincent Korda en ook Johan de Meester. Vincent Korda, een van Alexander's beide broeders, heeft in deze film als decorateur wezen lijken arbeid geleverd. Hij leefde tot voor kort als een verdroomd bohémien in Zuid Frankrijk. Zijn broer maakte hem met geweld uit dit leven los. Nu heeft hij de artistieke en practische leiding van het Art Department der London Film Production. Hij is een schilder uit de atmosfeer van Vin cent van Gogh, en dus een artist vol begrip voor het Hollandsche, als om geving van een groot mensch. En dat is ook hetgeen zijn werk is, in dit Rembrandt-epos: Rembrandt leefde niet in een Rembrandtieke omgeving. Rembrandt leefde in een Holland, dat precies zoo hoog en licht van luchten, precies zoo wild van varende wolken, even regenachtig, juist zoo mistig en dampverzadigd was als thans. En slechts Rembrandt's tempera ment herschiep dit land en zijn bewo ners tot de felheid der licht- en donker tegenstellingen, tot den duisteren gloed van het vallend lamplicht, tot de mystiek der geel-bruine lichtreflexen. Slechts zijn eigen innerlijke conflicten, slechts de starre botsing van den kunstenaar met zijn omgeving, slechts de diepste opflakkeringen .van een vurig schilderstemperament ver oorzaakten bij Rembrandt dat, wat wij het Rembrandtieke noemen. En hier Charles Laughton als ktmbfondt in de film der London Film Product/on' reiken de visionnaire Korda en de hel derziende Zuckmayer elkaar de hand. JOHAN de Meester's arbeid was compilatorisch. Hij bracht materiaal bijeen, ter reconstructie van het Hol landsche uit dien tijd. Het Hollandsche in de architectuur, het Hollandsche in de psychologie, die heele Hollandsche wereld van kooplieden, schilders, man nen en vrouwen. In zijn geest groeide de wereld der Hollandsche barok. Hij kende die wereld, door het door hem indertijd in Berlijn vervaardigde scenario over des schilders leven. Tijdens de opnamen was De Meester voortdurend de vraagbaak voor tech nische en psychologische détails, wijl hij met Zuckmayer een maand lang aan het draaiboek had gewerkt en met den auteur alles had besproken. En zoo kreeg hij hier gelegenheid op te treden als Dutch expert, en te functionneeren als arbiter tusschen de beide machten: auteur contra den regisseur met zijn hoofdpersoon. LAUGHTON is die hoofdpersoon. Niet omdat hij zoo goed voor de film speelt. Maar omdat Laughton den mensch, dien hij voorstellen moet, niet speelt, maar is en wordt. Hij wil Rembrandt zijn. En al diens reacties moeten voor hem, Laughton, volkomen begrijpelijk en natuurlijk zijn. En dus krijgt hij een eigen conceptie van de te spelen figuur, en dus had hij vaak een andere meening dan Zuckmayer. En dan waren er moeilijkheden. Maar zoodra Laughton er is, is daar ook Korda. En bij een conflict tusschen den auteur en den acteur is de regisseur intermediair. Dan begint het urenlange op en neer wandelen van regisseur en filmspeler. De urenlange gesprekken Korda Laughton. En dat is haast het interes santste en moeilijkste proces in dezen filmarbeid! Hoe Laughton tot Rem brandt wordt. Een geweldige arbeid, die bestaat uit de subtielste kleinig heden, en werkt met psychologische milligrammen, waarin Korda een mees ter is. Tact, menschenkennis, met menschen omgaan, dat zijn Korda's geheimen. En daarom is het zoo prettig werken in een atelier, waar Korda de regie voert. Zoo vertelt mij Johan de Meester, die zoo juist uit Engeland teruggekeerd is, en nog vol is van dezen interessanten arbeid. REMBRANDT, Zuckmayer, Korda, Laughton, vier namen, vier volken: Holland, Duitschland, Hongarije en Engeland. Maar ook een film. Een film van een menschenleven. Zuckmayer heeft het neergeschreven in episodes, die elk van essentieel belang zijn voor het drama. Door deze onderdeelen van het geheel loopt een dubbele lijn; . n omlaag uit succes en rijkdom tot bittere armoede, en. n omhoog, van een wat barok en oppervlakkig schilder tot een diepe menschelijkheid. Hierbij als bestemmende factor de Hendrikjefiguur (Elsa Lanchester), die als geloovig meisje willens en wetens slecht" ir, om den man, dien zij lief heeft, haar leven ten offer te brengen. En ondanks dit offer van haar geheele wezen, blijft Rembrandt slechts de schilder, die tot in momenten der extase van hun liefde een scherp observeerend schoonheidszoeker blijft, met een zienden blik, maar steeds ziende als een schilder, met een oog, dat slechts te schilderen zoekt. Hier liggen de verdiensten der samenwerking van Zuckmayer, Laughton en de beide Korda's: Rembrandt's oogen, de oogen van een ziener, maar een ziener der schoonheid. Een schilder blijft Rembrandt-van-de-film tot in alle uiterlijk heden. De beide Korda's en Laughton hebben daar naar gestreefd. Een schil der is hij, in zijn killen schoonheids drang. Maar een mensch werd hij, in den strijd van zijn leven, een strijd die hem voerde naar een armoedigen dood, maar tot een herleving bijna drie eeuwen later. H. B. FORTUIN * l ? JT* * v-wt \ * ' i J 5 ? k B: i U i si ? ' n \., PAG. 8 DE GROENE Ne. 3100 PAG. 9 DE GROENE No. 3100

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl