Historisch Archief 1877-1940
1 -H
60
ma,
VI
en!
[bd
To
Letterku ndig levert
NIEUWE ENGELSCHE BOEKEN
John Garrett
BESPROKEN BOEKEN :
Graham Greene: Gun lor sale
(Heinemann) enjourney without ntaps
(Chatto &>Windus).
Beverley Nicholls: A*o place like
home (Cape).
Low: Political parade (Gresset
Press).
Aldous Huxley: What are you going
to do about it? (Heinemann).
Evelyn Waugh: Mr. Loteday'slittle
outing (Chapman & Hall) en
Edtnund Campian (Longmans).
Ethel Smyth: As time went on
(Longmans).
T. S. Eliot: Murder in the
cathedral (Faber ór Faber).
Thomas Wood: True Thomas
(Cape).
HET schijnt dat de letterkundigen
tegenwoordig veelzijdiger zijn
dan hun vakgenoten uit het
laatst van de vorige eeuw. Jane Austen
heeft nooit gedichten geschreven,
Robert Browning heeft geen enkele
roman op zijn naam staan. Pas laat in
de 19de eeuw begint met Charles
Kingsley en Ruskin de vermenging van
literatuur met sociologie die het werk
van een aantal hedendaagse jonge
dichters als Stephen Spender kenmerkt.
De laatste tijd komt dit element ook
sterk naar voren bij romanciers die
grote reizen
hebben gedaan.
GRAHAM GREEN E
heeft enige tijd
geleden een boek
geschreven: GUN
FOR SALE, waar
een vaart in zit als
in een voortref
felijke film. Er
wordt een man
gezocht; wij be
vinden ons afwis
selend bij de ver
volgers en bij de
vervolgde, en de
spanning van de
jacht verlaat ons
geen ogenblik.
Thans heeft hij
een reisverhaal
het licht doen zien:
JOURNEY WITHOUT MAPS, dat even
boeiend als belangwekkend is. De meeste be
langstelling heeft echter een ander reis
verhaal getrokken: No PLACE LIKE
HOME van BEVERLEY NICHOLLS, een
boek dat aanleiding heeft gegeven tot
de scherpste, moordendste kritieken
die de laatste jaren zijn geschreven.
Misschien was Nicholls uitgeschreven
over zijn tuin en zijn dorpje in het dal
toen hij besloot in ,,The fooi hath
said...." zijn belangstelling en vooral
zijn sentiment op God te richten. Eén
ding is zeker: dit boek, gevolgd door
zijn jongste werk, heeft bij de lezer
die met het oordeel des onderscheids
is begaafd het laatste sprankje hoop
dat uit Nicholls ooit een ernstig letter
kundige zou groeien vernietigd. De
bloemen die hij zo zorgzaam heeft
gekweekt hebben zaad geschoten, en
wat in ,,Cry havoc" een ernstige en
weldoordachte uiteenzetting van zijn
pacifistisch standpunt was, is nu een
woordenstroom geworden die begint te
lopen zodra de kraan is opengezet.
Sinds hij in At twenty-five" vertelde
van alle bekende persoonlijkheden die
hij had gekend, was het duidelijk dat
hij een merkwaardig talent had om
met grote mannen (en vrouwen) in
contact te komen. Maar nu heeft hij
een methode uitgewerkt om gesprekken
met koningen en koninginnen weer te
geven die voor een belangrijk deel uit
sterretjes bestaan. Misschien is dit
laatste maar goed ook, want deze
consciëntieuze zwijgzaamheid prikkelt
des te meer tot gissingen en Nicholls
weet even goed als Shakespeare dat
,,de kleine man graag praat van wat
de grootheid doet". Maar niettemin
komt de verdenking op dat er misschien
niets van enig belang is gezegd en dat
deze discretie een vacuüm verbergt.
Zou de honende opmerking van Oscar
Wilde tegen Harris: Ja Frank, we
weten wel dat je in alle grote huizen
van Londen.... n keer ten eten
bent gevraagd" soms ook op andere
opdringerige journalisten van toepas
sing zijn ? Hoe het zij: Nicolls' laatste
boeken zijn maatwerk, en zijn neergang
en val als schrijver van betekenis gaat
in snel tempo voort. Dit ter waar
schuwing.
De verzamelde caricaturen van
Low, de tekenaar van de Evening
Standard, behoren niet tot de literatuur,
maar deze bundel neemt een zo belang
rijke plaats in onder de nieuwe uit
gaven dat hij niet onvermeld mag
blijven. Zijn diepe menselijkheid, zijn
striemende satire, de indringende
kracht van zijn tekening maken hier
nog meer indruk dan wanneer men ze,
met spanning verbeid, in de krant ziet.
Nu we toch in de politiek zitten kunnen
we meteen melding maken van de
brochure WHAT ARE YOU GOING TO DO
ABOUT IT? van ALDOUS HUXLEY,
een belangrijk pleidooi voor construc
tief pacifisme.
E1
IVELYN Waugh,
een even knap
en veelzijdig
schrijver als
Huxley, die reeds een
aantal uitsteken
de romans en een
prachtig reisver
haal op zijn naam
heeft staan, heeft
zich thans met
succes op twee
geheel andere ge
bieden der letteren
begeven. MR.
LoVEDAY'S LITTLE
OUTING is een bun
del korte verhalen,
sommige sati
risch, andere grie
zelig, weer andere amusant zonder
mér. Het verhaal van de oude ierse
dame die een bal wilde geven, aan
de voorbereiding ettelijke weken en
duizend pond besteedde en op de
bewuste avond geen gasten kreeg omdat
ze had vergeten de zorgvuldig
gecalligrafeerde uitnodigingen te verzenden,
is een meester werk j e. Maar belangrij
ker nog dan deze bundel is zijn studie
over de engelse martelaar, de Jezuïet
EDMUND CAMPION. Waugh is eeo van
de knappe engelse jongeren uit Oxford
die omstreeks 1925 tot het katholi
cisme zijn overgegaan en die Chesterton
en Belloc hebben geholpen bij het
herschrijven van de engelse vader
landse geschiedenis zonder protestantse
vooroordelen. Hoe noodzakelijk dit
werk was blijkt uit deze biografie van
een der grootste Engelsen uit de tijd
van koningin Elisabeth ? een man
wiens naam in geen enkel leerboek
wordt genoemd. Het boek bevat boven
dien een aantal bladzijden voortref
felijk proza. Men zou dit boek met
vrucht kunnen lezen tegelijk met
T. S. ELIOT'S drama MURDER IN THE
CATHBDRAL, een dichterlijke studie
van het martelaarschap in het alge
meen. Het is verheugend dat dit stuk
thans weer in het Mercury Theatre
gaat, want er is bij mijn weten tussen
de vorige oorlog en de volgende geen
enkel stuk gespeeld dat zo onloochen
baar het kenmerk der onsterfelijkheid
draagt.
DICHTERS en romanciers die goede
boeken over sociologie en reizen
schrijven zijn niet de enigen die een
verheugende veelzijdigheid aan de dag
leggen. Dame" ETHEL SMYTH, wier
muziek men hier te lande te zelden
hoort, schijnt als schrijfster de er
kenning te zullen vinden die haar als
componiste niet ten deel is gevallen.
Zij heeft zich steeds een sterke en
oorspronkelijke geest betoond, en de
vele facetten van haar wezen worden
op scherpe en boeiende wijze belicht
in haar autobiografie As TIME WENT
ON. Ik herinner me hoe zij me eens
aan een diner in Oxford, toen ze wilde
demonstreren hoe ze was opgetreden
tegen een cellist die op een repetitie
zijn bolhoed aan de kop van zijn in
strument had gehangen, een stevige
draai om de oren gaf. De spontaneïteit
van haar handelwijze was niet zonder
bekoring, doch het geval verklaart
wellicht waarom haar pad niet Steeds
over rozen is gegaan. Dit neemt niet
weg dat zij een voortreffelijke vrouw
en dat haar boek voortreffelijke lec
tuur is.
THOMAS WOOD heeft zich, zonder
n van de vele relaties met de Society
die ,,Dame" Smyth steeds heeft gehad,.
een plaats veroverd onder de belang
rijkste jonge engelse componisten. In
TRUE THOMAS schrijft hij over zijn
leven op een vrachtboot in de wilde
vaart, zijn studie in Oxford in oorlogs
tijd, over muziek en over zijn eigen
levensfilosofie. Het is het boek van een
fijn en moedig mens, die over hof
meesters en matrozen even belangrijke
dingen weet te vertellen als over de
universiteiten die hij heeft bezocht,
van Queensland tot Harvard. Op zijn
best is hij echter wanneer hij over
Oxford schrijft, want dan slaagt hij
er in ook de oningewijde lezer iets
bij te brengen van de glans van het
leven in deze eerbiedwaardige om
geving. Dit is een boek om te hebben
en bij de hand te houden.
Bibliografie
Frans JEelse: Die Armada ' Kowohlt,
Berlijn)
E Armada" bevat de biographie
van Don Juan, den onwettigen
zoon van Karel V, die door Philips II
als zoodanig werd erkend, en tevens
een beschrijving van de groote
Spaansche vloot, die in 1571 bij Leponto
slaags was met de Turken.
Het eigenaardige van dit uitstekend
geschreven boek is dit, dat tijdens het
lezen de gestalten schuil gaan onder
de opsomming van een groot aantal
uiterlijkheden, die objectief en minu
tieus, doch zonder eenig reliëf beschre
ven zijn en als het ware voorstellingen
van schilderijen schijnen weer te
geven. Maar wanneer na eenigen tijd
deze concreta uit het geheugen ver
dwenen zijn, worden de portretten
van Juan en Philips II (van den Infant
minder) voortdurend duidelijker en
het blijkt dat de auteur met een
minimum aan psychologie in staat
was, het karakter van zijn hoofd
persoon scherp uit te beelden.
ZWARTE KUNST
Cola Debrot
E. Ballagas: Antologla de Poesia
Xegru Hlspano-Amevlcana
NICOLAS GUILLÉN, de belang
rijkste der hier bijeengebrachte
dichters, beroemt er zich op een
halfbloed te zijn. Evenals zijn
NoordAmerikaansche lotgenoot Langston
Hughes kan hij zijn vader toevoegen:
,I am your son,
white man" waarop
zijn vader kan neuriën: ,,a nigger
night, a nigger joy: a little yellow,
bastard boy". Het is bekend, dat tegen
standers der rassenmenging als argu
ment aanvoeren, dat de halfbloed als
gevolg zijner kruising zou lijden aan
een verschrikkelijke innerlijke twee
spalt. Ik heb goede gronden te vermoe
den, dat het ontzaglijke leed" van den
halfbloed niet uitsluitend met zijn
tweespalt, maar voornamelijk met de
bejegening, waaraan hij bloot staat,
samenhangt. De tweespalt van den
halfbloed verschilt ten hoogste gradueel
van de innerlijke verdeeldheid, die
ieder onzer ten deel valt. Te bedenken
valt, dat wij allen ,, lijden" aan een
dubbele vaderlijke en moederlijke
afkomst. Deze noodwendige dub
bele herkomst en de dubbele oorsprong
van den halfbloed mogen gradueel ver
schillen, in wezen zijn zij eender. Zoo
lang de synthese achterwege blijft van
de afzonderlijke elementen, die in onze
psyche om den voorrang strijden, be
vinden wij ons in een woeste, soms
interessante baaierd. De synthese komt
bij een enkele bevoorrechte tot stand,
maar waarschijnlijk ook alleen maar in
begenadigde oogenblikken. Dan opent
zich een nieuwe wereld, waar vormen
uit werelden, totnutoe van elkaar ge
scheiden, zich samenvoegen tot een
nieuw geheel.
De gedichten van Guillén zijn van
dit laatste, een prachtig voorbeeld. Bij
hem houdt dan ook de rassenmenging
als vraagstuk óp; zij vertoont zich in
haar werkelijkheid aan ons. Als het
voor hem meest kenmerkende gedicht
noem ik de Ballade van de Grootva
ders", waarin de blanke grijsaard en
de oude neger om beurten, onze aan
dacht vragen met een enkel flitsend
gebaar, een oogopslag, het doordringen
van een verre kreet. Van den blanke
heet het, dat hij kijkt met oogën van
antarktisch glas", terwijl de neger de
ooren spitst voor de steeds wisselende
geluiden van het oerwoud. In deze en
dergelijke détails komt op bekoorlijke,
soms grootsche, altijd treffende wijze,
het verschil der twee rassen tot uiting.
Guillén blijft deze snelle afwisseling
van beelden, afkomstig van twee zoo
verschillende landschappen van het
menschelijk innerlijk, volkomen mees
ter. Zooals hij ook het vers beheerscht.
Het meesterschap, waarmee hij zoowel
het modernistische vrije vers als de
traditioneele strofe hanteert, stempelt hem
tot een vooraanstaand bentgenoot der
dichterlijke voorhoede. Een voor hem
zeer typisch gedicht is ook het Lied
van de Tamtam", waarin hij ook zijn
blanke landgenooten uitnoodigt tot
den negerdans met de waarschijnlijk
juiste insinuatie: Wie in Cuba van
buiten nog niet zwart werd, vernegerde
al van binnen". Voor de cubaansche
senoritas schreef hij eenige levendige
coupletten. Wanneer hij in zijn poli
tieke gedichten onvoorwaardelijk partij
kiest voor den neger, geschiedt dit, om
dat hij met den neger den economisch
zwakkere beschermt en allerminst, om
dat hij negroïde volbloedigheidambieert.
Met Guillén als middelpunt onder
scheiden wij verder: een negroïde groep
dichters en, anderzijds, een blanke
groep, in wier werk allicht, gelijk reeds
uit de plaatsing in den bundel volgt, het
negerelement op een of andere wijze
meespreekt. Tot deze blanken behoort
Palés Matos, die met zijn nieuwsgierig
heid van blanken intellectueel zich
gaarne ophoudt in de gebieden van het
oer instinct, oorsprong van
negerceremoniën als het geheimzinnige vodu",
waarin het menschenoffer blijkbaar
een rol speelt; behoort ook Ballagas,
die in zijn rumba's bekoringen mengt
van Spaansche gitana's en de
Soendaneesche negerinnen. Met deze woorden
gedenkt hij een doode bacchantische
vriendin: Het is het strijkijzer van
den dageraad, dat je longen stuk brand
de. Neen, niet de ziekte, niet de ziekte."
Tot de sterkst negroïde voortbrengselen
behooren de slaapliederen, geschreven
in een taal die, meer dan aan zuiver
Spaansch, herinnert aan het
Negerspaansch, het Papiamentsch, omgangs
taal van het Nederlandsche gebieds
deel Cura9ao. Ik noem bijv. het wiege
lied: Drumi, no Hora" (slaap, huil
niet). Dit is een der redenen, waarom
dit boek voor Curacaoënaars, ook voo;
Hollanders op Curacao, een kostelijk
bezit zal blijken te zijn. De andere re
denen moeten het ook voor nimmei
geëxpatrieerde Hollanders begeerlijk
maken. Na het bovenstaande lijkt het
mij overbodig deze redenen in den
breede te ontvouwen.
KEMIHCANIIT
zoon van vele volken
In het mlcht van een Haagsche
wereldprera ière
REM BRANDT Harmenszoon van
Rhijn zal over twee weken her
leven. Niemand kan zich het recht
op het leven verschaffen. Het recht om
te herleven kan echter verworven
worden. Voorwaarde daartoe is slechts,
dat men steeds in leven gebleven is.
Rembrandt is dat. Niet omdat hij in
musea hangt en men hem nu en dan in
deviezen-arme landen herontdekt.
maar omdat er winkels in teeken
behoeften naar hem genoemd zijn,
omdat Engelsche schooljongens en
Deensche kostschoolmeisjes leeren dat
hij een schilder was, en een Rem
brandt" in Amerika een sociale indi
catie is. En omdat ieder mensch,
staande voor een schilderij van den
meester, een sterke en directe sensatie
van levend leven ondergaat.
Over twee weken gaat de wereld
première van de Engelsche
Rembrandt-film in Den Haag. Deze Rem
brandt dankt zijn bestaan aan een
filmnovelle van Carl Zuckmayer, den
Duitschen tooneelschrijver, die, geladen
van de nog immer doordringende in
tensiteit van den schilder, deze stof
ter behandeling koos.
Het Rembrandtthema hing in de
lucht. In Holland, in Duitschland en
in Engeland. En het was weer ver
worpen; in Holland, in Duitschland
en in Engeland. Gén baarden, gén
pruiken, gén complete schutters
gezelschappen, gén Rembrandtieke
interieurs. En daartegenover had
Zuckrnayer zijn idee fixe van zijn Rem
brandt, van zijn schildersfiguur, van
zijn mensch Rembrandt Harmenszoon
van Rhijn. Van een Rembrandt, wiens
levensdrama ook nu nog los stond van
baarden en pruiken, van Rembrandtiek
licht en schuttersgezelschappen, wiens
levensgeschiedenis nu nog voor ieder
mensch begrijpelijk, aangrijpend en
meesleepend zou zijn.
draait, hem in zijn zak steekt, zijn
toehoorders rustig aankijkt, en spreekt:
Mijne Heeren, ik heb een
Rembrandtfilm geschreven." Verontwaardigd ge
huil. Foei: baarden, pruiken en schut
tersmaaltijden op bestelling. Geef ons
den sleutel. Wij hebben wel wat beters te
doen. Maar Zuckmayer heeft den sleu
tel, en laat de filmgoden niet uit de
kamer. Met zijn breede vierkante schou
ders staat hij voor de deur. Hij zet zich
en begint te lezen. Rustig, de donkere
haren boven het roode, vastberaden
gezicht. Na vijf minuten zijn die
geërgerde, verveelde gezichten tegen
over hem opgeklaard. Na tien minuten
zitten er drie gespannen toehoorders te
luisteren. En twee, drie uur lang ver
telt de kalme stem door de stille
kamer in de Londensche buitenwijk.
Maar in die kamer is iets ontketend.
Die rustige stem heeft vizioenen opge
wekt. Een leven van een mensch
speelt zich daar af, hartstochtelijk en
fel. En als Carl Zuckmayer opge
houden is, en zonder eenige triomf
maar met rustige zelfverzekerdheid
zijn manuscript dicht gevouwen heeft,
is Rembrandt herleefd.
ZUCKMAYER kende de voorge
schiedenis van de mislukking van
des schilders tweede geboorte. Zuck
mayer kende de solidariteit in
vooroordeelen der gansche internationale film
wereld. En hij kende Zuckmayer.
In Londen was in den tijd, dat deze
voorgeschiedenis speelt, de tienmaal
vergeefs opgezette film voor Charles
Laughton, het grootsche plan voor een
Cyrano-film, definitief opgegeven. En
dus had Laughton wel een contract
maar geen film.
Toen kwam Zuckmayer in de
roezemoes der wanhopig zoekende
iteliers.
Ik heb," sprak de schrijver, een
cenario voor Laughton. Maar ik
ertel niet, wat het is." Waarop ieder
een plotseling in heftige spanning
eraakte.
Ik wil," zei Zuckmayer wel ver
ellen, wat het voor een scenario is.
Maar daartoe wil ik drie uur met de
(rie belangrijke menschen der
cent-ale leiding in een kamer zijn, met de
< eur op slot. En anders ga ik met mijn
«xposéretour naar Salzburg." Dit
v/as hoog spel. Drie heele uren van drie
) eele film-menschen ? Drie uren van
ton film-atelier zijn vijftig jaar op een
nenschenleven. Drie uren voor
Zuckn.ayer? Anderzijds.... het expos
voor Laughton, die zijns ondanks
werkeloos maar zeer kostbaar rond
liep.... En het hooge spel van den
Kzeten tooneelschrijver zegevierde.
C'r ie maal drie uur, negen uur
menst henleven werd op een Zondagmiddag
in Korda's Londensche woning afge
zonderd in een kamer met een deur met
ee n slot. En daar, aan die deur, de hand
van Zuckmayer, die den sleutel
omVOORDAT in de studio's der
London Film Production, die lig
gen in het groote park van Denham,
de opnamen nu ongeveer een half jaar
geleden konden aanvangen, moest er
nog veel geschieden. Zuckmayers ex
posébehoefde nog nadere uitwerking.
De dichter heeft voor dit belangrijke
werk een groot deel der litteratuur over
zijn sujet verwerkt, biografisch mate
riaal maar vooral ook kunsthistorische
beschouwingen. En hierop is zijn
eigen visie gegrondvest. Uiterlijk is
dit de klassieke Rembrandt, zooals hij
bekend is uit de litteratuur. Innerlijk
is hij herschapen, niet door een
historicus, maar door een psycholoog
en dichter. Wat was het voor een man,
dat hij zulke schilderijen kon scheppen ?
Hoe schiep deze schilder in andere
menschen zulk een doordringend leven,
dat zij op den huidigen dag nog
actueel en belangwekkend voor ons
staan? Dien mensch, dien schilder
heeft Zuckmayer doen herleven. Her
leven in het kader van zijn tijd. En
hier zijn ook Zuckmayers medewer
kers opgetreden. Vincent Korda en ook
Johan de Meester. Vincent Korda,
een van Alexander's beide broeders,
heeft in deze film als decorateur wezen
lijken arbeid geleverd. Hij leefde tot
voor kort als een verdroomd bohémien
in Zuid Frankrijk. Zijn broer maakte
hem met geweld uit dit leven los.
Nu heeft hij de artistieke en
practische leiding van het Art Department
der London Film Production. Hij is
een schilder uit de atmosfeer van Vin
cent van Gogh, en dus een artist vol
begrip voor het Hollandsche, als om
geving van een groot mensch. En dat
is ook hetgeen zijn werk is, in dit
Rembrandt-epos: Rembrandt leefde
niet in een Rembrandtieke omgeving.
Rembrandt leefde in een Holland, dat
precies zoo hoog en licht van luchten,
precies zoo wild van varende wolken,
even regenachtig, juist zoo mistig en
dampverzadigd was als thans.
En slechts Rembrandt's tempera
ment herschiep dit land en zijn bewo
ners tot de felheid der licht- en donker
tegenstellingen, tot den duisteren
gloed van het vallend lamplicht, tot
de mystiek der geel-bruine
lichtreflexen. Slechts zijn eigen innerlijke
conflicten, slechts de starre botsing
van den kunstenaar met zijn omgeving,
slechts de diepste opflakkeringen .van
een vurig schilderstemperament ver
oorzaakten bij Rembrandt dat, wat wij
het Rembrandtieke noemen. En hier
Charles Laughton als ktmbfondt in de film der London Film Product/on'
reiken de visionnaire Korda en de hel
derziende Zuckmayer elkaar de hand.
JOHAN de Meester's arbeid was
compilatorisch. Hij bracht materiaal
bijeen, ter reconstructie van het Hol
landsche uit dien tijd. Het Hollandsche
in de architectuur, het Hollandsche in
de psychologie, die heele Hollandsche
wereld van kooplieden, schilders, man
nen en vrouwen. In zijn geest groeide
de wereld der Hollandsche barok.
Hij kende die wereld, door het door
hem indertijd in Berlijn vervaardigde
scenario over des schilders leven.
Tijdens de opnamen was De Meester
voortdurend de vraagbaak voor tech
nische en psychologische détails, wijl
hij met Zuckmayer een maand lang
aan het draaiboek had gewerkt en
met den auteur alles had besproken.
En zoo kreeg hij hier gelegenheid op
te treden als Dutch expert, en te
functionneeren als arbiter tusschen de
beide machten: auteur contra den
regisseur met zijn hoofdpersoon.
LAUGHTON is die hoofdpersoon.
Niet omdat hij zoo goed voor de
film speelt. Maar omdat Laughton den
mensch, dien hij voorstellen moet, niet
speelt, maar is en wordt. Hij wil
Rembrandt zijn. En al diens reacties
moeten voor hem, Laughton, volkomen
begrijpelijk en natuurlijk zijn. En dus
krijgt hij een eigen conceptie van de
te spelen figuur, en dus had hij vaak een
andere meening dan Zuckmayer. En
dan waren er moeilijkheden. Maar
zoodra Laughton er is, is daar ook
Korda. En bij een conflict tusschen
den auteur en den acteur is de
regisseur intermediair.
Dan begint het urenlange op en neer
wandelen van regisseur en filmspeler.
De urenlange gesprekken Korda
Laughton. En dat is haast het interes
santste en moeilijkste proces in dezen
filmarbeid! Hoe Laughton tot Rem
brandt wordt. Een geweldige arbeid,
die bestaat uit de subtielste kleinig
heden, en werkt met psychologische
milligrammen, waarin Korda een mees
ter is. Tact, menschenkennis, met
menschen omgaan, dat zijn Korda's
geheimen. En daarom is het zoo
prettig werken in een atelier, waar
Korda de regie voert. Zoo vertelt mij
Johan de Meester, die zoo juist uit
Engeland teruggekeerd is, en nog vol
is van dezen interessanten arbeid.
REMBRANDT, Zuckmayer, Korda,
Laughton, vier namen, vier volken:
Holland, Duitschland, Hongarije en
Engeland. Maar ook een film. Een film
van een menschenleven. Zuckmayer
heeft het neergeschreven in episodes,
die elk van essentieel belang zijn voor
het drama. Door deze onderdeelen
van het geheel loopt een dubbele lijn;
. n omlaag uit succes en rijkdom tot
bittere armoede, en. n omhoog, van
een wat barok en oppervlakkig schilder
tot een diepe menschelijkheid. Hierbij
als bestemmende factor de
Hendrikjefiguur (Elsa Lanchester), die als
geloovig meisje willens en wetens slecht" ir,
om den man, dien zij lief heeft, haar
leven ten offer te brengen. En ondanks
dit offer van haar geheele wezen, blijft
Rembrandt slechts de schilder, die tot
in momenten der extase van hun
liefde een scherp observeerend
schoonheidszoeker blijft, met een zienden
blik, maar steeds ziende als een
schilder, met een oog, dat slechts
te schilderen zoekt. Hier liggen de
verdiensten der samenwerking van
Zuckmayer, Laughton en de beide
Korda's: Rembrandt's oogen, de oogen
van een ziener, maar een ziener der
schoonheid. Een schilder blijft
Rembrandt-van-de-film tot in alle uiterlijk
heden. De beide Korda's en Laughton
hebben daar naar gestreefd. Een schil
der is hij, in zijn killen schoonheids
drang. Maar een mensch werd hij, in
den strijd van zijn leven, een strijd die
hem voerde naar een armoedigen dood,
maar tot een herleving bijna drie
eeuwen later. H. B. FORTUIN
* l ? JT* *
v-wt \
* ' i J 5 ? k
B: i
U
i
si
? ' n
\.,
PAG. 8 DE GROENE Ne. 3100
PAG. 9 DE GROENE No. 3100