De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 31 oktober pagina 9

31 oktober 1936 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

li Een verhaal van De Groene PAS OP UW Uit HET DEENSCH VAN AAGE V. HOVMAN ALSTUBLIEFT mijnheer, gaat u zitten, zoo, scheren? en knippen? allebei? zeker mijnheer. Is er meer opleving in het bedrijfsleven; des te beter meneer. Neem mij niet kwalijk mijnheer ja ik bedoel u daar bij de deur is u zeker dat het uw eigen hoed is, die u daar meeneemt? Neen dat weet u misschien zelf het beste; ik dacht dat het de verkeerde was. Het is beter als zoo iets dadelijk in orde is; later is het altijd onzeker. Zekerheid is beter en veiliger, zooals de Duitschers zeggen. Ha, ha, die is goed mijnheer, die is goed. Dag mijnheer. Ja zoo werd bijna uw hced meegenomen. Ge lukkig bijtijds gemerkt dezen keer ! Niets te danken mijnheer; ik zal 't u zeggen mijnheer; ik houd altijd een oog op de hoeden. Ik weet niet of het u al eens gebeurd is mijnheer -r- maar het kan heel vervelend zijn als je hoed verwisseld is. Ja, het kan de merk waardigst d gevolgen hebben ! Zou u willen hooren hoe het met mij ging mijnheer ? Wel mes goed, mijnheer? Ja? dan is het in orde. Ja, het was in een bloemenwinkel, op een avond vlak voor sluitingstijd; ik was binnengegaan om begrijpt u mij goed een paar bloemen te koopen voor het graf van Delle op het hondenkerkhof. Het was net een jaar geleden, ik heb van Delle gehouden en Delle was de beste hond die ik ooit gehad heb dat kan u gelooven, Delle was een goede hond! Als er n is die bloemen op zijn graf verdient, dan is het Delle, dacht ik toen ik aan de kleine schrijftafel stond in den hoek van den winkel, en ik dacht, wat ik op de kaart zou schrijven die aan den ruiker zou zitten. Delle mocht best een paar hartelijke woorden van zijn baas hebben, dacht ik. Ik had mijn hoed een beetje verder weggelegd, dan was het alsof de gedachten vrijer waren. Eindelijk besloot ik te schrijven?wenscht u friction mijnheer of.... Friction, zeker mijnheer. Ik schreef.... maar daar komen wij later nog aan. Toen ik klaar was en weg wilde gaan, merkte ik dat mijn hoed verwisseld was. Ik zou het mij niet zoo aangetrokken hebben als die hoed net zoo goed of beter dan de mijne was geweest, maar hij was veel slechter en er waren groote vlekken op het lint en de mijne was bijna nieuw. Ik kon onmogelijk met zoo'n ouden hoed Delle's graf bezoeken. De man die mijn hoed had meegenomen was verdwenen, rnaar gelukkig wist de winkeljuffrouw zijn naam en adres, want in den hoed stonden de letters M.M., dat was zeker Morten Mortensen, een suikerbakker, hij woonde bij zijn ouders, de gepensioneerde chefdierentuinoppasser Mortensen en zijn vrouw, Humlegade 18. In de hoop gauw mijn hoed terug te krijgen ging ik naar de Humlegade. Na een goed half uur stond ik voor het huis, het was een mooi huis, ik ging naar boven, het was een mooie trap, en ik las de namen op de deuren. Op de tweede verdieping stond Morten sen. Ik belde en werd binnengelaten. IK had zeker verwacht vriendelijk te worden ont vangen, want ik ontvang ook altijd iedereen vriendelijk, maar Zoo vriendelijk als de familie Mor tensen mij ontving had ik het zeker niet verwacht, nog. nooit en nergens ben ik zoo vriendelijk ont vangen als daar. Toen de deur open ging zag ik, dat de kamer feestelijk versierd was en in 't midden stond de heele familie in haar Zondagsche kleeren en ont ving mij met: Welkom, wat aardig van u dat u ge komen is" en wat zijn wij blij u te zien" en ,,wij verheugen ons kennis met u te maken" en ,,isu einde lijk gekomen!" Ik was geheel onder den indruk, maar voor ik kon zeggen.... wilt u liever de schaar of de machine mijnheer? de schaar, zeker mijnheer voor ik dus kon zeggen waarvoor ik kwam, hadden ze mij binnen getrokken en niet alleen mijn hoed maar ook mijn jas, mijn das en mijn overschoenen afgenomen.' Kom binnen", zei een deftig uitziende oude dame, dat was zeker mevrouw Mortensen, nee maar, en bloemen heeft u ook meegebracht, wat aardig van u", en voordat ik kon protesteeren had ze Delle's bloemen gepakt en in een vaas gezet. Onder luid gejubel werd ik in de mooiste kamer gebracht. Dank u, dank u, het is al te veel eer, zei ik, ik kom toch maar om.. .." Spreek daar niet van" zeiden ze. Stel je voor dat wij ons nu niet mochten verheugen, dat u er bent, wij hebben zoo op u gewacht." Gaat u nu maar zitten", zei de oude heer, zeker meneer Mortensen, dacht ik, en drink een glas wijn met ons." Ik probeerde hem te verklaren dat ik daar niet voor gekomen was en het alles toch te veel eer was, maar het hielp niets, vóór ik tijd had om meer te zeggen, werd mij de mooiste stoel van de kamer aangeboden en kreeg ik een glas wijn in mijn hand en om mij heen stond de heele familie Mortensen en zei proost" en welkom hier". Ik voelde mij heel weinig op mijn gemak met al die hulde en dacht: nu moet ik toch over mijn hoed beginnen te praten. Ik kijk dus in den kring om mij heen om iemand te ontdekken die misschien Morten Mortensen was, met hoedgrootte nr. ?y4. Ja, Adelie is zoo net weggegaan om koekjes te halen", zei mevrouw Mortensen, ze is direct weer terug." Ja maar, mijnheer Morten....", begon ik. Och, kent u Morten ook," zei mevrouw Mortensen, hij komt straks ook, hij heeft zijn werk hier zoo ver vandaan, ja en .wat was er ook weer, zei hij niet dat hij nog wat bloemen wilde koopen...." Ik dacht er over om te gaan, en te zeggen, dat ik later terug zou komen, maar ik ben een beetje verlegen en kon er niet toe komen van die aardige menschen weg te gaan, die zoo blij waren mij bij zich te hebben. Misschien zouden ze wel beleedigd zijn, en wij hadden ook net wijn gedronken. Dus onderhield ik mij met de menschen en praatte over het weer, hoe het vandaag was, hoe het gisteren was en hoe het over 't algemeen in den laatsten tijd was geweest, en toen praatten wij over andere dingen en meneer Mortensen was net bezig mij te overtuigen van het verkeerde om olifanten speculaas te voeren inplaats van graan, toen een jong meisje binnenkwam. Lieve Adelie," riep mevrouw Mortensen, kijk eens wie hier is ?" Adelie keek heel verwonderd en een beetje radeloos naar mij. Maar, Adelie," riep haar vader, wat sta je daar te kijken.... waarom ga je niet naar hem toe en geeft hem een zoen?" Ik moet zeggen, ik was heel verbaasd. Er is misschien een vergissing in het spel", wilde ik net zeggen, maar Adelie riep vol schrik: Maar vader l" toen sloeg ze haar handen voor 't gezicht en liep naar de keuken. Wat was dat nu met haar?" zei haar vader, en ik dacht.... nee, achter de vrouwen kom ik nooit." Arm kind", zei mevrouw Mortensen ze is alleen erg geschrokken, wij zijn ook met zooveel menschen bij elkaar, als ze een oogenblik alleen zijn geweest dan komt het wel weer in orde." En ze kijkt mij aan: wilt u niet even u is zoo aardig! wilt u niet even gaat u even naar de keuken en praat u even met haar, dan wordt ze weer blij, ze heeft ons zooveel van u verteld." Ik stond een oogenblik radeloos, maar mevrouw Montensen vroeg het zoo vriendelijk en ik dacht aan den wijn, hoe aardig ze allemaal waren.... als ik hun nu een pleizier kon doen, wilde' ik het graag doen. IK ging naar de keuken naar Adelie, ze zat op een hooikist en schreide. Ik ging naar haar toe om haar te troosten en zei wenscht u het haar gewasschen mijnheer ? Zeker mijnheer ik zei tegen haar: Nu niet meer huilen, vertel mij maar wat er gebeurd is en wat dit alles beteekent, hoe kan ik u helpen?" Ze keek mij aan met tranen in haar oogen. O, ik ben zoo ongelukkig," schreide ze. ,,Wees nu stil en neem het niet te zwaar op," zei ik/en zette mij naast haar. En zoo vertelde ze mij dat ze kennis had gemaakt met een kantoorbediende die zoo aardig en vriendelijk tegen haar was geweest en waarvan zij zooveel had gehouden en hij ook van haar; ten minste dat had hij altijd gezegd. Ze hadden zich vanavond willen verloven en haar ouders zouden met hem kennis maken, maar vanmiddag ontmoette ze hem op straat en hij was volkomen veranderd, hij wilde niets met de heele familie te maken hebben. Toen was zij beleedigd en ze kregen ruzie, en op het laatst zei hij dat hij haar nooit meer wilde zien. Ik troostte haar zoo goed ik kon en zei: mannen zijn dikwijls onbetrouwbaar, zémoest het zich maar niet zoo aantrekken. Ze begon weer te schreien en zei weer, dat zij zoo ongelukkig was, ze durfde haar ouders niet te vertellen dat het uit was, haar moeder zou gaan schreien en haar vader zou boos worden, en de heele familie die er dan bij was ! Ik had medelij den met het arme meisje. Ik dacht een oogenblik na wenscht u friction of brillantine mijnheer, ja zeker mijnheer-*-of ik niet iets voor haar kon doen, misschien alleen maar voor vanavond, Delle zou er zeker niets tegen hebben als ik inplaats van van daag morgen op het hondenkerkhof kwam. Ik zag een heerlijke taart op de keukentafel staan met slagroom er op en misschien met nougat er in, ik hield altijd erg van taart en nog meer als er PAG. 16 DE GROENE No. 3100 nougat in was en zoo kwam ik tot het edelmoe dige besluit om voor vanavond, maar alleen voor vanavond, den trouweloozen kantoorbediende te vervangen, later kon Adelie dan vertellen dat het uit was. Het arme kind was getroost, zoo was het schandaal afgewend, in elk geval voorloopig. Ze droogde haar tranen en wij gingen hand in hand de kamer binnen. Adelie zag er heel blij uit, dat vond de familie ook. Nu, dat is beter", zei de schoonvader en tikte mij en Adelie op de schouders. Op dit oogenblik kwam Morten Mortensen thuis. ik zag hem mijn mooien hoed in de gang ophangen toen kwam hij binnen met een grooten ruiker uit den bloemenwinkel. Met een paar aardige woorder verwelkomde hij mij en gaf Adelie en mij de bloemen. ,,Lieve kinderen, wat feestelijk met al die bloe men," zei mijn schoonmoeder en zette de bloemer van zwager Morten en mij midden op de tafel, toer vielen haar oogen op de kaart en ze las: ,,Mijn eigei Delle, neem deze bescheiden bloemengroet, ik za je nooit vergeten je trouwe oogen, je zachti haren, je stevige lichaam en je frissche snoetje". Mijn schoonmoeder vond het erg lief, dat ik Adeli< Delle noemde, maar dat andere begreep ze niet zot goed: je frissche snoetje! wat gek om zoo iets t> schrijven, ,,want, dat durf ik gerust te zeggen zonde mezelf in de hoogte te willen steken, iedereen kar zien dat Adelie een heel mooi gevormde neus heeft". zei mijn schoonmoeder, en ze was heel beleedigd Ik haastte mij haar te verklaren dat ik zoo verstrooi. was geweest en dat ik zoo'n haast had, maar z zei: ze kon zoo iets wel begrijpen in de omstandig heden waarin ik mij nu bevond. Dat verzoende haa een beetje, ja, ze werd zelfs ontroerd: dat ik zo > verliefd was, en ze zei heel zacht dat ze ook een, zoo jong en verliefd was geweest, daarom kon z het wel begrijpen en vader Mortensen werd ook ont roerd en tikte haar op de wang en zei: Ja ja, moe dertje, dat was toen wij jong waren." Ik raakte bevriend met de heele familie, maar toe; ik eindelijk naar huis moest gaan, kon het nier anders of ik moest Adelie in 't bijzijn van de heel? familie een zoen geven en beloven dat rk gauw teru^ zou komen. Ik nam mijn eigen hoed van den kapstok, dien zwager Morten er op had gehangen, en toen i: naar beneden ging dacht ik dat die avond toch w d Delle's bloemen waard was geweest. WILT u een scheiding hebben mijnheer1 Zeker mijnheer! Wat zegt u, of het verhaf l een gelukkig einde nam? Integendeel, het eindigt er mede dat ik met Adelie ben getrouwd. En nu kut t u zien mijnheer, hoe het kan eindigen als me i zijn hoed verwisseld heeft. Maar het ergste van ru t verhaal was, dat zwager Morten zijn verstand vei loor. Want toen hij naar huis ging ontdekte hij de t zijn hoed verwisseld was, en toen hij later dien nieuwen hoed aan de heele familie wilde laten zien, was het de oude, dat kon hij niet begrijpen. Hij hrd met zijn eigen oogen gezien dat het een andere ho d was en nu was het toch dezelfde; hij was er alti d over aan 't denken en Adelie durfde het natuurli k niet te vertellen hoe dat in elkaar zat, om de goe Je verhouding niet te verstoren. Adelie vond I et zonde voor hem en bepraatte mij om mijn hoed w< er met den zijnen te verwisselen, maar dat maakte t et nog erger, want nu werd de arme Morten er hee emaal niet meer uit wijs. Nu was dus z in hoed tóch een vreemde hoed. Zwager Mort-n was er zoo mee bezig dat hij niet meer et ;n kon en nog minder slapen. De gedachten plaag den hem dag en nacht, hij dacht alleen aan < ie hoeden. Adelie was bezorgd over, zijn toestand :n vroeg nu om beide hoeden aan haar te geven. Adelie nam beide hoeden en verbrandde ze in de kachel; dan moet het maar een offervuur wort'en om rust in 't huis te brengen zei ze, maar ik da< ht dat ze mijn hoed wel had kunnen sparen, w; nt mijn hoed had een waarde op zichzelf omdat hij < ns bij elkaar had gebracht. Intusschen beteekende het verdwijnen van lie hoeden een opluchting voor zwager Morten, hoe- 'd hij den samenhang niet kon begrijpen. Hij haa de uit de kast een oude pet en vond dat die hem v ;el beter stond en toen zei hij dat men niet mocht tob' en over problemen die het noodlot geeft en die wij i iet kunnen begrijpen en als wij nu voorzichtig : ijn en niet het woord hoed" noemen, dan is zw? ;er Morten volkomen goed bij zijn verstand. Alstublieft mijnheer, dat is scheren, knippn, haarwasschen samen vijfenzeventig cent. D. nk u wel. Dank u wel mijnheer. Dag, mijnheer ! Wacht, neem mij niet kwalijk mijnheer, u ne -rnt toch den goeden hoed? Ja, meneer, een mer.ich kan nooit voorzichtig genoeg zijn ! , De witste tanden, indien U poetst met wat goeds, dus met Tube 60 «n 40 et. Doot 20 et. IVO ROL &W Op- en aanmerkingen tut onzen lezerskring Aan Mr. L* H. v. Holthoorn' Rambonnet U verweet mij in het nr. van de Groene van 17 October 1936 gebrek aan respect voor die genen, die het hun plicht achten om deel uit te maken van een Nederlandse, in 't algemeen een nationale weermacht. Zelf neemt U, als ik, het stand punt in, dat er een snel en onfeilbaar functionnerende internationale veiligheidsmacht" moet komen; een politieleger dus, dat, bij noodzaak opererend ter handhaving ener internationale rechtsorde, (i) den Staten veiligheid kan waarborgen en (2) tot ordever storing geneigde Staten een halt toe kan roepen. U ziet de vorming van zulk een politieleger als werktuig in de hand van een Rechtsinstituut boven de soevereiniteit der staten als een ethische en praktische noodzakelijk heid, naar ik vermoed in de overtuiging, dat, als ergens Staat en Recht in con flict komen, behartiging van het Rechtsbelang voorkeur verdient. Ook U zult boven een opvatting als Recht ist, was dem deutschen Volke nützt" stellen een inzicht als waarvan Prof. Van Vollenhoven reeds in 1916 getuig de, toen hij onze Grondwetsartikelen De Koning verklaart oorlog" en Tot bescherming der belangen van den Staat is er eene zee- en landmacht" overblijfselen uit het heidense tijdperk der statenverhoudingen noemde, daar hier van mogelijke willekeur en dienen van Staats-eigenbelang in plaats van dienst van het Recht sprake is. Hij noemde op deze plaats in de G. W. een ondubbelzinnig verbod van oorlogverklaring door Nederland op zijn plaats. Maar zolang de internationale rechts orde en haar politieleger niet bestaan, acht U de positie van den militair in een nationaal leger, die in oorlogstijd wel de (ongewenste) onbeperkte soeve reine wil van zijn Staat wenst te dienen o.a. door mensen te doden, een positie, die recht heeft op veel respect. Hierin ga ik voor het eerst niet geheel met U mede. Er zijn Staten, die gaarne bereid zijn om te vechten voor nationale belangen, welke kenne lijk zozeer met het internationaal wel zijn strijdig zijn, dat vrijwillige deel name in hun weermacht hoogstens op respect van een lage orde, nl. het nationaal respect, aanspraak kan ma ken niet op het respect van den wereldburger en diens respect is toch het enige, dat wij als maatstaf mogen aanleggen. Rest de positie van den militair, die deel uitmaken wil van de weermacht ener Staat, die waarschijnlijk nimmer internationale rechtsschending door oorlogsdaden zal plegen zoals de Scan dinavische landen, Nederland of enige andere militair-zwakke mogendheid en waar de weermacht inderdaad vrijwel als enige taak kan hebben om op te treden ter handhaving van het Recht (voor zover dan althans de nu eenmaal bestaande toestand in verband met koloniënbezit, controle over ver keerswegen, grondstoffen enz. inter nationaal als rechtstoestand mag wor den aanvaard). Wanneer U in mijn woorden in dit opzicht een gebrek aan respect gelezen hebt, heb ik mij ter plaatse te sterk uitgesproken onder invloed van verontwaardigde gekantheid tegen het dreigend ultra-nationalisme, dat zo gemakkelijk met de gedachte aan de weermacht verbonden wordt (vergel, alweer de betreffende Grondwetsartikelen). Mensen te doden zal altijd een kwaad zijn, maar ik vrees, dat er hier tegenover het afschuwelijke, geheel laakbare kwaad van krijgsvoering om redenen van ongerecht Staatsbelang strijdvoering om der wille van rechtshandhaving noodzakelijk zal blijven. Dat deze strijdvoering niet aan nationale strijdmachten in dienst van soevereine Staten doch aan een gezagsapparaat in dienst van een internationaal Ge rechtshof moet worden toevertrouwd, mag, in mijn oog evenals in het uwe, niemand verleiden tot gebrek aan respect voor hen, die, in een inter nationale in plaats van een te nationa listische gezindheid, het Recht op de thans beperkt-mogelijke wijze willen trachten te dienen in een krijgsmacht als bijvoorbeeld de Nederlandse. A. VIRULY IN de rubriek Ik zeg " is l plaats voor uittingen van lezers, voor zoover zij van algemeen be lang zijn. Bijdragen, die niet kunnen worden opgenomen, worden^teruggezonden wanneer porto hiervoor bij de kop/ is gesloten. Hendrik Kist. Ober-kellner: SCHREEUWEN IS ZILVER... E mensch heeft nu eenmaal eigenaardigheden zeg ik tegen Willem van de biljarten, dat moet je nemen en zeg ik je moet ze kennen van de Heeren en Dames publiek zeg ik, anders is het: weg fooi. Wij hebben een Heer Raadslid, die praat en dan luister ik zeg ik, want anders is het kwartje fietsen. Het heele jaar krijgt hij presentiegeld om te praten en bij mij mag hij ervoor betalen zeg ik tegen Wil lem, die voor zooiets niet zoo veel gevoel heeft en wat zijn de bil jarten tegen de gewone zaal, waar het moeilijker werken «? Daar heb je de geksten, ik denk aan de Heeren professoren en wetenschappelijke Heeren en Dames van de Vereeniging voor Staatshuishoudkunde en Statistiek, die hier in Amsterdam een vergadering hadden en bij ons zaten na te kaarten. Nou zegt de Heer Professor Goudriaan, die reist tusschen Eindhoven en Amsterdam heen en weer: Kist zegt hij, met de devaluatie is het de koe, die gemolken moet worden. En ik denk, dat is een grap ik denk: lach Kist, als in de opera over Palazzo, maar nee zegt hij, dat is mij ernst en zat hij gezellig aan een tafeltje met mej. Mr. van Dorp, dat is ook al een oudgediende, die zegt: Kist, zegt zij u hebt koffie voor vier en er zijn vijf Heeren publiek, wat dan! Dan water er bij zeg ik, en weg fooi. Want zoo zijn ze, ecoiomisch in alles/ Wij hebben bij ons een ouden Heer en Filosoof van boven de 60 een Heer van verstand en eiken avond een groc, die zegt: Kist, wij zijn een vloeibaar land, zegt hij, klare en baren. Maar mét dat hij het zegt kijkt hij mij zoo aan: Nou zegt die Filosoof, dat is vreeselijk, met de storm langs de kust. Dan neemt de zee zijn offers zegt hij. Ja, zeg ik, zoo heeft elk beroep zijn gevaren. Ik heb vroeger is klare per dag gedronken, en daar kom je niet van los, net als de zeeman van de zee. is het maar net als je het ziet: er is ellende in de wereld. En nou is het de tijd, om er weer wat aan te doen. Daarom is het evengoed mooi, dat ze de stille armen in den lande en in Amsterdam eens wat goed willen doen, ik zeg: tegen Kwart Voor Twaalf, ik zeg: bij ons in de zaak lijkt het wel lawaaiige armen, in een heele maand zooveel verval om mijn schoenen te verzolenl Daar zit Maandagmiddag die sippe Heer Kutten nog sipper dan anders te staren in zijn Brandewijntje-mét en zeg ik: Ja meneer Ratten, dat is naar dat ik in kranten leest dat uw film Comedie van het Geluk niet doorgaat, k zeg: die Heeren van de film Comedie om Geld hebben meer geluk gehad, k zeg: ditmaal is de comedie om het geld niet gelukt en was hij boos en weg fooi! Laatst staat ik rustig te soezen bij het buffet: daar opeens in een hoek een reuze getier. Ik hoor wat vallen en gescheld en wil toeloopeh. Nee, zegt de nieuwe buffetchef, dat is niets: daar zitten de Heeren van het nationaal-comitèvan een huldeblijk aan het trouwend Vorstelijk Paar. D ie demonstreeren even hun eenheid. En het was niets, want dadelijk daarop hoor ik at: Ober nog een rondje oranjebitter f Net als die heeren van het .C. A. comité, die zaten weer bij ons, en als zij zoo wat drinken zitten ze meteen weer vol plannen, de Heeren en bij het vijfde rondje staat een van de Heeren op ik noem geen namen en zegt: Heeren, zegt hij; een idee. Als wij dood zijn, wie zal dan nog weten dat er ooit een I.C. A. was, wie zal dan nog reclame voor ons maken? Niemand zegt hij en ik knik en zegt hij: Kist hov je er buiten ! En daarom moeten wij voor ons zelf een monument op richten op de Dam, een verlichte zuil, net zooals wij deze stad ver lichten, een soort nieuwe Naatje, een Icaatje. En onder het zesde rondje hebben ze de plannen gemaakt. Dat zijn de lawaaiige rijken. En dan heb je nog zegt de Heer Communist van de leestafel, die in de Nieuwe Rotterdamsche Courant had zitten lezen: dan heb je nog de stille rijken, zegt hij, dat zijn de gevaarlijkste, zegt hij, dat koopt kranten, zegt hij, in het geniep. Nee Kist, zegt hij en staat op om zijn jas te krijgen, schreeuwen is zilver, maar zwijgen.... En geeft hij mij een stuiver fooi! ISlieuwe practische -*^ Dprhrt.ppiMfT / "fr, I>v -i VIOLEN (pittig) ORCHIDEEËN (zeer pittig) Eén ons in een sierlijk doosje, 32 cent MARGRIETEN CHRYSANTEN (zacht) (melk) r-f: PAG. 17 DE GROENE Ne. 3100 PI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl