Historisch Archief 1877-1940
li
Een verhaal van De Groene
PAS OP UW
Uit HET DEENSCH VAN AAGE V. HOVMAN
ALSTUBLIEFT mijnheer, gaat u zitten, zoo,
scheren? en knippen? allebei? zeker mijnheer.
Is er meer opleving in het bedrijfsleven; des
te beter meneer.
Neem mij niet kwalijk mijnheer ja ik bedoel u
daar bij de deur is u zeker dat het uw eigen hoed is,
die u daar meeneemt? Neen dat weet u misschien
zelf het beste; ik dacht dat het de verkeerde was.
Het is beter als zoo iets dadelijk in orde is; later is
het altijd onzeker. Zekerheid is beter en veiliger,
zooals de Duitschers zeggen. Ha, ha, die is goed
mijnheer, die is goed. Dag mijnheer.
Ja zoo werd bijna uw hced meegenomen. Ge
lukkig bijtijds gemerkt dezen keer ! Niets te danken
mijnheer; ik zal 't u zeggen mijnheer; ik houd altijd
een oog op de hoeden. Ik weet niet of het u al eens
gebeurd is mijnheer -r- maar het kan heel vervelend
zijn als je hoed verwisseld is. Ja, het kan de merk
waardigst d gevolgen hebben !
Zou u willen hooren hoe het met mij ging mijnheer ?
Wel mes goed, mijnheer? Ja? dan is het in orde.
Ja, het was in een bloemenwinkel, op een avond
vlak voor sluitingstijd; ik was binnengegaan om
begrijpt u mij goed een paar bloemen te koopen
voor het graf van Delle op het hondenkerkhof. Het
was net een jaar geleden, ik heb van Delle gehouden
en Delle was de beste hond die ik ooit gehad heb
dat kan u gelooven, Delle was een goede hond!
Als er n is die bloemen op zijn graf verdient,
dan is het Delle, dacht ik toen ik aan de kleine
schrijftafel stond in den hoek van den winkel, en
ik dacht, wat ik op de kaart zou schrijven die aan
den ruiker zou zitten. Delle mocht best een paar
hartelijke woorden van zijn baas hebben, dacht ik.
Ik had mijn hoed een beetje verder weggelegd, dan
was het alsof de gedachten vrijer waren. Eindelijk
besloot ik te schrijven?wenscht u friction mijnheer
of.... Friction, zeker mijnheer.
Ik schreef.... maar daar komen wij later nog
aan. Toen ik klaar was en weg wilde gaan, merkte ik
dat mijn hoed verwisseld was. Ik zou het mij niet zoo
aangetrokken hebben als die hoed net zoo goed of
beter dan de mijne was geweest, maar hij was veel
slechter en er waren groote vlekken op het lint en
de mijne was bijna nieuw. Ik kon onmogelijk met
zoo'n ouden hoed Delle's graf bezoeken. De man die
mijn hoed had meegenomen was verdwenen, rnaar
gelukkig wist de winkeljuffrouw zijn naam en
adres, want in den hoed stonden de letters M.M.,
dat was zeker Morten Mortensen, een suikerbakker,
hij woonde bij zijn ouders, de gepensioneerde
chefdierentuinoppasser Mortensen en zijn vrouw,
Humlegade 18.
In de hoop gauw mijn hoed terug te krijgen ging
ik naar de Humlegade. Na een goed half uur stond
ik voor het huis, het was een mooi huis, ik ging naar
boven, het was een mooie trap, en ik las de namen op
de deuren. Op de tweede verdieping stond Morten
sen. Ik belde en werd binnengelaten.
IK had zeker verwacht vriendelijk te worden ont
vangen, want ik ontvang ook altijd iedereen
vriendelijk, maar Zoo vriendelijk als de familie Mor
tensen mij ontving had ik het zeker niet verwacht,
nog. nooit en nergens ben ik zoo vriendelijk ont
vangen als daar. Toen de deur open ging zag ik, dat
de kamer feestelijk versierd was en in 't midden stond
de heele familie in haar Zondagsche kleeren en ont
ving mij met: Welkom, wat aardig van u dat u ge
komen is" en wat zijn wij blij u te zien" en ,,wij
verheugen ons kennis met u te maken" en ,,isu einde
lijk gekomen!" Ik was geheel onder den indruk,
maar voor ik kon zeggen.... wilt u liever de
schaar of de machine mijnheer? de schaar, zeker
mijnheer voor ik dus kon zeggen waarvoor ik
kwam, hadden ze mij binnen getrokken en niet alleen
mijn hoed maar ook mijn jas, mijn das en mijn
overschoenen afgenomen.' Kom binnen", zei een
deftig uitziende oude dame, dat was zeker mevrouw
Mortensen, nee maar, en bloemen heeft u ook
meegebracht, wat aardig van u", en voordat ik kon
protesteeren had ze Delle's bloemen gepakt en in een
vaas gezet. Onder luid gejubel werd ik in de mooiste
kamer gebracht. Dank u, dank u, het is al te veel
eer, zei ik, ik kom toch maar om.. .." Spreek daar
niet van" zeiden ze. Stel je voor dat wij ons nu niet
mochten verheugen, dat u er bent, wij hebben zoo
op u gewacht."
Gaat u nu maar zitten", zei de oude heer,
zeker meneer Mortensen, dacht ik, en drink een
glas wijn met ons." Ik probeerde hem te verklaren
dat ik daar niet voor gekomen was en het alles
toch te veel eer was, maar het hielp niets, vóór ik
tijd had om meer te zeggen, werd mij de mooiste
stoel van de kamer aangeboden en kreeg ik een glas
wijn in mijn hand en om mij heen stond de heele
familie Mortensen en zei proost" en welkom
hier". Ik voelde mij heel weinig op mijn gemak met
al die hulde en dacht: nu moet ik toch over mijn
hoed beginnen te praten. Ik kijk dus in den kring
om mij heen om iemand te ontdekken die misschien
Morten Mortensen was, met hoedgrootte nr. ?y4.
Ja, Adelie is zoo net weggegaan om koekjes te
halen", zei mevrouw Mortensen, ze is direct
weer terug."
Ja maar, mijnheer Morten....", begon ik.
Och, kent u Morten ook," zei mevrouw Mortensen,
hij komt straks ook, hij heeft zijn werk hier zoo
ver vandaan, ja en .wat was er ook weer, zei hij
niet dat hij nog wat bloemen wilde koopen...."
Ik dacht er over om te gaan, en te zeggen, dat
ik later terug zou komen, maar ik ben een beetje
verlegen en kon er niet toe komen van die aardige
menschen weg te gaan, die zoo blij waren mij bij
zich te hebben. Misschien zouden ze wel beleedigd
zijn, en wij hadden ook net wijn gedronken.
Dus onderhield ik mij met de menschen en
praatte over het weer, hoe het vandaag was, hoe
het gisteren was en hoe het over 't algemeen in
den laatsten tijd was geweest, en toen praatten wij
over andere dingen en meneer Mortensen was net
bezig mij te overtuigen van het verkeerde om
olifanten speculaas te voeren inplaats van graan,
toen een jong meisje binnenkwam.
Lieve Adelie," riep mevrouw Mortensen, kijk
eens wie hier is ?"
Adelie keek heel verwonderd en een beetje
radeloos naar mij.
Maar, Adelie," riep haar vader, wat sta je
daar te kijken.... waarom ga je niet naar hem
toe en geeft hem een zoen?"
Ik moet zeggen, ik was heel verbaasd. Er is
misschien een vergissing in het spel", wilde ik net
zeggen, maar Adelie riep vol schrik: Maar vader l"
toen sloeg ze haar handen voor 't gezicht en liep
naar de keuken.
Wat was dat nu met haar?" zei haar vader, en
ik dacht.... nee, achter de vrouwen kom ik nooit."
Arm kind", zei mevrouw Mortensen ze is
alleen erg geschrokken, wij zijn ook met zooveel
menschen bij elkaar, als ze een oogenblik alleen zijn
geweest dan komt het wel weer in orde." En ze kijkt
mij aan: wilt u niet even u is zoo aardig!
wilt u niet even gaat u even naar de keuken en
praat u even met haar, dan wordt ze weer blij, ze
heeft ons zooveel van u verteld."
Ik stond een oogenblik radeloos, maar mevrouw
Montensen vroeg het zoo vriendelijk en ik dacht
aan den wijn, hoe aardig ze allemaal waren....
als ik hun nu een pleizier kon doen, wilde' ik het
graag doen.
IK ging naar de keuken naar Adelie, ze zat op
een hooikist en schreide. Ik ging naar haar toe
om haar te troosten en zei wenscht u het haar
gewasschen mijnheer ? Zeker mijnheer ik zei
tegen haar: Nu niet meer huilen, vertel mij maar
wat er gebeurd is en wat dit alles beteekent, hoe
kan ik u helpen?" Ze keek mij aan met tranen in
haar oogen. O, ik ben zoo ongelukkig," schreide
ze. ,,Wees nu stil en neem het niet te zwaar op," zei
ik/en zette mij naast haar. En zoo vertelde ze mij
dat ze kennis had gemaakt met een kantoorbediende
die zoo aardig en vriendelijk tegen haar was geweest
en waarvan zij zooveel had gehouden en hij ook
van haar; ten minste dat had hij altijd gezegd. Ze
hadden zich vanavond willen verloven en haar
ouders zouden met hem kennis maken, maar
vanmiddag ontmoette ze hem op straat en hij was
volkomen veranderd, hij wilde niets met de heele
familie te maken hebben. Toen was zij beleedigd
en ze kregen ruzie, en op het laatst zei hij dat hij
haar nooit meer wilde zien.
Ik troostte haar zoo goed ik kon en zei: mannen
zijn dikwijls onbetrouwbaar, zémoest het zich maar
niet zoo aantrekken.
Ze begon weer te schreien en zei weer, dat zij
zoo ongelukkig was, ze durfde haar ouders niet te
vertellen dat het uit was, haar moeder zou gaan
schreien en haar vader zou boos worden, en de
heele familie die er dan bij was ! Ik had medelij den
met het arme meisje. Ik dacht een oogenblik na
wenscht u friction of brillantine mijnheer, ja
zeker mijnheer-*-of ik niet iets voor haar kon doen,
misschien alleen maar voor vanavond, Delle zou
er zeker niets tegen hebben als ik inplaats van van
daag morgen op het hondenkerkhof kwam.
Ik zag een heerlijke taart op de keukentafel staan
met slagroom er op en misschien met nougat er in,
ik hield altijd erg van taart en nog meer als er
PAG. 16 DE GROENE No. 3100
nougat in was en zoo kwam ik tot het edelmoe
dige besluit om voor vanavond, maar alleen voor
vanavond, den trouweloozen kantoorbediende te
vervangen, later kon Adelie dan vertellen dat het
uit was. Het arme kind was getroost, zoo was het
schandaal afgewend, in elk geval voorloopig. Ze
droogde haar tranen en wij gingen hand in hand
de kamer binnen.
Adelie zag er heel blij uit, dat vond de familie ook.
Nu, dat is beter", zei de schoonvader en tikte mij
en Adelie op de schouders.
Op dit oogenblik kwam Morten Mortensen thuis.
ik zag hem mijn mooien hoed in de gang ophangen
toen kwam hij binnen met een grooten ruiker uit
den bloemenwinkel. Met een paar aardige woorder
verwelkomde hij mij en gaf Adelie en mij de bloemen.
,,Lieve kinderen, wat feestelijk met al die bloe
men," zei mijn schoonmoeder en zette de bloemer
van zwager Morten en mij midden op de tafel, toer
vielen haar oogen op de kaart en ze las: ,,Mijn eigei
Delle, neem deze bescheiden bloemengroet, ik za
je nooit vergeten je trouwe oogen, je zachti
haren, je stevige lichaam en je frissche snoetje".
Mijn schoonmoeder vond het erg lief, dat ik Adeli<
Delle noemde, maar dat andere begreep ze niet zot
goed: je frissche snoetje! wat gek om zoo iets t>
schrijven, ,,want, dat durf ik gerust te zeggen zonde
mezelf in de hoogte te willen steken, iedereen kar
zien dat Adelie een heel mooi gevormde neus heeft".
zei mijn schoonmoeder, en ze was heel beleedigd
Ik haastte mij haar te verklaren dat ik zoo verstrooi.
was geweest en dat ik zoo'n haast had, maar z
zei: ze kon zoo iets wel begrijpen in de omstandig
heden waarin ik mij nu bevond. Dat verzoende haa
een beetje, ja, ze werd zelfs ontroerd: dat ik zo >
verliefd was, en ze zei heel zacht dat ze ook een,
zoo jong en verliefd was geweest, daarom kon z
het wel begrijpen en vader Mortensen werd ook ont
roerd en tikte haar op de wang en zei: Ja ja, moe
dertje, dat was toen wij jong waren."
Ik raakte bevriend met de heele familie, maar toe;
ik eindelijk naar huis moest gaan, kon het nier
anders of ik moest Adelie in 't bijzijn van de heel?
familie een zoen geven en beloven dat rk gauw teru^
zou komen. Ik nam mijn eigen hoed van den kapstok,
dien zwager Morten er op had gehangen, en toen i:
naar beneden ging dacht ik dat die avond toch w d
Delle's bloemen waard was geweest.
WILT u een scheiding hebben mijnheer1
Zeker mijnheer! Wat zegt u, of het verhaf l
een gelukkig einde nam? Integendeel, het eindigt
er mede dat ik met Adelie ben getrouwd. En nu kut t
u zien mijnheer, hoe het kan eindigen als me i
zijn hoed verwisseld heeft. Maar het ergste van ru t
verhaal was, dat zwager Morten zijn verstand vei
loor. Want toen hij naar huis ging ontdekte hij de t
zijn hoed verwisseld was, en toen hij later dien
nieuwen hoed aan de heele familie wilde laten zien,
was het de oude, dat kon hij niet begrijpen. Hij hrd
met zijn eigen oogen gezien dat het een andere ho d
was en nu was het toch dezelfde; hij was er alti d
over aan 't denken en Adelie durfde het natuurli k
niet te vertellen hoe dat in elkaar zat, om de goe Je
verhouding niet te verstoren. Adelie vond I et
zonde voor hem en bepraatte mij om mijn hoed w< er
met den zijnen te verwisselen, maar dat maakte t et
nog erger, want nu werd de arme Morten er hee
emaal niet meer uit wijs. Nu was dus z in
hoed tóch een vreemde hoed. Zwager Mort-n
was er zoo mee bezig dat hij niet meer et ;n
kon en nog minder slapen. De gedachten plaag
den hem dag en nacht, hij dacht alleen aan < ie
hoeden. Adelie was bezorgd over, zijn toestand :n
vroeg nu om beide hoeden aan haar te geven.
Adelie nam beide hoeden en verbrandde ze in
de kachel; dan moet het maar een offervuur wort'en
om rust in 't huis te brengen zei ze, maar ik da< ht
dat ze mijn hoed wel had kunnen sparen, w; nt
mijn hoed had een waarde op zichzelf omdat hij < ns
bij elkaar had gebracht.
Intusschen beteekende het verdwijnen van lie
hoeden een opluchting voor zwager Morten, hoe- 'd
hij den samenhang niet kon begrijpen. Hij haa de
uit de kast een oude pet en vond dat die hem v ;el
beter stond en toen zei hij dat men niet mocht tob' en
over problemen die het noodlot geeft en die wij i iet
kunnen begrijpen en als wij nu voorzichtig : ijn
en niet het woord hoed" noemen, dan is zw? ;er
Morten volkomen goed bij zijn verstand.
Alstublieft mijnheer, dat is scheren, knippn,
haarwasschen samen vijfenzeventig cent. D. nk
u wel. Dank u wel mijnheer. Dag, mijnheer !
Wacht, neem mij niet kwalijk mijnheer, u ne -rnt
toch den goeden hoed? Ja, meneer, een mer.ich
kan nooit voorzichtig genoeg zijn ! ,
De witste tanden,
indien U poetst met wat goeds, dus met
Tube 60 «n 40 et. Doot 20 et. IVO ROL
&W
Op- en aanmerkingen
tut onzen lezerskring
Aan Mr. L* H. v. Holthoorn'
Rambonnet
U verweet mij in het nr. van de
Groene van 17 October 1936
gebrek aan respect voor die
genen, die het hun plicht achten om
deel uit te maken van een Nederlandse,
in 't algemeen een nationale
weermacht. Zelf neemt U, als ik, het stand
punt in, dat er een snel en onfeilbaar
functionnerende internationale
veiligheidsmacht" moet komen; een
politieleger dus, dat, bij noodzaak opererend
ter handhaving ener internationale
rechtsorde, (i) den Staten veiligheid
kan waarborgen en (2) tot ordever
storing geneigde Staten een halt toe
kan roepen. U ziet de vorming van
zulk een politieleger als werktuig in de
hand van een Rechtsinstituut boven
de soevereiniteit der staten als een
ethische en praktische noodzakelijk
heid, naar ik vermoed in de overtuiging,
dat, als ergens Staat en Recht in con
flict komen, behartiging van het
Rechtsbelang voorkeur verdient. Ook
U zult boven een opvatting als Recht
ist, was dem deutschen Volke nützt"
stellen een inzicht als waarvan Prof.
Van Vollenhoven reeds in 1916 getuig
de, toen hij onze Grondwetsartikelen
De Koning verklaart oorlog" en Tot
bescherming der belangen van den
Staat is er eene zee- en landmacht"
overblijfselen uit het heidense tijdperk
der statenverhoudingen noemde, daar
hier van mogelijke willekeur en dienen
van Staats-eigenbelang in plaats van
dienst van het Recht sprake is. Hij
noemde op deze plaats in de G. W.
een ondubbelzinnig verbod van
oorlogverklaring door Nederland op zijn
plaats.
Maar zolang de internationale rechts
orde en haar politieleger niet bestaan,
acht U de positie van den militair in
een nationaal leger, die in oorlogstijd
wel de (ongewenste) onbeperkte soeve
reine wil van zijn Staat wenst te
dienen o.a. door mensen te doden,
een positie, die recht heeft op veel
respect. Hierin ga ik voor het eerst
niet geheel met U mede. Er zijn Staten,
die gaarne bereid zijn om te vechten
voor nationale belangen, welke kenne
lijk zozeer met het internationaal wel
zijn strijdig zijn, dat vrijwillige deel
name in hun weermacht hoogstens
op respect van een lage orde, nl. het
nationaal respect, aanspraak kan ma
ken niet op het respect van den
wereldburger en diens respect is toch
het enige, dat wij als maatstaf mogen
aanleggen.
Rest de positie van den militair, die
deel uitmaken wil van de weermacht
ener Staat, die waarschijnlijk nimmer
internationale rechtsschending door
oorlogsdaden zal plegen zoals de Scan
dinavische landen, Nederland of enige
andere militair-zwakke mogendheid
en waar de weermacht inderdaad
vrijwel als enige taak kan hebben om
op te treden ter handhaving van het
Recht (voor zover dan althans de nu
eenmaal bestaande toestand in verband
met koloniënbezit, controle over ver
keerswegen, grondstoffen enz. inter
nationaal als rechtstoestand mag wor
den aanvaard). Wanneer U in mijn
woorden in dit opzicht een gebrek aan
respect gelezen hebt, heb ik mij
ter plaatse te sterk uitgesproken onder
invloed van verontwaardigde
gekantheid tegen het dreigend
ultra-nationalisme, dat zo gemakkelijk met de
gedachte aan de weermacht verbonden
wordt (vergel, alweer de betreffende
Grondwetsartikelen). Mensen te doden
zal altijd een kwaad zijn, maar ik
vrees, dat er hier tegenover het
afschuwelijke, geheel laakbare kwaad
van krijgsvoering om redenen van
ongerecht Staatsbelang strijdvoering
om der wille van rechtshandhaving
noodzakelijk zal blijven. Dat deze
strijdvoering niet aan nationale
strijdmachten in dienst van soevereine
Staten doch aan een gezagsapparaat
in dienst van een internationaal Ge
rechtshof moet worden toevertrouwd,
mag, in mijn oog evenals in het uwe,
niemand verleiden tot gebrek aan
respect voor hen, die, in een inter
nationale in plaats van een te nationa
listische gezindheid, het Recht op de
thans beperkt-mogelijke wijze willen
trachten te dienen in een krijgsmacht
als bijvoorbeeld de Nederlandse.
A. VIRULY
IN de rubriek Ik zeg " is
l plaats voor uittingen van lezers,
voor zoover zij van algemeen be
lang zijn. Bijdragen, die niet kunnen
worden opgenomen,
worden^teruggezonden wanneer porto hiervoor
bij de kop/ is gesloten.
Hendrik Kist. Ober-kellner:
SCHREEUWEN IS ZILVER...
E mensch heeft nu eenmaal
eigenaardigheden zeg ik tegen
Willem van de biljarten, dat
moet je nemen en zeg ik je moet
ze kennen van de Heeren en Dames
publiek zeg ik, anders is het: weg
fooi. Wij hebben een Heer Raadslid,
die praat en dan luister ik zeg ik,
want anders is het kwartje fietsen.
Het heele jaar krijgt hij presentiegeld
om te praten en bij mij mag hij
ervoor betalen zeg ik tegen Wil
lem, die voor zooiets niet zoo veel
gevoel heeft en wat zijn de bil
jarten tegen de gewone zaal, waar
het moeilijker werken «? Daar heb
je de geksten, ik denk aan de Heeren
professoren en wetenschappelijke
Heeren en Dames van de
Vereeniging voor Staatshuishoudkunde en
Statistiek, die hier in Amsterdam een
vergadering hadden en bij ons zaten
na te kaarten. Nou zegt de Heer
Professor Goudriaan, die reist
tusschen Eindhoven en Amsterdam
heen en weer: Kist zegt hij, met de
devaluatie is het de koe, die gemolken
moet worden.
En ik denk, dat is een grap ik
denk: lach Kist, als in de opera over
Palazzo, maar nee zegt hij, dat is mij
ernst en zat hij gezellig aan een
tafeltje met mej. Mr. van Dorp, dat
is ook al een oudgediende, die zegt:
Kist, zegt zij u hebt koffie voor vier
en er zijn vijf Heeren publiek, wat
dan! Dan water er bij zeg ik, en
weg fooi. Want zoo zijn ze,
ecoiomisch in alles/
Wij hebben bij ons een ouden
Heer en Filosoof van boven de 60
een Heer van verstand en eiken
avond een groc, die zegt: Kist, wij
zijn een vloeibaar land, zegt hij,
klare en baren. Maar mét dat hij
het zegt kijkt hij mij zoo aan: Nou
zegt die Filosoof, dat is vreeselijk,
met de storm langs de kust. Dan
neemt de zee zijn offers zegt hij. Ja,
zeg ik, zoo heeft elk beroep zijn
gevaren. Ik heb vroeger is klare
per dag gedronken, en daar kom je
niet van los, net als de zeeman van
de zee.
is het maar net als je het
ziet: er is ellende in de wereld.
En nou is het de tijd, om er weer
wat aan te doen. Daarom is het
evengoed mooi, dat ze de stille armen
in den lande en in Amsterdam eens
wat goed willen doen, ik zeg: tegen
Kwart Voor Twaalf, ik zeg: bij ons
in de zaak lijkt het wel lawaaiige
armen, in een heele maand zooveel
verval om mijn schoenen te verzolenl
Daar zit Maandagmiddag die
sippe Heer Kutten nog sipper dan
anders te staren in zijn
Brandewijntje-mét en zeg ik: Ja meneer Ratten,
dat is naar dat ik in kranten leest
dat uw film Comedie van het Geluk
niet doorgaat, k zeg: die Heeren van
de film Comedie om Geld hebben
meer geluk gehad, k zeg: ditmaal is
de comedie om het geld niet gelukt
en was hij boos en weg fooi!
Laatst staat ik rustig te soezen
bij het buffet: daar opeens in een
hoek een reuze getier. Ik hoor wat
vallen en gescheld en wil toeloopeh.
Nee, zegt de nieuwe buffetchef, dat is
niets: daar zitten de Heeren van het
nationaal-comitèvan een huldeblijk
aan het trouwend Vorstelijk Paar. D ie
demonstreeren even hun eenheid.
En het was niets, want dadelijk
daarop hoor ik at: Ober nog een
rondje oranjebitter f Net als die
heeren van het .C. A. comité, die
zaten weer bij ons, en als zij zoo wat
drinken zitten ze meteen weer vol
plannen, de Heeren en bij het vijfde
rondje staat een van de Heeren op ik
noem geen namen en zegt: Heeren,
zegt hij; een idee. Als wij dood
zijn, wie zal dan nog weten dat er
ooit een I.C. A. was, wie zal dan nog
reclame voor ons maken? Niemand
zegt hij en ik knik en zegt hij: Kist
hov je er buiten ! En daarom moeten
wij voor ons zelf een monument op
richten op de Dam, een verlichte zuil,
net zooals wij deze stad ver lichten, een
soort nieuwe Naatje, een Icaatje.
En onder het zesde rondje hebben
ze de plannen gemaakt. Dat zijn de
lawaaiige rijken. En dan heb je nog
zegt de Heer Communist van de
leestafel, die in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant had zitten lezen:
dan heb je nog de stille rijken, zegt
hij, dat zijn de gevaarlijkste, zegt hij,
dat koopt kranten, zegt hij, in het
geniep. Nee Kist, zegt hij en staat
op om zijn jas te krijgen, schreeuwen
is zilver, maar zwijgen.... En geeft
hij mij een stuiver fooi!
ISlieuwe practische
-*^
Dprhrt.ppiMfT /
"fr,
I>v -i
VIOLEN
(pittig)
ORCHIDEEËN
(zeer pittig)
Eén ons in een
sierlijk doosje, 32 cent
MARGRIETEN CHRYSANTEN
(zacht) (melk)
r-f:
PAG. 17 DE GROENE Ne. 3100
PI